ALKMAARSCHE COURANT
N». 11.
Achtenzestigste
Zondag
18 Maart.
#fftctccl (Sc&ccltc.
PROVINCIE NOORD-HOLLAND.
Tweede proces-verbaal tegen een strooper.
(Parasitische politiek II.)
Effllckelijkschc Berichten.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag -morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,—.
Brieven franco aan de Uitgevers
EE KM'. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels0,75, voor
elke regel meer 15Cents, behalve 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag
vroeger.
Bij deze Courant behoort een Bijbladbevat
tende advertentiën.
AANBESTEDING.
Op Donderdag den 5<* April 1866, des namiddags ten half
drie ure, zal, aan het lokaal van hei provinciaal bestuur van
Noord-Holland te Haarlembij inschrijving en opbod worden
aanbesteed
Het planten van stroo en he1 m en het
stellen van rietschuttingen op de duinen
van het eiland Texel en den vasten wal
van Noord-Holland, gedurende 1886 en het
voorjaar van 1887, in drie perceelen.
De bestekken zijn tegen betaling van 10 Cents per exem
plaar, te bekomen aan het lokaal van het provinciaal bestuur
voornoemd aan het bureau van Buitenlandsche paspoorten
op den Damte Amsterdam en bij den provincialen Ópzigter
van den Waterstaat C. van der Sterr, te Helder.
Inlichtingen zijn te verkrijgen bij den Ingeuieur J. F. IC.
Conrad te Alkmaar en bij den Opzigter voornoemd.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen bij deze ter keunis van belanghebbenden:
Dat, uithoofde van herstellingen aan de sluis, de door
vaart door de sluis aan do Zes Wielen, van af
Maandag 19 Maart aanstaande tot nadere aaukoudiginf
zal GESLOTEN zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
den 10 Maart 1866. De Secretaris,
SPANJ AARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen mits deze ter kennisse van de ingezetenen
Dat de lijsten der kiesgeregtigden voor de leden van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, van do Provinciale Stalen
en van den Gemeenteraadvoor de dienst des loopenden
jaars, benevens de lijsten dergenen welke van die des vorigen
jaars zijn geschraptop heden door hen voorloopig zijn vast
gesteld gedurende 14 dagen in het portaal van het Raadhuis
aangeplakt en dagelijks (Zon- en Eeestdagen uitgezonderd),
van 10 tot 2 ureter secretarie der gemeente ter inzage
zullen liggen.
Bezwaren daartegen kunnen gedurende dien tijd, op onge
zegeld papier, mits gestaafd door de noodige bewijsstukken
worden ingezonden aan den Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 14 Maart 1866. De Secretaris,
SPANJAARD!'.
BRANDWEER.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de ingezetenen:
Dat de loting van voor de brandweer dezer gemeente in
geschreven personen door hen in het openbaar zal worden
gehouden op üingsdagden 27 Maart o.k., des voormiddags
ten 10 ure, in de Prinsenzaal ten Raadhuize dezer gemeente,
Burqemeester en Wethouders voornoemd
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
den 17 Maart 1866. De Secretaris
SPANJAARD!'.
De KAMER van KOOPHANDEL en FABRIEKEN te
ALKMAAR maakt bekend, dat van Maandag 19 tot Zatur
dag 24 Maart e.k„ van 's voormiddags 10 tot 's namiddags
2 urenin haar gewoon lokaal op het Stadhuister lezing
zullen liggen
1. Statistiek van hel Koningrijk der Nederlanden behelzende
de staten van de in- uit- en doorgevoerde voornaamste
handelsartikelen gedurende de maanden December 1865
en Januarij 1866.
2. Een opgaaf van den handel en de scheepvaart van Groot-
Brittanje en Ierland gedurende de maand November en
de overige maand van 1865.
3. Siatistiek van den handel te Bremen over 1805.
4. Zes verschillende statistieke tabellen betreffende den han
del en de scheepvaart te Koningsbergen.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voorn.,
Alkmaar, F- M. van de VELDE, Voorz.
17 Maart 1866. J. P. KRAAKMAN. Secret.
POLITIE.
Ter ierugbekoming is aan liet Commissariaat van politie
voorhanden het navolgende gevondenealseen bril en een
deel van een handwagen.
In de Spectator van 11 November 1.1. schreef de heer
van Bemmelen, naar aanleiding van de beraadslaging op het
congres te Bern over de vraag of het onderwijs in de zede-
leer los gemaakt moest worden van het ouderwijs in de ver
schillende godsdienstige leerstelsels: //Wat is er san onze
wet op het lager onderwijs te verwijtendan dat zij met
betrekkin" tot de openbare scholen niet vau christelijke
deueden Inoest spreken wat aan ons openbaar lager on
derwijsdan dat het hier en daar plus franchement godsdienst
loos moest zijn Dit was koren op den molen vau den
heer Groen. '//Inderdaad ik kan niets beters verlangen
schrijft hij in n». V der Parlementaire Studiën en Schetsen.
Laat ons de zaak wat meer van nabij beschouwen.
De heer van Bemmelen gaat van de onbetwistbare, ook
door den heer Groen gehuldigde stelling uit, dat de bestaande
verregaande godsdienstige verdeeldheid den staat tot vol-
strekfe onzijdigheid veroordeelt, de maatschappij dwingt
godsdienstloos te zijn. «Moraalloosonzijdig op zedelijk
gebied aldus gaat hij voort kan de maatschappij daar
entegen niet zijn. Bevordering van het goede en handha
ving van het regt is hare taak, en'zij kan die taak vervul
len, omdat er eene werkelijke moraal is, die algemeen er
kend is en de zamenleving heheersclit." Welke hare betrek
king moge zijn tot eene beslaande godsdienstof hare ver
wantschap met de redeleer van eenig kerkgenootschap//zij
is als eene sociale zedeleer voorhanden en de maatschappij
maakt die sociale redeleer tot grondslag harer bemoeijiu-
gen." De openbare scholen moeten daarom godsdienstloos
zijn. Er mag //geene godsdienst, doch er moet, ptactisch
en theoretisch, buiten verhand met eenige godsdienst, mo
raal worden geleerd. Geene opleiding tot christelijke deug
den als zoodanig maar alleen tot de maatschappelijke moraal
behoort er te huis."
Asd het eerste vereischte voldoen onze openbare lagere
scholen. Dit staat vaster mag geen godsdienst onderwe
zen worden, geen eukt-1 godsdienstig stelsel mag er geleerd,
aanbevolen of begunstigd, noeh bestreden, veroordeeld of
helaagd worden. De wet is hier duidelijk zij verbiedt het
Bij de beraadslagiug waren de regeering en het invloedrijke
Kamerlid Thorbecke het hierover eens dat «alle leerstellige
en dogmatische bestanddeeleu alles met één woord wat tot
het begrip des Christendoms van zijne waarheden, van zijne
feitenvau zijne geschiedenis behoortvan de gemengde
school verwijderd moet blijven." Toch gebeurt het, zegt de
heer Groen, 't Zou dwaas zijn te beweren dat bet. nim
mer gebeurde; welke wet wordt niet wel eens overtreden?
Maar als het soms hier of daar gebeurt, dan geschiedt het
tegen de wet en het moet tegengegaan worden. Wetsver
andering is in dit opzicht dus bepaald onuoodig; er zou
alleen sprake kunnen zijn van strenger toezicht op de nale
ving der wet.
Maar nu de moraal. De sociale zedeleerdie algemeen
erkend is en de samenleving beheerscht, onverschillig of zij
uit een bepaalde godsdienst is gesproten, moet op de scho
len geleerd worden. Uitmuntend. Als er dus in onze wet
alleen werd gesproken van opleiding tot Me maatschappelijk*
deugden zou zij boven elke bedenking verheven zijn. Maar
er staat Christelijke en maatschappelijke deugden. Hier heeft
alzoo ongeoorloofde samenkoppeling plaats. Men heeft de
maatschappelijke deugden de sociale zedeleervastgehecht
aan de Christelijke deugden. Dut behoort nietde sociale
zedeleerde maatschappelijke deugden moeten onafhankelijk
van elke godsdienst blijven. Alleen sociale zedeleeralleen
maatschappelijke deugden niets meer en niets minder.
Juist. Het woordje Christelijke behoort dus in de wet
niet t'huis. Dit werd ook in 1857 bij ie behandeling der
wet in de Kamers duidelijk genoeg gezegd. De heer Gode-
froi vooral, als Israëliet, behandelde dit punt klaar en hel
der. «Wat vroeg hij zou ik nu op een absoluutop
een streng staatsrechtelijk standpunt kunnen verlangen Dit,
dat de wet geen begrip ontleent aan eenige godsdienstal
wordt die ook door een overgroot deel der burgers van den
Staat beleden. Op een absoluutop een streng staatsrech
telijk standpuntnaar de eischen der strenge logica op dat
gebied, zou ik dus kunnen verlangen dat de wet niet spreke
van Christelijke deugdenmaar het zuiver neutrale gebied
beware."
Zoo sprak de heer Godefroi, en hij sprak juist. Maar
waarom stemde hij dan toch voor het behoud der uitdruk
king Christelijke deugden Omdat hij in het wetsartikel niet
zag geschreven nChristelijken zin, Christelijk beginsel. Chris
telijk elementChristelijken geestChristelijk onderwijs," maar
«alleen en niet anders dan opleiding lot Christelijke deug
den." //Zoolang nu ging hij voort deugd zal zijn
het object van zedeleer, zoolang zal opleiding tot Christelijke
deugden zijn opleiding in die zedeleer welke het Christendom
verkondigt en die in het Christendom is geworteld. Welnu,
die opleiding mag vrij een ieder genieten welke godsdienst
hij ook beleide. Een onzer geachte medeleden de heer
Schimmelpenninck van der Oye zeide bij een andere gelegen
heid: «Zedekundig, geloof en hoop ik, dat er geen lid in
deze kamer is, ook niet een Israëliet, of hij is zedekundig
Christen." Die woorden onderschrijf ik met volle gerust
heid want ik zelf heb het bij een vroegere gelegenheid ver
klaard. Bij de disoussiën over het adres van antwoord op
de troonrede heb ik dc volgende woordeu gesproken«Geen
niet-Christenhoe gehecht ook aan zijn geloof, tenzij hij
door dweepzucht verblind mocht wezen zal ontkennen dat
die Christelijke en maatschappelijke deugden de beginselen
zijn, waardoor de levenswandel van den mensch tot welke
godsdienst hij moge behooren moet worden beheerscht. Het
geldt de opleiding tot deugd, en deugd heeft, betrekking lot
den levenswandel. Met die overtuiging mag ik als bruikbaar
ook voor Israëlieten beschouwen een schoolonderwijs, dat
dienstbaar wordt gemaakt ook aan Christelijke deugden, aan
Christelijke moraal aan die deugden welke ook de Israëliet
betrachten kan en moettenzij hij uit dweepzucht de zaak
verwerpe om den naam."
Het is duidelijk, volgens den heer Godefroi zijn onze maat
schappelijke deugden niet anders dan Christelijke deugden.
De lieer van Bemmelen verlangtdat er buiten verband mei
eenige godsdienst moraal wordt geleerdde moraal //die
algemeen erkend is en de zamenleving beheerschtde «sociale
zedeleer." Welnudat is hetzelfde wat de wet voorschrijft.
Het onderwijs in de godsdienst wordt overgelaten aan de
kerkgenootschappen zegt art. 23 de onderwijzer ont
houdt zich van iets te leerente doen of toe te laten wat
strijdig is met den eerbied verschuldigd aan de godsdienstige
begrippen van andersdenkenden maar maakt het onderwijs
dienstbaar tot opleiding der kinderen tot alle Christelijke en
maatschappelijke deugden. Wel opwekking tot Christelijke
deugden, maar buiten verhand met eenig leerstelsel of gods
dienstig begrip, buiten verhand met den wortel. Wat, door
den godsdienstleeraar wordt ingescherpt als vrucht der Chris
telijke godsdienstmoest door den onderwijzer langs een
anderen weg worden bevorderd. Dit werd bij herhaling en
zoo duidelijk bij de behandeling der wet gezegd, dat er geen
twijfel meer mogelijk is boveudien is art. 23 zelf duidelijk
en laat geen andere opvatting toe.
Maar is nu. gelijk de heer Godefroi beweerde, de Chris
telijke zedeleer wel inderdaad de algemeen erkende sociale
zedeleer die de maatschappij beheerscht? Voor zoover onze
kennis strektja. Wij hebben wel de algemeeue, de heer-
«chende zedeleer hooren bestrijden bespotten of met min
achting behandelenmaar wij hebben nog nooit in onze
maatschappij een zedeleer hooren verkondigen die afweek
vau de Christelijke. Het is mogelijk, dat hier of daar een
enkel persoon omtrent een of ander punt. een afwijkende
meening heeftmaar dit kan niet in aanmerking komen. De
heer van Bemmelen erkent het bestaan eeuer algemeeue zede
leer, tot welker handhaving de maatschappij verplicht isen
de heer Groen stemt met hem in. Tot deze algemeen erkende
zedeleer moeten wij ons dus bepalenen wij houden vol
tij is geen andere dan de Christelijke. Het Christendom ia
gelukkig niet binnen de kerk gebleven, «het is een burger
lijke kracht gewordende ziel onzer beschaving, een stroom
die zich door alle aderen der maatschappij heeft uitgestort,"
zeide de heer Thorbecke, en zeggen wij met hem. Het is
een zuurdeesem die onze maatschappij heeft doortrokken
ennaar wij hopenmeer en meer doortrekken zal. Het
gevolg daarvan isdat de zedeleer die algemeen wordt er
kendofschoon juist niet zoo algemeen betracht feitelijk
geen andere is dan de Christelijke. Het zou ons verwon
deren, wanneer iemand dit ontkende, en wij zouden zeer
verlangen zijne gronden voor die outkentenis te vernemen.
Zeker, de heer Groen ontkent het niet, integendeel, hij er
kent het uitdrukkelijk in het reeds genoemde n°. V zijner
Schetsen, waar wij op bladz. 13 lezen: //Inde tegenwoordige
omstandigheden kan er niets beters worden uitgedacht dan
de neutraliteit der staatsschool en een vrijheid van onderwijs,
enkel door de maatschappelijke moraal beperkt. Enkel hierdoor.
Ruime vrijheid en heilzame beperking. Heilzaam inderdaad
omdat die moraal der zamenleving thans nogondanks ver
loochening der geopenbaarde waarheid, desniettemin, wat
voorschriften aangaattraditioneel en bij usantiemet dt
christelijke moraal hoofdzakelijk overeenstemt."
Maar wat kan de stelling van den heer van Bemmelen
den heer Groen dan baten en waarom klemt hij er zich met
zooveel blijdschap aan vast Omdat de heer van Bemmelen
opkomt tegen het woord christelijke in de weten spreekt
van plus franchement godsdienstloos." Doch welk prac-
tisch out kan dit in het oog van den heer Groen opleveren?
v. B. wil maatschappelijke moraal, hij ook, en daarbij erkent
hij dat de maatschappelijke moraal in hoofdzaak met de
Christelijke moraal overeenstemt. Ook weet hij zeer goed, dat
de vraag of onze scholen //godsdienstloos" zijn niet anders
is dan een strijd over woordeu en een gevolg van onjuiste
woordenkeus. Het is duidelijk dat onze scholen iuderdaad
in de juiste beteekenis des woordsgodsdienstloos zijn, en
dat zoo Thorbecke en anderen soms tegen dit woord zijn
opgekomen zij het opgevat hebben in den zin van «moraal
loos." Het weinige dat in dit opstel door ons uit de beraad
slaging over de wet is aangehaald is reeds voldoende om dit
boven allen twijfel te verheffen. Als nu het woord Christelijke
uit de wet verviel, en er alleen van maatschappelijke deugden
werd gesprokenzou alies precies hetzelfde blijvenwant
onze maatschappelijke deugden zijn Christelijke deugden. Of
men tot den onderwijzer zegt: «gij moet elke gelegenheid
waarnemen om uwe leerlingen op te wekken tot het betrach
ten onzer maatschappelijke zedeleer" of «tot christelijke deug
den het is precies hetzelfde.
Wij geven toe, het woord christelijke behoort eigenlijk niet
in de wet. De staat behoort er niet naar te vragen «of de
maatschappelijke zedeleer uit een bepaalde godsdienst is ge
sproten en van deze afhankelijk isdan wel of zij een zelf
standigen oorsprongen bestaan heeft, of zij melde officieële
zedeleeren der verschillende Kerkgenootschappen al dan niet ge
heel overeenstemt." De wet. behoorde er zich niet over uit
te laten, of onze maatschappelijke deugden Christelijk zijn
of niet; 't gaat haar niet aan. Nu is het zelfs alsof de kin
deren tweeërlei deugden te leeren hebben Christelijke en
maatschappelijke deugden. Het artikel is slecht gesteldmaar
omtrent de bedoeling kan geen verschil bestaan. Men heeft
geen onderscheid willen maken tusschen Christelijke en maat
schappelijke deugden evenmin als tusschen gepaste en nuttige
kundigheden; men heeft eenvoudig onze maatschappelijke
deugden als Christelijke deogdeu gekenmerkt, en ofschoon
dit juist is, had de wet er zich niet mee in te laten.
«üp een absoluut, op een streng staatsrechtelijk stand
punt, naar de eischen der strenge logica op dat gebied,"
gelijk de heer Godefroi zich uitdrukte, kan men de uitdruk
king Christelijke deugden wraken; maar op zulke gronden
stelt men geeu wetsherziening voor; daartoe gaat men niet
over zonder vooruitzicht op eenig practisch gevolg. Het
zou een beleediging zijn voor den heer Groen als staatsman,
hem zulk een onvruchtbaar streven toe te schrijven, waar
door alleen de wetsbepaling strenger logisch werd en in
overeenstemming met het zuiver staatsrechtelijk beginsel,
doch geen verandering werd gebracht in hare werking en
toepassinggeen verandering in den bestaanden toestand
waardoor geenerlei vrucht voor het practische leven werd
verkregen.
De lieer Groen stake dit onvruchtbaar stroopen op het
jachtveld der liberalen. Het daar geschoten wild kan geen
gezond voedsel zijn voor de hongerige schare die aan zijne
lippen hangten hij zelf loopt gevaar als strooper bekeurd
en ais vrijbuiter veroordeeld te worden.
B5 K tL 1 K,
Den S heeft eene deputatie uit Spanje den Koning, die
vau liet geheele Hof omringd was. de orde van het Gulden
Viies en het diploma van Grande van Spanje der 1" klasse
voor den jeugdigen Kroonprins aangeboden.
De Senaat heeft het wetsontwerp tot afschaffing der tol_