ALKMAARSCHE COU No. 50. Achtenzestigste Jaargang* 16 December. Zondag Bij deze Courant behoort een Bijbladbevat tende advertentiën. ©fficiëcl ©cbccltc. Sprekcu of berusten. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post 4, Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER ZOON. (iiiïiiSsiii IA "V De Advertent.iën kosten vaD 45 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag vroeger. Laatste gelegenheid tot het doen Herijken van maten en gewigten te Alkmaar. Maandag en Dingsdag 17 en 18 December 1866, van 's morgens 10 tot's namiddags 3 uren, in het gewone lokaal. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad n°. 72). Roepen bij deze op: Alle mannelijke ingezetenen, die op den 1 Januarij 1867 hun negentiende jaar zijn ingetreden (mitsdien alle mannelijke geboornen van 1848), om zichingevolge art. 15 en 20 der voorz. wet, in het daartoe gereed gemaakte register tot de loting voor de Nationale Militie te doen inschrijven. De inschrijving begint op 1 Januarij 1867 en moet afge- loopen zijn den 31 dier maand behoudens de uitzondering bij art. 20 der opgemelde wet omschreven. Tot de inschrijving zal worden overgegaan in een der ver trekken van het raadhuis alhier, op alle MaandagenWoens dagen en Vrijdagen in de maand Januarij tot en met den 30 dier maand des avonds van 5 tot 7 ure. De verpligting tot het doen der aangifte berust op den militiepligtige zeivenbij ongesteldheid afwezigheid of ont stentenis op zijn' vader; is deze overleden, op de moeder, enzijn beide overledenop den voogd. Burgemeester en Wethouders voornoemd hebben het noodig geoordeeldtot regt verstand van het voorgaande de inge zetenen opmerkzaam te maken op de navolgende bij voorz. wet gemaakte bepalingen als Voor ingezeten wordt gehouden 1". hij, wiens vader, of is deze overleden, wiens moeder, óf, zijn beide overledenwiens voogd ingezeten is volgens de wet van den 28 Julij 1850 (Staatsblad n°. 44); 2". hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste 18 maanden voor 1°. Januarij 1867 binnen Neder land verblijf hield S'. hij van wiens ouders de langstlevende ingezeten was al is zijn voogd geen ingezeten, mils hij binnen het Rijk verblijf houde. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling behoorende tot een Staatwaar de Nederlander niet aan de verpligte krijgsdienst is onderworpen ofwaar ten aanzien der dienstpligtigheid het beginsel van weder- keerigheid is aangenomen. De inschrijving geschiedt 1°. van een ongehuwde in de gemeentewaar de vader, of is deze overleden, de moeder, of, zijn beide overleden, de voogd woont 2°. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente waar hij woont 3°. van hem die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelatenof wiens voogd buiten 's lands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont; 4°. van den buiten 's lands wonenden zoon van een Neder lander, die, ter zake van 's lands dienst, ineen vreemd land woontin de gemeentewaar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Voor de Militie wordt niet ingeschreven 1". de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een in gezeten, die geen Nederlander is; 2». de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten. Burgemeester en Wethouders voornoemd vermanen al de ingezetenen dezer gemeente wien dit mogt aangaan om voorzier. van een extract uit het geboorteregistervoor zooveel zij elders zijn geborenen eene nota van de wijk en het num mer der woonplaats, zooveel mogelijk in eigen persoon de aan gifte te doen, en herinneren voorts aan de straf waarmede de nalatigen ter inschrijving bij de art. 183 en 188 der wet bedreigd worden. Alkmaar, Burgemeester en Wethouders voornoemd, den 7 Dec. 1866. A. MACLAINE PONT. De Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERSvan ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden Dat het suppletoir kohier der belasting op de honden over de dienst van 1866, op den 12 dezer door den Gemeente raad is gearresteerdmet bepaling van den dag der invor dering vóór of op den 15 Eebruarij 1867, terwijl hetzelve op heden aan den Gemeente Ontvanger ter invordering is uitgereikt. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 13 Dec. 1866. De Secretaris SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis der ingezeteuen Dat het suppletoir kohier der gemeentelijke directe belas tingdienst 1866, den 12 dezer door den Gemeenteraad is gearresteerd en overeenkomstig art. 265, 4 lid der gemeente wet op nieuw gedurende acht dagen beginnende den 17 dezer, voor de belanghebbenden ter gemeente-secretarie ter lezing is nedergelegd. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 15 Dec. 1866. De Secretaris. SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. In aanmerking nemende den wensch van veie haudelaren en landliedendat alsnog eene markt voor granen na Kers tijd moge plaats hebben; Brengen ter algemeene kennis, dat nog op Vrijdag, den 28 December 1866, eene MARKT voor GRANEN en ZADEN te Alkmaar zal worden gehouden. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 1 15 Dec. 1866. De Secretaris SPANJAARDT. De KAMER van KOOPHANDEL en FABRIEKEN te te ALKMAAR Jirengt bij deze, ingevolge uituoodiging van Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken ter kennis, dat in de Zuiderzee een telegraafkabel gezonken ligt tus schen Harlingen en Vlieland van het Noorderbastion te Harüngen in west-noordwestelijke rigtingvolgens miswij- zend kompasnaar de Blaauwe Slenkde le, 2e, 3e, 4e en 5° zwarte tonnen ongeveer 100 tot 200 el ten noorden la tende vervolgens uoordwestwaarts op tot in den Vliestroom, even benoorden het midden van dat vaarwater; in den Vlie stroom noord-noordwestwaarts op 300 el ten westen van de zwarte tonnen tot aan die, welke op de bank Caranan (de westhoek van den Jacobsrug) gelegen is vervolgens met een groot.e bogtwestelijk opgaandetot dat de Duinkaag en de Veldkaap van Vlieland ineen liggen en eindelijk ten zuiden ombuigende tot het punt van de Rigchel of Boode tonnenplaat, waar de waterstaatskeet en de vuurbaak iueen vallen. Op dit punt is de kabel geland en door een drijvende boei gemerkt, en is hij bovendien kenbaar aan den bouten paaldie op de plaat is ingeslageu. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voorn., E. M. van de VELDE, Voorz. J. P. KRAAKMAN, Secret. POLITIE. Iu een land onder de gemeente Alkmaar, gevonden een paard de regthebbende vervoege zich ten spoedigste aan het commissariaat van politie aldaar, waar voorhanden is een partij sleenkolenzakkenen aangifte is ontvangen omtrent een opgevischt stuk iepenhout. Qui tacet non ntique fatetur, st rum est eum non negate. (Die zwijgtstemt wel niet rechtstreeks toemaar 't is althans zeker dat hij niet ontkent). //Als de Kamer het stilzwijgen bewaart omtrent het ge beurde zal men er het Ministerie niet voor behoeven te danken." Met deze woorden eindigden wij in ons nummer van 25 November onze beschouwingen over »het nieuwe tijdvak", dat volgens het Dagblad van Z. H. en 's Gr. voor de geschiedenis van ons constitutioneel leven is geopend. Het was vooral de miuisteriëele toespraak bij de jongste ope- niug vau de zitting der Staten-Generaaldie ons tot de meening bracht, dat het voor de Tweede Kamer uiterst moei lijk zou zijn te zwijgen omtrent de handelingen van dit Ministerie. Thans voert de Arnhemsche Cl. strijd met het Handels blad eu de N. Rott. Ct. over de vraag wat de Tweede Kamer behoort te doen. De Arnh. Ct. is van meening, dat de Kamer, of liever de liberale partij in de Kamer geduld moet oefenenen het Ministerie aan het werk moet laten gaan opdat zijn onvermogen om te regeeren blijkeen dat zich intusschen in de Tweede Kamer, waarin nu wel liberalen zit ting hebben doch geen liberale partij bestaatzoodanige partij moet vormen. Eerst wanneer er weer een eigenlijke liberale partij tot stand zal gekomeu zijn behoorlijk geor ganiseerd en gedisciplineerddie optreden kan als één li chaam in gesloten kolonneneen ware phalanx eerst dan zou zij den aanval moeten wagen op dit Ministerie van het nieuwe tijdvak omdat zij dan zeker van de overwin ning, en, waar het vooral op aan komt, gereed zou zijn de regeering over te nemen en uit hare gelederen de man nen aan te wijzen, waaruit het nieuwe Ministerie moest worden samengesteld. De N. Rott. Ct. eu het Handelsblad zijn van een ander gevoelen. Zij houden voldat het de plicht der Kamer, of van de liberale leden der Kamer isde waarheid tegenover de leugen te stelleu al mocht het blijken dat zich aau de zijde der waarheid slechts de minderheid bevonden al mocht de uitspraak dier minderheid vooreerst zonder recht- streeksch gevolg blijven. Men zou niet zoo angstig belioo- ren te vragen of men bij de meerderheid der Kamer of bij de regeering steun kon vinden, maar in elk geval ver plicht zijnden strijd voor zijn beginselen aan te gaan eu die beginselen tegen de monarchaal-inconstitutioneele of incon stitutioneel - monarchale partij krachtig te verdedigen ten aanhoore van het volk dat men vertegenwoordigt. Wij voor ons scharen ons aan de zijde der laatstgenoem de bladen. De Kamer behoeft daarom niet terug te komen op de motie-h'euchcnius en de ontsnapping vau deu heer Alijer aau zijn beloften. Die zaak is door de vorige Kamer afgedaau gelijk het behoorde. De Geschiedenis heeft het met ouuitwischbare letteren geboektdat de Nederlandsche Twee de Kamer in 1866 hare afkeuring heeft uitgesproken over de handelwijze van een Minister, die optrad om een bepaal de taak te vervullendaaromtrent allerlei beloften deed aan de Volksvertegenwoordiging, en eensklaps verdween, om in Indië te gaan toepassen wat hij op zich genomen had in Nederland in overleg met de Kamers te regelen, en wat dus noc niet voor toepassing vatbaar was. De Geschiedenis heeft geboektdat die Tweede Kamer de overgebleven Mi nisters als medeplichtigen van den voortvluchtige heeft ver oordeeld. Daarop kan niet meer teruggekomen worden. Die afkeuring blijft op het Ministerie kleven, evenzeer als zij den nieuwen Gouverneur-Generaal naar Buitenzorg volgt, Het Ministerie kan de Kamer ontbinden, maar het vernie tigt daarmeê haar vonnis niet. Er bestaat dus voor de consti- tutioneele partij in de tegenwoordige Kamer ook volstrekt geen reden om op deze zaak te willen terugkomen. Ware het moge lijk tot een revisie van de uitspraak der Kamer te geraken, de mo- narchaal-inconstitutioneele partij zou er |belang bij hebben het te beproeven. Ministers en ministeriëelgezindeu zouden ge baat zijn door een besluit van de tegenwoordige Kamer waarbij zij verklaarde over de desertie van den heer Mijer eu de medeplichtigheid daaraan anders te oordeelcu dan de vorige Tweede Kamer en die handeling goed te keuren. Maar zoo iets is onmogelijk. Non bis in idem. Er is in do zaak tegen het Ministerie uitspraak gedaanen daarop kan niet worden teruggekomen. Maar wat behoort de Tweede Kamer dan te doen De omstandigheden wijzen het genoegzaam aan. Het Ministerie heeft de Tweede Kamer onbevoegd verklaard tot het uit spreken van een oordeel omtrent de benoeming van een Gouverneur-Generaal. Op dien grond stelde het de ont binding der vorige Kamer aan den Koning voor. Tegenover de nieuwe Kamer blijft bet Ministerie aan de regeering. Bij de opening der zitting verklaart het, dat de samenstelling der vorige Kamer niet voldeed aan de behoefte aan over eenstemming fusschen de onderscheidene staatsmachten maar dat thans een nieuwe Kamer vergaderd is»aan wel ke voortaan binnen de grenzen van haren werkkring de behartiging van 's lauds belangeu zal zijn toevertrouwd," en waaraan overigens zeer welwillend //onbelemmerde wis seling van gedachten" en//vrijmoedige uiting van overtuigin gen" worden toegestaan. Die woorden hebben in betrek king tot hetgeen vooraf is gegaan een zeer duidelijke betee- kenis. Hel Dagblad heeft volkomen rechtvan zijn stand punt, daarin te zien //een krachtige en juiste waarschuwing tegen de klippen waarop de onthouden Kamer is verzeild geraakt." De woorden van den Minister heteekenen onmis kenbaar; de vorige Kamer is hare bevoegdheid te buiten ge gaan daarom is zij ontbonden en de tegenwoordige Kamer moet zich voortaan honden binnen de grenzen van haren werkkring. Met andere woordenzij mag geen handelingen van het Ministerie en vooral geen benoemingen afkeuren, omdat die afkeuring den Koning treft; want de Koning is niet onschendbaar, omdat wijMinistersuiet verantwoordelijk zijn. De Minister heeft alzoo de grenzen van de bevoegdheid der Kamer aangewezen en wel volgens de meening vau vele leden der Kamer, anders dan de Grondwet die grenzen bepaalt. De Ministers hebben duidelijk een leer verkondigd, die vele leden der Kamer in strijd achten met de Grond wet. Yragemogen die leden daarop zwijgen Mogen zij zich doof houden Mogen zij veinzen die woorden niet gehoord of uiet verstaan te hebben Ons antwoord heb ben wij reeds op 25 November gegeven: //De Kamer mag naar onze meening in deze aanwijzing (van de grenzen harer bevoegdheid) niet berusten maar behoort bij de eerste voeg zame gelegenheid te verklaren dat zij in dit opzicht geen lessen aanneemt van het Ministerie." Bij de eerste voegzame gelegenheid. Het Ministerie heeft wel een toespraak gehouden bij de opening der zitting, doch daar dit geen troonrede wasbestoud er ook voor de Kamer geen gelegenheid om te antwoorden. Nu kan de Kamer niet uit eigen beweging omtrent de eene of andere zaak een verklaring gaan afleggen. Zij geeft geen les in het staatsrecht, eu is niet geroepen hare meening uit le spreken over de beginselen onzer Grondwet, tenzij in ver band met de zaken die bij haar in behandeling komen. Zoo- dr. zicli daarom de gelegenheid voordoet om hun gevoelen te zeggen omtrent de naar hunne meening ongrondwettige beperkintr van de bevoegdheid der Kamer, behooren de con- stitutioneele leden die gelegenheid aan te grijpen. Zij be hoeven er niet met koorlsige gejaagdheid naar te zoeken maar doet de gelegenheid zich werkelijk voor, dan mogen zij haar niet ongebruikt laten voorhijgaan. De gelegenheid daartoe is de behandeling van de begrooting. Wanneer daarbij de algemeene richting van het Ministerie wordt ter sprake gebrachtbehooren de constitutioneele leden der Kamer inlichtingen te vragen omtrent de (immers niet zinledige?) uitdrukkingen bij de openiug der zitting en de leer der Grondwet, te verdedigen tegen de leer der Ministers. Wij willen daarom nog niet zeggen, dat het juist noodig is omtrent deze zaak een besluit van de Kamer uit te lokken. Veel kan hier van de omstandigheden en van de houding der Regeering afhangen. Wordt de zaak bij de al gemeene beschouwingen over de staatsbegrootiiig in het voor- loopig verslag fer sprake gebracht, dan zal het Ministerie zich nader dienen te verklaren. Volhardt het bij de on grondwettige leer, dan zijn naar onze meening de constitu tioneele leden verplicht, een voorstel tot veroordeeling dier leer en alzoo tot handhaving der Grondwet te doen ook a! ware het twijfelachtig of de meerderheid der Kamer zich aan hunne zijde zou scharen. Die leden zijn het aan liuu eigen eer verschuldigd. Geen Volksvertegenwoordiger mag zwijgen en berusten wanneer de Regeering de rechten der Kamer loochent. Nieuw is de leer, dat de minderheid zou moeten zwijger, eu uiet verplicht zou zijn hare begin selen te verdedigen, omdat zij minderheid is, en daarom niet bij machte om bi; den val der Regeering de leiding der zaicen over te neinen. Niet de omverwerping van het Ministerie, niet de bemacliliging van liet gezag moet haar doel zijn, maar de verdediging onzer grondwettige rechten. Dit is de hoofdzaak, de gevolgen zijn van minder belang. Men vraagt: wie zal de Regeering overnemen? Er is nog geen liberale partij gevormd. Naar onze meening be staat er zoo groote behoefte niet aau een wel ingerichte goed gesloten partij, maar er bestaat behoefte aan een Re geering die de Grondwet acht en eerlijk verklaart. Niet dat Thorbecke of van de Putte aan het hoofd van het Ministerie komt, is de hoofdzaak, maar dat zoo mogelijk blijkedat in Nederland geen Ministerie beslaan kan dat de miuiste riëele verantwoordelijkheid ter zij wil zetten. En al bleek het eens bij de stemming, dat zulk een Ministerie inderdaad hier mogelijk is geworden, wat zou liet schaden? Het zou

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1866 | | pagina 1