ALKMAARSCHE COURANT I I 1 N\ 18. Zesenzestigste Jaargang* M\ i I Zondag 1 Mei. 11 i vV" 4®^ dHfictccl (Scbcdtc. Sleeswijk-Holstein Limburg. 3.'is! Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post 4, Brieven franco aan de Uitgevers HER M". COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden berigten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Ontvangen hebbende eene missive van den Heer Arron dissementsijker alhier houdende //Kennisgeving van dg dagen //tot den Herijk der Malen en Gewiglen binnen deze gemeente, »voor de diénst van 1864 vastgesteld, en tevens verzoek om //daarvan de vereischte kennisgeving aan de belanghebbenden «te willen doen." Gezien art. 13 van het Reglement op den Herijk, vervat in de dispositie van Hèeren Gedeputeerde Staten van Nóord- Holland van den 31»te" Januarij 1822, n°.42 (Prov. blad n». 8). Gelet op de wettelijke bepalingen, ten aanzien van den Herijk bestaande. Brengen mits deze ter kennis van de belanghebbenden zoo in als onder de Jurisdictie dezer gemeente wonende: Dat tot den Herijk zal worden gevaceerd in het gewone IJk-Kantoor onder het Stadhuis en wel VOOR DE GEWONE MATEN EN GE WIGTEN te beginnen met Maandag den 18^° April en zoo voortgaande gedurende dc geheele maand Aprilen vervolgens tot. en met den 14den Mei e.k., alle vier eerste werkdagen van elke week, met uitzondering van den Hemelvaartsdagvan 's morgens 9 tot 's namiddags 3 ure. en voor het MEDICINAAL EN HET GOUD- EN ZILVER-GEWIGT, gedurende diezelfde 4 weken, alle Vrijdagen, des namiddags van 3 tot 6 ure. Burgemeester en AVethouders herinneren bij deze gelegen heid ieder belanghebbende, dat, ten gevolge der bestaande wettelijke verordeningen: 1°. De Herijk jaarlijks moet geschieden. 2". Hij verpligtend is voor alle in de winkels magazijnen verkoop- of werkplaatsen in gebruik of voorhanden zijnde Nederlandsche maten en gewigtenzoowel voor natte als drooge waren. 3". Hij, voor zooveel de lengtematen betreft, zich niet enkel bepaalt, tot de el Ie geschikt tot het melen van stoffen, maar ook tot. alle duimstokken kettingen en maatstaven bij de handwerkslieden of administratiën in gebruik. 4». Van de. drooge waren welke met. den strijker worden afgestreken, ook de strijkers aan den ijk zijn onderworpen. 5°. De ijk van het goud- en zilver-gewigt zich uitstrekt tot de korrel en van het medicinaal gewigt tot de I grein ingesloten. 6". Geene maten en gewigten anders dan behoorlijk schoon gemaakt en van "alle vuil ontdaan ten herijk kunnen worden aangeboden. Burgemeester en Wethouders zijn tevens door den Heer Arrondissement.s ÏJker verzocht, de belanghebbenden Ie ver wittigen. dat na den afloop van den door H. H. Gedeputeerde Staten voor den herijk gestelden termijn geene latere zittin gen zullen plaats vinden, maar dadelijk daarna tot het bij de 'wet voorgeschreven onderzoek zal worden overgegaan hen tevens uitnoodigende om niet tot de laatste dagen der zitting te wachten, maar zich van den beginne af, tot het doen herijken hunner maten en gewigten aan te melden terwijl tot bevordering van hun gemak, eiken morgen ten half negen ure zal worden gevaceerd tot de afgifte van volgnum mers voor dien of zoo de aanvrage te groot mogt zijnvoor eenen volgenden dagin het vertrouwen dat op deze wijze een ieder gaarne zal willen medewerken tot, eenen geregelden en voor zich zeiven gemakkelijken afloop van zaken. Men zij opmerkzaam, dat ieder aftegeven billet slechts voor één persoon geldende is. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 11 April 1864. üe Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen hij deze ter kennis van de belanghebbenden Dat de aandeelen No. 35 en 40. ieder groot 1000, def gèldleening. aangegaan krachtens besluit van den ge meenteraad dato 6 December 1854, op den 19 April 1864 door hen zijn uitgeloot en gemelde stukken mitsdien den 1 Augustus a.s. of later met de niet verschenen couponbladen, bij den Gemeenteontvanger ter aflossing kunnen worden aan geboden. Burgemeester ert Wethouders voornoemd Alkmaar A. MACLAINE PONT. den 22 Aprill&64. üe Secretaris SPANJAARDT. BRANDWEER. RECLAMES BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemééne kennis Dat het onderzoek der reclamestot vrijstelling van de dienst bij de brandweer, zal plaats hebben op Maandag, den 3 Mei 1864des namiddags ten 5 ure ten raadhuize dezer gemeentewaarbij tegenwoordig moeten zijn zij die wegens ligchaamsgebreken verlangen vrijgesteld te worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 22 April 1864. üe Secretaris, SPANJAARDT. JAGT en VISSCHERIJ. De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt ter ken nis vSn belanghebbenden: Dat de blanco aanvragen ter bekoming van jagt- eu ■Vischakten Voor het jaar 1861/65, ter secretarie der gemeente verkrijgbaar zijn gesteld, Alkmaar, De Burgemeester voornoemd den 20 April 1864. A. MACLAINE PONT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR Ontvangen hebbende eene dispositie van den Heer Com missaris des Koning in de Provincie Noord-Hollandvan den 18 April 1864, No. //A (verzameling circulaires No. 22). houdende bëpajlirrg omtrèfrt den tijd der uitgifte van de ver klaringen van aangifte voor dè Personele Belasting en het Regt van Patent, over de dienst, van 1864/65. Gezien art. 30 2 der wet. van 29 Maari 1833 (St.aatsbl. n°. 4). Maken aan de Ingezetenen dezer Gemeente bekend Dat de Ontvanger der Directe Belastingen binnen deze gemeente, aan hunne* woningente beginnen met Vrijdag den 6d™ Mei aanstaande.en vervolgens, zal doen bezorgen een Beschrijings-billel t hetwelk inhoudt, eene korte schets van de grondslagen der voornoemde Belasting, zijnde: 1°. üe Huurwaarde. 4°. Het Mobilair. 2''. Deuren en Penstere. 1 5°. üe üiensl- en Werkloden. 3°. Haardsteden. I 6°. Paarden. bij welk billet, waarin de verpligting jegens 's Rijks Schatkist. met betrekking tot de belasting, zal worden opgegeven aan ieder ingezetenen de noodige vragen dienaangaande ter be antwoording zullen zijn voorgesteld ten einde het met de meeste naauwkenrigheid in te vullen. Dat binnen acht dagen na de uitreiking van voormelde billetten, dezelve ingevuld van de woningen der Ingezetenen, door of van wege den Ontvanger zullen worden afgehaald. Dat zijwelke bij liet bezorgen der i-illetten of ook bij, het terughalen daarvan mogfen zijn overgeslagenzich in geen geval kunnen beroepen op zoodanig verzuim, maar integendeel gehouden zijn, om de vereischte en hehoorlijk ingevulde verklaring, vóór of uiterlijk op den 16denMei eerst komende, in te dienen ten kantore des Ontvangers, alwaar de billet.ten ter invulling steeds verkrijgbaar zulleu zijn. Dat een ieder gehouden is. de te doene aangifte met, zijne handteekening te bekrachtigen, of ingeval iemand betuigt niet. te kunnen schrijven, deze invulling in zijnen naam door den Ontvanger of diens gemagtigde t.e doen bewerkstelligen, met, vermelding der redenen waarom; hetwelk zal moeten geschieden in tegenwoordigheid van een derden persoon, welke de aangifte, na voorafgaande voorlezing met den Ont vanger of deszelfs gemagtigde zal teekeucn. Burgemeester en Wethouders verwittigen voorts, naar aan leiding van het laatste gedeelte van 2 van art. 30 der voorz. wet, de belapghebbendendat als tegenschatters ingevolge dat artikel zijn benoemd: Cornelis Croll, Cornells Koeman, Jan Dekker en Johan Daniel Masee en dat de bevolking dezer gemeentevoor zooveel dezelve tot maatstaf van de belasting van sommige grondslagen dienen moet, bedraagt een getal van 11054 zielen. Burgemeester en Weihouders vermanen de Ingezetenen, om met de meeste naauwkeurigheid en binnen den bepaalden termijn de invulling hunner béschrijvings-billetteu te bewerk- srelligen ten einde de orde en den geregelden afloop der beschrijving t.e bevorderen, en zich tevens te beveiligen tegen het nadeel, hetwelk een gevolg zoude zijn van de toepassing der boeten en pcenaliteiten welke tegen valschheid en on- naauwkeurigheid der invulling zijn vastgesteld. En opdat niemand hieromtrent, onwetenheid voorwende zal deze aangeplakt, en in de Stads Courant geplaatst worden, terwijl afschrift, zal worden medegedeeld aan den Ontvanger der Directe Belastingen tot. deszelfs informatie. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 23 April 1864. üe Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden Dat het kohier der gemeentebelasting op de honden over 1864 den 13 dezer door hen voorloopig is vastgesteld en gedurende 14 dagen na heden op de secretarie der gemeente ter lezing is nedergelegd. Burgemeester en Wethouders voorn., Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 26 April 1864. üe Secretaris, SPANJAARDT. Da onderstaande personen worden verzocht zich in de eerstvolgende acht dagen aantemelden Ier secretarie dezer gemeente (afdeeling BevolkingROELOF VERVVEIJ. laat ste woonplaats Bolsward; fREDERIKA MARGARETHA KLINKENBERG 1. w. Deventer; GEERT'RUlDA v&N OVERSTEEG. I. w. Rotterdam. //Die zieh aan een ander spiegelt, spiegelt, zich zacht" het spreekwoord der voorzigtigheid, en zijn behartiging daarom aanbevelenswaardig. Maar dan ook achten wij het steeds meer van onzen pligtgebruik te maken van de welligt spoedig voorbijgaande opmerkzaamheid van het Nederlandsche volk, van zijn Regering en Vertegenwoordiging en te blijven roepen: er is gevaar, ook voor ons! Wij hopen, dat de kanonschoten voor Duppel en Fredericia ons regt wakker gemaakt hebben; laat ons dan loch de oogen eens goed uitwrijven, en onze betrekkingen tot, den Duitschen Bond naauwkeurig onderzoeken, nu wij een anderen staat voor die heillooze betrekkingen zoo zwaar zien Boeten, Tegen ligt zinnigheid en vreesachtigheid willen wij waarschuwen en tot voorzigtigheid aansporen. De ligtzjnnige verneemt zoo goed als ieder ander de verwoestingen van den krijg het aantal dooden en gekwetsten, de drukkende oorlogslasten, de vernieling van steden en dorpenmaar bij verheugt zich aanstonds weder, omdat de krijg zieh niet aan onze grenzen vertoont, eu in een opwelling van dankbaarheid echter van zeer vlugtige soort. roept hij uit: wat leven wij hier toch gelukkig in ons klein vergeten landjeWie weethoe menig Deensche boeren- of burgerzoon vóór een jaar ook nog zoo sprak, die nu reeds bij het Dannevirke of de Diippeler schansen een bloedig graf heeft gevonden. Mis-cbien zal menigeen onze beschouwing te zwart gekleurd vinden, eu haar wijten aan vreesachtigheid. Wij zullen later gelegenheid vinden om aan te toonen, dat wij ons niet door (ie 'spoken onzer eigene verbeelding bevreesd laten maken, maar dat er werkelijk gevaar bestaat; nu merken wij alleen op, dat zorgeloosheid geen moed is, en evenmin vertrouwen kan genoemd worden, terwijl de vreesachtigheid niet aan vangt waar men op liet gevaar wijstmaar waar, men er voor op de viugt gaat of bet niet zien wil. Men verbaalt van den struisvogel, dat hij, wanneer hij vervolgd wordt, den kop in het zand steekt, en zich zoo gerust stelt, omdat hij den vijand niet. meer ziet. Vele mensclien handelen niet anders; doch het is er nog verre af, dat deze voor moedig gehouden worden. De voorzigtigheid gebiedt v o o r- uit te zien, of hier of daar ook gevaar dreigt; en die moed en tegenwoordigheid van geest bezit, gaat, wanneer hij het ontdekt, niet zitten jammeren, noch sluit, de oogen, maar zietjiet stout in 't. gezigten zoekt het al te wenden. Ten vervolge op het artikel over dit onderwerp in ons nummer van 3 April 1.1. zullen wij trachten aan te toonen. dat ons werkelijk voortdurend gevaar van de zijde des Duit schen Bonds dreigten te gelijk uitzien naar middelen om uit dien onveiligen toestand te geraken. Wij hebben in dat vorig artikel herinnerd, hoe men in 1848 in Duitschland over Limburg en Nederland dachthoe men die Nederlandsche provincie als een deel beschouwde van het Duitsehe vaderland, door Duitschers bewoond, met Duitsehe zeden en gebruiken. Die zienswijze is niet veranderd. De Arnhemsche Courant van 28 Maart 11. wijst, op een artikel in de Rheinische Zeitungwaaruit dit voldoende blijkt. Ne derland wordt daarin voorgesteld als een vijand en bestrijder van de Hoog-Duitschersdruk bezig met Luxemburg dat, volgens dit blad een deel van ons land is te verfran- scheu en de IIooü-Duitsehe nationaliteit in Limburg te bestrij den en te onderdrukken om daardoor de losscheuring van die gewesten uit den Duitschen Bond voor te bereiden. Nederland wordt alzoo vrij wel op ééne lijn geplaatst met Denemarken; even als laatstgenoemde staat sinds lang heelt getracht Sleeswijk te verdeeuschenstrekt zich de begeer lijkheid van Nederland uit tot Luxemburg en Limburg', en de Rheinische Zeitung wijst er daarom op//hoe^ nood zakelijk het voor Duitschland is Denemarkens aanmatigingen met, alle mogelijke kracht den hodem in te slaan; want, met. dienzelfden slag zullen wij tevens de Holla ndsche b e- geerl ijk beid onderdrukken." Proudhon leert, dat eigendom diefstal is en volgens deze stelling zou een die venbende kunnen beweren dat het noodzakelijk was voor het gild door gewelddadigen roof met inbraak de aanmati gingen van zekeren eigenaar met alle mogelijke kracht den 'bodem in te slaan want zou zij zeggen met denzelf den slag zullen wij tevens de begeerlijkheid van andere eige naren onderdrukken. Omstreeks op dezelfde gronden laat zieh liet betoog van liet, üi.itsche blad verdedigen en wer kelijk geldt, bij de Duitschers alle eigendom alle bezit van landen die zij stamverwant gelieven te noementegenover bet algemeene Duitsehe vaderland als diefstal en roof. En zoo wordt ons land voortdurend door het gevaar bedreigd van bij een of andere verwikkeling den geheelen druk van den Duitschen Bond te gevoelen. Limburg zal deelen in de lasten van den Duitschen Bond. en zijn contingent leveren aan het Boudsleger. Doch ook als deel van den Nederlandsehen staat blijven verpligtingen op dit gewest rusten. Het onbillijke van dien duhbeleu last, heeft er reeds toe geleid, dat. eigenlijk in strijd met de Grondwet, de bijdrage voor de Bondskas wordt betaald door het Rijk, en niet door Limburg alleen. Als Zakaria (1) over Limburg schrijft, laat hij de bespreking onzer betrekkingen met den Duitschen Bond na, als tegen woordig van geen practisch belang, en in elk geval uitmakende een lastig en ingewikkeld vraagstuk. Wie kan voorzienin welke moeijelijkheden de Duitsehe inmen ging ons eenmaal bij mogelijke gebeurtenissen brengen kan Die moeijelijkheden ontdekt men gewoonlijl; eerst, wanneer zij reeds werkelijk bestaanen daardoor onvermijdelijk zijn. Doch dan is het ook te laat om ze t.e voorkomen, en de tijd voorbij om ons te verlossen van een bandwaarvan wij het knellende beginnen t.e gevoelen. Zoo mogelijk behooren wij er ons t.e voren zachtjes aan van los te maken. Den 8s1™ Junij 1815 kwam in den naam der allerheiligste en ondeelbare Drieëenheid de Duitsehe Bondsaete tot stand waarvan als doel werd genoemd het behoud van Duitschlands uit- en inwendige veiligheid en der onafhankelijkheid en on schendbaarheid der verschillende Duitsehe staten. Het verbond betrof dus uitsluitend Duitschland en geene andere dan Duitsehe statendaarom werd het ook aangegaan door de souvereine "orst.en en vrije steden van Duitschland, met in begrip van den Keizer van Oostenrijk en de Koningen van Pruissen, Denemarken en Nederland doch deze alleen voor hunne landen die tot Duitschland behoorden. Alleen Duit sehe vorsten kunnen tot den Bond behoorendaarom waren ook de genoemde Keizer en Koningen geen leden van den Bond, dan voor zoo ver zij over Duitsehe landen regeerden; de Koning der Nederlanden niet anders dan voor het Groot- Hertogdom Luxemburg, dat, onbetwistbaar tot den Duitschen Bond "behoorde. Het'is alzoo duidelijk, dat overeenkomstig liet doel van den Bond en den geest der Bondaete geen vorst lid van den Bond kan zijn, dan voor zoo ver hij regeert over een landstreek die tot Duitschland behoort. Van dat doel en dien geest mag volgens de Bondsaete zelve niet worden afgeweken, want de Bond is een bestendige onver anderlijke Bond. Daarom mogen door geene meerderheid van stemmen de grondwetten van den Raad veranderd of gewijzigd wordendaartoe zou volkomen eenstemmigheid noodig=zijn. En bij de Weener slotaete van 15 Mei 1320, die de bevestiging van den Bond ten doel hadwerd uit drukkelijk bepaald, dat de omvangen de grenzen def werkzaamheid van den Bond in de Bondsaete zijn voorge schreven die het groudverdrag en de eerste grondwet dezer vereetiiging is. Terwijl zij het doel van den Bond uitdrukt lezen wij daar -- bepaalt, en begrenst zij te gelijk zijn bevoegdheid en verpligtingen. Geene Bondsbesluiten mogen met, den geest der Bondsaete strijden, noch afwijken van het oorspronkelijk karakter van den Bond zeiven. Daaruit volgt (1) Dentsohes Staats-Wörterbuoh Artikel Limburg.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1864 | | pagina 1