ALKMAARSCHE
COURANT
39.
Zesenzestigste Jaargang
1864.
2 h
Zondag
25 September.
©fficiëcl (Scbccltc.
KEraiieETiKe.
Stremming der passage over de Jaagbrug
te Westgraftdijk.
G. Broens Jr. over „vrije handel en her
vorming van belastingen."
PDlitick #ucr2tgt.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post ƒ4,
Brieven franco aan de Uitgevers
HERM'. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regelsJ 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden berigten een dag
vroeger.
De COMMISSARIS des KONINGS in de Provincie
NOORD-HOLLAND brengt ter kennis van de daarbij be
langhebbenden dat de PASSAGE over de VASTE BRUG
No. 31, gelegen in het oostelijk jaagpad langs het Noord-
Hollandsch Kanaal te Westgraftdijk. bij den houtzaagmolen
De drie Gebroederstot het uitvoeren van vernieuwingen,
zal GESTREMD zijn voor den tijd van drie weken,
aanvangende met den 20 September aanstaande.
HaarlemDe Commissaris des Konings voorn.,
den 12 Sept. 1864. ROëLL.
De BURGEMEESTER[Hoofd der Gemeentepolitie te
ALKMAAR;
Gelet op de overtredingendiebij gelegenheid van de
viering van den 8sten October 1863, hebben plaats gehad.
Overwegende, dat die zijn geschied met het doel om
sommige ingezetenen te verontrusten.
Brengt ter kennis van het algemeen dat de ambtenaren
van Justitie en Politie zijn gelast den Ssten October a.s.
dergelijke overtredingen te verhinderen en de overtreders
volgens de wet te vervolgen.
Noodigt mitsdien de ingezetenen uitop bovengemelden
dag alles natelaten wat aanleiding geven kan tot rustversto
ring, en eenparig medetewerken tot bewaring van orde en
eensgezindheid. De Burgemeester voornoemd,
Alkmaar, Hi Sept. 1864. A. MACLAINE PONT.
VERGADERING van den RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, den 28 September 1864, des namid
dags ten 12j ure. Namens den Voorzitter van den Raad,
De Secretaris,
SPANJAARDT.
Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van Politie
te Alkmaar voorhanden het navolgende gevondene alseen
zilveren buitenkasl van een horologieeen paar vergulde oor -
bellen', een zwart kindermanteltje en een zwart kinderhoedje.
Ons zijn eenige vellen druks toegezonden van een werk
van den heer G. Broens Jr., dat den titel voert van «Vrije
handel en Hervorming van Belastingen." De schrijver ver
zoekt ons daaraan onze aandacht te willen wijden en ons
gevoelen mede te deelen. Voor zoover de ruimte toelaat
willen wij aan dat verzoek voldoen. Het doet ons echter
leeddat wij met de denkbeelden van den schrijver meestal
niet kunnen instemmen.
Het ons toegezonden gedeelte van zijn werk bevat een
Ontwerp van Wet met Memorie van Toelichting, waarbij
een geheel nieuw belastingstelsel wordt voorgesteld. Er kan
hier geen sprake zijn van een uitvoerige en volledige be
spreking van deze belastingplannen wij kunnen den schrijver
niet volgen in de ontwikkeling en toepassing zijner denk
beelden wij kunnen in geen bijzonderheden tredenmaar
moeten ons vergenoegen met een beschouwing der beginselen
en algemeene begrippen waarvan de schrijver uitgaat, waarop
hij zijn stelsel bouwt. Zijn deze niet aannemelijkdan moet
ook het stelsel in zijn geheel vallen al komt hier en daar
iets voor dat aanbeveling zou verdienen.
De grondbelasting wordt door den schrijver verdedigd op
tweeërlei grondenin de eerste plaats beroept lnj zich op
het beginsel dat van eiken rijkdom, van elke waarde' die
iemand bezit, belasting behoort geheven te worden. Be
schouwt men de belastingen als bijdragen voor de algemeene
huishouding van den staat, waarin ieder naar vermogen moet
deelendan kan er ook geen bezwaar bestaan tegen de
grondbelasting, tegen de bijdrage die gevraagd wordt van
hem wiens rijkdomwiens bronnen van inkomsten in zijn
grondbezit bestaan. Maar dan moet er ook belasting geheven
worden van elke soort van eigendom van roerende zoowel
als van onroerende goederen. Wij zien waarlijk niet in waarom
de grondbelasting hier uitzondering zou moeten zijn. Heft
men belasting in verhouding van ieders vermoedelijke inkom
sten en wil men die afmeten naar zijne levenswijzenaar
het huis dat hij bewoont, de meubelen waarvan hij het
voorziet, het aantal dienstboden dat hij houdt, de paarden
die hij voor zijn genoegen gebruikt, enz. (wij laten de juist
heid dier grondslagen vooreerst in 't middende schrijver
noemt meubelen rijtuigen schilderijen en andere kunstvoort
brengselen), dan kan het verder onverschillig zijn op welke
wijze hij zijn kapitaal en arbeid tot zijn voordeel aanwendt,
of hij effecten of land kooptof hij handel drijft of een of
anderen tak van nijverheid, uitoefent, of wel zijn wetenschap
of kunst tot de bron maakt zijner inkomsten.
Grondbezit is of een geldbelegging gelijk elke andereof
de onmisbare voorwaarde tot de uitoefening van zeker be
drijf. Zoowel hij die grond gekocht heeft als die zijn geidin
effecten heeft belegd, betaalt belasting naar zijn vermoedelijke
inkomstenberekendhetzij dan te regt of teu onregte
naar den aard van het huis dat hij bewoont, naar zijn meu
belen. zijn dienstboden, zijn paardenetc. Waarom zal
men nu nog eens afzonderlijk belasting heffen van het grond
bezit en niet van de geldbeleggingin effecten Twee
menschen zoeken een bedrijf, dat is nog geen reden om een
belasting van hen te heffen levert dit bedrijf hun een bron
van inkomstende belasting die op het vermoedelijk bedrag
der inkomsten berust, zal, wanneer zij naar juiste grond
slagen is berekendook stijgen naar mate het bedrijf meer
opbrengten een afzonderlijke belasting is daarom ounoodig
en onbillijk. Wil men echter een belasting op het bedrijf of
beroep, een patent-belasting, dan behoort die algemeen te
zijn en elk bedrijf zooveel mogelijk naar gelang zijner op
brengsten te drukkenopdat niet het eene boven het andere
bevoordeelden de natuurlijke verhouding der bedrijven
door de behoeften der maatschappij aangegevenverstoord
worde tot groote schade der maatschappij zelve en van hare
leden. Wij zijn geen voorstanders eener belasting op het
uitoefenen van een beroep, eener patent-belastingomdat wij
haar een onbillijkheid achten. Heeft men een algemeene
belasting naar evenredigheid van ieders vermoedelijke
inkomstenwaarom zal men hem nog in 't bijzonder treffen
die door eigen arbeiddoor veel zorg vereischenden handel
of nijverheid, door de voortdurende aanwending en toepassing
zijner kunst of wetenschap, altijd door inspanning van ziels-
of ligchaamskracht zich het genot dier inkomsten moet ver
werven terwijl hij wiens inkomsten in de vruchten zijner
bezittinaen bestaan die hem t'huis worden bezorgd, vrij blijft?
Onze schrijver wil dan ook ieder belastenniet alleen hem
die een werkelijk beroep uitoefentmaar ook de renteniers
en de leegloopers. In zooverre is zijn stelsel billijker dan
de gewone patent-belasting, maar nu mag het ook den naam
van «belasting op beroepen of bedrijvendien hij er aan
geeft niet dragenen het wordt een tweede belasting naar
de inkomstendie alzoo overbodig is. De schijver wil hem
die werkt belasten öf naar evenredigheid der vruchten van
zijn werk, öf naar de kosten zijner opleiding, in sommige
gevallen naar beide te gelijken hem die niet werkttot
straf zijner werkeloosheidin verhouding van zijn rijkdom.
Na allerlei grondslagen opgenoemd en verdedigd te hebben,
wil hij eindelijk, waarschijnlijk teu eiude raad na zoo vele
vruchtelooze pogingen om een algemeenen en billijken grond
slag te vinden«voorloopig ;bij gebreke van betere aanwij
zingen" een aanslag naar de huurwaarde. Maar is dit een
belasting op beroepen of bedrijven? 't Is niets anders dan
een belasting op de verteringop de vermoedelijke inkom
sten. en wel een zeer slechte, want zij berust op een enkelen
grondslag, op slechts éénen vorm van de vele waarin iemands
verteringen zich voordoen en zijne vermoedelijke inkomsteu
zichzoo men wilopenharen.
Laat twee personen hetzelfde beroep uitoefenen. De een
bewoont een redelijk zelfs een eenigzius groot huis, hetzij
dit met ziju smaak overeenkomthetzij zijn gezin het vor
dert. De ander bewoont vrij hekrompen kamersofschoon
zijn beroep hem meer opbrengt dan den eersten doch ver
teert zijn geld op reis eu op vrije ruwe en minder aanbeve
lenswaardige wijzen. Toch zal de eerste naar den maatstaf
van onzen schrijver een vrij hoogeen de ander bijna geen
belasting betalen. En met welk regt zal zij daarenboven een
belasting op de beroepen of bedrijven heeten
Een andere grondslag, dien de schrijver aanvankelijk met
blijkbare voorliefde voor zijn belasting op de beroepen of
bedrijven aanneemt eu in een vijftal bladzijden verdedigt
om hem daarna eensklaps en zonder opgave van redenen
weder te laten varen en door den aanslag naar de huurwaarde
te vervangen zijn de kosten der opleiding. Een werkman
bij voorbeeld ko.->t aan opleidingdie vooral in zijn levens
onderhoud bestaat gedurende den tijd dat hij nog niets ver
dient van 100 tot 200. Als men de eerste jaren der
jeugd er afneemtdie niet in aanmerking kunnen komen
dan gaan er met levensonderhoud en opleiding zonder noe
menswaardige verdiensten omstreeks vijf tot acht jaren heen.
De werkman heeft dus van 500 tot f 1600 aan opleiding
gekost en naar die mate moet hij belasting betalen ook al
verdient hij nog nietsde schrijver stelt voor één pereent
alzoo van 5 tot J 16. Zoo zal gehandeld worden met de
jonge lieden die tot den handel worden opgeleid, met de
kantoorbedienden en de studenten. De student zal belasting
betalen maar het bedrag der oollegie-gelden en de kosten
der lessen die hij gehad heeft. Hoe langer hij aan de, aca
demie verblijftzooveel te hooger belasting zal hij later
betalen. Maar die lang studeren zijn luiaards en riomooren
zegt de schrijver. Het is echter duidelijkdat de schrijver
hier over zakën spreekt waarvan hij geen verstand heeft.
De academische opleiding is geen harddraverijgeen afrigting
voor Delft of Bredagelijk sommige kostscholen. Er zijn
zeker studenten wier geringe aanlegweinige ijver of geheele
verwaarloozing der studie ter wille van andere gevoelens
hen buitengewoon lang aan de hoogeschool doet blijven
maar in, den regel zijn het niet de onbeduidendste studenten
die het langst studeren. De maatstaf is dus al zeer valsch;
vooral wanneer men in aanmerking neemt dat de vakken
waarvan de opleiding het kostbaarst is, meestal in vergelijking
van andere bedrijven sohrale geldelijke voordeelen afwerpen,
's Schrijvers stelsel is zeker geen aansporing voor eén dege
lijke opvoeding, maar een premie voor oppervlakkigheid en
afrigting. Daarenboven is het de onderdrukking van elke
studie die uiet onmid'delijk geldelijk voordeel oplevert. Hij
die na volbragte studie zich Dij voorbeeld1 met de opbrengst
van een klein vermogen vergenoegt, en zich geheel1 aan de
wetenschap blijft wijden of in het algemeen belang een on
bezoldigde of schraal bezoldigde betrekking bekleedt, kan
een werk verrigten van onbetwijfelbaar, soms van onschatbaar
nut, al werpt hem voor hem zeiven weinig of geen voordeel
af. Is het billijk hem daarenboven te treffen met een belasting
geëvenredigd aan zijn zeker meestal vrij kostbare opleiding?
Maar de schrijver heeft met zijn belasting op de beroepen of
bedrijven nog een ander doel. «Men moet het middfei vinden
zegt hij om al die nulliteiten in zwarte of andere rokken,
die zich met horten en stooten van plaatsen en betrekkingen
meester maken, hunnen stand te laten betalen, waarvoor zij
grootendeels ongeschikt zijri en' waardoor zij aan de maat
schappij groote geldsommen kosten voor slechte diensten."
En dit' middel' meent de schrijver in zijn fraaijen' grondslag
overeenkomstig de kosten van opleiding gevonden te hebben.
Wij laten het daar, of al die personen in zwarte of andere
rokken nulliteiten zijn en slechte diensten leverenmaar er is
in den regel zoo weinig sprake van de «groote geldsommen
waarop de schrijver doelt, dat verstandige mannen het sinds
langen tijd betreuren dat die «plaatsen en betrekkingen"
gewoonlijk alleen vervuld kunnen worden door personen di«
daarenboven eenig fortuin bezittenen even geschikte of
nog geschikter mannen die geene andere inkomsten hebben
er alzoo van worden uitgesloten. Hoe echter het middel
door den schrijver aangewezen, in eenigen gebrekkigen toestand
verbetering kan brengenbegrijpen wij niet. Aangenomen
dat de bedoelde personen in zwarte of andere rokken met
horten en stooten zich van plaatsen en betrekkingen meester
maken waarvoor zij grootendeels ongeschikt zijn en waardoor
zij aan de maatschappij groote geldsommen kosten voor slechte
diensten, wat zal het baten of elk gestudeerd persoon een
belasting betaalt overeenkomstig de kosten zijner studie?
De rijke zal dan evenveel betalen als de minder bemiddelde.
En welke waarborg bestaat er dat alleen de bekwamen eu
de geschikten die vette plaatsen en betrekkingen zullen krijgen.
Immers geene. De onbemiddelde, die, ofschoon zeer bekwaam,
geen vette post krijgtzal behalve den druk van de groote
opofferingen die zijne opleiding heeft geëiseht, nog daarenboven
een buitengewone belasting hebben te dragen gȑveuredig<l
aan <jie met moeite bij één gebragte gelden. Hij zal veel
geld moeten betalen voor een opleiding die zeer weinig finantiële
vooruitzigten aanbiedt,, en daarenboven een extra-belasting
betalenomdat hij zooveel aan zijn opleiding heeft besteed 1
Doch genoeg van deze zoogeuaamde belasting op beroepen
of bedrijven. Wij moeten nu terug naar de grondbelasting
en de overige belastingen op bezittingen en rijkdommen
waarover de schrijver handelt.
Ouder de Europesehe vraagstukken die aan de orde zijn
en met meer of minder belangstelling, hetzij in de kabinet
ten der staatslieden hetzij ook maar alleen in de dagbladen
worden behandeldwordt het Poolsche sinds lang niet meer
geteld. Er bestaat geen Poolsche opslaudmeer; in de Pool
sche gewesten in Pruissen en Oostenrijkwaar reeds sedert
jaren een minder levendige belangstelling naar een hersteld
Polen en meerdere berusting in den tegenwoordigeu toestand
werden opgemerktheerscht rust,en de Russische regering
is ijverig bezig met een regeling der zaken in Polendie
zoo zij ernstig gemeend is en eerlijk wordt uitgevoerdon
getwijfeld op" zich zelve reden tot tevredenheid kan geven.
Wat van die regeling tot nog toe bekend werdheeft voor
namelijk betrekking op het onderwijs. Een aantal lagere
middelbare en hoogere burgerscholen zullen worden opgerigt,,
en te Warschau zal een universiteit worden gevestigd. D»
Polen behouden het vrije gebruik hunner taalen voor de
niet-Poolsche bevolking zal in afzonderlijke scholen ouderwijs
worden gegeven in de taal die het geschiktst zal worden
bevonden. Het strafwetboek is gewijzigd en verzacht, en
de lijfstraffen zijn opgeheven.
Bij de vraag of deze maatregelen ten opzigte van het on
derwijs en de hervormingendie de Russische regering ver
der zal invoerenden bijval en de belangstelling der Pool
sche bevolking zullen winnenzal vooral in aanmerking ko
men of de nieuwe regeling bij de behandeling der Poolsche
zaken ruimte laat en stem geeft, aan den invloed der Polen
zeiven dan wel of alles buiten hen om geregeld en tot stand
gebragt zal worden door de Russische regering. I11 het
laatste geval zullen alle maatregelen met wantrouwen worden
te gemoet gezienen met tegenzinalthans met onverschil
ligheid, worden ontvangen. Wat de Polen in de eerste
piaats zullen verlangenen wat hun misschien eenigzins zou
kunnen bevredigen is stem in hun eigen zaken bevoegdheid
tot regeling hunner gemeentebelangen naar eigen inzigten
deelneming aan hun eigen bestuur. Waarschijnlijk echter zai
de Russische regering juist deze wenschen het minst durven
inwilligenmaar dan is het ook niet te verwachten dat zij
veel voldoening van hare hervormingen in Polen smaken zal.
Dat het haar overigens met de bedoelde maatregelen zeiven
ernst ismeenen wij met grond te mogen verwachten na
de vele krachtige wijzigingen in het binnenlandsch bestuur,
de vrijverklaring der lijfeigenen en de hervormingen in Finland.
Een kwestiedie sinds lang van de rol was genomen en
voor onbepaalden lijd scheen uitgesteldis eensklaps weder
in behandeling genomenenofschoon men het er wel vrij
algemeen over eens zal wezen dat hier nog van geen eind
beslissing sprake kan zijn, zal men toch moeien toestemmen
dat hier een voorloopige toewijzing heeft plaats gehad, die
zelfs op de eind-beslissing van groot,en invloed kan zijn. Wij
bedoelen de Romeinsche kwestie.
Door de gedurige verzekeringen van de aanstaande ont
ruiming van Rome door de Franschen en de overeenkomsten
die tusschen den Koning van Italië en den Franschen Keizer
zouden getroffen zijnwelke verzekeringen steeds werden ge
logenstraft of al dadelijk als volkomen ongegrond werden
voorgesteld, was het publiek langzamerhand geheel ongeloovig
geworden omtrent elk berigt betreffende eene of andere op
lossing van het Romeiusehe vraagstuk. Men was er aan
gewoon geraaktalles wat van de zijde der voorstanders-
dier oplossing als zeker of waarschijnlijk werd gemeld eenvoudig
te beschouwen als de uiting hunner vurigemaar daarom
nog niet gegronde verwachtingenals de spiegel van hun
hopen en wenschen en niet van de werkelijkheid. Wat daarom
in de laatste dagen werd gemeld van ernstige en belangrijke
onderhandelingen tusschen Frankrijk eu Italië vond slechts
een half gewillig oor. Toen het niet te ontkennen viel dat
er werkelijk onderhandeld werd. wilde men Venetië als het
onderwerp ervan beschouwd hebben. Meer en meer scheen
het echter duidelijk te worden, dat de onderhandeling Rome
betrof; maarzoo ongeloovig was mén geworden omtrent alles
wat van oplossing gewaagde dezer naar men meende onop
losbare kwestie, dat de K'ólnische Zeilung nog onlangs ver
klaarde aan geene ontruiming van Rome door de Franschen
te zullen geloovenvoor dit feit uit Rome zelf zal worden
bekend gemaakt. Evenwel schijnt het nu buiten twijfel,
dat er tusschen Italië en Erankrijk een belangrijke ovei^enkomsfc
is gesloten omtrent de ontruiming van Rome door de Fransche
bezetting. Het laatste berigt dat wij tot op dit- oogenblite