NT BIJBDAD jelioorciide tot de AlSonaarschc Courant van Zondag 4 Junij 1865. 186 Mir 'tl ©uerzigt. SSJefccHjkschc Bcrigtett. 4,18 W f «EM K ESITERAA». Zitting van den 31 Mei 1865No. 8. Voorzitter de Burgemeester. Tegenwoordig 14 leden. Afwezig de heer Jonkhr. D. C. de Dieu Fontein Verschuir. De vergadering geopend en De notulen der vorige vergadering gelezen en goedge- kei rd zijndeworden gelezen 2. Het rapport van de commissie, tot beschouwing van het concept reglement voor het burgerweeshuisen om te dienen op de adressen van het R. Cath. Weesbestuur, om eene uitkeering uit de fondsen van het weeshuis tot ver zorging zijner weezen. .i Ter lezing voor de leden op de secretarie nedergelegd. 3. Missive van H. H. Commissarissen van de burgerlijke begraafplaats, ten geleide van derzelver rekening over 1864. Ferzonden aan de commissie van financien tot onderzoek en om berigt. 4. Wordt door den Voorzitter medegedeeld, dat is inge komen e-u aan de commissie van financiën tot onderzoek" is verzonden de rekening van het Gasthuis, over den jare 1864. Voor kennisgeving aangenomen. 5. Voorstel van Burg. en Wetli., tot regularisatie van verschillende posten, gezamenlijk ten bedrage van /'2978,64J, op de begrooting van 1864, benevens het daartoe betrekkelijk Rapport van de commissie van financien. Op het voorstel goedgekeurd en de gevraagde magtiging verleend. C. Voorstel van dezelfden, tot voldoening eener som van f 40.50, uit den post van onvoorziene uitgaven der begroo ting van 1865 en Het rapport der commissie van financiën. Behoudens de goedkeuring van H. H. Gedep. Staten, tot de voorgestelde verevening besloten. 7. Voorstel van als boven, betreffende den aanbouw van gebouwenzoo voor de Rijks hoogere burgerschool als voor eene gewone burgerschool voor meer uitgebreid lager onderwijs. Na uitvoerige deliberatiende beslissing aangehouden tot nadat nog een nader plan van Burg. en Wetb. zal zijn in gekomen. 8. Voorstel van Burg. enWeth., om gemagligd te worden tot eene uitgave a f 100, ter voorziening in eenige kleine kosten bij het ophanden zijnde feest. 9. Voorstel van dezelfden, om magtiging tot het aangaan eener overeenkomst omtrent een overgang over gemeentegrond aan den Kalkovensweg, ten dienste van de spoorweglijn Alkmaar Castricum. Beide voorstellen, No. 8 en 9, aangenomen. 10. Idem tot het doen van afschrijvingen van aanslag in de plaatselijke directe belastingdienst 1864 ten behoeve van personen, die in den loop des jaars de gemeente hebben verlaten. 11. Verzoek van het Burgerlijk Armbestuur, om magtiging tot het doen van af- en overschryving op zijne begrooting over 1864. Beide de Nos. 10 en 11, tot onderzoek en om berigtge- renvoijeerd aan de commissie van financien. 12. Het nadere verzoek van het kader onderofficieren van de dienstdoende schutterij, om eene toelage van /200, voor de kosten van een gecostumeerden optogt op het aanstaan de herinneringsfeest aan den veldslag bij Waterloo. Tot het aangevraagde bedrag toegestaan zonder consequentie voor het vervolg. 13. Adres van den heer C. de Vos, te Sehermerhorn. 14. van Jonkhr. B. A.Engelen van Pijlsweert, te Alkmaar. 15. n i' den heer O. D. van der Sicaagh, id. 16. e n n n C. Reekers, id. 17. n n J. van der Kaag, id. 18. u tr H. F. C. Gerlings, te Haarlem. 19. J. n. Blekkingh, te Amsterdam. 20. n n li. Veen Valkte Harderwijk. 21. n n n JPost, te Alkmaar. Alle verzoekende om de betrekking van gemeente ontvanger. Gerenvoijeerd aan Burq. en IVelh., om daarop bij eene te doeue voordragtvoor zoo veel noodig regard te slaan. 22. Is overgegaan tot de benoeming van een eersten hulp onderwijzer aan het Gymnasium en openbare jongensschool waartoe, onder bepaling dat de benoemde met den 1 Au gustus e.k. in functie zal tredenwordt benoemd de heer A. O ik amp, te 's Gravenhage. 23. De vergadering is opgeheven. -5 regelsj 0,75, voor Ive 35 Cents zegelregt iterlijk aangenomen tot inden berigten een dag Te Alkmaar bij IiERMs. COSTER ZOON. 1". zoolang zij zich bij hun corps bevinden 2°. gedurende den tijd.dien het in art. 138 bedoeld onder zoek duurt; 3". in het algemeenwanneer zij in uniform zijn gekleed. Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding- en uitrusting stukken hem bij zijn vertrek met verlof medegegevenvan zijn zakboekje en van zijn verlofpas. Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een arrest van twee tot zes dagen te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zynde huis van arrest, door den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger: 1°. die zonder geldige redenen niet bij het onderzoek verschijnt 2°. die, daarbij verschenen zijnde zonder geldige reden niet voorzien is van de in het voorgaand artikel vermelde voorwerpen 3°. wiens kleeding- of uitrustingstukken hij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden 4°. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behoo- rendeals de zijne vertoont. Art. 142. Is de verlofganger, wien krach'ens het voorgaand artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig' dan kan hij dadelijk onder verzekerd geleide in arrest worden gebragt. Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hy zich niet aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij, op schriftelijke aan vrage van deu militiecommissariste rigten aan den burge meester der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden en onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, overgebragt. Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 vermeld is de verlofganger verpligt. op den daartoe door den militie commissaris te bepalen tyd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschreven wijze voor hem te verschijnen om te worden onderzocht. Art. 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het feitsub 4». van art. 141 bedoeld of niet overeenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris ver schijnt of, aldaar verschenen zijndein het geval verkeert sub 2». en 3°. van art 141 vermeldwordt, onder de wapenen geroepen en van drie tot zes maanden gehouden. Art. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan eene oproeping voorde werkelijke dienstwordt als deserteur behandeld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 20 Mei 1865. De Secretaris SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de binnen deze gemeente gevestigde industriëlen, dat van 17 Junij tot 17 October 1866 eene tentoonstelling van nederlandschc nijverheid en kunst in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam zal plaats hebben waarvan de programma's en de zamenstelling van het be stuur nader zullen bekend gemaakt worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 27 Mei 1865. De Secretaris SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden Dat de patenten aangevraagd in de maanden Pebruarij Maart en April 1865, in gereedheid zijn en afgehaald kunnen worden ter Secretarie dezer gemeentetegen overgifte van het bij de beschrijving afgegeven rcyn gedurende de eerst komende veertien dagen, van 'smorgens 9—2 uur. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar. A. MACLAINE PONT. den 4 Junij 1865. De Secretaris SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen datter gelegenheid van het herinneringsfeest aan den gedenkwaar- aigen dag van 18 Junij 1815, toen de bedreigde vrijheid van het pas herhoren Vaderland met zooveel moed en opoffering door het Nederlandsche leger, onder bevel van wijlen Z. M. Koning Willem II, op het veld van Waterloo, zoo roemrijk werd verdedigd en gegrondvest, van gemeentewege op den 18 Junij .w.Haarlem; NEELTJE KLU WE, 1. w. Asserdelft; SAAR- TJE de JONGH 1. w. AmsterdamJOANNA ECKAART. Het Pruissische Huis der Afgevaardigden is gedoemd zijn strijd tegen de regering meestal op ongunstig terrein te voeren. Zoo was het ook nu weer met de behandeling van het wets-outwerp tot stichting eener Pruissische oorlogsvloot. De groote meerderheid van het Huisen daaronder de hef tigste bestrijders van het ministeriezijn even begeerig naar een goed aandeel in den op Denemarken veroverden buit als von Bismarck, en schrijven aan Pruissen evenzeer het regt toe om zich voor gedane diensten behoorlijk te doen betalen. Regering en Vertegenwoordiging prediken even sterk de onmisbaarheid eener Pruissische vloot en de nood zakelijkheid van het bezit van Kiel. De regering vraagt de middelen, de noodige gelden om den algemeenen wensch te vervullen, maar het Huis verklaart die middelen niet te kunnen toestaan het heeft de voordragt der Regering met groote meerderheid van stemmen verworpen. De houding van het Huis is ongetwijfeld zeer goed ver klaarbaar. Tot handhaving vau zijn standpunt was geen andere houding mogelijk. Aan een ministerie dat zonder begrooting blijft regeerendat meermalen heeft verklaard te zullen doen wat het goed acht ondanks de tegenkauting van het. Huis en zich daartoe de middelen te zullen verschaffen in spijt van het Huis. aan een ministerie dat het zoogenaamde budgetregt van het Huis niet erkentkan het Huis geen gelden toestaau al mogen die ook bestemd zijn tot een zeer geweuscht doel. Deze redeueriug is zoo eenvoudig en juist, dat er moeijelijk iets tegen aangevoerd zou kunnen worden. Dit schijnt ook niet beproefd te zijn nocu door het minis terie noch door de weinige aanhangers die het nog in het Huis bezit. Als de heer von Bismarck of de heer Wagener spreekt, bepaalt hij zich alleen tot liet wets-ontwerper wordt niet gewaagd van deu grooten strijd die nu reeds sinds jaren wordt gevoerdden strijd voor een beginsel van welks uitslag het zal afhangen of Pruissen inderdaad een constitutioneele monarchie is of wel een land dat door een alvermogend Koning ouder den onmiddelijken invloed van de gratie Gods en met onverantwoordelijke ministers wordt geregeerd. Het is alsof er aan de verstandhouding tusschen het ministerie en de vertegenwoordiging niets ont breekt; men bepaalt zich alleen tot de tegenwoordige voordragt, alsof men zich in een gezonden toestand en op een volko men zuiver standpunt bevond al het verledene is vergeten en vergeven. Stellen wij ons een rentmeester voor, door een daartoe bevoegd persoon tot deze betrekking benoemdeen rentmeester tot besturen gemagtigd en geroepen zelfsvan de meest uitgebreide volmagt voorzien, doch die tot het doen van uitgaven ook voor liet gewone dagelyksche beheer, de toestemming van andere daartoe aangewezen personen behoeft. Die rentmeester biedt een begrooting van uitgaven aan, die verworpen wordt: en dit geschied niet eenmaalmaar herhaal delijk. Nogtans verklaart hij: ik zal voortgaan met mijn beheer en bestuur, ik zal mij die gelden die gij mij weigertweten te verschaffen ook zonder uwe toestemmingook tegen uwen wilen ik zal ze besteden tot de uitgaven die gij afkeurt. En de rentmeester laat het niet bij woorden biijven. Hij blijft beheerenen put uit de kas die hij in zijn bezit heeft met de meeste vrijmoedigheidzich niet bekreunende om de mannen wiens toestemming hij behoeft, doch die niet bij magte zijn om hem af te zettennoch om hem de kas te ontnemen. Zoo gaat het maandenjaren lang. De rentmeester toont de meeste minachting voor den magteloozen raad van toezigt, praalt openlijk en spottend met zijn eigenmagtige en onwettige handelingenen verzekert zeifs dat de bedoelde mannen de bevoegdheid niet bezitten om zijne uitgaven onwettig te verklaren. Het is waar, zegt hij. in den regel zijn tot het doen van uitgaven noodig de wil van mijn lastgever en uwe toestemmingmaar bij verschil van meening houd ik mij aan miju lastgever, ik ga voort met beheereu en besturen en doe daartoe de noodige uitgaven ook zonder uwe toestemming. Nadat deze toestand jaren zoo geduurd heeft, komt de rent meester met een voorstel tot het opnemen en aanwenden van gelden tot een doel dat ook door den raad van toezigt zeer wordt gewenscht. "VVat zullen nu deze mannen doen Aan den rentmeester, die dagelijks uitgaven doet zonder on is over de kas te beschikken eigendom volmagt geven tot leratien Maar daardoor zouden imen van te erkennen dat zijn vele maanden niet een voort- ce uitgave van dezen rentmeester de minste gewone uitgaaf, gaat en en miskent hij de magt der j noodig heelt. Zullen zij hem o geheel onwettig is, nu volmagt engewone uitgaven en hem daar in verschaftenal wenschen zij ïn waartoe die gelden zouden hten wij ondenkbaar. En even sest zijn, indien het Huis der 'erp des ministers von Bismarck walenmaar de zaak komt ons voor, dat wij het stilzwijgen of onstitutioneel-gezinde bladen in ige beschuldigingendie door et Huis worden gedaanniet liet terrein voor het ministerie h alleen verklaren uit eenzijdig oorlogsvloot en der Sleeswijk- .uis wordt verweten komt hierop ihebt steeds aangedrongen op de stichting eener voldoende zeemagt, die zou voegen aan Pruissen's rang onder de mogendheden van Europagij hebt verklaard dat liet bezit der haven van Kiel voor Pruissen van onschatbare waarde is. Ons belangonze eer laat niet toeafstand te doen van de regten die wij in Sleeswijk- Holstein hebben verworven ten koste van zooveel dierbaar Pruissiseh bloed. En nu wij in de gelegenheid zijn om aan onze stoutste verwachtingen te voldoennu het zoo lang met ongeduld verheide oogenblik gekomen is om Pruissen tot een zeemogendheid te verheffennu het er op aankomt den kostbaren en welverdienden prijs te verwerven waarvoor wij goed en bloed hebben opgeofferdnu weigert gij aan de Regering de noodige middelen. Nu blijkt het inderdaad dat gij niet wordt gedreven door het algemeen belang, door hetgeen gij zeiven wenschelijk en noodzakelijk acht voor Pruissenmaar door onverzoenlijke vijandschap tegen een ministerie dat u niet bevaltomdat het uwe inzigten niet deelt en uwe beschouwingen en verklaringen niet aanneemt als de uiting der hoogste wijsheid. Nu blijkt het dat uw haat tegen het ministerie grooter is dan uwe vaderlandsliefde; maar nu ook toont gij u waardig de minachting van dit ministerie niet alleen maar van het geheele Pruissische volk, dat uwe kleingeestigheid en partijschap veracht, waar het de bereiking geldt van een groot doelde verwezenlijking van het droombeeld van geheel Duitschland. Maar nu ook verdient gijdat de Regering op nieuw verklaartuw oordeel is ons onverschilligwij zullen voortgaan de belangen des lands te behartigen ondanks uwe tegenkanting, en ondanks uwe weigering de noodige middelen nemen waar wy ze vinden. Wel is het terrein van den strijd gunstig voor de Pruis sische Regering Als het de verwezenlijking geldt van een geliefkoosd droombeeldde toeëigening van een lang en vurig begeerd goedzal men daar regt laten wedervaren aan een noodzakelijk en pligtmatig verzet? Waar de hand reeds is gelegd op de gewenschte bezitting, zal daar de meerder heid naauwgezet zijn op de gebezigde middelen Zal zy ze niet geheiligd achten door het doelen kleingeestige tegenwerking noemen wat niets anders is dan opvolging van pligt en beginsel. Zal zij het dwangjuk der beginselen zwaar genoeg voelen wegen om te begrijpen dat de Afge vaardigden niet anders konden handelenhoe moeijelijk en onaangenaam het ook viel hier te weigeren Wy durven geen ja zeggen. Hoe intusschen de strijd in het Huis der Afgevaardigden ook moge uitvallende Regering bekreunt er zich weinig om: Zij gaat voort te handelenregt gaat zij op haar doel aan met of zonder de goedkeuring der Yolksvertegenwoordiging, met of zonder wettige begrooting, met of zonder toestemming tot het doen der noodige uitgaven en het aanschaffen der vereischte gelden. Zij heeft zich haren weg afgebakenden volgt dien. Aan Oostenrijk heeft zij officieel kennis gegeven, dat zij tien oorlogschepen met 149 kanonnen naar de haven van Kiel zal zenden. En dit berigt is eenvoudig voor ken nisgeving aangenomen. Daarover kan niemand zich meer verwonderennadat Oostenrijk zich vereenigd heeft met de vreemde door Pruissen verkondigde leer, dat de Hertogdommen aan de beide mogendheden zijn afgestaan, dat zij alzoo beide aldaar vrijheid van handelen hebben, onafhankelijk van elkander en elk van haar er zoovele strijdkrachten heen mag zenden als z verkiest. Waar men niet aarzelt tot zulk een leer toe te treden, daar mag men veilig aannemen dat men niet anders verlangt dan eenig voorwendsel hoe gebrekkig ook. om aan alle eisehen van zijn bondgenoot toe te geven. Al moge er dan ook nu nog verzekerd worden dat Oostenrijk zich tegen sommige vorderingen van Pruissen verzet en nog steeds den Erfprins van Augustenburg blijft steunenwij twijfelen er niet aan dat. zoo noodig. een voorwendsel zal gevonden worden om alles intewilligen waar Pruissen krachtig op aan dringt. En Pruissen weet zeer goed wat het wilen zal er op aandringen om dien wil geheel vervuld te zien. BEMUIAUKHS. Te Kopenhage zijn al de voormalige (liberale) leden van het Eolkething herkozen hetgeen als eene waarschuwing voor den Koning en de ministers kan aangemerkt worden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1865 | | pagina 5