ALKMAARSCHE COURANT
3
f
ars tssst. - 5»°'1111
14.
Zevenenzestigste Jaargang.
1865.
2 April.
Zondag
(Officieel (öcbccltc
Maart Xm. &8KaROT.
politiek ©oersigt.
tfbï'ïi, gelijk oek SgY'"1» ,'"d™ï»r
Sïïlckclijkscltc ijcrigtca
frankrijk.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morsentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar f 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4.—.
Brieven franco aan de Uitgevers
HER M». COSTER ZOON.
W"> tesr
vroeger.
De Adverteutiën koeten van 15 regels 0,^75, vooi
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden berigten een dag
"liet GEMEENTEBESTUUR van ALKMAAR verlangt,
op eene jaarwedde van f 1000.-. benevens genot van vrije
woning en eene jaarlijksche toelaag van 50. vooi e
geven normaalonderwijs en f 200.-, vergoeding voor het
schoonhouden verwarmen en verlichten der schoollokalen
Een HOOFDONDERWIJZER voor de open
bare tusschenschool.
Vereischten zijnhet geven van onderwijs in de vakken
vermeld in art, 1 (a - der wet op het lager onderwijs.
Sollicitanten (bij voorkeur reeds gevestigde hoofdonderwij
zers) gelieven de wettige bewijsstukken oorspronkelijk of een
daarvan door den betrokken schoolopziener gewaarmerkt
afschrift, benevens aanbevelingsbrieven voor den 20 JVLei
1865 te zenden aan het Gemeentebestuur van Alkmaar
zullende de dag van het vergelijkend examen nader aan de
sollicitanten worden medegedeeld.
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar.
A. MA CL AI NE PONT.
Alkmaar,
den 24 Maart 1865.
De Secretaris,
SPANJ AARDT-
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
breuken ter kennis van de belanghebbende ingezetenen.
Dat het onderzoek van plaatsvervangers en uummerver-
wisselaars voor lotelingen der nationale militie dezer gemeente
door den militieraad te Hoorn gehouden zal worden op
Maandagden 10 April a.s„ des voormiddags ten 9T ure
ten raadhuize aldaar.
Buraemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR,
Gelet op de ervaring, dat vele leden tot het personee der
brandweer behoorendein het dwaalbegrip verkeeren als of
door öe aanstelling van korporaals bij de onderscheidene brand
spuiten hunne verpligting zich tot mets anders dan tot enkel
pompen en lantaarudragen bij den brand zoude bepalen
IVenschende dat verkeerde denkbeelddat lot verwarring
en nadeel voor de dienst, bij het brandwezeu leiden moet
te doen ophouden
Brengen bij deze ter algemeene kenmsse
Dat bij artikel 24 der verordening op het, beheer en be
handelen der brandblnschmiddelen van den 17 September 1856
tGem. blad n°. 53), uitdrukkelijk is bepaald, dat de man-
schamen van de brandweer zich dadelijk op het kleppen der
klokken bij gelegenheid van brand moeten begeven naar de
bergplaats van de spuit, waartoe zij behoor enof zoo despuit
reeds is weggevoerdnaar de plaats van den brand
Dat bij artikel 19 de straffen zijn bepaald van 1 tot/20
boetemet of zonder gevangenis van eén tot drie dagen
voor de verschillende gevallen van overtreding of verzet tegen
de bestaande voorschriften, en eindelijk dat bij art. 24 aan
heeren brandmeesters of die hen vervangende verpligting
is opgelegd, om van elke overtreding proces-verbaal op te
maken en ter vervolging intezenden;
Dat, naar aanleiding van deze laatste bepaling, het col
lege van brandmeesters met allen aandrang is uitgenoodigd,
om de naleving der bestaande voorschriften door een uaauw-
lettend toezigt en strikte toepassing der verordening te
^Burgemeester en Wethouders brengen naar aanleiding
daarvan deze voorschriften bij vernieuwing onder de aandacht
van het personeel der brandweer, met, uitnoodiging daaraan
stint te voldoen, ten einde de toepassing der strafbepaling,
ingeval van nalatigheid, te voorkomen, met openbare mede-
deeliug dat,, hoezeer de wettigheid van die verordening
onlangs'door een der dienstpligtigen in regten is bestreden,
die wettigheid nogthans bij arrest van den Hoogen Raad
der Nederlanden van den 28 February 1865 is gehan .haafd
en bevesti"d met veroordeeliug van den opposant overeen
komstig de strafbepalingen bij de verordening vastgesteld en
Buraemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
28 Maart 1865. SPAOTAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOU DERS van ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis:
Dat, de VOORJA ARSKERMIS den 19 April a.s. zal
aanvangenterwijl de loting voor plaatsen s middags ten
12 ure'van dien dag zal aanvangen.
Buraemeester en Wethouders voornoemd
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
i Avrji 1865. De Secretaris
den 1 Apru i w*. SPANJ AARDT.
~^^=^Bgssa—a
Meermalen is in den laatsten tijd in Engeland de vraag
ter* sprake gekomenhoe heeft dit land zich te gedragen
tegenover de kolonie Canada - De verstandhouding tusschen
de° Engelsche r e g er i n g en die der Noord-Amerikaansehe
Unie moge geen reden tot bekommering geven het Noord-
Amerikaansehe volk schijnt evenwel zeer vijandig gezind
ieeens den Britsehen staat; Canada te veroveren en aan de
Unie te hechten blijft een geliefkoosd denkbeeld. De opzeg
ging van bet tusschen Noord-Amerika.en Engeland ter zake
van" Canada bestaande tractaat, deed zelfs bij de Noord-
aLriWnsene regering een minder vnendsohappelijken
"vredelievenden geest vermoeden. Het tractaat blijft echter
no^ een jaar van kracht, en de Engelsche Minister van
Builenlaudsohe Zaken, graaf Russell, acht hel zeer waai-
schijn 1 ijk dat, voor het einde van dezen termijn een nieuw
tractaat tot stand zal kornen. waarbij tevens het onderhouden
van een kleine vereenigde scheepsmagt op de grensmeren
dat te gelijk met, het tractaat vervalt, op nieuw geregeld
zou kunnen worden.
Het, denkbeeld van gevaar doet uitzien naar middelen van
verdedigingen zoo was dan ook de kwestie der verdediging
van Canada in Engeland sinds lang aan de orde van den dag.
Regtstreeksche voordeelen geniet, het moederland niet meer
van deze kolonie, en ook de niet regtstreeksche baten worden
van geen overwegend belang geacht. Drie vragen deden zich
naar aanleiding van dezen toestand voor: zal Engeland zien
belasten met een behoorlijke ver lediging zijner kolonie f
Moet de kolonie zelve voor hare verdediging zorgen f Behoort
Engeland niet liever afstand te doen van een bezitting, die,
zonder voordeelen af te werpeneen bezwarende lastpost
kan worden en het moederland in onaangename verwnke-
lingen kan brengen die mogelijk tot een oorlog kunnen leiden
Zoolang Canada tot Engeland behoort,, meende de regering,
lag ook op Engeland de verpligting om de verdediging dezer
kolonie ter harte te nemen altijd met, krachtige medewerking
der kolonie zelve. Tegen deze redenering was zeker niet
veel in te brengenvooral nu zich in den laatsten tyd in
Canada grootere Engelschgezindheid scheen te openbaren
dan men daar wel eens vermoed had er was reeds een
krijcsmagt van 20,000 vrijwilligers hij één gebragt. en er
bestond plan om die tot S0.000 man uit, te breiden. Een
kolonie die hare verbindtenis met liet, moederland op zoo
hooien prijs stelde, had op den bijstand van Engeland
regtmatige aanspraak. Engelands eer het met toedat het
de kolonie in zijn bezit bleef houden en te gelijk mets
deed om zich in dat bezit, te handhaven. Evenmin scheen
die eer te duldendat het, een kolome op wier bezit het
tot nog toe altijd prijs scheen te stellen en die ook zelve
niet tot scheiding gezind isaan zich zelve overliet bij den
eersten schijn van gevaar voor een vijandelijken aanval. De
regering stelt daarom voor, dit jaar 50,000 pond St. beschikbaar
te stellen tot het maken van verdedigingswerken m Canada,
en wel in 't bijzonder tot, versterking van Quebecen dit
voorstel is in het Parlement, met overgroote meerderheid
van stemmen aangenomen.
Te°-en het voorstel werd onder anderen aangemerkt, dat
het aanleggen van verdedigingswerken in Canada een onmis
kenbaar wantrouwen jegens de Noord-Amerikaansehe Unie
openbaarde. Lord Palmerston beweerde daarentegendat er
geen vrees voor een oorlog mei Noord-Amerika bestaat,
maar dat Engeland in elk geval verpligt is voorde veiligheid
zijner bezittingen te waken. Tegen deze aatste bewering is.
zeker niets in te brengen; geen enkele staat wacht onmid
delijk gevaar van oorlog af, eer hij aan zijne verdediging
denkt; maar daarentegen kan ook met regt gevraagd worden,
of niet de omstandigheid dat tegenwoordig de zorg voor de
verdediging van Canada zoo noodzakelijk wordt geacht
terwijl Vroeger deze zaak aan de aandacht scheen te ont
snappen duidelijk aantoont dat, het vertrouwen is geschokt
dat een zekere vrees voor een vijandelijken aanval van Canada
tegenwoordig de oogen geopend houdt. Deze vraag zal
moeijelijk ontkennend beantwoord kunnen worden.
Te gelijk met de verdediging van Canada is ook die van
Engeland zelf ter sprake gebragt. Er werd beweerd, dat
de "middelen daartoe niet, voldoende, en in t, bijzonder de
zeehavens en kusten niet behoorlijk beveiligd zijn Palmerston
antwoordde daarop, en de Times liet zich in deuzelfden geest,
uit. dat het land tegen een aanval met houten ischiepen
voldoende verzekerd was, en het onwaarsclnjnlyk is dat
ooit een vloot van gepantserde schepen voor de kust zal
verschijnen dat Engeland iets beters te doen heeft dan
voortdurend schepen te bouwen en kanonnen te gietendie
weldra weer niet, aan de behoefte zullen voldoen dat het
voortgaat met allerlei proeven te nemen om altijd opi een
gegeven tijdstip liet beste wapentuig te kunnen maken, terwijl
de° vaderlandsliefde en de ondernemingsgeest der burgers en
de rijke hulpbronnen en groote mdustrieele inngtingenvan
dit ijzervoortbrengende land den waarborg geven dat op
het beslissend oogenblik al het noodige naar de beste mo
dellen en overeenkomstig de laatste proefnemingen, met een
annpd zal kunnen o-ereed gemaakt wordendie door geen ander
staat is dan Engeland om waar 'het vooral op aankomt
den oorlo" vol te houden. Waar men deze waarborgen bezit
gelooven wij inderdaad dat het gevaar voor een vijandelijken
""Nog ïf een andereV'staat heeft een Minister de noodza
kelijkheid van een sterke wapening betoogddaar echter
werd niet alleen het raadzame van voldoende middelen ter
verdediging in het algemeen aangetoond, maar zelfs de mo
gelijkheid van een vijandelijken aa-iva'als scJr.kbeeld fehrmk
tpo-enover een niet zeer bereidwillige Kamer. Ut hier ecmer
met dezelfde opregtheid als door de Engelsche regering
Esproken werd, zonden wij niet durven verzekeren De
Pruissische Minister van Oorlog von Roon verdedigde de
7p ipcpr-inrietin°r en verklaarde het bezit van een
magtig leger noodzakelijk om veilig te wezen tegen mogelijke
aanvallen van Rusland, Oostenrijk: of Frankrijk. Deze al-
aanvallen echter gelijk wij opmerkten, met
STirnde° gea h om het Sssi'sei Hn.s'de'r Afgevaardig-
dl te overtnigen. Het mogelijke, ja zelfs het met onwaar-
schiinlijke van zulk een aanval moest althansvan éene
zbde aangeduid worden. Oostenrijk is nog altijd in zake
Sieeswiik-Holstein de bondgenoot van Pruissen metRuslan
wordrde goede verstandhouding zeer op prijs gesteld, en
nr r een betoon-dat. van deze zijde werkelijk gevaar voor
tneknmst bestaatgevoelde zich de Minister waarschijn-
rt niet berekend. Toen moest, Frankrijk het ontgelden.
Hoe groot de vereering van Keizer Napoleon bij het hoofd
■In het Pruissische Ministerie ook wezen moge, hij moest
ooi dp Jpeliike rol van een verraderlijk nabuur vei-
Fransohe Hof, in deze leerschool voor zijn grootsch model
blijkbaar heeft opgedaan en later naar Berlijn meêg'ebragt,
en die onder anderen zoo duidelijk aan het licht is gekomen
doorzijn trouwe navolging der Napoleontische drukpers-veior-
deningenheeft niet kunnen beletten dat de model-vorst
toen daar behoefte aan was, eeu oogenblik heeft moeten
dienen tot bangmaker. De heer von Roon heeft namelijk van
Keizer Napoleon de volgende niet zeer vereerende getuigenis
afgelegd: hij is te verstandig om op dit oogenblik iets tegen
Pruissen te ondernemen doch als zijn belang het, meebrengt
is er geen reden waarom hij het, zou laten. Wat het, Journal
des üébats hieromtrent heeft aangemerkt dat namelijk dit
sterke leger niet zoo zeer begeerd wordt als beschutting
tegen Frankrijk als wel als hulpmiddel en steun voor Pruissens
uitbreiding in Duitschlandkunnen wij zonder bedenking
beamen.
Met de onderneming tot inlijving van Sleeswijk-nolstem
staat bet intusschen niet kwaad. De verjaardag van den
Koning van Pruissen is er in de voornaamste stedente
Altona, te Flensburg en te Kiel, met, buitengewone kerkdienst,
wapenschouwing en vuurwerk gevierden een deputatie van
Sleeswijk-Holsteiusohe ridders is den vorst te Berlijn komen
gelukwenschen. Ingezetenen van de Hertogdommen treden
zonder eenige formaliteit"alsof zij Pruissische onderdanen
warenals vrijwilligers in Pruissische dienst. De Pruissische
Afgevaardigden hebben tot nog toe vermeden zich uit te
laten omtrent de Sleeswijk-Holsteinsche zakenofschoon de
troonrede desKonings er alle aanleiding toe gaf. Zij schijnen
te begrijpen dat deze onderneming t.e zeer in de gunst des
volks deeltom de regering naar aanleiding daarvan lastig
te durven vallen. Zelfs zou het. plan bij hen bestaan on.
zich zeiven eenig aandeel in de onderneming te bezorgen en
zich daardoor eveuzeer in de gunst des volks te verhoogen.
Het plan zou namelijk bij sommige leden bestaan om een
verklaring van het Huis voor te stellen, dat, Pruissen regt.
heeft op een meer of min naauwe verbindtenis met de Her
togdommen. Dat zulk een verklaring van het Ht is in Pruissen
bijval zou vinden, achten wij onbetwistbaar; maar even
onbetwistbaar komt het ons voor, dat het, Huisdoor alzoo
de uitbreidings-politiek van vor. Bismarck te huldigen meer
en meer allen grond zal verliezen om zich te verzetten tegen
verschillende zaken die voor den goeden uitslag dezer politiek
onmisbaar geacht moeten wordenals daar zijn: een regering
zoo min mogelijk belemmerd door overleg met en toezigt
van de vertegenwoordigingopdat zij de hand vrij heboe
en op een geschikt oogenblik haar slag kan slaan een sterk
leger, etc.
BEL.GIE.
Den 24 heeft de Kamer eenparig besloten het borstbeeld
van den heer Lebeau in de conferentie-zaal te plaatsen naast
de afbeeldsels der leden van het voorloopig bewind.
De gezamelijke bisschoppen hebben een adres aan den
Koning geristmet verzoek de wet betreffende de bezoldiging
der eerediensten niet t,e bekrachtigen.
In den avond van den 26 is het arsenaal te Ostende met
al het voorhanden zijnde materiëel eene prooi der vlammen
geworden. Alleen de zware muren zijn staande gebleven.
De regering heeft, een erediet aangevraagd van 60 millioen
fr te vinden door eene leening. tot aanvang en voortzetting
van verschillende openbare werken zooals voor het kanaal
van Turnhout naar Antwerpen 1 millioenvoor havenwerken
te Antwerpen 4 millioenvoor de verbinding der noorder
en zuider spoorwegstations te Brussel 5 millioenenz.
nijiTSCiHiisn.
Beijeren Saksen en Rijnhessen hebben den 27 bij de
Bondsvergadering eene nota ingediendwaarbij zy voorstellen
den wensch uittesprekendat Oostenrijk en Pruissen het
bestuur over Holstein zullen toevertrouwen aan den erfprins
v. Augustenburg en zullen mededeelen welke schikking zij
omtrent Lauenbnrg gemaakt hebben.
El«eEL4ND.
Ook het Hoogerhuis heeft de begrooting voor het leger en
het verstrekken van middelen ter verdediging van Canada
met eene overgroote meerderheid goedgekeurd.
Uit Indie méldt mendat de Bhootanezen na het aan
wenden van eene vergeefsche poging in het laatst van Ja
nuary om de vesting Dewangiri te heroveren in de eerste
daneii van February de derwaarts leidende bergpassen bezet
en"den toevoer van water afgesneden hebbenwaarop de
bezetting van ruim 550 man. meest inlanders, na vergeefs
on ontzet o-ewacht le hebben, het fort in de grootste wan
orde verlaten heeft en deerlijk gehavend is, met achterlating
van ziekengekwetsten en geschut. Eene sterke krygsmagt
wordt afgezonden om dezen nederlaag te wreken.
De heer Rogeard, de schrijver van Us propos de Labtems,"
eene scherpe beoordeeling van 's Keizers sLevenvan Casar,
is veroordeeld tot 5 jaren gevangenisstraf en 500 fr boete en
de drukker van dat, werkje tot 1 maand en gelyke boete.
De schrijver was in tijds door zijne vrienden naar Belgie in
VeSeÏ8ghee?tgtte St. Roman de begrafenis plaats gehad
van den bekenden weerkundige Mathieu de la üromedie a s
staatkundige bij de arbeidende klasse zeer gezien was Alle
fabrieken en werkplaatsen waren gesloten en eene onafzien-
harp menigte volgde het lijk.
Union de l' Ouest heeft eene waarschuwing ontvangen we-
trens het verhaal van een onderhond tusschen den Paus en
den franschen gezant, hetwelk de regering voor logenachtig
verklaartle Monde en l» Phare de la Loire die het berigt
overgenomen hadden hebben ook ui de straf gedeeld.