iw ALKMAARSCHE COURANT i N°. 84. Zevenenzestigste Jaargang. Zondag 11 Junij. L, I V JF P #fficiccl ©cbccltc. PtrlütcK ©ucrsigt. SiSEXefccIijkschs 35crigteti. lil 11 I Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentussehen 8 en 9 ure. Prijs per jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post ƒ4, Brieven franco aan de Uitgevers HERMv COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 1—5 regels0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 ure; ingezonden berigten een dag vroeger. NATIONALE MILITIE. INSPECTIE VERLOFGANGERS. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien de circulaire van den heer Commissaris des Konings in de Provincie Noord-Holland, dato 5 Mei 1865 No. M/S 4e afdeeling. Roepen bij deze op; de verlofgangers der Nationale Militie, van de ligt.ingen 1861, 1862. 1863 en 1864, voor zoover zij vóór 1 April 1865 in het geuot van onbepaald verlof zijn gesteld en in deze gemeente verblijf hondenom te verschijnen vóór het raadhuis der gemeenteop Donderdagdeu 22 Junij 1865 des voormiddags ten half tien uregekleed in uniform en voorzien van al de door hen van het korps inedegebragte kleeding- en equipementstukken benevens zakboekje en ver lofpas, ten einde alsdan doof of van wege den militie-commissaris in dit district te worden onderzocht. Burgemeester en Wethouders voornoemd hebben het noodig geoordeeld, de voorschreven verlofgangers te herinneren aan de navolgende bij opgenoemde wet gemaakte bepalingen luidende als volgt:. Art. 130. Het Crimineel Wetboek en het Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op de manschap pen der milil ie te land die zich onder de wapenen oevinden van toepassing, en met opzigt tot de verschillende gevallen van desertic, op al de bij de militie te land ingelijfden. Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn: 1». zoolang zij zich bij hun corps bevinden 2°. gedurende den tijd, dien het in art. 138 bedoeld onder zoek duurt; 3°. in het algemeenwanneer zij in uniform zijn gekleed. Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in uniform gekleeden voorzien van de kleeding- en uitrusting stukken hem bij zijn vertrek met verlof medegegevenvan zijn zakboekje en van zijn verlofpas. Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een arrest van twee tot zes dagen te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zynde huis van arrest, door den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger 1°. die zonder geldige redenen niet bij het onderzoek verschijnt 2°. die. daarbij verschenen zijnde zonder geldige reden niet voorzien is van de in het voorgaand artikel vermelde voorwerpen 3». wiens kleeding- of uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden; 4°. die kleeding- of uitrustingstukken, aau een ander behoo- rendeals de zijne vertoont. Art. 142. Is de verlofganger, wien krach'ens het voorgaand artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig' dan kan hij dadelijk onder verzekerd geleide in arrest worden gebragt. Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij, op schriftelijke aan vrage van deu militiecommissaris, te rigten aan den burge meester der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden en onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest overgebragt. Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 vermeld is de verlofganger verpligt. op den daartoe door den militie- commissaris te bepalen tyd en plaats, en op de in art. 140 voorgeschreven wijze voor hem te verschijnen om te worden onderzocht. Art. 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het feit. sub 4°. van art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris ver schijntof, aldaar verschenen zijnde, in het geval verkeert sub 2". en 3°. van art 141 vermeldwordt onder de wapenen geroepen en van drie tot zes maanden gehouden. Art. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan eene oproeping voorde werkelijke dienstwordt als deserteur behandeld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 20 Mei 1865. De Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de binnen deze gemeente gevestigde industriëlen, dat van 17 Junij tot 17 October 1866 eene tentoonstelling van nederlandsche nijverheid en kunst in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam zal plaats hebben waarvan de programma's en de zamenstelling van het be stuur nader zullen bekend gemaakt worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 27 Mei 1865. De Secretaris SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden Dat de patenten aangevraagd in de maanden Pebruarij Maart en April 1865, in gereedheid zijn en afgehaald kunnen worden ter Secretarie dezer gemeentetegen overgifte van het by de beschrijving afgegeven repu gedurende de eerst komende veertien dagenvan 's morgens 9—2 uur. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 4 Junij 1865. De Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen bij deze ter kennis van de iugezetenendat, ter gelegenheid van het herinneringsfeest aan den gedenkwaar- digen dag van 18 Junij 1815, toen de bedreigde vrijheid van het pas herhoren Vaderland met zooveel moed en opoffering door het Nederlandsche leger, onder bevel van wijlen Z. M. Koning Willem IIop het veld wan Waterloo, zoo roemrijk werd verdedigd en gegrondvest, van gemeentewege op den 18 Junij a. st. de Nederlandsche vlag van alle torens en hoofdgebou wen zal worden ontrold en het carillon op gezette uren be speeldterwijl op den 19 Junij d. a. bij de openbare feest viering uit den boezem der burgerij georganiseerd, hetzelfde huldebetoon van wege de gemeente zal worden bewezen. Burgemeester en Wethouders deu geest der burgerij op dit punt kennende, zullen geene uitnoodiging lot deelneming aan dat belangrijke nationale feest behoeven te doen. Zjj doen alleen daarvan mededeeüngopdat een ieder zich met hen vereenigein de viering van een feestdag ter her innering aan den grooten zegen ons op dien dag geschonken, en als een feest der dankbaarheid aau allen die daaraan hebben medegewerkt. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 3 Junij 1865. De Secretaris. SPANJAARDT. De onderstaande personen worden verzocht zich in de eerst volgende acht dagen aantemelden ter gemeente-secretarie afdeeling Militie.- WILLEM BUTE. SIMON JACOBUS JONKER. JO HANNES BERNARDUS KOOT. JAN NIEROP, AREND de VRIES, JOHANNES ADRIANUS WILKENS. afdeeling Bevolking JOHANNA ADRIANA VERVER, laatste woonplaats Uitgeest; NICOLAAS ASSIES, 1. w. Haarlem; KLAAS BOER, 1. w. ZijpeCATHARINA van RIJSELENBERG, w. Haarlem; NEELTJE KLU WE, I. w. Assendetft; SAAR- TJE de JONGH, 1. w. Amsterdam; JOANNA ECKAART. Het Pruissisehe Huis der Afgevaardigden is gedoemd zijn strijd tegen de regering meestal op ongunstig terrein te voeren. Zoo was het ook nu weer met de behandeling van het wets-outwerp tot stichting eener Pruissisehe oorlogsvloot. De groote meerderheid van het Huisen daaronder de hef tigste bestrijders van het ministeriezijn even begeerig naar een goed aandeel in den op Denemarken veroverden buit als von Bismarck, en schrijven aan Fruissen evenzeer het regt toe om zich voor gedane diensten behoorlijk te doen betalen. Regering en Vertegenwoordiging prediken even sterk de onmisbaarheid eener Pruissisehe vloot en de nood zakelijkheid van het bezit van Kiel. De regering vraagt de middelende noodige gelden om den algemeenen wensch te vervullenmaar het Huis verklaart die middelen niet te kunnen toestaan het heeft de voordragt der Regering met groote meerderheid van stemmen verworpen. De houding van het Huis is ongetwijfeld zeer goed ver klaarbaar. Tot handhaving van zijn standpunt was geen andere houding mogelijk. Aan een ministerie dat zonder begrooting blijft regeerendat meermalen heeft verklaard te zuilen doen wat het goed acht ondanks de tegenkanting van het Huis en zich daartoe de middelen te zullen verschaffen in spijt van het Huis, aan een ministerie dat liet zoogenaamde budgetregt van het Huis niet erkentkan het Huis geen gelden toestaan al mogen die ook bestemd zijn tot een zeer gewenscht doel. Deze redenering is zoo eenvoudig en juist, dat er moeijelijk iets tegen aangevoerd zou kunnen worden. Dit schijnt ook niet beproefd te zijn noch door het minis terie noch door de weinige aanhangers die het nog in het Huis bezit. Als de heer von Bismarck of de heer Wagener spreektbepaalt hij zich alleen tot liet wets-ontwerper wordt niet gewaagd van deu grooten strijd die nu reeds sinds jaren wordt gevoerdden strijd voor een beginsel van welks uitslag het zal afhangen of Pruissen inderdaad een constitutioneele monarchie is of wel een land dat door een alvermogend Koning onder den onmiddelijken invloed van de gratie Gods en met onverantwoordelijke ministers wordt geregeerd. Het is alsof er aan de verstandhouding tussehen het ministerie en de vertegenwoordiging niets ont breekt; men bepaalt zich alleen tot de tegenwoordige voordragt, alsof men zich in een gezonden toestand en op een volko men zuiver standpunt bevondal liet verledene is vergeten en vergeven. Stellen wij ons een rentmeester voor, door een daartoe bevoegd persoon tot deze betrekking benoemdeen rentmeester tot besturen gemagtigd en geroepen zelfsvan de meest uitgebreide volmagt voorzien, doch die tot het doen van uitgaven ook voor het gewone dagelijkscbe beheer, de toestemming van andere daartoe aangewezen personen behoeft. Die rentmeester biedt een begrooting van uitgaven aan, die verworpen wordt: en dit geschied niet eenmaalmaar herhaal delijk. Nogtans verklaart hij: ik zal voortgaan met mijn beheer en bestuur, ik zal mij die gelden die gij mij weigert, weten te verschaffen ook zonder uwe toestemmingook tegen uwen wil, en ik zal ze besteden tot de uitgaven die gij afkeurt. En de rentmeester laat het niet bij woorden blijven. Hij blijft beheerenen put uit de kas die hij in zijn bezit heeft met de meeste vrijmoedigheidzich niet bekreuneude om de mannen wiens toestemming hij behoeftdoch die niet bij magte zijn om hem af te zettennoch om hem de kas te ontnemen. Zoo gaat het maandenjaren lang. De rentmeester toont de meeste minachting voor den magteloozen raad van toezigt, praalt openlijk en spottend met zijn eigenmagtige en onwettige handelingenen verzekert zelfs dat de bedoelde mannen ae bevoegdheid niet bezitten om zijne uilgaven onwettig te verklaren. Het is waar, zegt hijin den regel zijn tot het doen van uitgaven noodig de wil van mijn lastgever en uwe toestemmingmaar bij verschil van meening houd ik mij aan mijn lastgever, ik ga voort met beheeren en besturen en doe daartoe de noodige uitgaven ook zonder uwe toestemming. Nadat deze toestand jaren zoo geduurd heeft, komt de rent meester met een voorstel tot het opnemen en aanwenden van gelden tot een doel dat ook door den raad van toezigt zeer wordt gewenscht. Wat zullen nu deze mannen doen? Aan den rentmeester, die dagelijks uitgaven doet zonder hunne toestemming en gewoon is over de kas te beschikken als ware zij zijn bijzonder eigendomvolmagt geven tot de voorgestelde financiëele operatien Maar daardoor zouden zij immers den schijn aannemen van te erkennen dat zijn beheer reeds gedurende zoo vele maanden niet een voort durende overtreding was. Elke uitgave van dezen rentmeester is onwettig; eiken dag, bij de minste gewone uitgaaf, gaat hij zijn bevoegdheid te buiten en miskent hij de magt der mannen wier toestemming hij noodig heeft. Zullen zij hem wiens dagelijksch beheer alzoo geheel onwettig is, nu volmagt geven tot het doen van buitengewone uitgaven en hem daar toe de noodige gelden helpen verschaffenal wenschen zij evenzeer het doel te bereiken waartoe die gelden zouden worden aangewend Dit achten wij ondenkbaar. En even onverklaarbaar zou het geweest zijn, indien het Huis der Afgevaardigde het wets-ontwerp des ministers von Bismarck had aangenomen. Het is mogelijk dat wij dwalenmaar de zaak komt ons zoo eenvoudig eu natuurlijk voor, dat wij het stilzwijgen of de aarzelende houding der constitutioneel-gezinde bladen in Pruissen tegenover de heftige beschuldigingendie door hunne tegenstanders aan het Huis worden gedaanniet begrypen. Wel moet dan het terrein voor het ministerie gunstig zijnen dit laat zich alleen verklaren uit eenzijdig dweepen met het bezit eener oorlogsvloot en der Sleeswijk- Holsteinsehe havens. Immers wat aan het Huis wordt verweten komt hierop neer. Gij, Afgevaardigden, hebt steeds aangedrongen op de stichting eener voldoende zeemagt, die zou voegen aan Pruissen's rang onder de mogendheden van Europagij hebt verklaard dat het bezit der haven van Kiel voor Pruissen van onschatbare waarde is. Ons belang, onze eer laat niet toeafstand te doen van de regten die wij in Sleeswijk- Holstein hebben verworven ten koste van zooveel dierbaar Pruissisch bloed. En nu wij in de gelegenheid zijn om aan on2e stoutste verwachtingen te voldoennu het zoo lang met ongeduld verbeide oogenblik gekomen is om Pruissen tot een zeemogendheid te verheffennu het er op aankomt den kostbaren en welverdienden prijs te verwerven waarvoor wij goed en bloed hebben opgeofferdnu weigert gij aan de Regering de noodige middelen. Nu blijkt het inderdaad dat gij niet wordt gedreven door het algemeen belang, door hetgeen gij zeiven wenschelijk en noodzakelijk acht voor Pruissen maar door onverzoenlijke vijandschap tegen een ministerie dat u niet bevaltomdat het uwe inzigten niet deelt en uwe beschouwingen en verklaringen niet aanneemt als de uiting der hoogste wijsheid. Nu blijkt het dat uw haat tegen het ministerie grooter is dan uwe vaderlandsliefde; maar nu ook toont gij u waardig de minachting van dit ministerie niet alleen, maar van het geheele Pruissisehe volk, dat uwe kleingeestigheid en partijschap verachtwaar het de bereiking geldt van een groot doelde verwezenlijking van het droombeeld van geheel Duitsehland. Maar nu ook verdient gij, dat de Regering op nieuw verklaart: uw oordeel is ons onverschilligwij zullen voortgaan de belangen des lands te behartigen ondanks uwe tegenkanting, en ondanks uwe weigering de noodige middelen nemen waar wjj ze vinden. Wel is het terrein van den strijd gunstig voor de Pruis sisehe Regering Als het de verwezenlijking geldt van een geliefkoosd droombeeldde toeëigening van een lang en vurig begeerd goed, zal men daar regt laten wedervaren aan een noodzakelijk en pligtmatig verzet? Waar de hand reeds is gelegd op de gewenschte bezitting, zal daar de meerder heid naauwgezet zijn op de gebezigde middelen Zal zy ze niet geheiligd achten door het doel, en kleingeestige tegenwerking noemen wat niets anders is dan opvolging van pligt en beginsel. Zal zij het dwangjuk der beginselen zwaar genoeg voelen wegen om te begrijpen dat de Afge vaardigden niet anders konden handelenhoe moeijelijk en onaangenaam het ook viel hier te weigeren? Wjj durven geen ja zeggen. Hoe intusschen de strijd in het Huis der Afgevaardigden ook moge uitvallende Regering bekreunt er zich weinig om: Zij gaat voort te handelen regt gaat zij op haar doel aan met of zonder de goedkeuring der Volksvertegenwoordiging, met of zonder wettige begrootingmet of zonder toestemming tot het doen der noodige uitgaven en het aanschaffen der vereischte gelden. Zij heeft zich haren weg afgebakenden volst dien. Aan Oostenrijk heeft zij officieel kennis gegeven, dat zij tien oorlogschepen met 149 kanonnen naar de haven van Kiel zal zenden. En dit berigt is eenvoudig voor ken nisgeving aangenomen. Daarover kan niemand zich meer verwonderen, nadat Oostenrijk zich vereenigd heeft met de vreemde door Pruissen verkondigde leer. dat de Hertogdommen aan de beide mogendheden zijn afgestaan, dat zij alzoo beide aldaar vrijheid van handelen hebben, onafhankelijk van elkander en elk van haar er zoovele strijdkrachten heen mag zenden als zjj verkiest. Waar men niet aarzelt tot zulk een leer toe te treden, daar mag men veilig aannemen dat men niet anders verlangt dan eenlg voorwendsel hoe gebrekkig ook, om aan alle eischen van zijn bondgenoot toe te geven. Al moge er dan ook nu nog verzekerd worden dat Oostenrijk zich tegen sommige vorderingen van Pruissen verzet en nog steeds den Erfprins van Augustenburg blijft steunen, wij twijfelen er niet aan dat. zoo noodig. een voorwendsel zal gevonden worden om alles intewilligen waar Pruissen krachtig op aan dringt. Eu Pruissen weet zeer goed wat het wil, en zal er op aandringen om dien wil geheel vervuld te zien. DENEMARKEN. Te Kopenhage zijn al de voormalige (liberale) leden van het Eoikething herkozen hetgeen als eene waarschuwing voor den Koning en de ministers kan aangemerkt worden, i I I's

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1865 | | pagina 1