ALKMAARSCHE COURANT N°. 13. Zevenenzestigste J aargang. 1865. Zondag 26 Maart. ©fficiccl (öcbccltc. Een artikel in de Grids Beschouwingen over een Gids-artikel. Politiek ©uerzigt. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentussehen 8 en 9 ure. Prijs per jaar f 3.40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,—. Brieven franco aan de Uitgevers EE HM'. CO STEK ZOON. De Advertent.iën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Centsbehalve 35 Cents zegelregt voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden herigten een dag vroeger. BRANDWEER, BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de ingezetenen: Dat de loting van voor de brandweer dezer gemeente in geschreven personen door hen in het openbaar zal worden gehouden op Dingsdag, den 28 Maart e.k.. des voormiddags ten 10 ure, in de Prinsenzaal ten raadhuize dezer gemeente. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 18 Maart 1865. De Secretaris, SPANJAARDT. Het GEMEENTEBESTUUR van ALKMAAR verlangt, op eene jaarwedde van f 1000,—, benevens genot van vrije woning en eene jaarlijksche toelaag van f 50,—, voor te geven normaalonderwijs en 200,vergoeding voor het schoonhoudenverwarmen en verlichten der schoollokalen Een HOOFDONDERWIJZER voor de open bare tusschenschool. Vereischten zijnhet geven van onderwijs in de vakken vermeld in art, 1 (a i) der wet op het lager onderwijs. Sollicitanten (bij voorkeur reeds gevestigde hoofdonderwij zers) gelieven de wettige bewijsstukken oorspronkelijk of een daarvan door den betrokken schoolopziener gewaarmerkt afschrift, benevens aanbevelingsbrieven voor den 20 Met 1865 te zenden aan het Gemeentebestuur van Alkmaar; zullende de dag van het vergelijkend examen nader aan de sollicitanten worden medegedeeld. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 24 Maart 1865. De Secretaris SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOU DERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennis: Dat de passage over de brug in den Twuiverweggenaamd de Mirakelenbrug. met ingang van heden weder voor de is opengesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, AlkmaarA. MACLAINE PONT. den 25 Maart 1865. De Secretaris SPANJAARDT. De persoon van JORIS de LANGEN wordt verzocht zich ter gemeente-secretarie {afdeeling Militieaant.emelden en voor de afdeeling Bevolking.- ANTJ E DUINMEIJ ERlaatste woonplaats Oudorp M\RGARETHA KEEbEN, - Haarlem; GERRIT ADVOCAAT, 1. w. MaarsseveenWIL LEM BUIJS TROMPETTER, 1. w. Zaandijk; GERHARD ANTON HEMELT, 1. w. Nieuwe NiedorpGUURTJE van den DAM. 1. w. Schagen; SUSANNA MARIA LAM BRECHT. 1. w .Aalsmeer; WILHELMINA PETRONELLA VENDRIK, 1. w. Maarssen; WILLEM CORNELIS VER- SEPUT, 1. w. Aalsmeer; PIETERNELLA van BLOKLAND en II. Toen wij ons eerste opstel over dit onderwerp schreven Mevrouw hadden wij den brief van den heer ÜUet aan Bosboom-Toussaint nog niet gelezen. Dat moge onvergeeflijk zijnde omstandigheden zijn soms magtiger dan wij en wij meenden dat die brief geen betrekking had op het artikel »de Tweede Kamer en de Staatsbegrooting." Wij leven hier te ver van hoofd- en hofstad verwijderd om achter de schermen te kunnen zienen dachten nog altijd dat de «Avond aan het hof' de voorname oorzaak was van a! de opschudding. In onze onnoozelheid meenden wij dat tot nog toe alleen een zoo orthodox Thorbeckiaan als de Haagsche schrijver der «Beschouwingen" zich aan «de Tweede Kamer en de Staatsbegrooting" geërgerd had. Daar zien wij eensklaps, dat al de mede-redactearen van «de Gids" op één na houd den dief hebben geroepen maar dat de over treder het ontsnapt isen de vrijheid der ballingschap heeft gekozen boven de zamenwoning met een tiental broeders die vaderlijke tucht willen uitoefenen. Eere intusschen den balling, eere den eenigen broeder die welligt regt kon hebben op vaderlijk gezagmaar de broederlijke vermaningmet behoud der vrijheiddaarboven stelt. Wij hebbende namen der mannen die de redactie van «de Gids" uitmaken op den omslag van dat tijdschrift, en het veroordeelde artikel in het tijdschrift nog eens gelezenen wij begrijpen niet hoe zij zich daaraan geërgerd hebben, maar wel hoe de onder vinding der jongste dagen den heer Huet herhaaldelijk heeft doen nadenken over den geest die op dit oogenblik de Nederlandsche natie bezielt. Zou het dan waa" kunnen zijndat de redacteuren van «de Gids" eenigermate de meening deelen van den schrijver uit 's Have die beweert dat het wel geoorloofd is zelfs met ironie en sarcasme al wat in het openbaar geschiedt openlijk te besprekenook de beraadslaging der Neder landsche Volksvertegenwoordiging, maar dat ditniet betaamt aan een liberaal in een liberaal tijdschrift Ja inderdaads zoo staat er «Onder den schijn eener beschouwing over den tegenwoor- digen staat der parlementaire welsprekendheid hier te lande, heeft de heer Huet een scherpe satyre geleverd op de Ne derlandsche Volksvertegenwoordiging" zegt de schrijver. Wie zal ons toch eens een goed hedendaagsch woordenboek bezorgen, opdat wij elkander mogen blijven verstaan! Want waarlijk, zoo kan het langer niet. Wat mag toch de schrijver onder satyre verstaan, dat hij die, en nog wel een scherpe, dit Gids-artikel kan gevonden hebben? Spotternij en sarcasmede «doodelijke wapenen" die de schrijver in de handen van den heer Huet veroordeeltwij hebben ze met zien blinken, hoe scherp wij bij herhaling hebben toegezien. Het komt ons voor, dat de toon van het geruchtmakend artikel ernstig, zeer ernstig zelfs is; wij vinden geen zweem van satyreen als de schrijver uit 's Hage een geestigen onderhoudenden schrijftrant spotternij en sarcasme wil noemenen een scherpe satyre heet wat volgens meer algemeen .kgebruik een scherpe kritiek zou worden geoordeeld dan ja dan zijn wij het met hem eens. «Zijt gij een tegenstander der parlementaire regering en der liberale partij, spreek dan vrij van gomelaslieke scheptcrs, va u kortademige premiers en ongeloof in zake van parlementaire eloquentie, en wat dies meer zij; niemand zal het wraken maar zijn die zaken u lief, ziet gij daarin het plechtanker der toekomstzoo past u een andere toon. Gij behoeft niet neer te zinken in stomme aanbidding onthoud u slechts van te spotten met hetgeen gij goed en wenschelijk acht. Gij hebt volkomen vrijheid aanmerkingen te maken zooveel gij wilt, af te keuren wat gij wilt, mits ge bij het peilen der wonden uwer partij niet uitbarst in honend gelach. Ernstiare zaken moeten ernstig behandeld wordenen zieh vrolijk maken over eigen gebreken is zeker geen bewijs van gezond verstand." Zoo spreekt de schrijver uit 's Hage Wij hebben reeds opgemerkt, dat er van spotternij en ho nend gelach niets door ons is vernomen. Ook hebben wij geen enkel blijk gevonden dat de heer Huet zich vrolijk maakt over eenige zaak. Integendeelhij vindt in het voorwerp zijner beschouwing al zeer weinig opwekkelijks en maakt zieh ernstig bekommerd over velerlei zaken waarin hij hoog belang stelt, onder anderen over den tegenwoordigen staat onzer parlementaire welsprekendheid en in 't bijzonder over de soort van sarcasme en ironie die door de leden der Tweede Kamer somtijds gebruikt wordt; hij zou die gaarne wat keuriger zienen meent reeds sporen van ontaarding in beleedigingen en grofheden te ontdekken daarom waar schuwt hijniet als tegenstander, maar als voorstander der parlementaire regering en der liberale partij die haar in het leven heeft geroepen. Hij ziet de waardigheid der parlemen taire regeringen daardoor hare achting en waardeering bij het volk in gevaar, hij vreest voor de vrijheid van spreken als die in misbruik ontaardten raadt daarom den leden zelf beperking en den voorzitter het gebruik van een krachtiger leidingvan een minder gomelastieken scepter aan. Ziet een vijand waarschuwt niet, als hij kijn tegenstander in gevaar ziet; maar de vriend, die zijn vriend door gevaar bedreigd meent te zien, acht zich tot waarschuwen niet alleen bevoegd, maar verpligt. Niets is meer onwaar dan dat de heer Huet zou spotten met de parlementaire regering en de liberale partij. Van een toeleg op de liberale partij kan reeds hierom geen sprake zijn, dat hij de heeren van Zuylen en van Nierop, Cornelis en Kien geheel met denzelfden maatstaf beoor deelt, en als bij uitzondering alleen een gunstig getuigenis aflegt omtrent de heeren Cremers en de Laat de Kanier En spotten met de parlementaire regering doet hij dat die den standaard van het debat tracht te verhoogen door op sporen van ontaarding te wijzen en hooge eischen stelt voor parlementaire welsprekendheid Er is geen zweem van spotvan minachting of kleinacliting zelfs van onzen regeringsvorm of van eenige onzer staats instellingen in het geheele artikel te vinden. Alleen de toon en de houding cjer beraadslagende personen. Kamerleden en Ministers, worden ter sprake gebragt; die hebben den heer Huet en meerderen met hem in den laatsten tijd mishaagden hij beveelt strengere leiding, strengere zelfbeheersching en hooger ge voel van waardigheid aan. Zou dat tegen het belang der parlementaire regering en der liberale partij zijn Of zou men die kritiek aan de tegenstanders van dezen regeringsvorm of dezer partij willen overlaten Zoo zou men blijk geven van groote. van onvergeeflijke onvoorzigtigheid. Wie laat ooit de zorg voor het vaandel over aan den vijand Neen die het met liefde volgen en er onder strijden, hebben in de eerste plaats te waken voor zijn smettelooze reinheid. Als daarom de voorstander der parlementaire regering, tot welke partij hij overigens moge behooren meent te zien dat de beraadslaging van Volksvertegenwoordigers en raadslieden der Kroon niet gevoerd wordt op een wijze die bevorderlijk is te achten voor het crediet, van dezen regeringsvorm is hij niet alleen bevoegd maar verpligt te roepenmannen t handhaaft de waardigheid onzer instellingen tracht de achting en het vertrouwen, die zij bij het Nederlandsche volk genieten, te bewaren en te verhoogen. En wat ziet men gebeurenwanneer een tegenstander der parlementaire regering of der liberale partij een aanmerking maakt Hij wordt terstond niet ontvankelijk verklaard. Gij zijt onbevoegd om over deze zaken te oordeelen roept men hem toe gij zijt te partijdig, uw oog is verblind door vooroordeel en vijandschap. Gij maakt aanmerkingen op Ministers en Kamerleden om de staatkundige instellin gen zeivendie zij vertegenwoordigen te doen dalen in de achting en de liefde des volks. Gij hebt bijoogmerken onderden schijn vari kritiek voert gij een onverzoenlijken oorlog. Dat de heer Huet den voorzitter der Tweede Kamer alleen verantwoordelijk stelt voor overtredingen waaraan hij bijna de gansche Kamer en velen buiten de Kamer schuldig acht gelijk de schrijver uit 's Hage beweertis mede bepaald onwaar. Ofschoon de heer Huet een grooten invloed toeschrijft aan de leiding eens voorzitters* grooter dan wij zouden durven doen verklaart hij evenwel, dat de grenzen der voegzaamheid waar binnen de beraadslaging behoort gevoerd te wordenbepaald moeten worden door den geest zelf die alle leden der vergadering bezielt. Overigens is het hier de vraag nietof de heer Huet altijd gelijk heeft in zijn beschouwingen maar of hij de zaak zelve aan zijn kritiek onderwerpen mag; dat toch wordt door den schrijver betwist. Wat heeft de schrijver aan te merken op de kritiek, die de heer Huet uit het oogpunt van den stijl in de volgende woorden geeft van dê redevoeringen en memoriën van den heer Thorbeckel «Het krielt er van ongrammatikale beknopt heden van grooter en kleiner geweldenarijen aan de taal gepleegd. Slag op slag worden de regten dier schoone op geofferd aan eene eigenzinnige concisiehare bevalligheden versmaad ter wille van eene in manier ontaarde breviloquentie, De lieer Thorbecke is zoo bevreesd voor het euvel der breed sprakigheid, dat hij er kortademig van wordt," enz. Klinkt hier spot of honend gelach Neenmaar in die weinige woorden is de stijl des ministers volkomen juist en duidelijk geschetst; de schrijver uit 's Hage beproeve eens deze kritiek te wederleggen en hij zal er zelf het onmogelijke van inzien. Waarom is dan toch de schrijver zoo verontwaardigd Och er is ééne zaak die men in ons goede vaderland niet verdragen kangeestigheid. De lieer Huet is er vroeger reeds eenmaal ora bestraft, en een nu reeds ontslapen vriend verzekerde hem bij die gelegenheid, dat er in de vaderlandsche kerk voor ieder plaats was te vinden behalve voor hem die het ongeluk had aardig te worden bevonden. Hij ondervindt nu, dat het even zoo gesteld is in de kringen waar zekere regtzinnige staatkundige kliekgeest zich heeft gevestigd met zijn onvermijdelijk gevolg van domperigheid en bekrompenheid. Vervelend zijn, taai droog en langdradig och daar heeft ons klimaat ons aan gewoon gemaaktdat moogt ge ongestraftmaar Geestigheid heet spotterny Ongodismekettery. o Arm saai vaderlandwanneer zal de glimlach hier de overwinning behalen op de uitgestreken tronie? Maar de heer Huet heeft nog een grooter misdrijf begaan dan aardig zijn een misdrijf dat het best is te vergelijken met majesteits-sehennis. Hoort slechts: «Aan het slot van zijn betoog zegt de Haagsche schrijver rigt de heer Huet tegen den heer Thorbecke verwijten, die wij, golden zij alleen den persoon, zouden laten voor hetgeen zij zijn: de Minister van Binnenlandsche Zaken is niet onfeilbaar och kom en even als zijne gaven zijn welligt ook zijne gebreken groot. Maar die beschuldigingen treffen hem als den leider der liberale partij hier te lande" 't Is zonde hoe durft neen maar dat is toch ook waarlijk te erg wel foei! «Bij de beschouwing der geschiedenis leert men de ijdele vreuad der 'neerschende partij en de voordeelen van het oogenblik met, een lach van medelijden gadeslaan; men leert daardoor vroeg het geloof opgeven dat de dingen der we reld naar de grillen "van enkelen plaats grijpen en naar hunne willekeur tot stand komen; men gewent zich weldra zelfs in de korte tijdspanne, der jongst verloopen jaren de reusach tige beweging der eeuw te voelen kloppenen de majestu- euse letteren waarmee de Voorzienigheid schrijftniet één voor één te spellen om hare afzonderlijke beteekenis uit te vorschen, maar ze te lezen in haar geheel." Die den gang der gebeurtenissen van zijn tijd pleegt n» te gaan heeft wel noodig zich van tijd tot tijd bovenstaande woorden van den grooten geschiedschrijver, van Gervinus, te herinneren. Ligt verloor hij anders den moed als hij in vele jaren zoo "weinig vooruilgang mogt opmerken, als hi| de feiten elkander slechts met tergende traagheid zag op volgen en onderling wedijveren in onbeduidendheid, De

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1865 | | pagina 1