ALRMAARSCHE COURANT
V
INK 33.
Zevenenzestigste J aargang.
'0
8
13 Augustus
/ka x.
Zoocia
Onbillijke gemeente-bel astin gen
fJalitiefc #ucrsicïtt.
j yKoj, j
Deze" Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen S en 9 ure. Prijs per
jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/ 4,—
Brieven franco aan de Uitgevers
ft B II M8. CO STEli ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddagT uuringezonden berichten een dag
vroeger.
Langzamerhand gewent men aan alles, zelfs aan een be
lasting op de honden. Bij de gemeentewet ouder de plaat
selijke belastingen opgenomenbleef zij ook bij de wet van
7 juli 1.1., waarbij de gemeentewet voor zooveel de plaatse
lijke belastingen betreft werd gewijzigd, gehandhaafd, evenals
de belasting op de tooueelvertooningen en andere openbare
vermakelijkheden en de opcenten op de hoofdsom der grond
belasting. Toch meeneu wij deze drie belastingen onbillijk
te moeten noemen.
„Ik meen schrijft Boisseoain in zijn aanteekemngen op
de gemeentewet - dat voor de gemeente-opbrengst hetzelfde
behoort te gelden, 'twelk niemand, als het den Staat geldt,
betwisten zalte wetendat ieder naar evenredigheid vau
zijn vermogen en zijne inkomsten tot de gemeene lasten
behoort bij te dragen. Dit is een beginsel van regtvaardig-
lieid, 't welk nimmer straffeloos wordt uit het oog verloren."
Inderdaad gelooven wij dat dit beginsel geen ernstige
tegenspraak zal ondervinden. Maar nu toetse men daaraan
de drie genoemde belastingen.
Alle overige gemeente-belastingen kunnen den toets door
staan. Daarmee bedoelen wij niet, dat ook bij deze g'ene
onbillijkheden kunnen plaats hebben. De grondslagen van
vele belastingen kunnen niet anders dan gebrekkig zijn. Met
den besten wil is een billijke heffing alleen bij benadering
te bereiken. Men moet aigemeene regels stellen en door
die onvermijdelijke algemeenheid zijn kleine onbillijkheden
evenzeer 'onvermijdelijk. Wij bedoelen hier alleen het be
ginsel der belastingenhet doeldat men zij 't dan ook
door gebrekkige middelen tracht te bereiken.
De personeele belasting, die in hoofdsom en opcenten
voortaan zulk een belangrijke rol onder de gemeente-belas
tingen zal vervullen gaat uit van het denkbeeld, dat iemands
vermogen zich in den regel in zijn manier van leven
Openbaart. Nu mogen er uitzonderingen ziju maar die regel
wordt algemeen genoeg geacht, om huis en huisraad, dienst
boden en paarden als grondslagen voor deze belasting te
kunnen aannemen. Zoo kunnen wij ons vereenigen met de
bij de wet toegestane heffing van opcenten op de hoofdsom
van het personeel en andere daarvoor vatbare rijksbelastingen
direct naar het vermogen of inkomen geheven met uitzon
dering van het patentrecht. Evenmin hebben wij bezwaar
te"en° hoofdelijke omslagen of andere plaatselijke directe
belastiuaen mits deze zooveel mogelijk naar het vermogen
der ingezetenen worden geheven. De rechtenloonen en
gelden"voor het gebruik van gemeente-werken, bezittingen
of inrichtingen hebben evenzeer een billijk beginsel ten
grondslag.
Over de grondbelasting denken wij echter, zooals bekend
is, minder gunstig. Wij blijven altijd vragen: waarom is
alleen het bezit van den grond belast, en niet ook dat van
inschrijvingen op het grootboek, hypotheken, effecten enz.?
Waarom "kortom niet elk bezit van rentegevend goed
Maar de grondbelasting is een zeer oude belasting, afkom
stig uit een tijd toen de andere geldbeleggingen nog vrij
ongewoon waren. Ware zij aangevuld naar den eisch dei-
tijden met belastingen op andere rentegevende goederen zij
zou op zich zelve niet onbillijk zijn. Ook nu wordt hare
onmiskenbare onbillijkheid geduld uit gewoonte. Maar kon
zij al niet aanstonds als rijksbelasting afgeschaft of door aan
vulling met andere, nieuwe belastingen van onbillijkheid ge
zuiverd worden, dit gaf geen vrijheid om haar bij een
nieuwe wet als grondslag voor gemeente-belasting te be
houden, door zelfs de bevoegdheid der gemeentebesturen
tot het heffen van opcenten op de gebouwde eigen
dommen uit te breiden van vijftien tot veertig en die
van tien opcenten op de ongebouwde te handhaven. Im
mers welke billijke reden kan er gegeven worden, om tot
dekking der gemeente-uitgaven van de bezitters van huizen
een afzonderlijke belasting te heffen van 40 opeenten op de
hoofdsom der aan het rijk verschuldigde grondbelasting?
Welke bijzondere voorrechten genieten deze personen boven
anderen, dat zij aldus buitengewoon belast moeten worden?
Er ligt aan de grondbelasting nog een oud feodaal
denkbeeld ten grondslag, dat zich zelfs tot in onzen tijd
doet gelden: dat namelijk de grond aan den souverein of,
zoo men liever wil, aan den staat behoort, en elk grondei
genaar voor dat bezit vergoeding schuldig is in den vorm
van belasting, als erkenning van de gewaande rechten van
den souverein of den staat. Nog menigeen heeft zich de
hersenen vermoeid om over de grondbelasting iets te zeggen
en te betoogen dat het grondbezit iets eigenaardigs is
kennelijk onderscheiden van elk ander bezitterwijl ieder on
bevooroordeelde ziet, dat grondbezit in den tegenwoordigen
tijd uiets anders is dan een wijze van geldbelegging zooais
er meer zijn. Waarom dit bezit dan gehandhaafd als grond
slag eener afzonderlijke gemeente-belasting in dezelfde wet,
die" zoo te recht verbiedt een even onbillijke rijksbelasting
het patentrechtdoor middel van opcenten ook tot een bron
van gemeente-inkomsten te maken
Een belasting op de honden. Waarop kan die wel be
rusten Is het houden van een hond een bewijs van bij
zonder groot fortuindat het afzonderlijk belast moet wor
den Zeer zeker niet. De armste burger houdt evenzeer
een hond als de rijkstealthans wanneer hem dit niet door
een honden-belasting al te bezwarend wordt gemaakt. Hier
is alleen sprake van liefhebberij, van gehechtheid aan een
bepaalde diersoort, die wegens hare trouw en schranderheid
bekend is. Waarom ook geen belasting op het houden van
katten of kanaries, van ezels of bokken? Waarom geen
belasting gelegd op het houden van bloemen of op het
dragen van horologiën kettingen, wandelstokken, parasols,
crinolines etc.? In 1674 werd in ons land een belas
tin" op de tabakspijpen geheven; waarom, in navolging daar
van met aanvulling naar de tijdsomstandigheden het ge
bruik der tabaks- en sigarenpijpen niet belast? Waarom
de belasting op de laarzenschoenen galossen en muilen
van datzelfde jaar niet weêr hersteld of het poederpatent
van 1807 vervangen door een belasting op pommade,
haarolie eau de Cologne cosmetiekpoudre des odalisques
etc. Voor elk dezer belastingenmet, uitzondering van
die op de katten wegens hare muizenverdelgende eigenschap
pennemen wij de verdediging op ons tegenover eiken voor
stander der belasting op de honden.
Maar de honden-belastin" w rdt op geen enkelen geoor-
loofdeu grond verdedigd. Er wordt wel iets voor haar
bestaan aangevoerd maar dat is een ongeoorloofde grond.
Het doel eener plaatselijke belasting op de houden meende
de regeering in 1851, is meestal niet zoozeer om de inkom
sten der gemeente te stijven dan wel om het onmatig getal
onnoodige honden te doen verminderen. Maar dit mag
immers niet het doel van een belasting zijn. Wat zou er
op deze wijze worden van het eenig rechtvaardig beginsel
iu het begin van dit opstel herinnerddat het doel der be
lasting geen ander moet zijn, dan dat ieder naar evenredig
heid van zijn vermogen en zijne inkomsten tot de gemeene
■lasten bi-hoort bij te dragen Als men. het onmatig getal
van onnoodige zaken wil Verminderen dan liggende honden
zeker nog niet het eerst aan de beurt, en dan mag in elk
geval dit doel niet bereikt worden door middel van belas
ting waardoor alleen de anne zich een genot of een lief
hebberij moet ontzeggendat de welgestelde burger zich
zonder bezwaar kan verschaffen. Hoeveel honden iemand
in zijn huis wil houdenraakt een ander niet en aller
minst het gemeentebestuur. Is echter werkelijk het „onmatig
getal onnoodige honden" op de openbare straat hinderlijk en
orde-en-rust-verstorend men voorzie er in door een politie
verordening, maar trachte nimmer een belasting dienstbaar te
maken tot, het bereiken van bijoogmerken zij mag nimmer
een vermomd straf- of boetestelsel worden.
Wat, eindelijk de belasting op tooueelvertooningen en andere
openbare vermakelijkheden betreft, ook daarvoor schijnt moei
lijk een billijke grond gevonden te kunnen worden. Het
komt ons voor, dat. de wei op het recht vau patent de uit
oefening van bedrijven reeds genoegzaam drukt, om in dit
opzicht alle hulp van plaatselijke belastingen te kunnen ont-
beeren. Muzikanten op concerten en in schouwburgen
tooneelspelers en dansersondernemers van openbare ver
makelijkheden enz. zijn bij die wet niet vergetenen nu komt
de gemeentewei hen nog met een afzonderlijke belasting
bedreigen. Zijn de tooueelvertooningen cn openbare ver
makelijkheden in Nederland zoo verontrustend menigvuldig,
dat zij door een afzonderlijke plaatselijke belasting ge
drukt behooren te worden? Maar hier zouden wij gevaar
loopen een grond tot belasting te besprekendie nooit een
grond tot belasting mag ziju, en dien wij boven reeds heb
ben veroordeeld. Toetst, men deze belasting aan het voorop
gestelde eenig geldende beginsel dan heeft zij geen recht,
van bestaan. Mocht, men met, ln-iastingen nog bijoogmerken
hebbendan zou wellicht aan velen een vernieuwing der
belasting aangenaam zijn die van 1674 tot 1676, dus zeer
kort, in onze voormalige republiek werd geheven onderden
naam van recreatie-of divertissement-geld, plijster- en mor
gendrank-geld, en die een betaling van een halveu stuiver
tot drie stuivers eischte van allen die in een herberg of
koffiehuis, in een bier- of wijnhuis of in een ordinaris ver
teeringen maakteal naar gelang van het uur waarop men
deze instellingen bezocht.
Onze zonderlinge gemeente-belasting schijnt haren oorsprong
in het verledene te moeten zoekenen aan langdurige ge
woonte haar onrechtmatig bestaan verschuldigd te zijn. Im
mers eertijds werd zij onder den naam van armengeld, niet,
ten behoeve der gemeentekas, maar onmiddellijk ten behoeve
der armen ingevorderd. Dit armengeld werd bij Koninklijk
besluit, van 24 Augustus 1821 No. 58 afgeschaft met ver
gunning evenwel om er een plaatselijke belasting van te
maken, die echter altijd bestemd zou blijven voor de armen.
Zoo iets werd in 1851 onrechtmatig geacht; de opbrengst
van alle plaatselijke belastingen moest in de gemeentekas
vloeien en bij de gemeentewet werd dan ook deze heffing
als gewone plaatselijke belasting erkend, met een opmerking
in de Memorie van Toelichting, dat de gemeentebesturen
daardoor niet belet werden, de geraamde opbrengst, bij
wijze van subsidie, aan de grmen uit te keeren!
Zoo blijven dergelijke zaken bestaan, en ook bij de jong
ste wijziging der gemeentewet werd deze belasting behouden.
Op het halen van het poederpatent iu de Westerkerk
te Amsterdam bestaat het volgende tweeregelig versje
van Loots:
Zoo naar de kerk, Jan Los 1 zoo heet naar geestlijk voeder?
Neen, vriendik stort alleen een schietgebed om poeder.
Bij de laatste verkiezingen van leden der gemeentebesturen
in Erankrijk heeft de regeering een nieuwen weg bewandeld
en een meer onzijdig standpunt ingenomen. Niet alleen in
Erankrijk maar overal waar gestemd en gekozen wordtis
men gewoon inden uitslag der verkiezingen een overwinning
of een nederlaag der regeering te zien, en meestal met recht.
Immers in de keuze van volksvertegenwoordigers van om
streeks dezelfde of van tegenovergestelde richting als door
de regeering wordt gevolgd, spreken do kiezers hun oordeel
uit over het bewind des lands. In de verkiezingen voor de
gemeentebesturen zal echter zulk een oordeel gewoonlijk
moeilijk te vinden zijndaar toch de mannen aan wie de
zorg voor de huishouding der gemeenten wordt toevertrouwd,
niet geroepen worden om mede te werken tot, de aigemeene
wetgevingen de aigemeene politiek zich hier minder duide
lijk openbaart. In Erankrijk echter wordt elke verkiezing,
ook die voor de gemeentebesturen in veel sterkere mate een
bepaalde overwinning of een even onmiskenbare nederlaag
voor de regeering door het stelsel van aanbeveling. Steeds
maakt de regeering de candidaten-lijsten open spant alle
krachten in om de door haar voorgestelde personen te doen
kiezen. Dat stelsel van aanbeveling heeft zij ook bij de
jongste verkiezingen voor de gemeentebesturen niet laten
varenmaar zij is toch op een andere wijze te werk gegaan
dan tot dus verre geschiedde. Wel heeft zij de gewone
candidaten-lijsten opgesteld en openbaar gemaaktmaar zij
heeft er niet meer uitsluitend trouwe volgelingen barer rich
ting op geplaatst, eu zich wat dan ook minder noodig was
gewordenniet zoo sterk als vroeger voor hunne verkiezing
beijverd. Zij is tot een vergelijk gekomen met hare tegen
standers, zij heeft uit eigen beweging den strijd vermeden,
en een schikking voorgesteld waarmede men ongeveer mocht
aannemen dat de tegenpartij genoegen zou nemen. En over
het algemeen schijnt de tegenpartij tot het aeeoord te zijn
toegetreden. Op enkele plaatsen echter hebben de partijen
hunne vanen ontrold en hunne krachten gemeten en daar
was het gewoonlijk niet de regeering die als overwinnaar
het kamp verliet. Als voorbeeld wordt opgegeven, dat iu
8 departementale23 arrondissements- en 216 kantonnale
hoofdsteden de maires niet tot leden van den raad zijn
gekozen.
En waarom heeft nu de regeering haar stelsel gewijzigd
Dat is duidelijk antwoorden sommigen slechts hij die
van de zegepraal niet, zeker is gaat een schikking aan en
de regeering heeft dit middel aangegrepen om te kunnen
uitroepen er zijn noch overwinnaars noch overwonnenen
niemand kan zich op een overwinning beroemen of heeft een
nederlaag te betreurenalleen uit vrees dat zij bij het aan
vaarden van den strijd al te veel nederlagen te vermelden
of liever te verbloemen zou hebben. Dat geven de vrienden
der regeering natuurlijk niet toe zij wilde de ware gezind
heid des volks leeren kennen beweeren dezen zij wilde
verkiezingen die een juiste uitdrukking zouden zijn van de
inzichten der natie. Men zou kunnen vragen waarom
zij in dat, geval niet geheel van hare aanbevelingen heeft
afgezien waartoe de candidaten-lijsten dan toch gediend
nebbeu. Immers alleen bij een volstrekte onthoudiug van alle
bemoeiingen met de verkiezingen door d eregeering kunnen zij
een min of meer zuivere spiegel zijn van de gezindheid des
volks. Daarom kunnen wij ons het best vereenigen met de
zienswijze van hen, die de houding der regeering toeschrijven
aan de overtuiging dat. zij niet bij machte is zich in den strijd
met hare tegenstan Iers de overwinning te verzekeren; ont
hield zij zich echter van alle bemoeiing met de verkiezingen
dan zou wellicht alleen bij uitzondering hier en daar een
barer getrouwen worden gekozendaarom stelde zij het
bekende vergelijk voor, deed het voorstel lot aigemeene ont-
wapeniugen wist alzooniet dingende naar een overwin
ning ook de schande ecuer nederlaag te vermijden. Maar
wat, o k de ware reden van dveranderde handelwijze der
regeering moge zijn, de voorstanders van wat minder voogdij
wat minder voorlichting en wat meer vrijheid verheugen zich
reeds bij voorraad over dit blijk van vrijgevigheid. Met
genoegen merken zij den toon van tevredenheid op, die de
circulaire van den minister van Binnenlandsohe Zaken betref
fende de laatste verkiezingen kenmerktzij wijzen op de
daarin voorkomende verklaring, dat alles zich zoo ordelijk
heeft toegedragen en de nieuw benoemden met welwillendheid
behooren te worden ontvangen meeneu het voornemen der
regeering te bespeuren om voortaan het lidmaatschap van
den gemeenteraad als een vereischte te beschouwen voor de
betrekking van maire, cn hopen dat de regeering ook bij de
verkiezingen voor het Wetgevend Lichaam hetzelfde onzijdige
standpunt moge innemen dat haar bij deze gelegenheid zoo
goed bevallen is.
Terwijl liet stilzwijgen omtrent het wenschelijke van
verplicht onderwijs in de rede van den minister van
Onderwijs Uurmj bij de laatste openbare prijsuitdeeling
het vermoeden doet ontstaandat de plannen van dien
minister betreffende deze zaak iu den raad van ministers
geheel zijn verworpen wordt de leer van het kostelooze en
verplichte volksonderwijs aan gene zijde van den oceaan door
Keizer Maximiliaan verkondigd deze vorst schijnt overtuigd,
dat de Mexicanen nergens meer behoefte aan hebben dan
aan onderwijs, en het is niet onwaarschijnlijk dat hij daarin
gelijk heeft, Waar evenwel volkomen gebrek heerscht, zal
men er niet licht in slagen terstond allen op geheel vol
doende wijze te voedenen daarom is het, niet waarschijnlijk,
dat de Mexicaansche Keizer zijne plannen aanvankelijk anders
dan gedeeltelijk en op vrij onvolkomen wijze zal kunnen
verwezenlijken. Voor de invoering van het geheele program
ma dat zich ook over het middelbaar onderwijs uitstrekt
zou een lange en rustige regeering vereischt worden. Nog
altijd echter twijfelen velenof de regeering van Keizer
Maximiliaan zelfs wel als voldoende gevestigd kan beschouwd
worden de Noord-Amerikaansche Unie verklaart nog geen
ander bewind in Mexico te kennen dan dat van Juarez
en rustig durft de welwilleudste vriend haar niet noemen.
Het werk des oorlogs eischt, er nog zoo dringend alle aan
dacht zoowel als alle hulpmiddelen en vermogens, dat er
voor de werken des vredes vooreerst weinig kan overschieten.
Te gelijk met zijne plannen omtrent het onderwijs deelt de
Keizer ook het standpunt mede dat hij ten opzichte dei-
godsdienst wil innemenen dat is zeer eenvoudig en volgens
onze meermalen ontwikkelde meening zeer juist. Evenzeer
als de Keizer het ouderwijs een belangrijk deel der staats
zorg achteven schroomvallig moet naar zijn gevoelen de
staat zijn om zich op het gebied der godsdienst te wagen.
„De godsdienst is een aangelegenheid zegt hij die
ieder naar zijn eigen gewetensovertuiging moet opvatten
hoe minder de staat zich alzoo inlaat met godsdienstige
vraagstukkendes te meer zal hij aan zijn eigenaardige
roeping getrouw blijven."
Merkwaardig zijn de gebeurtenissen der laatste dagen in
Spanjeen te recht roept de fCölnische Zeiiung met verba
zing uit: De Bourbonsche van Spanje-Isabella, die in over
eenstemming met den Bourbon van Napels en met de geheele
Europesclie partij van deu teruggang de negentiende eeuw
wenschte te stuiten in haren loop, liet gehoorzame werktuig
van zuster Patrociniovan vader Claret en van den aarts
bisschop van Burgosde geboren vijandin der Napolconiden