ALKMAARSCHE COURANT
N°. 22.
Zevenenzestigste J aargang.
1»
t v.
L
Zondag
28 Mei.
#fficiccl ©cbccltc.
Medicinaal en het Goud- en Zilvergewigt
gedurende diezelfde 4 weken, alle Vrijdagen, des namiddags
van 3 tot 6 ure.
SCIIlTTEitEJ.
fc' OA'*
■*Wv>
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschéu 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40. enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,
Brieven franco aan de Uitgevers
RE 11M«. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0.75. voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelreirt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ureingezonden berigten een dag
vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR;
Ontvangen hebbende eene missive van den Heer Arrou-
dissements-IJker alhier, houdende «Kennisgeving van de dagen
tot den herijkderMaten en Gewigten binnen deze gemeente,
voor de dienst van 1865 vastgesteld, en tevens verzoek om
daarvan de vereischte kennisgeving aan de belanghebbenden
te willen doen."
Gezien art. 13 van het reglement op den herijk vervat in
de dispositie van Heeren Gedeputeerde Staten van Noord-Holl.
van den 31 Januarij 1822, n». 42 (Prov. blad n°. 8).
Gelet op de wettelijke bepalingenten aanzien van den
herijk bestaande.
Brengen mits deze ter kennis van de belanghebbenden, zoo
in als onder de jurisdictie dezer gemeente wonende;
Dat tot den herijk zal worden gevaceerd in het gewone
IJk-kantoor onder het Stadhuis, en wel:
Voor de gewone Maten en Gewigten,
te beginnen met Maandag den 15 Mei en zoo voortgaande
gedurende de geheele maand Mei en vervolgens tot en met
den 10 Junij e. k., alle vier eerste werkdagen van elke week.
met uitzondering van den Hemelvaartsdag en 2'" Pinksterdag,
van 's morgens 9 tot 's namiddags 3 ureen voor het
Burgemeester en Wethouders herinneren bij deze gelegen
heid ieder belanghebbende, dat, tengevolge der bestaande
wettelijke verordeningen:
}o. De herijk jaarlijks moet geschieden
2»! Hij verpligtend is voor alle in de winkelsmagazijnen
verkoop- óf werkplaatsen in gebruik of voorhanden zijnde
Nederlandsche maten en gewigtenzoowel voor natte als
drooge waren.
3°. Hij, voor zooveel de lengtematen betreft, zich niet enkel
bepaalt tot de elle geschikt tot het meten van stoffen maar
ook tot alle duimstokken, kettingen en maatstaven bij
de handwerkslieden of administratiën in gebruis.
4». Van de drooge waren welke met den strijker worden
afgestreken, ook de strijkers aan den ijk zijn onderworpen.
5°. De ijk van het goud- en zilvergewigt zich uitstrekt tot
de korrel en van het 'medicinaal gewigt tot de 4. grein
ingesloten.
6°. Geene maten en gewigten anders dan behoorlijk schoon
gemaakt en van alle vuil ontdaan ten herijk kunnen
worden aangeboden.
Burgemeester en Wethouders zijn tevens door den Heer
Arrondissenients-IJker verzochtde belanghebbenden te ver
wittigen, dat dadelijk na den afloop van den door HH. Gede
puteerde Staten voor den herijk gestelden termijn, tot het
bij de wet voorgeschreven onderzoek zal worden overgegaan
hen tevens uitnoodigeudeom niet tot de laatste dagen der
zitting te wachten maar zich van den beginne aftot het
doen herijken hunner maten en gewigten aan te melden
terwijl tot bevordering van hun gemak, eiken morgen ten
half negen ure zal worden gevaceerd tot de afgifte van volg
nummers voor dien of zoo de aanvrage te groot inogt. zijn
voor eenen volgenden dagin het vertrouwen dat op deze
wijze een ieder gaarne zal willen medewerken tot een gere-
gelden en voor zich zeiven gemakkelijken afloop van zaken.
Men zij opmerkzaam dat ieder aftegeven billet slechts
voor één persoon geldende is en de betaling direct
bij de terugontvangst der stukken behoort te geschieden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 29 April 1865. Be Secretaris,
SP AN J AARDT.
Tot de inschrijving wordt gevaceerd des Dingsdags en
Donderdags van iedere weekvan des voormiddags 11 tot.
des namiddags 2 ure, zij zal moeten zijn afgeloopeu den
1 Junij aanstaande.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden
Dat de doorvaart door de sluis genaamd de Zes Wielen,
onder Oudorp. van heden af weder GEOP ND is.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
85 Mei 1865. De Secretaris
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de binnen deze gemeente gevestigde
industriëlen, dat van 17 Junij tot 17 October 1866 eene
tentoonstelling van nederlandsche nijverheid en kunst in het
Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam zal plaats hebben
waarvan de programma's en ^de zamenstelliug van het be
stuur nader zullen bekend gemaakt worden.
Burgemeester en Weihouders voornoemd.
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
den 27 Mei 1865. Be Secretaris
SPANJAARDT.
NATIONALE MILITIE.
INSPECTIE VERLOFGANGERS.
BURGEMEESTER en WETHOU DERS van ALKMAAR.
Gezien de circulaire van den beer Commissaris des Konings
in de Provincie Noord-Holland- dato 5 Mei i865 No.
M/S 4e aftleeling.
Roepen bij deze op: de verlofgangers der Nationale Militie,
van de ligtiugeu 1861. 1862. 1863 en 1864. voor zoover
zij vóór 1 April 1865 in het genot van onbepaald verlof zijn
gesteld en in deze gemeente verblijf honden om te verschijnen
vóór het raadhuis der gemeente, op Donderdag, den 22 Junij
1865 des voormiddags ten half tien ure, gekleed in uniform
en voorzien van al de door lien van het korps medcgehragte
kleeding- en equipementstukken benevens zakboekje en ver
lofpas, ten einde alsdan door of van wege den militie-commissaris
in dit district te worden onderzocht-
Burgemeester en Wethouders voornoemd hebben het noodig
geoordeeld, de voorschreven verlofgangers te herinneren aan
de navolgende hij opgenoemde wet gemaakte bepalingen
luidende als volgt:
Art. 130. Het Crimineel Wetboek en het Reglement, van
krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op de manschap
pen der militie te land die zich onder de wapenen oevindeu
van toepassing, en met opzigt tot de verschillende gevallen
van desertie/op al de bij de militie te land ingelijfden.
Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn:
1°. zoolang zij zich bij hun corps bevinden
2°. gedurende den tijd-dien het in art. 138 bedoeld onder
zoek duurt;
3°. in het algemeenwanneer zij in uniform zijn gekleed.
Art- 140. De verlofganger verschijnt, bij het onderzoek in
uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrusting
stukken hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven van
zijn zakboekje en van zijn verlofpas.
Art,. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een arrest
van twee tot, zes dagen te ondergaan in de naastbij gelegen
provoost, of het naastbij zijnde huis van arrest, door den
militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger:
1». die zonder geldige redenen niet, hij hel onderzoek verschijnt
2». die. daarbij verschenen zijnde zonder geldige reden niet,
voorzien is van de in het voorgaand artikel vermelde
voorwerpe-n
3». wiens kleeding- of uitrustingstukken bij het onderzoek niet
in voldoenden staat, worde^ bevonden
4°. die kleeding- of uitrustingstukken aan een ander belioo-
reude, als de zijne vertoont.
Art. ]42. Is de verlofganger, wien krach'ens het voorgaand
artikel arrest, is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig'
dan kan hij dadelijk ouder verzekerd geleide in arrest, worden
gebragt.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan
de hem opgeiegde slraf, dan wordt hij, op schriftelijke aan
vrage van den inilit.iecornmissaris te risten aan den burge
meester der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden
en onder verzekerd geleide naar de naasthij gelegen provoost,
bf het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest overgebragt.
Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 vermeld, is
de verlofganger verpligtop den daartoe door den mi lit ie -
commissaris te bepalen tijd en plaats, en op de in art. 140
voorgeschreven wijze, voor hem te verschijnen om te worden
onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig
maakt aan het feit,, sub 4». van art. 141 bedoeld, of niet,
overeenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris ver
schijnt, of, aldaar verschenen zijnde in het geval verkeert
sub 2°. en 3°. van art 141 vermeld, wordt, onder de wapenen
geroepen en van drie tot, zes maanden gehouden.
Art. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan
eene oproeping voor de werkelijke dienst,wordt als deserteur
behandeld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 20 Mei 1865. Be Secretaris.
SPANJAARDT.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt te,r
kennis vau de belanghebbenden
Dat ook de heer C. Bosman zich bereid heeft verklaard
om de krijtrers van 1813 1815. die aan de feestviering in
het IuvaUedenhuis te Leijden op 25 Junij e.k. wenschen
deel te nemengratis voor de heen- on terugreize met zijne
stoomboot, te vervoereu.
Alkmaar, Be Burgemeester voornoemd
den 27 Md 1865. A. MACLAINE PONT.
VERGADERING van den RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, den 31 Mei 1865, des namiddags
ten 1 ure. Namens den Voorzitter van den Raad,
Be Secretaris
SPANJAARDT.
In de Tijd, Noord-Hollandsche courant, van 23 Mei 1.1.
lazen wij het volgende:
„Ons laatste artikel over de doodstraf is door verschillende
bladen overgenomendoor sommige omdat zij er zich mede
vereenigden, door andere om het te bestrijden, Onder de
laatstee is de Alkmaarsche Courant. Wij gewagen daarvan
alleen wegens een kurieuze aanmerkingwelke in haar opstel
voorkomt. Ofschoon wij zelden aan beschouwingen uit
vreemde bladen plaats inruimenen als wij het een enkele
maal doen, er steeds de bron bij noemen, verhaalt, nu de
Alkmaarsche Courant dat het bewuste artikel aan «een fransch
blad, de Monde welligt," is ontleend. Welke reden geeft
de Alkmaarsche voor die veronderstelling op? Deze: er
komen twee fransehe woordenvive Lambertin voor, bij
gevolg is het «zeker geen Nederlander," die het geschreven
heeft." Volgen een aantal argumenten tegen de doodstraf
als daar zijn: «geen schavot onteert of verlaagt, in deoogen
des volks." «De staudvas'igheid van den moordenaar van
prins Willem I perst, ons een gevoel af dat, min of meer aan
bewondering grenst." «Toen Sand, Kotzebue's moordenaar,
naar de strafplaats werd gebragt, regende hel, bloemen op
zijn, weg." aLincoln was ook reeds door zijn tegenstanders
genoeg voor tyrau gescholden om zijn moordenaar door de
plegtige voltrekking der doodstraf tot een slagtoffer en mar
telaar kunnen wijden." Konkluziede doodstraf behoort
afgeschaft te worden. Wij wisten ind'-rdaad niet dat in het
nederige landstadje Alkmaar de logika zulke scherpzinnige
beoefenaars telde."
De lezing van dit artikeltje deed ons oogenhlikkelijk grijpen
naar zeker boekje van ongewoneu vorm het heet Onderzoek
en Bhantasie van J. Geel, en daarin zochten wij het opstel
dat handelt over een nieuwe karakter-verdeeiing van den
stijl. Onwillekeurig was ons de proeve van onopreqten stijl
voor den geest gekomen. Eu daarmede was toch het artikeltje
uit de Tijd volstrekt niet, te vergelijken; dit zou naar de
verdeeling van den heer Geel met geen mogelijkheid tot de soort,
van onopregten stijl gebragt kunnen worden: de stijl waarin
het geschreven is mag zelfs duidelijk en eenvoudig genoemd
worden. Toch moet er eenige verwantschap hestaan tusschen
dit dagblad-artikeltje en de proeve van den heer Geel, waar
door het een ons terstond aan het ander herinnerde; en het
is ons duidelijk geworden wat hiervan is. Evenals de heer
Geel een verdeeling van den stijl maakt naar het verschillend
karakter der schrijvers, zouden wij den strijd op het papier,
den strijd in dagbladen tijdschriften en brochures naar zijn
aard, beginselen strekking in eenige soorten willen verdeelen.
Zoo is daar strijd 1° uit liefde voor de waarheid, maar ook
2° uit eigenliefde, eerzucht, gekrenktea trots of wraakzucht,
3° uit valsohe schaamte, die ons drijft, om een eens verkon
digde leer tot eiken prijs te blijven verdedigen 4° uit, nood
zakelijkheid volgens de eischen van partijbelang of van
verkeerd begrepen of eenzijdig geliefkoosde beginselen. Zoo
is er strijd voor en tegen zaken, en strijd voor en tegen
personen. Zoo is er een ridderlijke strijdeen opregte
een eerlijkemaar ook een onridderlijkeeen onopregte en
een oneerlijke strijd.
De strijd die in de dagbladen gevoerd wordt is meestal
niet van 'de beste soort. Dit is zeer ligt, verklaarbaar. De
dagbladen stellen zich gewoonlijk niet, tot taak, de beginselen
van de verschillende partijen toe te lichten aan te vallen
of te verdedigen zij hebben te doen met de werkelijkheid, met
de toepassing van beginselen, die uit, den aard der zaak
altijd reeds min of meer gebrekkig en onder velerlei voorbehoud
moet geschieden door personen die natuurlijk hunne gebreken
en feilbaarheden hebben. Die personen behooren echter in
hoofdzaak altijd tot deze of gene rigtingtot deze of gene
partij; en nu is hel duidelijk, dat, woord en werk door de
tegenpartij even partijdig wordt aangevallen als door de
bondgenooten verdedigd. Daarhij komtdat er zoo velerlei
strijd is, strijd over zaken van zeer verschillenden aard
een publiek dat wel iets lezen wil, maar moet kort zijn
en oppervlakkig, men moet er niet bij behoeven te denken
en weinig beschikbare ruimte in de dagbladen. Wat, wonder,
dat men. hij gebrek aan tijd en ruimte en tegenover een
publiek waarvan men geen onderzoek of eigen uadenken
verwacht,, zich dikwijls laat verleiden om, in plaats van een
eerlijken en opregten strijd aan te gaanzich de zaak ge
makkelijk te maken en door aanhaling van eenige uit hun
verband gerukte volzinnen en verkeerde voorstelling van
aangevoerde gronden, de tegenpartij eenigen onzin in den
mond legt, haar voorstelt als iemand die geen ernstig antwoord
verdient, glimlacht, de schouders ophaalt, een paar dood
doeners opsnijdt en den zegezang aanheft
Zoo heeft ook nu de redactie van de Tijd gedaan. Als
wij geroepen werden om de verschillende soorten van dagblad-
strijd door voorbeelden op te helderen, zouden wij niet
aarzelen om het overgenomen artikeltje aan te halen als
proeve van onopregten en oneerlijken strijd.
Proeve van onopregten strijd. Het is duidelijk dat de
schrijver van het bedoelde artikeltje er geen oogenblik aan
gedacht heeft om ernstig en opregt ons artikel te bestrijden
en te weerleggen. «Wij gewagen daarvan alleen schrijft,
hij wegens een kurieuze aanmerking welke in haar opstel
voorkomt'.' Dit, verhindert niet. dat 11a de mededeeling der
«kurieuze aanmerking" eenige volzinnen uit ons artikel worden
aangehaald, die min of meerde hoofdzaak, de afschaffing der
doodstraf betreffen. Ten slotte een (geestige?) uitroep van
verwondering over de scherpziuuige beoefenaars der logika
in het, nederige landstadje Alkmaar. Zoo voert men geen
ernstigenopregten strijdzoo maakt men zich ergens van
af met een groot woord door een lioogen toon of iets dat
voor een aardigheid moet doorgaan zoo tracht men iemand
apart te zetten.
Proeve van oneerlijken strijd. Tot een eerlijken strijd
behoort een juiste aanhaling of althans getrouwe voorstelling
van hetgeen door de tegenpartij wordt beweerd. Dit is
daarenboven noodzakelijkomdat de lezers van het eene blad
voor het meereudeel niet zijn tevens lezers van het andere
blad. Het veiligst, achten wij daarom de letterlijke overname
van het artikel of het gedeelte daarvan dat men bestrijden
wil, zooals wij dan ook tegenover de Tijd gedaan hebben.
Heeft men daarvoor geen ruimte over, men zij voor 't minst
streng eerlijk in de voorstelling der beschouwingen en ar
gumenten van partij.
Zoo heeft de Tijd niet gehandeld.
In de eerste plaats de «kurieuze aanmerking." Wij
waagden een gissing omtrent den oorsprong van het artikel
van 17 Meiwij verhalen nietmaar gissen en onderstellen.
Eu de grond voor de onderstelling Zij is deze zegt de
Tijd«er komen twee fransehe woordenvive Lambertin
voor, bij gevolg is het zeker geen Nederlander die het ge
schréven heeft." Onwaar. Wij merkten op, dat wij niets
bespeurd hadden van het plotseling verstommen der dagblad
pers in de laatste weken over het, «politiek mode-artikei"den hot
eensklaps tot, stilstand komen der anti-doodstraf-bew-gingdit
zou ook nioeijelijk gaan wanneer men althans let op het opstel
van den heer de Bruin Kops in de Economist, van April, de ze3
artikelen in hei Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage in
Maarten April en de artikelen die voortdurend, ook nu nog,
over dit onderwerp verschijnen in het Weekblad van het regt.
Hierdoor werd het reeds onwaarschijnlijk dat, de schrijver
de Nederlandsche dagblad-pers h d .eldeof hij zou een on
waarheid gezegd hebben. De schrijver zegt daarenboven:
«Het groote publiek riep- weg met de doodstraf! even als