ALKMAARSCHE COURANT
42.
1chlc/i - c.sftj>.sfc
aanhang.
II
Zondag
2[ October.
S. iiaiïï: :%n
Bij deze Courant behoort een Bijbladbevat
tende Advertentiën.
#fftciccl (öcbceltc.
De geldleening van 45000,—. ten be
hoeve der gemeente Alkmaar, aangekon
digd in de Alkmaarsche Courant van den
17 Junij 1866, blijft opengesteld tot 1
Januarij 1367.
Onze eonstitutioneele vrijheid in gevaar.
De grondwet of Bismarekerij
Oude en nieuwe verdedigers van liet
ministerie.
O
O c7
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven, en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post ƒ4,
Brieven franco aan de Uitgevers
HEB. M». COSTEB ZOON.
R IA
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag
vroeger.
De BUBGEMEESTEBHoofd der Gemeeute-Politie Ie
ALKMAAR, brengt, in voldoening aan de uilnoodiging
van den Heer Commissaris des Konings in deze Provincie
vervat in zijne circulaire missive van den 28 September 1,1.,
n°. 1985 6® afd. (verzameling n°. 70), ter kenuisse der vee
houders
1». De navolgende bepalingen van het wetboek van slrafregt,
van toepassing op de besmettelijke ziekte van vee enz., als:
Art. 459. Ieder houder of oppasser van dieren of van
melk- of slagtbeesten die verdacht zijn van aangedaan
te zijn van besmettelijke ziekte, die niet dadelijk kennis
daarvan gegeven zal hebben aan jlen maire der gemeente,
waar zij gevonden worden en die zelfs vóór dat de maire
op die kennisgeving geantwoord beeftdeze diereu of
melk- of slagtbeesten niet opgesloten gehouden zal heb
ben zal gestraft worden met. eene gevangenis van zes
dagen tot twee maanden en eene geldboete van zestien
tot twee honderd franken.
Art. 460. Desgelijks zullen gestraft worden met eene
gevangenis van twee tot zes maanden en eene geldboete
van honderd tot, vijfhonderd frankendiegenen dis in
weerwil het verbod der regeeriug, hunne besmette diereu
of beesten onder anderen zullen hebben laten loopen.
Art. 461. Ingeval uit dit laten loopen onder andere
beesten eene besmetting onder ander vee ontstaan is
zullen diegenen welke het verbod der regeering overtreden
zullen hebben, gestraft worden met eene gevangenis van
twee tot. vijf jaren en eene geldboete van honderd tot
duizend franken alles onverminderd de uitvoering der
wetten en verordeningen betreffende de veeziekten, en
de oplegging der straffen daarbij gesteld.
Art. 462. Ingeval de boetstraffelijke wanbedrijven
waarvan in dit hoofdstuk gesproken wordt, door veld
of boscliwachters of policie-amblenaren onder welke be
naming bet ook zijn mogebegaan zijn gewordenzal
de straf «au gevangenis ten minste van ééne maand zijn
en ten hoogste van nog een derde boven de zwaarste
straf, die eeneu anderen schuldigen, om hetzelfde wan
bedrijf, opgelegd zou worden.
2°. Dat art. 5 der wet van 15 September 1866 (Staatsblad
n°. 150), bovendien bepaalt dat de eigenaar van vee,
die bij het beslaan van veetyphus onder zijn veein
strijd met, wettelijke verordeningen, het doen van aangifte
verzuimd of de afzondering heeft nagelaten, geene aan
spraak heeft op vergoeding van het vee, ten aanzien
waarvan bij iu overtreding is bevonden.
De burgemeester voornoemd noodigt de veehouders in hun
eigen belang uil, om de krachtens vorenstaande bepalingen
op hen rustende verpligtingen stiptelijk natekomen ten
einde alle geregtelijke vervolgingenwelke uit nalatigheid
zouden voortvloeijeu te voorkomen.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd
6 October 1866. A. MACLAINE PONT.
PAULUS ALBEBTUS dü PONverlofganger der militie,
komende vau Haarlemwordt verzocht zich binnen acht
dagen ter gemeente-secretarie aantemelden.
P O S T E B IJ E N.
Tengevolge van dc invoering der winterdienst der spoor
wegen aanvang genomen hebbende 15 dezer maand en de
daardoor veranderde vertrekuren der diligence naar Haarlem,
geschiedt de laatste busligting der brievenverzonden wor
dende in de richting naar Beverwijk en Haarlem, 's mor
gens 8 uur, 's middags I4. uur, en per spoor naar den Helder
en Schagen 's morgens 10i uur, 's middags 2| uur, terwijl
de lichting van den bijbus aan de Yischmarkt geschiedt
's middags 1^, in plaats van 1| uur.
„Wij kunnen op den weg in den laatsten tijd bewandeld
niet lang meer voortgaan, zonder onze eonstitutioneele vrij
heid in gevaar te brengen."
Zoo spreekt de hoogleeraar Buys in zijn //woord aan dc
kiezers," dat Het regt van de Tweede Kamer ten titel voert
en voor het Nederlandsche volk krachtig verdedigt. Wij
zouden wenschen dat geen kiezer naar de stembus ging
zonder deze verdediging gehoord te hebben. De ernst der
zaak eischt onderzoek en overweging. Alles te lezen wat
in de laatste dagen over de groote kwestie is geschre
ven en nog dagelijks wordt, geschreven is zeker niet aan-
bevelenswaaardig. 't ls dikwijls alsof verwarring het doel
was in p'aats van outwarring, beneveling iu plaats van op-
heldering. Door den heer Buys daarentegen wordt alles ter
zijde geschoven wat liet eenvoudigevoor elk volkomen
begrijpelijke vraagstuk zou kunnen verduisteren en verwik
kelen helder en eenvoudig is zijn betoog, ondubbelzinnig
zijn taal, rond en open de verklaring zijner meening. Waar
nu de Tweede Kamer door de Ministers in staat van be
schuldiging wordt gesteld en de kiezers worden opgeroe
pen om uitspraak te doen zijn zij verplicht althans ééne ver- i
dediging van de beschuldigde aau te hooren. Wij roepen
bun toe koopt liet. geschrift van den heer Buys, en leest
het. Dit alleen. Die eisch kan, dunkt ons, niet. te zwaar
genoemd worden. Overtuigt dit boekje u niet vanhetgoed
recht der Kamer, welnu, veroordeelt haar, zoo ge wilt. Wij
vragen niet dat, ge meer leest.
Hoe gaarne zouden wij er et" ..geschrift, tegenover willen
stellen dat de stelling der Ministers verdedigt. Maar wij
weten er geen, geen enkel, dat wij als eenigermate vol
doende en aan de billijkste eisclieu beantwoordende zouden
durven aanbeveleu. Dit is onze schuld niet,. Zoo wij
er één aanwezenmen zou ons kunnen tegenwerpen dal
wij opzettelijk een onhandig advokaat. op den voorgrond
ba lden geschoven, aan onze tegenpartij een ongeschikt pleit
bezorger hadden opgedrongen. Vraagt het. aau de verdedi
gers der Ministers wat gij lezen moet kiezers. Laat zij
zeiven hun beste advokalen aanwijzen. Leest, zoo ge wilt,
alles wat zij verianeen; leest, twintig kranten en tien vlug
schriften, opzettelijk geschreven orn de Ministers te verde
digen en de Kamer te beschuldigenmaar leest ook Het
regt van de Ticeede Kamer vau professor Buys, en wij zul
len van al het andere afstand doen ook van het gezag
van dertien hoogleeraren iu de rechten aan onze ver
schillende hoogescholeuwij zullen uw uitspraak rus
tig afwachten. Eisclieu wij te veei
Maar is het geen partijdigheid, alles wat door de tegen
partij geschreven wordt zoo uiterst zwak, zoo nietig te noe
men Zijn die schrijvers dan een troepje dwazen en on
kundigen? Iu 't geheel niet; maar hunne stelling is let-
1 eriL|k onverdedigbaar. Zoo alleen kunnen wjj het geheel
onvoldoende van hun geschrijf verklaren. Zoo denkt ook
prof. Buys er over. Als hij over de bevoegdheid van de
Tweede Kamer gaat spreken, begint hij aldus;
//Eerlijk gesproken ik weet niet regt op welke wijze de
taak zal moeten worden uitgevoerd die ik op mij nam ik
gevoel mij verlegen als iemand die geroepen wordt de
waarheid, dat, tweemaal twee. vier levert, te verdedigen tegen
eene nieuwe leer, welke tot. het resultaat, gekomen is, dat
men niet vier maar vijf moet aannemen als het product, van
die vermenigvuldiging. Wat ik ook voor mogelijk hield
ik had veertien dagen geleden niet gedroomd, dat ik ooit
zou kunnen geroepen worden de grondstellingen van
mijne wetenschap elders uiteen te zetten dan binnen de muren
een'er collegiekamerdat ik ze zou moeten verdedigen tegen
de Ministers der Kroon, dc leden der volksvertegenwoor
diging, de hoofdorganen van de publieke meeniug. Ik wil
niemand van kwade trouw verdenken ik wil gelooven d it
allen die zich bij bet. ministerieel manifest vau 27 Sept.
aansluiten, iu gemoede gelooven, dat de meerderheid van
de Kamer de koninklijke regteu heeft aangerand maar men
vergilnne mij dan ook deze klagt; Hoe laag, hoe onbe
grijpelijk laag is het, peil der constitutionele ontwikkeling in
Nederland Ketterijen, die aan de jongens van de hoogere
burgerschool als eene heele fout worden toegerekend en
die geen student in hel derde studiejaar zich zoude veroor
loven die ketterijen worden iu 's lands hoogste vergader
zaal luide verkondigd en dagen bediscussieerd als golden
zij kwestiën, diepe, ingewikkelde kwestiën waarover tus
schen deskundigen nog altijd groot verschil van mee
ning overblijft." Zoo spreekt, prof. Buys, en het is
niet dan r,a uitdrukkelijk protest tegen de meening, dat hij
deze kwestie den eernaam van wetenschappelijke kwestie
waardig zou achten en na verzoek om vergeving voor de
banaliteiten die hij gaat zeggen, dat de hoogleeraar zijn be
toog aanvangt.
Wanneer zulke zaken als het reeht der Tweede Kamer
om haar oordeel uit te spreken over alle regeeringsdaden
in twijfel worden getrokken en tot een kwestie gemaakt
is niets meer veilig, en raakt inderdaad onze eonstitutio
neele vrijheid in gevaar. Laat men de ministeriëele ver
antwoordelijkheid los al zij 't op een enkel puntbetwist
men het recht der Kamer om een voortdurend toezicht te
houden op alle regeeringsdaden en daarover haar oordeel
uit te spreken dan wordt ook in Nederland langzamerhand
de baan effen gemaakt, voor een Bismarckiaansch bewind.
Men zij voorzichtig, en wachte zich wel den rand dier
helling te naderen. Eenmaal aau 't glijden, is dikwijls geen
stuiten meer mogelijk. Wat wij hebbenheeft, jaren
strijds gekost; langzaam en onder bestendige tegenkan
ting heeft zich ons constitutioneel Koningschap ontwikkeld,
laat 0115 waken tegen ontvreemding, 't Geldt hier geen open
lijken roof, hier zijn geen geweld-plegendeinbrekende en
overklimmende dieven te vreezen, maar zakkenrollers, zij't
ook zakkenrollers ter goeder trouw. En die zijn't gevaarlijkst,
want men is er gewoonlijk niet tegen op zijn hoede.
Wanneer wij hij vergelijking spreken van een regeering
op zijn Bismarckschdan is het er verre van daan, dat wij
hij onze tegenwoordige Ministers min of meer hetzelfde streven
zouden vermoeden, waardoor die Pruisische Minister zich in de
geheele beschaafde wereld en voor altijd een naam heeft, ge
maakt. Vergelijking is geen gelijkstelling. Daarom kan het
kleine met het groote worden vergeleken. Wij willen echter
herinneren aan de algemeene verontwaardiging die 011s anders
zoo kalm en verdraagzaam volk vervulde, toen het Pruisische
Ministerie de rechten der vertegenwoordiging schond en
tot verdediging dier handeling een uitlegging aan de Grond
wet gaf die ieder onpartijdige onmogelijk oordeelde. Ver
ontwaardiging werd ook nu door velen de gemoeds
aandoening genoemd die hen bij liet hooren van de. beschul
diging der Kamer uit den mond der Ministers vervulde. E11
te recht. De ministeriëele verantwoordelijkheid is de hoek
steen van onzeu conslitutioneelen regeeringsvom. //De voor
stelling der motie van orde van Keuchenius als inbreuk op
het recht, der Kroon zegt Groen v. Prinslerer is een in
breuk op het recht van de Tweede Katner." En wij zeggen
het hem 11a, evenals wij het, volkomen beamen wanneer hij
van de stelling door liet, Ministerie verdedigd verklaart:
//Dit. is wegcijfering van het constitutioneel gouvernement,
//Dit is het praerogatief van de Kroon maken tot een
wapen van autocratische willekeur en niet van vorstelijk gezag;
vermits het controle van den zedelijken invloed der volksver
tegenwoordiging wegvalt.
//Dit is de bescherming van het gezag door miskenning der
vrijheid.
//Dit is het tegenovergestelde der roeping waardoor het
Iluis van Oranje iu de wereldgeschiedenis vermaard is."
Het tegenovergestelde der roeping waardoor het Huis van
Oranje vermaard is! Inderdaad, dit doorluchtig Stamhuis
schijnt niet aangewezen om te eeniger tijd tot schild te die
nen voor Ministers die liever geen verantwoording willen
geven van hunne daden en voordrachten. Toen voor drie
eeuwen Prins tVillem van Oranje de vrijheid des volks in
bescherming begon te nemen tegen Granvelle, Kiqlius. Alva,
baat,te%het, dezen dienaren van den Spaanschen Monar. il al
zeer weinig dat zij zich op den Koning beriepen. Oranje
stelde hen verantwoordelijk voor hunne daden, ofsehoon de
ministeriëele verantwoordelijkheid 1102 ver te zoeken was.
Met Egmond verzocht hij Philips III zijne dienaren in de Ne
derlanden te vervangen door andere die het vertrouwen des
volks genoten, en zelf uit Spanje over te komen. Merk
waardig is le opmerking van een gunsteling van Granvelle
omtrent dit verzoek, 't Is Morillon, die aan deu Kardinaal
schrijft: //Wat denkt die ondankbare dwaas zich met onze
zaktn te bemoeien Het zou er fraai uitzien voorwaar,
wanneer Koningen hunne Ministers moesten kiezen of be
houden naar den wil van het volk." Tegen deze Ministers
verzette zioli Oranje met woorden en dadenmaar den Ko
ning bleef hij getrouw, totdat deze meer dan duidelijk ge
toond had dat hij alle daden zijner raadslieden en dienaren
goedkeurde en vast besloten had den ingeslagen weg niet
te. verlaten. Toen eindelijk zwoeren de S'aten der Veree-
nigde Provinciën der. Koning zeiven af, comdat de onder
zaten van God niet geschapen zijn ten behoeve van den
Vorst,, maar de Vorst om den wil der onderdanen," en de
eerste Oranje aanvaardde het hoogste gezag. Aan dien his-
torischen oorsprong bleef dit vorstengeslacht gedachtig, en
de vrijheidlievende Slein noemde in 1813 de Oranje's //de
mannen van de vrijheid, van de onafhankelijkheid der volken."
Wanneer daarom de Oranje-banier wordt eheven tot be
storming van liet, bolwerk van ons constitution-el Koning-
-cliap dan wordt zij ontheiligd, dan moet. zij, de alom in
den lande geëerhiedigde vlag, dienen om een verdachte la
ding te dekken. Daarom, Kiezers! ziet toe, schaart u niet
dadelijk aau de zijde vau hen die Oranje boven" roepen. Dat
roepen wij allen. Wij weten het en het is een verblij
dend teeken als in ons vaderland de Oranje-vaan wordt
geheven stroomen wij allen toe om te zien en te hooren.
Maar daarom zullen wij nog niet blindelings den eerste deu
beste volgendie deze banier eigenmachtig iu de hand
neemt, en haar hoog verheft. Hij moet zijn recht, zijn uit
sluitend reeht op die banier bewijzen. Het Oranje-boven
is een tesphoone leus, dan dat het ieder zou vrij staan zich
van haar te bedienen om zich een aanhang te werven. Ook
nu weer is lie.t Oranje-hoven aangeheven als strijdleus tegen
hen die het grondwettig reeht der volksvertegenwoordiging
verdedigen. Dat is schandelijke aanmatiging. En wij vra
gen die Oranje-bovenschreeuwers af: Wat geeft u het recht
u die leuze toe te eigenen Wij hebben er althans even
veel recht op als gij. Wat geeft u het rechtons voor te
stellen als tegenstanders vau Oranje, en daardoor het aan
zijn Koning gehechte volk te misleiden? Wat gaf u het
reeht die gewijde banier met schendende hand uit haar
heiligdom te halenen haar te verheffen tot verdediging
uwer eigene zaak Tegenover de Kamer verschuilt ge u
achter den Troon en tegenover de kiezers wikkelt ge u in
de Oranje-vaan. Weet ge 't dan niet, dat die vlag alleen
gebruikt mag worden als eendracht,sleuze van het geheele
volk tegenover een gemeenschappelijken vijand Eu gij
misbruikt haar om het eene deel des volks tegen liet an
dere op t.e hitsen. De eendrachtsband wordt een verdee-
lingswigge in uwe hand. Daartegen protesteeren wij.
Wil de ministeriëele partij doen gelooven dat 's Konings
zaak de hare is, de Koning daarentegen maakt hare zaak
niet, tot de zijne. In de proclamatie wordt niet gesproken
van een grondwetschendendehare bevoegdheid overschrij
dende of Koninklijke praerogatieven belagende Tweede Ka
mer. Daarin worden alleen de geringe overeenstemming tus-
sehen de regeering en de volksvertegenwoordiging en de
gedurige verwisseling der verantwoordelijke (dit woord is
hier opmerkelijk) raadslieden der Kroon betreurd. Kracht
van regeering, bestendiging van richting wordt verlangd,
en Oranje, getrouw aan de geschiedenis van zijn geslacht,
roept zijn geliefd volk op »ten einde van zijne wenschen
te doen blijken."
Daarom stemme elk voor die mannen van wier beginse
len hij heil verwacht voor land en volkmaar ook voor
zulke mannen alleen, mannen van ééne richting. Hij tran-
sigeere niet,hij late zich door geene andere overwegingen
leiden, maar stemme na onderzoek en beraad en volgens
gewetenopdat 's Konings wensch vervuld worde en er
kracht van regeering en bestendiging van richting kome.
Wij herinnerden in ons vorig nummer, hoe de
Minister van Justitie de thans door hem verkondigde
leer reeds in 1849 heeft bestreden. De Iloogleeraar
Buys herinnert in zijn Regt van de Tweede Kamer, hoe
de Minister van Binnenlandsche Zaken ook reeds in
1863 is opgekomen tegen de stelling die hij in 1866
verdedigen zou. Als lid der Tweede Kamer verweet
hij toen den Minister van Koloniëndat de heer
Stieltjes ontslagen was zonder vermelding van het
feit 'dat die ambtenaar den staat op eervolle wijze
had gediend. „Er is zeide hij toon niemand