ALKMAARSCHE COURANT
38.
Zevenenzestigste
Zondag
9 Julij.
<ü>fftciccl (Scbcclte.
Nabetrachting- over de veranderde
gemeentewet.
O
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post 4,
Brieven franco aan de Uitgevers
HER MX COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelregt
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 ureingezonden berigten een dag
vroeger.
PATENTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen bij deze ter kennis van de onder N*'. 37, 38, 39 en
40 van tabel N°. XIV der wet van 21 Mei 1819 aangeduide
patentpligtige slijterstapperskroeg- en kofB.jh.uis-
houders -m Kofiljschenkers binnen deze gemeente
dat zij hunne patenten kunnen afhalen gedurende de eerst
volgende 14 dagen, van des morgens 9 2 ure, tegen
overgifte van liet deswege door den Ontvanger der directe
belastingen afgegeven reju en vertooning der bewijzen dat
zij hunnen aanslag voor het loopende dienstjaar voor de
helft hebben voldaan.
Tevens wordt den belanghebbenden herinnerd dat zonder
het bezit van zoodanig patent, de wet niet veroorlooft een
der hierboven genoemde beroepen uitteoefenen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 1 Julij 1865. De Secretaris,
SPANJAAItDT.
KENNISGEVING.
SCHUTTERIJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden
Dat het onderzoek der ligchaamsgebreken en verdere recla
mes van hen, die in dit jaar voor de schutterij zijn ingeschreven
of in het vorige jaar voorwaardelijk zijn vrijgesteld, zal
plaats hebben ten raadhuize dezer gemeente, op Donderdag
den 13 Julij aanstaande, 's namiddags ten 5's ure.
Alsdan kunnen de sedert 1 Augustus 1864 van elders
ingekomen dienstpligtige schutters, alsmede de werkelijk dienst
doende schutters, die vermeeneu mogten reden tot vrijstelling
te hebben verkregenhunne reclames doen gelden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd vermanen allen
wien het aangaatdeze gelegenheid niet ongebruikt te laten
voorbijgaan, zulleude zij die iniet verschijnen, geacht
tcocdesu geetie redenen tot vrijstelling
te hehlscn
Alkmaar, De Burgemeester van Alkmaar,
7 Julij 1865. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen' bij deze ter kennis van ae ingezetenen:
Dat de lieer J. H. Bakhuis Roozeboombij hun besluit
van den 4 Julij j 1., met de waarneming der betrekking van
Gemeenteontvanger belast, tot dat in de bestaande vacature
zal zijn voorziendoor lien is gemagtigd tot het kwiteren
en het doen van alle ontvangsten en uitgaven van gelden
aan- en door de gemeente verschuldigd.
Dat het kantoor voorloopig zal blijven gevestigdwaar
het thans wordt gehouden.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
den 8 Julij 1865. De Secretaris,
bij afwezen
j. HOEK.
VERGADERING van den RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Donderdag, den 13 Julij 1865 des middags
ten 12 ure. De Voorzitter van den Raad,
A. MACLAINE PONT.
De onderstaande personen worden verzocht zicli in de eerst
volgende acht dagen aantemelden ter gemeente-secretarie
afdeeling Bevolking
CHRÏSTOEPEL MEERSCHlaatste woonplaats Hoorn,
(afdeetinq Militie):
FREDERICUS JOHANNES MEELIS, CORNELIS
ALBERTUS BOOTS, HENDRIK JAN WOLTERMATH.
Het getal van hen die het nut van het regt van amendement
betwijfelen zal tegenwoordig wel zeer gering zijn. Hoe dikwijls
toch is een voorgestelde verandering werkelijk een verbetering
of noodzakelijke verduidelijking. Evenmin als het groote
nut worden echter over het algemeen de bezwaren ontkend
die er tegenover staan. Niet alle leden zegt men, overzien
aanstonds den invloed dien dikwijls een enkele verandering
op de geheele wet kan te weeg brengen zelfs de ontwerpers
en voorstellers van de wet kunnen dit niet terstond
nagaan. Zoo worden wel de voordeelen van het amendement
in liet licht gesteld, maar veelal is men niet in staat de
nadeelen dadelijk op te merken. Eerst later, bij de toepas
sing, doen zij zich gevoelen en dan is het te laat. Is het
zoo ook gegaan met het amendement van den heer Poort
man c. s. Is de Kamer er door verrast Heeft men verzuimd
op de bezwaren te wijzen die er tegen bestonden Geenszins.
Het is van alle kanten behoorlijk toegelichtvoor en tegen
is duidelijk aangetoondtoch is het aangenomen. Hoe het
mogelijk is, dat de meerderheid der Kamer de onbillijkheid
van het amendement niet heeft ingezienis ons daarom
onverklaarbaar. Nog onbegrijpelijker zijn ons de redeneringen
van vele verdedigers van het amendement.
De heer van Hierop heeft reeds bij de algemeene beraad
slaag gewezen op de zijns inziens wenschelijke verandering,
die later bij het bedoelde amendement is voorgesteld. Hij
noemde bet voorgedragen wetsontwerp een subsidiewet. De
Minister van Pinanoien heeft zich tegen dien naam verzet,
en hij had regt daartoe. Het laatst ingediende ontwerp
waaruit de tegemoetkoming aan sommige gemeenten uit de
opbrengst van dén rijks-accijns op het gedistilleerd was
weggenomen, verdiende niet den naam van subsidiewet in de
ongunstige beteekenis des woordser werd niet voorgesteld,
uit 's rijks kas aan sommige gemeenten die schade zouden
lijden vergoeding te geven. Er werd alleen aan de gemeen
tebesturen verboden accijnsen te heffen; maar men begreep,
dat wanneer er van deze belangrijke bron van gemeente
inkomsten geen gebruik meer gemaakt mogt worden, er
tevens aan de gemeentebesturen gelegenheid gegeven
moest worden om op een andere wijze dit gemis te vergoe
den, Immers de algemeene wetgever* bepaalt ook de soort
van gemeente-belastingen die geheven mogen worden. Het
voorstel der regering kwam nu hierop neer. De gemeenten
mogen geen accijnsen meer heffen daarentegen zal liet rijk
zijn accijnsen verhoogen. Om nu echter aan de gemeenten
gelegenheid te geven op een andere wijze in hare
behoeften te voorzien, zal het rijk slechts een vijfde van de
personeele belasting heffen; de gemeenten zullen naargelang
barer behoeften de overblijvende vier vijfden geheel of voor
een gedeelte genieten. Om echter geen verandering te
brengen in de kiesbevoegdheid der Nederlandsehe burgers
die voor een belangrijk deel van bunnen aanslag in de rijks
personeele belasting afhangt, zal deze belasting een rijks
belasting blijven heetenter vereenvoudiging der administra
tie en besparing van kosten door rijks-ambtenaren worden
ingevorderden voor het geheel in aanmerking komen voor
de kiesbevoegdheidofschoon het rijk voor zich zelf maar
een vijfde beften voor de gemeente naar gelang harer
behoefte welligt weinig of niets. Aan geen enkele gemeente
zou dus een eigenlijke subsidie, een tegemoetkoming uit
's rijks kas worden verleend. Er werd alleen een nieuwe
regeling van rijks- en gemeente-belastingen voorgesteld
alleen het rijk zou accijnsen heffen, de gemeenten zouden
door tusschenkomst van het rijk de personeele belasting hef
fen die tot nog toe door het rijk werd genoten. Omdat
het rijk deze belasting echter nog niet geheel kan missen,
zou het er een vijfde van behouden.
Na de aanneming van het amendement overeenkomstig liet
denkbeeld van den heer van Nierop is de zaak echter veranderd.
Het geheele personeelzegt hij, blijft rijksbelasting, en wordt
tot liet volle bedrag door het rijk geheven. Uit de opbrengst
keert het rijk aan de gemeenten die zulks behoevenen naar
gelang dier behoefteneen gedeelte uitten hoogste vier
vijfden. Zoo wordt het werkelijk een subsidie, uit de alge
meene kas aan sommige gemeenten verstrekt.
Zijn nu overigens de gronden door den lieer van Nierop
voor zijn denkbeeld aangevoerd juist? Wij betwijfelen het.
Hij wijst op drieërlei gevolgen, waarover men zich zou
hebben te verheugen
//In de eerste plaatsdat de geheele quaestie van den
census vervaltwant dan is en blijft het eene rijks-personeele
belasting, die overal ten volle wordt geheven voor hel rijk."
Toegegevenwat den vorm betrefthet personeel blijft
rijks-belasting in den zin der Kieswet, die het voldoende
acht dat de belasting aan 's Lands kas is verschuldigd.
Er is alzoo niet de minste wijziging der Kieswet noodig
terwijl liet wetsontwerp der Regering welligt een wijziging
of toevoeging noodig maakte. Misschien zou liet eenvou
digste middel geweest zijn een bepalingdat ten opzigte
der kiesbevoegdheid het vijfvoudig bedrag werd genomen
van de personeele belasting die elk Nederlander voortaan
aan liet rijk en inderdaad ook voor het rijk, ten be
hoeve van het rijk zou betalen. Daar toch het rijk
voortaan voor zich slechts een vijfde zou heffen van den
geheelen aanslag, bleef aldus de tegenwoordigè toestand ge
handhaafd. Maar ook een bepaling, dat ten opzigte der kies
bevoegdheid de geheele aanslag zou gelden al werd daarover
niet geheel beschikt, komt ons voor geen grooter fictie in
het leven te roependan die door het amendement wordt
noodig gemaakt. Wij achten het althans onbetwistbaar, dat
naar den aard der zaak en in den gezonden zin des woords
geen rijks-belasting denkbaar istenzij die geheven worde
met alleen door het rijkmaar ook werkelijk ten behoeve
van 's lands kastot dekking van de uitgaven des rijks.
Nu kan zeker ook wel in bijzondere gevallen uit 's lauds
kas een tegemoetkoming worden gegeven ten behoeve van
een of ander deel des landstot aanleg van een weg of een
kanaal, tot stichting eener school enz., zonder dat daardoor
het denkbeeld van rijksbelasting verloren gaat. Immers de
belasting wordt opgebragt geheel ten behoeve des rijks
wil dit daarvan later hier of daar een subsidie uitkeeren
dit verandert den aard der belasting niet. Iets anders
wordt het. wanneer, gelijk nu is geschied, bij een algemeene
wet wordt bepaald, dat de gemeenten naar gelang barer
behoeften over een deel der zoogenaamde rijles-belasting die
binnen hare grenzen geheven wordt kan beschikken. Nu
weet men vooraf, dat'in de meeste gemeenten vier vijfde
gedeelten van het personeel niet wordt geheven ten behoeve
van 's lands kas, maar door het rijk ten behoeve der ge
meentekas. Kan een belasting, die zeven millioen opbrengt,
maar waarvan volgens de verzekering van den heer Poortman
het rijk slechts132.522 zal genietenin waarheid nog een
rijks-belasting heeten
//In de tweede plaats zeide de lieer van Nierop
vervalt dan ook het bezwaar, uitgedrukt in het woord cadeau
dat deze wet maakt niet aan de gemeenten maar aan inge
zetenen in die gemeenten, welke die geheel of gedeeltelijk
niet zullen noodig hebben en dat is inderdaad een bezwaar
dat mij voorkomt volstrekt niet opgelost te zijn." En verder
/'Het cadeau wordt gemaakt, aan de individu'sdie voortaan
geen personeel meer zullen betalen."
Wij staan verbaasd over zooveel valsche beschouwingen
bij een man als de heer van Nierop. Bij het wets-ontwerp
der Regering zouden cadeaus worden gemaakt aan bijzondere
personen Dat, wets-ontwerp bepaalde eenvoudig het rijk
zal overal ten behoeve van 's lands kas één vijfde van den
geheelen aanslag'der personeele belasting heffen. Zoo zouden
alle ingezetenen des rijks, waar ook gevestigd, gelijkelijk
bijdragen tot dekking der algemeene uitgaven des lands.
Verder zouden die gemeenten, die dit behoefden tot dekking
harer bijzondere uitgaven door tusschenkomst van het rijk
de overige vier vijfde deelen heffenof een gedeelte
daarvan indien dit voldoende was. En nu zouden de inwo
ners der gemeentenwaar die vier vijfden niet of althans
niet geheel behoefden gelieven te wordeneen cadeau ont
vangen van het rijk 1 Zij betalen immers evenveel ten
behoeve van het rijk als de iugezetenen van andere gemeenten;
maar hunne gemeente heeft andere voldoende inkomsten
heeft de vier vijfden van het personeel in 't geheel of althans
voor een deel niet noodig, en nu wordt die belasting ook
niet door bet rijk ten haren behoeve gelieven. Is dat een
privilegie genieten Is dat bevoorregt worden Is dat een
cadeau ontvangen Wij begrijpen er niets van. Neen, thans,
nu liet amendement is aangenomenheeft er onbillijkheid
ongelijkmatige heffing vau belasting plaatsthans worden er
cadeaux gegeven. Nu wordt overal de geheele aanslag van
het personeel gehevenmaar aan de gemeenten die groote
bijzondere gemeente-uitgaven hebben te doen, wordt gezegd:
gij moogt over vier vijfde deelen beschikken van de personeele
belasting die van uwe iugezetenen wordt geheven; die geeft
het rijk u terug om ze tot uwe bijzondere belangen aan te
wendendie doet het u cadeau. En zoo iets heet naar onze
meening privilegiebevoorregting. Inderdaad naarmate
wij de zaak meer nagaan, beginnen wij meer over te hellen
tot het denkbeelddat hier zoodanig privilegie wordt ge
schonken als de grondwet in art. 172 verbiedt. Maar daartoe
moet men zich niet laten misleiden door den vorm die aan
de zaak is gegeven, maar op haar wezen letten. Het komt
hierop neerover het geheele land wordt een gelijkmatige
personeele belasting geheven ten behoeve van 's lands kas
maar ten behoeve van 972 van de 1136 gemeenten in ons
landdie groote uitgaven en weinig inkomsten hebben doet
het rijk afstand van vier vijfde deelen dezer belasting; zij
zullen wel geheven wordenmaar niet ten behoeve van
's lands kas de gemeenten zullen ze genieten en ten eigen
bate mogen besteden. En waarom Omdat anders de in
woners dier gemeenten zoo heel veel plaatselijke belasting
zouden moeten betalen. Die gemeenten hebben zulke groote
behoeften, zegt men, dat het rijk er slechts een vijfde van
het personeel voor zich zelf hefthet overige heft het rijk
wel evenzeer in den vorm eener rijks-belasting, maar geeft het
terstond aan de gemeente terug. Is dit geen verboden privilegie?
Het is immers niet anders dan ontheffing van de verpligting
om tot stijving van 's rijks kas bij te dragenten einde ge
makkelijker in de behoeften der gemeente te kunnen voorzien.
Gaarne nemen wij aan dat niet elke uitzondering of vrij
stelling iu zake van belasting een verboden privilegie is,
dat b. v. vrijdommen aan instellingen en fabrikanten daartoe
niet behooren. Mr. van Bell geeft in zijne aanteekeningen
op de grondwet als kenmerk opdat deze uitzonderin
gen gegrond zijn op de overwegingdat de belasting
niet daar moet drukken waar de wetgever om algemeene be
langen niet wilde dat de belasting zou geheven worden.
Dit kenmerk komt ons voor juist te zijnmaar aan de daarin
gestelde voorwaarde voldoet de hier verleende vrijstelling
nietdaar zij alleen berust op de grootere of kleinere be
hoefte der gemeenten.
Maar dit alles is onder anderen door den beer van der
Maesen de Sombreff duidelijk uit een gezet, en de heer//jse?
de Schepper heeft opgemerkt, dat bij voorbeeld de ingezetenen
van Kampen f 25,000 meer aan de schatkist moeten opbren
gen dan zij zouden doen wanneer zij elders woonden omdat
zij toch geen gemeentebelasting hebben te betalen en nu
wei iets kunnen geven om 's Gravenhage te helpen, 't Heeft
echter niet mogen baten.
Ook de Minister van Binnenlandsche Zaken was niet in
genomen met het amendement. //Behalve heffing zonder
oorzaakzal ook ongelijkheid het gevolg van het amendement
wezen zeide hij. De een zal geroepen worden om te
betalen aan de schatkist, hetgeen de ander daaraan niet zal
betalen. Juist de ingezetenen van eene welvarende gemeente
zullen aan de schatkist moeten opbrengenhetgeen de inge
zetenen van eene gemeente in minder gunstigen toestand
verkeerende zullen opbrengen aan de gemeentekaseene onge
lijkheid, die niet tot aanprijzing van het amendement strek
ken kan."
Neen, zeker niet; en onbegrijpelijk is het, dat de Minister
juist wegens die ongelijkheid er zioli niet met alle kracht
tegen verzet heeft.
En nu de Minister van Financiën! hoort hem spreken op
16 Mei: "Er is een tal van gemeenten in ons land, die
met groote krachtsinspanning zich bewogen hebben op den
weg van directe belastingen, alle accijnsen hebben afgeschaft
en haar heil hebben gezocht in hoofdelijke omslagen. Andere
gemeenten daarentegen hebben bijna niets op dien weg gedaan.
Zij hebben zooveel van de accijnsen behouden als maar
eenigszins mogelijk was. Nu vraag ik: wat zou er zijn van
de billijkheid van den wetgever, wanneer deze zegtgij hebt
gedaan wat de wet verlangdemaar nu een algemeene maat
regel genomen wordtzult gij niets krijgenterwijl gij
die niet hebt gehandeld iu den geest van de wetschadeloos
zult worden gesteld voor het verlies dat gij zult lijden. Zon
dit geene schreeuwende onregtvaardigbeid zijn Dat
vragen wij ookwant hetzelfde geldt, van dit amendement
maar dan voegen wij er bij hoe heeft de Minister op 27 Mei,
bij de behandeling van het amendementkunnen zwijgen
En nu de voorsteller zelf, de heer Poortman. Hij heeft
den heer van Nierop dank gezegd voor diens verdediging
van het denkbeeld waarop het amendement berust. Toch
blijkt hetdat hij met die verdediging niet geheel kan in
stemmen. De heer Poortman erkent de ongelijkheid; maar
zij treft slechts 164 van de 1136 gemeenten, en voor niet meer
dan 132,522. Wat zegt dat? Wat beteekent dat tegen
het bezwaar van den eensus Wij zouden antwoordendat
het er weinig toe doet, of een onbillijkheid een grooter of
kleiner getal gemeentenen voor een grooter of kleiner
bedrag treftmaar dat elke blijkbare onbillijkheid in een
wet in beginsel veroordeeld moet worden. Eén uitzigt geeft
de heer Poortman op herstelééne hoop, waar wij van
gauscher harte mee instemmen: dat Gedeputeerde Staten
noch Minister eenige bedenking zullen maken, wanneer een