ALKMAARSCHE COURANT
N». 25.
Zesenzestigste J aargang-
Zondag
19 Jimij,
f- a -
jjtfigA'l
©fficicel (6cbscltc.
*„.18 J,„i 1864. élmfïSk.
Het onderwijs en de verkiezingen.
I.
Politiek <?>ocrzi0t.
I* r*
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,—.
Brieven franco aan de Uitgevers
HERM». COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden berigten een dag
vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOU DERS van ALKMAAR
vestigen bij* deze de aandacht der ingezetenen op het konink
lijk besluit van 29 April jl. (Staatsblad n°. 39), bij welk besluit
de bewaarplaatsen van petroleum zijn opgenomen onder de m-
rmtingen welke, volgens art. 3 van liet koninklijk besluit van
31 January 1824 (Staatsblad n". 19), niet dan op verkregen
toestemming der plaatselijke besturen kunnen worden gemaakt
of veranderd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
8 18M' SPAWAABDT.
Het GEMEENTEBESTUUR van ALKMAAR verlangt
aan de Openbare Armenschoolop eene jaarwedde van 30,
eene DERDE HELPSTER voor het onderwijs m de
nuttige vrouwelijke handwerken.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden
Dat, aantevangen met 20 Junij a.s., met vergunning van
Ii.H. Kerkmeesterenalle Maandagen, des avonds van zeven
tot acht uren, het orgel in de Groote kerk zal worden be
speeld, terwijl ouders en voogden worden verzocht hunne
kinderen te vermanen geen geraas in de kerk te maken.
Burqemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
De onderstaande personen worden verzocht zich in de
eerstvolgende acht dagen aan te melden ter secretarie deze
gemeente (afd. Bevolking
WILLEM LAMMERSEN EUCKEN, laatste woonplaat
V ledderGEORGE HENDRIK AAL, 1 w
JACOB KONING, 1. w. St. Maarten; JUDITH WEb
TERLAKEN, 1. w. Zalt-Bommel.
Reeds meermalen hebben wij gelegenheid gehad om op te
merken dat wij voor de zegepraal der door ons gehuldigde
beginselen veel meer heil verwachten van de rustige verbreiding
en bestendige vestiging daarvan in het hart des volks dan
van een tijdelijke overwinninghoe glansrijk ook. Wij ver
heugen ons in het bezit onzer tegenwoordige staatsinstellingen
maar nog meer in de overtuiging, die wij meenen te mogen
koesteren dat haar bezit ons is gewaarborgd door den geest
des volks. Ook andere volken hadden of hebben nog op dit
oogenblik een staatsregeling met de onze overeenstemmende
maar sommige hebben haar reeds weder verlorenen bij
andere wordt er zoo' wonderlijk mee omgesprongendat
niemand op haar voortdurend bezit durft staat maken. De
regeringen gebruiken de .constitutie als een parapluiedie
wordt opgezet bij regenachtig weer, doch gevoegelijk kan
worden toegedaan als de bui over is en de zon weer schijnt;
dan is het ding nog wel wat lastigmaar toch, als men
haar als een wandelstok gebruiktdan hindert zij bijna in
't geheel niet. En de volken zeiven ziet men soms van
staatsregeling veranderen als van een stel kleeren het losse
wandelpakje, de fantasie*rok en de stroohoed worden met
onbegrijpelijk gemak verwisseld met het ridderharnas de
voorgeschreven uniform en den helm. Is 't in t begin ook
soms wat lastig, wat belemmerend, wat knellend of drukkend,
och dat gewent spoedig, en weldra schijnt men er zich zoo
gemakkelijk in te bewegen alsof men nooit iets anders ge
dragen had.
Kunt ge u zoo iets voorstellen bij voorbeeld van het En-
gelsche volk Immers neenen wat zou de reden anders
kunnen zijndan dat de Engelsehe staatsregeling een kleed
is, dat voor dit volk is gesneden en gemaakt, steeds ge
wijzigd en verruimd naar gelang van den groei des dragers
't is niet in een winkel van gemaakte kleeren gekocht, zooals
anders dikwijls genoeg gebeurt't is geen maskerade- en geen
mode-pak, dat men soms de natie aantrekt met de verzekering
dat bet haar goed staatom haar genegenheid te winnen
gelijk men de gunst eener ijdele vrouw wint met een mooijen
japon maar een deel van het volk zelf, er meê zamengegroeid
als zijn moedertaal. Ook over onze staatsregeling meenen
wij een gelijk oordeel temogen vellen. Wij kunnen haar niet
meer weg denkenof neem aandat zij met geweld wordt
weggenomen dra vertoont zij zich wederals de natuurlijke
plant van den bodem. Een natie, die zich zelve bewust is
die gewoon is zelve hare zaken te regelen, en door de praktijk
in dit werk sinds jaren is geoefend, kan geen andere staats
regeling geen andere instellingen hebben dan die haar passen
wat strijdig is met haar aard en ontwikkeling zal zij uit den
weg ruimen of veranderenzoodra zij er bet belemmerende
van gevoelt. Zij zal kunnen dwalen en zich vergissen zij
kan bedrogen worden of door geweld onderdruktdoch
spoedig zal zij de dwaling inzien het bedrog ontdekken en
blijvende onderdrukking kan zij niet dulden. Is dit kwaad
voorbijzij zal zich terstond in haar vroegeren toestand
herstellen.
In overeenstemming mez deze overtuiging hebben wij ook
meer dan eens verklaard, allen zekeren en onverstoorbaren
tgang alleen te wachten van de toenemende verlich
ting en ontwikkeling des volks. Godsdienst kennis en we
tenschapdat zijn de wapenen, die onfeilbaar de zege be
halen; want elke vijand, die door haar overwonnen is, wordt
onze bondgenoot, en strijdt voortaan in onze gelederen onder
onze banier. En alweder hiermede in overeenstemming heb
ben wij steeds het meeste gewigt gehecht aan ons volks
onderwijs, en ingestemd met de stellingdat de toekomst
voor een groot deel ligt in de hand van den schoolmeester.
Als daarom een staatsman het woord tot de kiezers rigt
wanneer zij tot de stembus worden opgeroepen en hij hun
toeroept//stelt het onderwijs op den voorgrond," want //de
vrijheid van christelijke volksopvoeding is een vrijheid ter
christelijke pligtbetrachting onmisbaar;" //laat voortaan de
quaestie van het onderwijs voor ons het shibboleth zijn
dan voelen wij ons althans niet geroepen om het gewigt van
het onderwerp betwisten, en den spreker te verwijten dat hij de
keuze van een afgevaardigde afhankelijk wil maken van een
bijkomende of ondergeschikte zaak. En zoó heeft de heer
Groen van Prinslercr in de laatste dagen voor den veertienden
Junij tot de Nederlandsehe kiezers gesproken. (1)
Wij vertegenwoordigen een beginsel zal de Eransche
legitimist u zeggen wanneer gij hem van het ijdele zijner
onverzoenlijkheid'met de tegenwoordige orde van zaken zult
willen overtuigenen hem aantoonen dat hij nuttiger voor
zijn land en volk kon werkzaam zijn wanneer hij zich niet
in zijn afzondering terugtrok Wij vertegenwoordigen een
beginseldat belet ons elk vergelijkdoch ook daarin ligt
onze kracht. Non possurnus antwoordt steeds de H. Stoel
op alleeisehcü, die de negentiende eeuw tot hem meent te
moeten rigten. //Indien wij iets vermogenzijn wij enkel
door isolement sterk," -- schrijdt Groen -„En waarom
Omdat deze eigene stelling, deze sterk geteekende positie in
de Kamer, dit vasthouden aan de eigenaardigheid van het
Christel ijk-historisch beginsel onsik zeg niet met de Natie
(dit mag, hier althansniet meer), maar tooh met een niet
onbeduidend deel der Natie verbindt. Wierden wij inct wel
willendheid opgenomen en ingelijfd in de conservatieven, we
zouden niets zijn dan eene fractie van eene fractie der vrij
zinnige partij." En den conservatieven in de Kamer roept
hij toe: //Hoe! gij zijt niet bij magte ter omverwerping van
een dergelijk bewindZijt gij te weinig in getal Zoudt
gij nietook zonder aanwinst van ledenin de Kamer veld
winnenindien rrij steun hadt in een beginsel f indien gij
nietdoor gebrek aan beginseluw invloed bij de Natie ver
speeld hadt
Wij hebben eerbeid voor beginselen niet alleen voor de onze.
Wij achten het lager onderwijs, dat is het eigenlijk gezegde
volksonderwijs, van voldoend gewigt om als beginsel voorop
gesteld Ie worden bij de keuze onzer vertegenwoordigers;
daarom hebben wij eerbied voor het zelfstandig standpunt,
dat de heer Groen zich kiestwanneer hij zegtliberaal of
conservatief? is voor ons de vraag niet; maar of wij genoeg
zamen waarborg ontvangen dat onze kandidaat ter bescher
ming van liet christelijk-nationaal onderwijsuit overtuiging
bereid is. De heer Groen erkentdat hij in de Kamer
nagenoeg alleen staatdat hij geen aanhanggeene school
heeft kunnen vormendat het hem niet gelukt is de hoofd
gedachte waaraan zijn leven gewijd werd, /-tegen de Revolutie
het Evangelie," aan zijne wetenschappelijk gevormde land-
genooten te doen verstaan. Nogtans wil hij liever alleen
blijven staan, dan de zuiverheid zijner beginselen verzaken hij
raadt zijn geestverwanten aanniemand hunne stem te
geven, die niet ter bescherming van het christelijk-nationaal
ouderwijs uit overtuiging bereid is. Toch blijft hij
niet sterkniet onverzwakttot den einde toe. Op zijn
standpunt kon hij de verkiezing van den heer de Brauio en
den baron van Zuylen van Nycoett niet aanbevelen. Hij deed
het ook niet. Echter schijnen deze beide candidateu den
steun van de geestverwanten des heeren Groen niette hebben
kunnen ontberen. Er komen ter elfder ure, zegt de heer
Groen zelf verklaringen van hen aan het lichtwel niet
zeer duidelijk en afdoendemaar waarin toch eenige bereid
willigheid schijnt door te schemeren om aan de bezwaren
dezer kiezers tegen onze schoolwet te voldoen. Nu, dienst
knechten die zich ter elfder ure aanmelden kunnen zeer
verdienstelijk zijn, en het is nooit te laat om zieh te
bekeeren. De heer Groen weifelt, en eindigt met de
verkiezing dezer beide mannen zoo al niet aan te bevelen
althans niet te bestrijden van den heer de Brauiodien
hij zelf eerst den voornaamsten zijner tegenstanders in het
gewigtige punt van de neutraliteit der openbare school luid
genoemden van den baron van Zuylendien Lij twee
dagen te voren had aangeduid als //een jaren achtereen
even bekwamen als feilen tegenstander, ook in d onderwijl-
ie, wiens kandidatuur door zijne vrienden als oorlogs
verklaring zou worden opgevat."
De heer Groen eisehte genoegzame waarborgendat de
kandidaat uit overtuiging bereid zou zijn tot bescher
ming van het christelijk nationaal onderwijs; en nu kunnen
wij de opmerking niet weerhouden, dat het geloof des heeren
Groen gevaar loopt voor ligtgeloovigheid gehouden
t,e worden, als hij zoo spoedig, door een uittreksel van een
niet openbaar gemaakten brief, overtuigd is, dat, gelijk hij
zich uitdrukt, //de heer de Brauw van het onhoudbare zijner
veeljarige opvatting overtuigd werd." En daarenboven da
heer de Brauw drukt zich onderstellende!' wijze uitwat de
heer Groen zeer goed opmerkt. Meu weet namelijk, dat de
groote grief van den lieer Groen bestaat in de bepaling der
wet op het Lager Onderwijs, dat het schoolonderwijs dienst
baar wordt gemaakt aan de opleiding der kinderen tot alle
Christelijke en maatschappelijke deugden. Door de uitdruk
king //Christelijke deugden" zou de natie worden misleid
dat /Christendom boven geloofsverdeeldheid,dat niet. alleen
voor a lie Christelijke gezindten gelijkelijk genietbaar moet
zijnmaar zelfs den Israëliet, niet ergeren magkan slechts
ongeloof voortplanten. Eu nu schrijft de heer de Brauw
omtrent het woord //Christelijk." dat het niet mag dienen
//om een schijn van godsdienstig onderwijs in christelijk-po-
sitiven zin te beloven. Wordt het misbruikt zoo vervolgt
bij dat het wegvalleik Leb er vrede meê." Hoe komt
de heer de Brauw tot de meeningdat de uitdrukking aldus,
wordt misbruikt Daaromtrent kan dunkt onsniemand
zich vergissen immers de Regering heeft bij de behandeling
der wet duidelijk genoegbij herhaling en. met ronde woor
den verklaard dat er geen positief, geen leerstellig Christen
dom op de openbare scholen verkondigd zou mogen worden.
Hoe kon nu bij den heer de Brauw de gedachte opkomen
dat het wetsartikel zou dienen om een schijn van godsdien
stig onderwijs in christelijk-positiven zin te beloven? Wij
begrijpen het niet, tenzij wij zijne bekeering volgens de
gissing van den lieer Groen want ook deze kan bij alle
gemis van verklaring omtrent deze verandering van ziens
wijze niet dan gissen willen toeschrijven aan de ver-
eenigde werkine van parlementair levensgevaar en van schrik
voor het veldwinnend ongeloof. Hoe ver die schrik voor
het veldwinnend ongeloof kan gaankunnen wij moeijelijk
beoordeelenmaar hoe deze den heer de Brauw kan doen
onderstellendat men door zeker wetsartikel iets wil belo
ven wat het volgens de beteekenis der woorden niet kan
beloven, en men sedert 1857 tot op heden verklaart dat er ook
werkelijk niet in beloofd wordt, blijft nogtans volkomen
onverklaarbaar. Parlementair levensgevaardat is zeker
een sterke prikkelmaar durft de lieer Groen vertrouwen op
een bekeering die daardoor bewerkt isook wanneer het le
vensgevaar heeft opgehouden
(1) Aan de Kiezers n°. 1 IV.
Terwijl de gevolmagtigden van verschillende Europeschc
mogendheden zich te Londen vermoeijen met liet treffen van
een vergelijk tusschen de beide tamelijk onwillige partijen
gaan de vorsten de baden bezoeken. Meent echter niet,
dat dit louter voor eigen genoegen zon geschiedenen deze
badreis der vorsten niet waardig zou zijn om door ons met
bijzondere belangstelling beschouwd te worden. Al wat een
vorst doet of laat doen is belangrijk, beweerde eenmaal iemand,
die voorgaf wat meer te zien dan een ander, en de gave te
bezitten van niet aan het uiterlijke der dingen te blijven
hangen maar tot het wezen der zaak door te dringen. Daar
wordt gij bij voorbeeld zoo redeneerde hij in den vroe
gen morgen, terwijl bet nog schemerig, ja eigenlijk nog
geheel nacht isgewekt door het daverend hoefgeklepper
van een renbode, of eigenlijk van zijn paard. Beide, ros
en ruiter, zijn met zweet en stof bedekt; het edele dier trilt
van vermoeidheid, de damp vliegt er af, en men twijfelt er
aan of het wel ooit weer geheel herstellen zal van de ge
duchte inspanning waaronder het bijna is bezweken. Do
raiter houdt zich echter geen oogenllik op, reeds heeft hij
een ander paard bestegen, daar rent hij weg als een pijl van
een boog, daar is hij reeds uit uw gezigt verdwenen. Wat
is de oorzaak van dien spoedvan dien nachtelijken rid
Men verzekert u, dat de ruiter een gezant is van den rege-
renden Vorst von Maulwurfshöhle aan den Hertog von Sieben-
Iwusenen dat hij belast is met liet overbrengen van een