ALKMAARSCHE COURANT W°. 23. Z,esenzesligsle J aargang. i 1 Zondag 5 Junij. K ~l CDfficiccl Ocbccltc. Tappcrspa tenten. Hoe een Nederlandsch volksvertegenwoor diger lessen geeft en ontvangt. Politiek (^oersigt. 1 11 n i f i Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen S en 9 ure. Prijs per jaar/3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post f 4, Brieven franco aan de Uitgevers H E II M". COSTER ZOON. De Advertentiën koblen van 15 regels/ 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegciregt voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 ureingezondeu berigten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR; Gezien art. 2054e lidder gemeentewet. Brengen ter kennis van de belanghebbenden: Dat het kohier der directe belasting over 1804, op den 1 dezer door den gemeenteraad is gearresteerd en gedurende acht dagenaanvang nemende den 6 dezer, ter secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing zal zijn nedergelegd. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 4 Junij 1861. De Secretaris SPANJAARD'!'. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden; Dat het kohier der gemeentebelasting op de honden dienst 1804, op den 1 dezer door den gemeenteraad is vastgesteld met bepaling van den dag der invordering, vóór of op den 1 Augustus a.s., terwijl het op heden aan den gemeente-ontvanger ter invordering is uitgereikt. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 3 Juuij 1864. De Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen bij deze ter kennis van de ouder No. 37. 38. 39 en 40 van tabel No. XIV der wet van den 21 Mei 1819 aange duide pat.ent.pligtige slijterstappers, kroeg-, koffij- huishouders en koflijschenkersbinnen deze gemeente, dat zij hunne patenten kunnen afhalen gedurende de eerst volgende 14 dagenaanvang nemende den 8 dezer, van des morgens 9 2 ure tegen overgifte van het desweze door den Ontvanger der directe belastingen afgegeven refu en vertooning der bewijzen, dat zijhunnen aanslag voor het' loopende dienstjaar voor de helft hebben voldaan. Tevens wordt den belanghebbenden herinnerd dat zonder het bezit, van zoodanig patent,de wet niet veroorlooft een der hierboven genoemde beroepen uitteoefenen. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar A. MACLAINE PONT. den 3 Junij 1S64. De Secretaris, SPANJAARDT. KEN N I S G E V 1 N G. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt, ten gevolge van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der gemeentedat het kohier van iiet patentregt over bet, 4e kwartaal van 18|£, op den 31 Mei 1864, door den Heer Commissaris des Koniugs in de Provincie Noord-Holland executoir verklaard op heden aan den Heer Ontvanger der directe belastingen binnen deze gemeente ter invordering is overgegeven. Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven, 1en einde alle geregtelijke vervolgingen welke uit nalatigheid zouden voortvloeijeute voorkomen. Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voorn., den 4 Junij 1864. A. MACLAINE PONT. Het GEMEENTEBESTUUR van ALKMAAR verlangt aan de Openbare Armenschoolop eene jaarwedde van f 30, eene DERDE HELPSTER voor het onderwijs in de nuttige vrouwelijke handwerken. De onderstaande personen worden verzocht zich in de eerstvolgende acht dagen ter gemeente-secretarie aan te melden (Militie)-. JAN van WIJKARIE STIERMAN. AART QUIK, DIRK TON en AREND de VRIES; tot het afhalen der commjssiën als gedelegeerden voor de Stagts-Loterij M. COHEN A. M. ALLEMAN. Wed. A. G. GERVER. A. DEEN, J. A. ELZAS. L. van LIESHOUT en W. E. VET. van zijn staatkundig beleid moest hem afgeleerd worden, en nu wij de verdediging van den heer de Keverberg gelezen hebben, gelooveu wij werkelijk, dat de les vruchten heeft gedragen, en hij zich niet meer aan zulke fouten zal schuldig maken. //Een vermaard staatsman, Cavour" had de heer de Keverberg gezegden over deze uitdrukking wil hij zich in de eerste plaats verdedigen. Hij is verward en verlegen en niet behoorlijk voorbereid geweesten lieefl zich ongelukkig versproken. Vooreerst, geeft hij te kennen, dat hij niet, in staat is om zich met, juistheid in onze moedertaal uit te drukken; althans hij schrijft, dat, hij toen hij te Leyden zijne regtsstudiën heelt, begonnen geen woord Nederduitsch Nederlandsch zal hij bedoelen kon verstaan, veel minder spreken. Wij begrijpen niet,, hoe de heer de Keverberg dan te Leyden met vrucht heeft kunnen studeren en in <elk geval is liet een leelijk gebrek in een Nederlandsch volksvertegenwoordiger, dat hij zijn taal niet verstaat. De heide andere redenen lot verschooningdie de heer de Keverberg bijbrengt,, zijn, dal hij in de zitting van 14 Mei slechts voor den vierden keer in zijn leven in het openbaar het woord heeft gevoerd en dat hij den tijd niet heeft gehad, de waarde van de woorden zijner repliek te overwegen, die hij onverwijld, onder alle op hem gevestigde oogen der leden van de Kamer verbeeld u eensheeft, moeten uitspreken. Het komt ons voor, dat de Limburgsche afgevaardigde wel zoo goed had gedaan, indien hij zich zijne onbedrevenheid in het spreken in het openbaar had herinnerd, vóór hij zich candidaat, liet stellen voor de Tweede Kamermaar wat is er van zijn bewering, dat hij den tijd niet heeft, gehad om de waarde der woorden zijner repiiekdie hij onver- w ij I d moest, uitspreken, te overwegen? Al dadelijk zou men kunnen aanmerken, dat hel in dat geval beter ware geweest te zwijgen dan aldus onbedacht te spreken, en dat er in elk geval volslrekt geen noodzakelijkheid bestond voor den heer de Keverbergom tia het antwoord van den minister nog eens hel woord le voeren; dit was een daad van zijn eigen vrijen wil; maar er is meer: de heer de Keverberg heeft niet onverwijld na den minister het, woord gevoerd. Vijf sprekers zijn hem voorgegaan, en hunne redevoeringen beslaan met elkander omstreeks vijf kolommen van het Bijblad onzer Staats-Couraut. Als men nu bedenkt, dat de geheele repliek van dien heer betreffende de Limburgsche kwestie tien regels van datzelfde Bijblad inneemt,, eu dat zij een onderwerp betrof, dat, hij zelf ter sprake had ge b ragten waarmede hij dus geacht nioet worden volkomen bekend ie zijn, dan moet men aannemen, dat de geest van dezen afgevaardigde al schromelijk traag is, veel te traag voor de betrekking die hij bekleedtwanneer de tijd tusschen het antwoord des ministers en zijn repliek niet voldoende is geweest om de waarde van zoo weinige woorden te overwegen. Ln dan alle op hem gevestigde oogen der leden van de Kamer! Welmijnheer de Keverberg van een schooljongen die zijn examen moet doen, is zoo iets te wachten, maar van een lid der Tweede Kamer, die zijn regtsstudiën ie Leyden heeft vol! ragt wel, wel! De heer de Keverberg erkent echter schuld ondanks al de verschooningen die wij zoo even meer van nabij hebben be schouwdhij heeft, door zijne onbedrevenheid in onze moe dertaal op een dwaalspoor gehragt,een verkeerd gekozen woord gebruikt. //Van mijnen kant. schrijft hij begin ik met de bekentenisdat het, woord vermaard (had ik maar aan berucht gedacht) oppervlakkig aanleiding heeft kunnen geven tot liet verkeerd opvatten mijner bedoelingen." Verbeeld u, zoo ge kunt, iemand die zich zóó verspreekt, dat hij vermaard zegt in plaats van berucht! Maar kan de heer de Keverberg werkelijk berucht bedoeld hebben Is zijn bewe ring aannemelijk, dat hij eigenlijk berucht heefl willen zeggen? Wij kunnen het niet gelooven. De be doeling der woorden van den heer de Keverberg was: de Begering lot handelen aan te sporen, en daartoe wees hij op een slaatsman van den uieuweren tijd uit de oude geschie- In de zitting der Tweede Kamer van 14 Mei 1.1. zijn door den heer de Keverberg eenige woorden gesproken waarover hem ceu berisping is toegediend door de Tijd Noord-Uollandsche Courant, die zijne uitdrukkingen een ka tholiek volksvertegenwoordiger onwaardig noemde. In liet nummer dier courant van 3 Junij 1.1. is een brief aan de redactie opgenomen waarin de heer de Keverberg zijn goeden naam cn faam als katholiek verdedigt. Dit stuk is te merk waardig om het met stilzwijgen voorbij te gaan. Het wenschelijke der bevrijding van Limburg uit den Duitschen Bond was door het genoemde lid der Tweede Kamer ter sprake gehragt; na liet antwoord van den minister van Buitenlandsche Zaken verklaarde hij zich daardoor nog niet bevredigden sprak daarbij als volgt//Ik hen zoo ingenomen niet, met het stelsel: laissez fairela paix d tout prix. Een vermaard staatsman Caoour. om niet een voor beeld aan te halen uit de oude geschiedenisheeft eenen anderen weg ingeslazen en met geheel andere gevolgen. Ik constateer alleen, Mijnheer de Voorzitter, dat. de diplomatie van Cavour werkelijk gevolgen heelt gehad, terwijl wij nog altoos resultaten zitten af te wachtenen laat dit punt verder rusten." Had de heer de Keverberg een voorgevoel van hetgeen volgen zou? Bemerkte hij. dal, hij op glad ijs was gekomen, toen hij zoo eensklaps "dit. punt liet rusten." dat anders werkelijk nog wel eenige nadere toelichting be hoefde Indien dit het geval is geweest, dan heeft de spreker zich niet vergist,; doch, helaas, hij was reeds te ver gegaanal heeft, hij "dit punt" met zoo opmerkelijke overhaasting weel* laten rusten, dat, men moet vragen, waartoe het dan toch wel uit zijn rust moest opgewekt, worden het behoort ongelukkig tot die uiterst teêre puntjes, die zelfs niet straffeloos aangeroerd kunnen worden. Het uit spreken van den naam van Cgvour, liet ten voorbeeld stollen jd denis zou hij maar geen voorheelden aanhalen die een anderen weg insloeg dan onze Regeringen met geheel andere gevolgen. Hij noemde dien staatsman vermaarden dat. was heel natuurlijk men is immers gewoon op het voor beeld van vermaarde mannen tot navolging le wijzen. Maar ik versprak mij zegt onze volksvertegenwoordiger had ik maar aan berucht gedaehtl -- Werkelijk, dat zou wel aardig zijn geweest; verheeld u eens dat de heer de Keverberg onze Regering het voorbeeld van den beruchteu staatsman Cavour ter navolging had aangeprezen dat had zeker zeer stichtelijk geklonken, en wij weten niet.of die heer daardoor zijn goeden naam en faam als katholiek beter zou hebben gehandhaafd. Stel ti eens vobr, dat hij daarbij wat minder bescheiden was geweesten het voorbeeld van Cavour had aangevuld met dat van beruchte staatslieden uit de oude geschiedeniswat blijkens zijne woorden aanvankelijk zijn plan schijnt geweest te zijndoch waarvan hij zeker om tijd te winnen later heeft afgezien; dan was onze parle mentaire geschiedenis verrijkt geworden met het opmerkelijk voorbeeld van een volksvertegenwoordigerdie de Regering wees op hot navolgenswaardig voorbeeld van een aantal beruchte staatslieden uit de oude en nieuwe geschiedenis. In de middeleeuwen waren er zeker geen beruchte staatslieden. Maar. mijn waarde lieer de Keverberg. al liadt. gij berucht gezegd in plaats van vermaard, gij waart toch schuldig, en dat wel volgens uw eigen erkentenis. Gij schrijft zelf aan de redactie van de Tijd: "ik hen overtuigd, dat gij u hebt laten wegslepen door de gegronde veroutwaardigiug. die de naam van Cavour de naam alleen dus reeds in uw katholiek hart heelt opgewekt." Hoe, de naam alleen van Cavour wekt in een katholiek harl reeds een gegronde verontwaardiging? Maar hoe is liet dan mogelijk dat gij dien naam op uw iippen hebt kunnen nemen mijnheer de keverberg, gij met uw katholiek hart? Wanneer men onvoorbereid spreekt zooals gij zegtdat met u liet geval was dan zal men misschien niet. sierlijk spreken, niet naar de kunst, maar men zal meer dan anders spreken naar zijn gemoed, zooals het hart het op dat oogenblik ingeeftwaar liet hart vol van iszal zich het eerst op de lippen dringen. Gij nu zoekt in den ongetwijfeld rijken schat uwer herinneringen uit oude en nieuwe geschiedenis naar den naam van een staatsman dien gij aan de Regering tol navolging kunt voorstellen en de eerste, de eenige naam die zich op uwe uwe lippen dringt is de in elk katholiek hart. gegronde verontwaardiging op wekkende naam van Cavour, den vermaarden o neenbe- ruchten minister! Maar waarlijk, niet alleen uw verstand ook uw katholiek hart was heimelijk uit logeren. Men moet onderscheiden schrijft verder de heer de Kever berg; ik heb alleen de waakzaamheid de standvastigheid en de voortvarendheid bedoeld waarmee Cavour de bevrijding van Lombardije heeft bewerkt, en zich daartoe de hulp van Frankrijk lieefl weten te verwerven; doeli ik ontken, dat ik de door Cavour gebezigde middelen tot aanhechting en verre- niging zou geprezen hebben. Van Zuidelijk Italië en Gari baldi wil hij natuurlijk niets weten. Maar liet was dan toch waarlijk wel noodig geweest dit, erbij te voegen; nu bestond er groot, gevaar, dal de minister den raad van den afgevaar digde in zijn geheel zou volgen, en dingen doen, waar de heer de Keverberg een afschuw van heeft. En om nu maar hij Lombardije te blijven de bevrijding van dit land van de Oostenrijkers en de vereeuigiug ervan met l'iömont was voor Cavour één. Het, is zeker hij niemand opgekomen dat dit land op zich zelf zou blijven ook bij de bewoners zelven niet. Wat zou Cavour dan bedoeld hebben'? Het bij Frankrijk te voegen, of bij den Kerkelijken Staat misschien, of bij Toscane, of Parma, of Napels? liet een is al eveu dwaas als het ander. Neen, bevrijding van Lombardije van Oos tenrijk en vereeuigiug ervan met. Piemont was het ééue en ondeelbare plan. Scheiding, splitsing is hier onmogelijk: en die Cavours beleid om de goede gevolgen aanbeveelt, moet. geacht worden zijn plan in zijn geheel t,e bedoelen. De lieer de Keverberg beklaagt, zich verder, dat hij wel genoodzaakt was op Cavour te wijzen. "Had ik schrijft hij uit Polen, uit, Napels of uit Rome een voorbeeld van gelukkige diplomatieke schranderheid kunnen aanhalen, dan had ik zeker den naam van Cavour niet gebezigd." Dat is wel ongelukkig. Bóod dan de geheele nieuwe geschie denis de oude zullen wij op het voorbeeld van deu heer de Keverberg maar daar laten van Polen, van Napels of van Rome geen enkel voorbeeld van gelukkige diplomatieke schran derheid Dat, is voor die landen wel ongelukkig, en voor hunne regeringen alles behalve vleijend. Of was men daar misschien even schrander, maar minder gelukkig, en werd Cavour gekozen, omdat zijn schrander beleid tevens door het geluk werd bekroond? Maar dat zou al te dwaas zijn ge weest. want liet geluk heeft, men niet in zijn magt, en men kan daarom niet ter navolging wijzen op het 'voorbeeld eener regering omdat, zij gelukkig is. De heer de Keverberg heeft alzoo de schranderheid van Cavour bedoeld en de goedo gevolgen dier schranderheid. De redactie van de Tijd is van meeniitg dat de heer de Keverberg blijkbaar gaarne aan de woorden in de Tweede Kamer door hem gesproken een minder ver gaande bedoeling weuscht toegeschreven te zien, dan ook zij er eerst aan heeft gehecht en die poging doet haar genoegen maar zij blijft intussehen beweren, dat die woorden, zooals zij in het Bijblad voorkomen cn de lieer ds Keverberg betwist de juistheid van het Bijblad niet moeijelijk anders kunnen worden opgevat d»n zij gedaan heeft, en wij met, haar. En nu moge de verdediging van den heer de Keverberg zijn goeden naam en faam als katholiek weer meer of min her steld hebben naar onze meening is zij een mislukte poging om aan zijne woorden een andere beteekeuis te geven, dan zij duidelijk en onbetwistbaar moeten hebben voor elk die lezen kan. Wij gelooven daarom niet, dat zijne //uitlegging en nadere verklaring" bevorderlijk zullen zijn tot handhaving van zijn goeden naam en faam als degeljjk en zelfstandig volksvertegenwoordiger. Waar men het betreffende den loop der zaken in de Lon- densche conferentie over eens schijnt te zynis de vlugge gang der onderhandelingen in de laatste tien of twaalf dageu. Waar minder overeenstemming over bestaat, is de vraag, ol' die snelle gang wel zeker tot den vrede brengt. Groote vef- andering heeft, ongelwijfd in den stand der zaken plaats gehad. Het traclaat van 1852. dat. Engeland zou handhaven, dat, zelfs Oostenrijk eu Pruissen aanvankelijk bij herhaling verklaard hebben te zullen eerbiedigen is opgegeven. Wie er over moge treuren, het is bekend dat wij het Diet, zullen doen. De ingewikkelde, duistere, onhoudbare toestand, door dat tractaat in het leven geroepenwas van den beginnB een rijke bron van onaangename botsingen en verwikkelincjen. Het menschelijk brein is niet gevonden, dat er in slaande een regeliug tot stand te brengendie aan de eisehen beant woordde, waarbij het iiiet-Duitsche Sleeswijk en het Duitsche Holstein deelen zouden uitmaken van liet ééne en ondeelbare Deensche rijk en toeli weder naauw verbonden zouden blijven, ofschoon H.lstein iu het Duitsche vaderland opge nomen en Sleeswijk daaraan vreemd zon blijven. Het was voor de onzijdige mogendheden zeker niet onmogelijk ge weest. den legeuwoordigen oorlog te doen eindigen; maar wanneer zij de zaden van misnoegen en botsing lieten bestaan, en daarmede het gevaar voor liet uitbreken van een nieuwen oorlog na korleren of langeren tijd. zouden zij zeer gebrekkig werk geleverd hebben. Dit zal niet geschieden de toestand der Hertogdommen en hunne betrekkingen met andere stalen zullen op nieuwe grondslagen gevestigd worden. De veran dering van het standpunt der partijen is echter te opmer kelijk, om haar niet, eens aandachtiz na te gaan. De Duitsche Bond begon met Holstein te bezetten, eu was btykbaar op weg óm deuzelfden maatregel op Sleeswijk toe te i assen. Daar scheiden Oostenrijk en Pruissen zich af; heide staten verklaren, dat zij zich niet kunnen laten medeslepen door de groote Le weering in Duitschland dat zij daarenboven door het, tractaat, van 1852 gebonden zyn. Zij willen ook Denemarken dwingen daaraan getrouw te blijven, door Sleeswijk te bezetten. Dat was verraad aan het Duitsche vaderland gepleegd men moest de beide Hertog dommen voor goed en geheel van de Denen bevrijdenniet 1 «11 1 J L

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1864 | | pagina 1