ALKMAARSCHE COURANT
Zesenzestigste Jaargang.
it
Zondag
11 December.
h
©fftciccl ©cbccllc.
Politiek van toenadering.
f».
O
c">
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post ƒ4,
Brieven franco aan de Uitgevers
HE KM». COSTER ZOON.
CIA V
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden berigten een dag
vroeger.
PROVINCIE NOORD-HOLLAND.
HER BESTE DING.
Op Donderdag den 15 December 1864, des namiddags ten
hall' drie ure, Zal, aan liet, lokaal van liet Provinciaal Bestuur
van Noord-Hollandte Haarlemworden overgegaan tot, de
herbesteding bij inschrijving en opbod, namens Kerkvoogden
der Hervormde gemeente van Sint Pancras, van:
Het afbreken der bestaande, en het bouwen
eener nieuwe Pastorijmet eenige bijkomende
werken in de Hervormde gemeente te Sint
Pancras.
Ingevolge de algemeene regelen zullen de gegadigden bij
de herbesteding moeten tegenwoordig zijn.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR.
Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsbl.No.72).
Roepen bij deze op;
Alle mannelijke iugezetenen"die op den 1 January 1865
hun negentiende jaar zijn ingetreden (mitsdien alle mannelijke
gelioorneu van 1846), om zich ingevolge art. 15 en 20 der
voorsz. wet,, in het daartoe gereed gemaakte register tot de
loting voor de Nationale Militie te-doen inschrijven.
De inschrijving begint op 1 Januarij 1865 en moet afge-
loopen zijn den 31 die" maand, behoudens de uitzondering
bij art. 20 der opgemelde wet omschreven.
Tot de inschrijving zal worden overgegaan in een der
vertrekken van liet 'raadhuis alhier, op alle Maandagen
Woensdagen en Vrijdagen in de maand Januarijtot en met
den 30 dier maand, des avonds van 5 tot 7 ure.
De verpligting tot het doen der aangifte berust op den
militiepligtige zeïven; bij ongesteldheid, afwezigheid of ont
stentenis, op zijn' vader; is deze overleden, op de moeder,
enziju beide overleden op den voogd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd hebben het noodig
geoordeeldtot regt verstand van het voorgaandede inge
zetenen opmerkzaam te maken, op de navolgende bij voorsz.
wet gemaakte bepalingenals
Voor ingezeten wordt gehouden
1°. hij wiens vader, of is deze overledenwiens moeder, of,
zijn beide overleden wiens voogd ingezeten is volgens
de wet van den 28 Julij 1850 (Staatsblad n°. 44)
2». hijdiegeen ouders of voogd hebbende gedurende de
laatste 18 maanden voor 1°. Januarij 1865 binnen Nederland
verblijf hield
3°. hij van wiens ouders de langstlevende ingezeten was
al is zijn voogd geen ingezetenmits hij binnen het Rijk
verblijfhoude.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling
behoorendè tot een Staat, waar de Nederlander niet aan
de verpligte krijgsdienst is onderworpen ofwaar, ten
aanzien der dienstpligtigheidhet beginsel van we ler-
keerigheul is aangenomen.
De inschrijving geschiedt
1». van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of
is deze overledende moeder, ofzijn beide overleden
de voogd woont
2". van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente
waar hij woont;
3». van hemdie geen vader, moeder of voogd heeft of door
dezen is achtergelaten of wiens voogd buiten 's lands
gevestigd is, in de gemeente waar hij woont;
4". van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder
lander, die, ter zake van 's lauds dienst, in een vreemd
land woont,, in de gemeente, waar zijn vader of voogd
het, laatst in Nederland gewoond heeft.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven.
1»' de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een
ingezeten die geen Nederlander is
2". de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon
van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd vermanen ai de
ingezetenen dezer gemeentewien dit, mogt aangaan om
voorzien van een extract uit het geboorteregister, voor zooveel
zij elders zijn geloren en cene nota van de ivijk en het nummer
der icoonplaats, zoo mogelijk in eigen persoon de aangifte te
doen, en herinneren voorts aan de straf waarmede cle nala-
tigen ter inschrijving bij de art. 183 en 188 der wet bedreigd
worden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 1 Dec. 1864. De Secretaris.
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
Gezien de verordening regelende de normaallessenvan
gemeentewege kosteloos te geven ter opleiding van kweeke
lingen tot hulponderwijzers en van hulp- t,ot hoofdonderwijzers,
vastgesteld bij besluit van den Gemeenteraad van 19 Octo
ber j.l. (Gemeenteblad 1804 No. 20).
Brengen ter kennis van de belanghebbendendat, de
normaallessen voor jongelingen kweekelingen der openbare
of stads scholenaanvangenin een der lokalen van de
tusschensehoolop Maandag, den 12 December e.k.; dat, ook
worden toegelaten, kweekelingen van openbare scholen buiten
Alkmaar en van bijzondpre scholen in en huiten deze gemeente,
op verzoek hunner hoofdonderwijzersalsmede jongeliugen
die nog niet als kweekeling werkzaam tot den onderwijzers
stand ^wenschen opgeleid te worden, wanneer zij (alleen
kweekelingen van stadsscholen uitgezonderd), bij te houden
onderzoekt blijken van voldoende bekwaamheid en geschiktheid
geven; dat de normaallessen voor hulponderwijzers worden
gegeven aan hendie lust en aanleg tooneu voor het examen
van hoofdonderwijzer dat eindelijk de commissie van toezigt
voor de normaallessen, voor dit jaar bestaat uit de leden der
plaatselijke schoolcommissie, de heeren J. G. A. Verhoeff,
Mr. W. van der Kaag en D' C. J. de Lange, bijgestaan van
den heer districts schoolopziener M. Lugmesen men zieh
ter bekoming van inlichtingen hebbe te wenden aan den
directeur der inrigtingden Keer Dr. J. J. de Gelder, alhier.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 29 Nov. 1864. De Secretaris,
SPANJAARDT.
VERGADERING van den,RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, den 14 December 1864, des na
middags te 12*. ure. Namens den Voorzitter van den Raad.
De Secretaris
SPANJAARDT.
Het lust ons nog een énkel woord te spreken over de
politiek van toenadering, door den heer van Nierop in de
Tweede Kamer aanbevolen en verdedigd. Wij beginnen
echter met op te merken dat wij ons niet opwerpen tot
advokaten van dit lid der Staten-Generaalook in die be
trekking heeft deze bekwame advokaat geen vreemden bijstand
noodig. en wij zouden al dadelijk ontrouw worden aan de
door hem verkondigde politiekwanneer wij hem zeiven
zijn persoon zijn houding in de Kamer' en wat daar door
hem is gesproken gingen verdedigen tegen de bestrijding en
de aanmerkingen, waaraan een en ander ten doel heeft gestaan.
De heer van Nierop blijft, vooreerst rog vier jaren lid van
de Kamer, en dan mogen kiezers en kiezersvercenigingen
overwegen, of men hem op die plaats zal handhaven of den
staf over hem zal Breken. Wij willen daarom niet spreken
over den persoonook niet over de wijze waarop hij zieh
in de Kamer heeft geweerd, niet, onderzoeken of in den strijd
door hem de zege is behaald of door den heer van der Linden
maar wij willen nog eens spreken over de zaak, die hij
ter sprake heeft gebragt. Het komt ons voor, dat dit niet de
gewone manier is. In de dagbladendie zieh bezig houden
met beschouwingen over dewerkzaamheden onzer Staten-
Generaal, zien wij bijna elke zaak in de eerste plaats aangeduid
als tot ondersteuning of ter bestrijding van het ministerie
aangewend. Men wil in alles, ook in kleinigheden, een
zegepraal of een nederlaag van de Regering zien. De zaak
zelve schijnt dikwijls van ondergeschikt of bijkomend belang;
het is maar de vraaghoe het ministerie uit den strijd zal
tredenals overwinnaar of verslagene. Ook hier is gebrek
aan politiek van toenadering.
In hoeverre die politiek in de Kamers in toepassing ver
dient gebragt te worden hebben de leden -dier vergadering
reeds aanvankelijk met elkander besproken en uit de ligt-
geraaktheid en den min- of meer bitteren toon van sommigen
werd het vrij duidelijk dat ook het, lidmaatschap dier Kamer
nog geen standpunt aanbiedt verheven genoeg om met vol
komen kalmte alleen de zaken te behandelen en de personen
met alle bijoogmerken die men hun te regt of ten onregte
toeschrijfter buiten te laten. De heer van Zuglen is do
eenige nietdie zich min of meer als martelaar heeft voor
gedaan. Er schijnt voor velen iets streelends en hartver
heffends in gelegen te zijn er op te kunnen wijzen hoe zij
door dagbladen en vlugschriften zijn of worden vervolgd en
verguisd, hoe zij zeiven of hunne partij, in vroegere jaren
of nog onlangs, aan beleedigingen en lasteringen blootgesteld
zijn geweesten ofschoon elk beweertdat hij zich daar
gelukkig sinds lang niet meer aan stoort, de uitvoerigheid,
waarmee zij van deze zaken gewagen moet ons wel eeniger
mate het tegendeel doen vermoeden De ijdelheiü gluurt
door de scheuren van den mantel van Diogenes. En deze
gevoeligheid schijnt ons juist niet de beste gemoedstoestand
voor een onpartijdig volksvertegenwoordiger. Men waant zieh
zoo ligt geroepen om de vroeger ten onregte gesmade partij
dat leed te vergoeden of den vroegeren vervolgers hunne
handelingen eens betaald te zetten. Zonder kwade trouw, ja
zonder eenig opzetwordt men onwillekeurig zoo ligt par
tijdig. als men zich altijd herinnert welke houding deze of
gene bij vorige gelegenheden heeft aangenomen. Op een
jong lid der Kamer, den heer Jonckbloetmaakten de houding
der oudere strijders, hun wijze van krijgvoeren, en de toon
hunner beraadslaging dan ook een onaangenamen indruk hij
vreesde zelf3 dat de grenzen der betamelijkheid en welvoe-
"■elijkheid zoodoende alligt overschreden konden worden. Het
strekt juist niet tot eer van het leger, als de veteranen zulk
een indruk maken op de rekrutenen wij meeuen grond
te hebben om te gelooven dat het daarorn zeer nuttig is,
van tijd tot tijd eens eenige nieuwe manschappen in de
gelederen op te nemen. Minder gelukkig gekozen achten wij
om-dezelfde reden het standpunt, door een ander jong lid,
den heer van Limbnrg Brouwer, ingenomen. Uitdrukkingen
als //ik als liberaal en wij allenliberalen" hadden wijbij
de verwarring die er nog altijd heerseht omtrent de daaraan
toekomende beteekenisniet verwacht in den mond van ie
mand die overigens voldoende heeft getoond juistheid en
naauwkeurigheid van spreken als vereischten te beschouwen
voor juistheid van denken en oordeelen. Waarom moest dit
jonge lid de geschiedenis van den tegenwoordigen Minister
van Binnenlandsche Zaken en zijne vrienden tot de zijne
makenen naspeuren waardoor die Minister welligt gegriefd
kou zijn Dit te gevoelen en des verkiezende te uiten
kon hijdnnkt onsveilig aan den Minister zeiven hebben
overgelaten. Waarom het groote voörregtvan vrij van oude
veeten en vreemd aan oude kabalen ia de Kamer zitting te
nemen moedwillig prijsgegeven
Ondanks de verguizing, waarop elke partij van de zijde
der drukpers aanspraak meende te kunnen makenbetuigde
men ioch in het algemeen zijn achting voor de periodieke
persvoor de dagbladen als uiting der openbare meening.
Dit verwondert ons want het komt ons voor, dat werkelijk
het gehalte der dagbladen in ons lieve vaderland nog al te
wenschen overlaat; en kan men wel spreken van openbare
meeningals men in de bladen de partijen nog sterker ver
tegenwoordigd ziet dan in de Kamers? Er zijn natuurlijk
uitzonderingen maar in den regel kan men de dagbladen
onderscheiden in minist.eriëele en anti-ministeriëele. Wil men
een aanprijzing van een of ander regeringsvoorsteleen ver
dediging van een regeringsdaad lezen, of wil men zich ver
gasten aan een scherpe afkeuring, men kieze slechts zijn
blad, en men zal zieh in den inhoud niet vergissen. Wil
men over de zaak zelve iets weten, dan moet men gewoon
lijk elders zoeken dan in de dagbladen.
De bladen die in de bestrijding van het ministerie hun
levensdoel vinden leggen er zich voornamelijk op toe om
aan te toouendat de regering nu zelve doet, wat zij vroeger
haar voorgangsters verweet, en bestrijdt wat zij vroeger zelve
heeft gedaan, dat zij haar beloften niet nakomt en alles
behalve liberaal is. En de bladendie geen schooner doel
kennen dan het ministerie te verdedigen, beginnen met te
verkondigen, dat de tegenstanders der Regering bijoogmerken
hebbendat zij geenszins het algemeen belang bedoelen
maar het ministerie willen, doen vallendat zij van alles een
//stormram" maken tegen de regering of een "hefboom" voor
Inm eigen partij. Door een gewone regt,bank zouden zulke
bewijzenals niet ter zake dienendewo'den afgewezen
maar voor de regtbank der openbare meening schijnen zij
voldoende te zijn. Geen advokaat zou met dergelijke gronden
zijn tegenpartij durven ontmoeten; maar de dagbladen maken
er gretig gebruik van. Op vermoedens mag niemand ver
oordeeld worden, behalve op staatkundig gebied. Waarlijk
al moge in de Kamers soms partijdigheid niet te miskennen
zijnal wordt daar soms op vermoedens en bijoogmerken
gedoeldtoch mogen de dagbladen aan den toon die er
heerseht en aan de wijze van strijdvoeren die er gevolgd
wordt een voorbeeld nemen. Wat doet het er toe, of ik niet
ongelukkig ben in mijn betoog dat een minister niet vol
komen geeft wat hij als lid der Kamer vorderde of bij zijn
optreding beloofde Heb ik daar reeds meê aangetoond t
dat zijn ontwerp verwerpelijk is en als wet nadeelig zou
werken? Wat baat het, of ik het al vrij waarschijnlijk
maak, dat de tegenstanders van het ministerie met hun
afkeuring van eenig wetsvoorstel een bijoogmerk hebben en
het ministerie willen doen vallen Is het daarmee, reeds
bewezen dat hun afkeuring ongegrond is En als die nu
eens werkelijk op goede gronden steunde, is het dan genoeg
dit bijoogmerk aan te wijzen, om over alle aanmerkingen
heen te stappen en het voorstel aan te nemen Men heeft
zich alleen met de zaak zelve te bemoeijen-en daarbij mag
men de mogelijke bijoogmerken der tegenpartij niet in aan
merking nemen. Men wederlegge haar bedenkingen tegen de
zaak. de gronden harer bestrijding, maar schrijve haer geen
geheime bedoelingen toedie men niet kan bewijzen. Doet
men ditde tegenpartij heeft het regt om hetzelfde te doen.
En welk een ellendige strijd wordt dan geboren Een strijd
van verwijten en verdachtmaking, die niemand overtuigt dan
de leden der partij zelve. Reeds heeft een billijke vergelding
deze wijze van strijdvoerendeze d igbladsehrijverij getroffen.
Elke partij is van de oneerlijkheid en de kwade trouw harer
tegenstanders volkomen overtuigden de onpartijdigen walgen
van al die wederkeerige verwijten en beschuldigingen waarbij
geen tijd overschiet om de zaak zelve te bespreken. Het is
een feitdat de groote menigte niet, aan de opregtheid van
een courant-artikel gelooft, dit geschrijf niet aanmerkt ais de
vrucht van naauwlettend en .onpartijdig onderzoek, als de
uiting eener overtuiging, maar als de opzettelijke en vooraf
bepaalde verdediging of bestrijding eener zaakdie men om
een of ander oogmerk wil bevorderen of tegenwerken.
Zouden de dagbladen daarvan niet zeiven de oorzaak zijn
door elkander wederkeerig zoo onwaardigzoo gemeen te
behandelen en verdacht te maken door op zoo kleingeestige
en onedelmoedige wijze strijd te voeren Zoo de waard
is vertrouwt hij zijn gasten, zegt het volk.