ALRMAARSCHE COURANT N°. 48. Zesenzestigste Jaargang. Zondag 27 November. fJoHtiefe <5>üjcrzi(jt. ©fficiëel ©cbccltc. Nieuwe belastingwetten. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgen, tussehen 8 en 9 ure. Prijs per jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post ƒ4, Brieven franco aan de Uitgevers EBB.M». COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels J 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden berigten een dag vroeger. PROVINCIE NOORD-HOLLAND. AANBESTEDING. Op Donderdag den 1 December 1864, des namiddags ten half drie ure, zal, aan het lokaal van het Provinciaal Bestuur te Haarlem, bij enkele inschrijving worden aanbesteed Het onderhoud van den grindweg tussehen de brug over de Hoornsehe vaart aan den Huigen- dijk en die te Ursemuitmakende een gedeelte van den grooten weg der 2e klasse van Alkmaar naar Hoorn, gedurende de jaren 18651866 en 1867. De bestekken zijntegen betaling van tien Cents per exemplaarte verkrijgen aan het lokaal van het provinciaal bestuur voornoemd en aan het bureau van Buitenlandsche Paspoorten te Amsterdam. Nadere inlichtingen kunnen worden verkregen bij den In genieur van den Waterstaat J. F. W. Conrad te Alkmaar. Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt ter kennis van de ingezetenen: Dat de commies bij de plaatselijke middelen G. VERHEIJ, door hem is gecommitteerdom in den loop dezer maand, met den deurwaarder der directe belastingen, de opneming der patenten aan de huizen der ingezetenen te doen. Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voorn., den 14 November 1864. A. MACLAINE PONT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden Dat de patenten aangevraagd in de maanden Augustus September en October 1864, tegen overgifte van het ont vangen recu ter secretarie dezer gemeente kunnen worden afgehaald van Maandag 28 November tot en met Zaturdag den 10 December 1864. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 26 November 1864. De Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden Dat de verkiezing van nog een lid voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier, uit het dubbeltalbestaande uit de heeren Corns. Bosman en G. J. van Leeuwen zal plaats hebben ten raadhuize dezer gemeenteop Dingsdagden 6 December 1864, van des voormiddags tien tot des namiddags één ure. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 22 Nov. 1864. De Secretaris, SPANJAARDT. De onderstaande personen worden verzocht zich in de eerstvolgende acht dagen aantemelden ter gemeentesecretarie (afdeeling bevolking). MARIA MAGDALENA van BERKUM, laatste woon plaats Edam JACOBUS JOHANNES BATTELJEE1. w. SteenwijkMARIA ELFRING 1. w. Hillegom. Slot. Iemands vermogen openbaart zich ongetwijfeld ook in zijne bedienden, en tegen dezen grondslag derpersoneele belasting kan daarom geen bezwaar bestaan. En toch stnit men telkens op onbillijkhedentoch gevoelt ieder, dat er uitzonderingen, talrijke uitzonderingen en van den meest verschillenden aard op den regel bestaan dat er vrijstellingen in de wet behooren te worden opgenomen. Tracht hij echter die vrijstellingen te bepalenof ziet hij ze in een of ander wetsontwerp door anderen bepaald, hij zal over zijn eigen pogingen even on tevreden zijn als over het werk van een ander. Wat zou daarvan de oorzaak zijn Waarschijnlijk ditdat de per soneele belasting weinig geschikt is om als rijks-belasting geheven te wordendoch zooveel te meer om als gemeente belasting te dienn. Het is onmogelijkin de algemeene wet alle uitzonderingen op den regelalle bijzondere omstandig heden op te nemendie tot vrijstelling of gedeeltelijke ont heffing van belasting moeten leidenwil men geen grove onbillijkheden begaan. Hier hangt te veel van plaatselijke omstandigheden niet alleenmaar zelfs var. persoonlijke en familie-omstandigheden af. dan dat eenige algemeene regelen in alle gevallen zouden knnnen voorzien. Onze Minister van Financiën heeft dit erkend: /'De grondslagen van het per soneel zeide hij bij een vroegere gelegenheid hebben een zoo locaal karakter, dat ze zich oneindig beter zouden eigenen voor eene plaatselijke dan voor eene rijks-belasting, Uit het nieuwe wetsontwerp op de personeele belasting ziet men, welke moeijelijkheden men ontmoet, als men b.v. de vrijstellingen naar eenigzins billijke grondslagen te regelen heeft; moeijelijkheden, welkegrootendeelszouden wegvallen, als de vrijstellingen voor elke gemeente afzonderlijk konden worden bepaald." Blijft evenwel het personeel een rijks-belasting en wil men algemeene regelen van vrijstelling bepalen, dan behooren deze naar billijkheid en volgens een regtmatig beginsel worden aangenomen. Reeds daarom is de vrijstelling voor dienstboden beneden de zestien jaren, waarover wij in ons vorig nummer spraken ten eener. male verwerpelijk. Die vrijstelling bestaat zoo wel voor den vermogende als voor den onvermogende zij weert de oudere dienstbodenen begunstigt het in dienst nemen van jeugdige personen. Op beteren grondslag rust, de vrijstelling van belasting voor ééne dienstbode, die het wets ontwerp wil schenken aan den belastingpligtige die vier of meer eigen of aangehuwde minderjarige kinderen of kinds kinderen bij zich heeft inwonen en de vrijstelling voor de eenige dienstbode des weduwnaars met een of meer eigen minderjarige kinderen. Maar waarom hier weer het dwaze onderscheid tussehen eigen en aangehuwde kinderen Waarom de aangehuwde kinderen bij den eerst bedoelden belasting pligtige wel in rekening gebragt, en bij den weduwnaar niet Een onvermogend man die zijn vrouw verliest en met drie aangehuwde kinderen overblijft, zal voor zijn eenige dienstbode belasting moeten betalenterwijl de weduwnaar met één eigen kind vrijstelling geniet. Wij kunnen voor die ouderscheiding geen enkele denkbare reden vinden. Maar ook bij opheffing dezer onredelijke onderscheiding, zou de vrijstelling voor ééne dienstbode tot huisgezinnen met twee kinderen uitgebreid behooren te worden wanneer de onge gronde vrijstelling wegens dienstboden beneden de zestien jaren overeenkomstig den wenseh van //verscheidene leden" kwam te vervallen. Nog altijd kunnen wij ons niet vereenigen met de vrijstel ling van belasting voor rentmeesters, jufvrouwen van gezelschap, gouverneurs en gouvernantes, die zeer zeker tot //den staat, den stoet of het gevolg" hunner heeren behoorengelijk de wet het uitdrukten ongetwijfeld tot maatstaf kunnen dienen van .het vermogen der personen aan wie zij hunne diensten bewijzen. Onbillijk komt ons ook voor de belasting voor de zooge naamde oppassers. Het is waar, de belasting is niet hoog (ƒ3,'sjaars), maar bij het geringe loon, dat de oppassers genieten komt deze som wel degelijk in aanmerking. De belastingen moeten gegrond zijn op de bestaande maatschap pelijke toestandenen wanneer men deze in aanmerking neemtis het boven allen twijfel verhevendat men door deze belasting een zekere klasse van menschendie het waarlijk niet te ruim hebbennoodeloos zou drukken en benadeelen. Wil men een gewone inwonende dienstbode nemen, wil men een jufvrouw van gezelschap, een gouverneur of gouvernante in huis nemen of een rentmeester aanstellen, men zal zich door de deswege verschuldigde belasting niet laten afschrikkendeze is toch zoo gering in vergelijking van de kosten van inwoning en voedingvan loon of salaris, dat zij geheel op den" achtergrond raakt. Anders is het gesteld met de oppassershunne diensten zijn gewoonlijk niet onmisbaar; ofschoon zij eenig gemak geven, zou men er toch wel buiten kunnenen de boodschappen en verdere kleine werkzaamheden die ze verrigten zouden door de ge wone dienstboden gedaan kunnen worden. Welligt zon daarom menigeendie in het geringe loon geen bezwaar ziet om een oppasser te houden door de belasting worden afgeschrikt, vooral als hij bedenkt dat de jaarlijksche f 3, vermeerderd wordt met de opcenten die er welligt nog als gemeentebelasting van geheven znllen worden. Ook hier zou de vrijstelling van den oppasser beneden de zestien jaren tot groote onbillijkheid aanleiding geven. Immers de dien sten van een oppasser kunnen even goed door een jongen van 14 of 15 jaren als door een ouder persoon verrigt wor den en men zou dus deze waarlijk toch niet. al te voordeelige betrekking voor personen boven de 16 jaren doen verloren gaan. Zulke onbillijkhedendie tot begunstiging van den een en uitsluiting van den ander leiden, mag de wet in geen geval begaan. En als men vrijstelling verleent voor de uit wonende dienstboden die niet meer dan twee (geheele) dagen, en uitsluitend tuinwerk verrigtende niet meer dan drie (geheele) dagen 's weeks bij denzelfden persoon werken, kan men dan ook geen vrijstelling verleenen voor oppassers dfe wel dagelijks, maar dan toch zeer korten tijd voor denzelfden persoon werkzaam zijn Een oppasser, die bij vele menschen diensten deed, zou ook nog al wat aan belasting opbrengen, daar elk van hen f 3.c. a. zon moeten betalen. Bepaaldelijk onbillijk is het, de kleerenbleekers, landbouwers, veehouders en warmoeziers voor hunne meidenen de logement-, koffij-, bier-, wijnhuis- of opentafelhouders, res taurateurs societeithouders enz. voor al hunne bedienden personeele belasting volgens de derde klasse te laten betalen. De lieden die zij in hunne dienst hebbenbehooren niet tot hun staat, stoet of gevolg, maar het zijn knechts en werk lieden die zij gebruiken tot uitoefening van hun beroep gelijk de timmerman, de schilder of de smid zijn knechts heeft; zij kunnen alleen bij een patent-belasting in aanmerking komen. Nu zegt wel de Memorie van toelichting des ministersdat de geringe belastingdie hier voor eiken bediende gevorderd wordt, geen bezwaar kan wezen, en dat de maatregel eigenlijk is aangelegd op het voordeel der bedoelde belastingpligtigen zeivenvoor wie het onmogelijk zou zijn één hunner dienstboden uitsluitend voor eigen huiselijke diensten te houden, en die dus voortdurend overtredingen zouden begaan door dergelijke diensten ook door de overige, voor de uitoefening van het bedrijf bestemde bedienden te doen verrigten; maar het komt ons voor dat al die goede bedoelingen weinig dankbaarheid bij de betrokken personen zullen ontmoeten, en in elk geval nimmer een zoo groote afwijking van het beginsel veroorloven, 't Zou ons althans veel billijker voorkomenwanneer men de bedoelde personen verpligtte één hunner bedienden als eigen dienstbode le klasse aan te gevenen hun verder vrij liet in het gebruik hunner bedienden, deels voor huiselijke üienstdeels voor het bedrijf, met uitzondering natuurlijk van zulke dienstbodendie blijk baar uitsluitend tot persoonlijke of huiselijke dienst en nooit voor het bedrijf worden gebezigdals b.v. kindermeisjes. Wij zullen hiermede ons geschrijf over onze belastingwetten eindigen wil men de werking der belastingen nagaandan moet men tot bijzonderhedendikwijls tot kleinigheden afdalenen het onderzoek wordt daardoor ligt van grooteren omvang dan onze beschikbare ruimte gedoogt. Wij zouden haast reeds verschoonmg willen vragen voor onze drooge en vervelende opstellen wanneer wij niet wisten dat de meesten ook het be,t allen van belasting zoo vervelend en onaange naam vinden, dat zij juist daarom eenig belang stellen in nieuwe belastingwettenen bij 't betalen worden klei nigheden geen nietigheden geoordeeld. De slotsom onzer beschouwingen isdat wij ons verheugen in de voorgestelde afschaffing der plaatselijke accijnsenen dat de wet op de personeele belasting ongeveer zoo goed of zoo slecht is, als zulk een wet, voor het geheele Rijk geldende, zijn kan of moet. Hier en daar heeft men echter het beginsel geheel verloochendof door willekeurige vrijstellingen begunstiging of bemoeijelijking voor sommige personen veroorzaaktdie een belasting vooral niet mag te weeg brengen. Ofschoon ons alzoo verheugende in het vooruit,zigt op de afschaffing der plaatselijke accijnsen zouden wij gaarne hebben gezien dat de Minister de geheele personeele belasting voor het Rijk had laten varen en aan de gemeenten had overgelatenover eenkomstig zijn eigen vroegere erkentenis dat //het personeel eigenaardig is eene gemeentebelasting," en de vergoeding voor het Rijk elders had gezochtbij ivoorkeur in de ver bruiksbelastingen waarvan nu toch een vrij belangrijk deel aan de gemeenten zal moeten worden uitgekeerden verder in een billijke belasting op de inkomsten in plaats van de onbillijke patentbelasting. De beraadslaging der Italiaansche Afgevaardigden heeft geen nieuw licht doen opgaan over het verdrag van 15 No vember. Dat de verplaatsing van den zetel der regering van Turijn naar Florence, waarin de goedkeuring van dit verdrag ligt opgeslotendoor de Afgevaardigden is aangenomen heeft welligt niemand bevreemd toch is de meerderheid die voor deze voordragt der regering stemde (317 tegen 70 stemmenterwijl 2 Afgevaardigden buiten stemming bleven), waarschijnlijk grooter geweest dan velen hadden verwacht. Het is er overigens onstuimig genoeg toegegaan vooral, toen de meerderheid de algemeene beraadslaging over de bedoelde voordragt wat eerder wilde sluiten dan de minderheid aan genaam was. De raad. door het Journal des Débats in der tijd gegevenom het voorstel der regering eenvoudig bij acclamatie aan te nemenvond bij die minderheid geen bijvalzulk een eisch zal dan ook wel nimmer door eenig parlement ter wereld tenzij het volkomen eenstemmig ware worden opgevolgden de minderheid wel overtuigd dat de beslissing tegen haar wensch zal uitvallen, zal natuurlijk ten allen tijde het regt om zich zoo lang en zoo krachtig mogelijk te doen hooren als haar dierbaarsthaar eenigst kleinood met alle magt verdedigen. Anders was haar lot dan ook ondragelijken het komt ons voor. dat de meerderheid haar deze beleefdheid wel schuldig is. Zoo beleefd was de meer derheid in het Italiaansche parlement niet, en generaal Bixio schijnt den Voorzitter aangespoord te hebben om aan »de bende advokaten" het zwijgen op te leggenwaarop de advokaat Brofferio, die tot de minderheid behoorde, dienzelfden Voorzitter in overweging gaf om aan //de korporaals" wat wellevendheid in te prenten, De Voorzitter heeft, gemeend aan de minderheid de gelegenheid niet te moeten onthouden om te zeggen wat zij verkoosofschoon het misschien niet alleen wellevendheid was die hem daartoe noopte; de minder heid schijnt namelijk een oogenblik het voornemen gehad te hebben om gezamelijk de vergadering te verlaten wat welligt de Turijnsche bevolking op nieuw in beweging had kunnen brengen. Gelukkig is men zoo verstandig geweest de algemeene beraadslaging niet te sluiten en daardoor voor de minderheid de gelegenheid tot spreken open te houden. Zoo kon de storm uitwoeden en werd welligt veel onaangenaams voor komen waarvan zich in elk geval de indruk lang had kun nen doen gevoelen. Vreemd mag het genoemd wordenen wel in staat om de tegenstanders van hetFransch-Italiaansch verdrag te sterken in hunne bewering dat Italië daarbij in waarheid afstand heeft gedaan van Romedat de minister Delia Marmora of Lamarmoragelijk men hem schijnt, te willen noemen geweigerd heeft, aan het verlangen te voldoen van een Afge vaardigde die inlichtingen vroeg omtrent omtrent een nieuwe dépêche derFransche regering, welke volgens de dagbladen een antwoord en wel een teregtwijzing zou bevatten op die van den Italiaanschen minister-president, waarbij Italië's onafhankelijkheid tegenover Frankrijk met. betrekkimg tot Rome in ruime mate werd volgehouden. Ook een uitdrukking van den minister Lama waarbij hij gewaagde van »de regten van het Katholicisme," heeft de achterdocht der minderheid opgewekt, en haar aan de regering doen verwijten, dat deze door de erkenning dier regten de poorten van Rome voor Italië had gesloten. De verklaring des ministersdat hij slechts van kerkelijke en niet van staatkundige regten had gesprokenkon bij zoo hartstogtelijken strijd alleen groote spraakverwarring veroorzaken, maar geen bevredigiug schenken. Door den rustigen toeschouwer kan aan uitdrukkingenin het vuur van een zoo hevige woordenwisseling gebezigden door elke partij terstond in den zin opgevat waarin zij tot een bruikbaar wapen konden gemaakt wordengeen groot gewigt worden gehechten zoo kan de beraadslaging der Italiaansche Afgevaardigden ons niets nieuws leeren omtrent het verdrag van September. Ook de financiëele voorstellen van den minister Sella zijn door de Kamer aangenomen waarschijnlijk wel omdat niemand een ander middel wist om aan het onmisbare geld te komen. Anders toch zag het voorstel des ministers er niet zeer aannemelijk uitde vervroegde heffing van 124 millioen lires (of francs) op de grondbelasting van het volgend jaar is immers een maatregel waartoe men niet dan in den uitersten nood zou overgaanmaar die uiterste nood schijnt op financiëel gebied werkelijk voor Italië aangebroken. Er moet geld zijnen waar het niet voorhanden is moet het tegen eiken prijs verkregen worden. Gelukkig openbaart zich een groote bereidwilligheid bij de gemeentebesturen, om ten behoeve der regering de gelden aan de belastingschuldigen, die niet bij magte mogten zijn ze te storten, voor t,e schieten. Niet bij alle gemeentebesturen is echter evenveelgeld als goede wil aanwezig, en die nu het eerste mist, doch geen gebrek heeft aan het tweede, zal het geld ontvangen van het Huis Rothschildtwaarmee de minister een schikkiug heeft getroffen. Rothschildt zal alzoo aan de gemeeenten het noodige geld leenen om haar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1864 | | pagina 1