ALKMAARSCHE COURANT
No. 3.
Negenenzestigste Jaargang.
18
Zondag
13 Januari.
©fficiccl (öcbccltc.
kenni s g e V i n g.
Iets tegen overdreven Pruisen-vrees.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgen, tusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar/3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post/4,
Brieven franco aan de Uitgevers
HERM'. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag
vroeger.
INSCHRIJVING VOOR DE BRANDWEER
ter gemeen'e-secretarievan al degenen die sedeit 1». Fe
bruary 1866 alhier zijn komen wonenbenevens van hen
die verleden jaar 20 jaar oud zijn geworden alles op straffe,
in de verordening op het brandwezen oepaald.
Het HOOED van liet Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
brengt, ten gevolge van art. 1 der wet van 22 Mei 1845
{Staatsblad No. 22), bij deze ter kennis van de ingezetenen
der gemeente, dat het kohier voor het Patentregtover
het 2de kwartaal 18;^, op den 31 December 1866, door
den Heer Commissaris des Konings in de Provincie Noord-
Holland executoir verklaardop heden ;aan den Heer Ont
vanger der directe belastingen binnen deze gemeente ter
invordering is overgegeven.
leder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven
ten einde alle geregtelijke vervolgingen welke uit nalatigheid
zouden voortvloeijen te voorkomen.
Alkmaar. Het Hoofd van het Bestuur voorn.,
den 7 Jan. 1867. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter keunisse der ingezetenen dat (hel kantoor der
directe belastingenin- en uitgaande regten en accijnsen te
Alkmaar, blijkens ontvangene mededeeling van den Heer
Provincialen Directeur der directe helastingen enz. in Noord-
Holland van den 9 Januarij 1867 No. 9/5, van af den eersten
Februarij a. s. dagelijksde Zondagen alleen uitgezonderd
voor het publiek zal zijn geopend van des voormiddags acht
tot des namiddags een en des namiddags van vier tot zes uren.
Alkmaar, Burgemeester en IVethouders voornoemd,
den 12 Jan. 1866. A. MACLAINE PONT.
De Secretaris,
SPANJAARDT.
NATIONALE MILITIE.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
Gezien art. 26 der Wet op de Nationale Militie, dato 19
Augustus 1861 (Staatsblad N". 72).
Brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden
Dat het register der in het jaar 1866 alhier voor de Na
tionale Militie ingeschreven personen benevens de alphabe-
tische naamlijst, ter inzage zullen liggen ter Secretarie dezer
gemeente, van den 15 tot en met den 24 dezer maand,
van des voormiddags 10 tot des namiddags 2 urebinnen
welken tijd tegen gemelde registers bezwaren kunnen inge
leverd worden bij den Heer Commissaris des Konings in deze
Provincie. Alsmede
Dat ten aanzien van het inleveren dezer bezwarenbij
art. 99 der gemalde wet zijn gemaakt de volgende bepalingen
//De bezwaren worden bij Gedeputeerde Staten ingediend
//door middel van een door de noodige bewijsstukken gestaafd
«verzoekschrift op ongezegeld papier, onderteekeud door hem
«die ze inbrengt. Deze brengt het verzoekschrift in tegen
«bewijs van ontvang, bij den Burgemeester zijner woon-
//plaatsdie het terstond aan Gedeputeerde Staten opzentt."
Burgemeester en IVethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 12 Jan. 1867. De Secretaris,
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
voldoende aan den inhoud der circulaire van Heeren Gede
puteerde Staten der provincie Noord-Holland, van den 11
Julij 1844 No. 73 (Prov. blad No. 61).
Brengen mits deze ter keunis van de ingezetenen hunner
gemeente de bepalingeu der wet van 1 Maart 1815 (Staatsbl.
No. 21), luidende als volgt
1. Dat op Zondagen en op zoodanige godsdienstige feest
dagen als door de kerkgenootschappen van de Christelijke
godsdienst dezer landen algemeen erkend en gevierd worden
niet alleen geene beroepsbezigheden zullen mogen verrigt
worden, welke de godsdienst zouden kunnen storen, maar
dat in het algemeen geen openbare arbeid zal mogen plaats
hebben dan ingeval van noodzakelijkheidals wanneer de
plaatselijke regering daartoe schriftelijke toestemming zal geven.
2. Dat op deze dagen, met uitzondering van geringe eet
waren geene koopwaren hoegenaamd op markten straten of
openbare plaatsen zullen mogen worden uitgestald of verkocht
en dat kooplieden en winkeliers hunne waren niet zullen
mogen uitstallen noch met open deuren verkoopen.
3. Dat gedurende den tijdvoorde openbare godsdienstoe
fening bestemd, de deuren der herbergen en andere plaatsen
alwaar drank verkocht wordtvoor zooverre dezelve binnen
den besloten kring der gemeente liggende zijn, zullen gesloten
zijn, en dat ook gedurende dienzelfden tijd. geenerhande spelen,
hetzij kolvenbalslaan of dergelijke mogen plaats hebben.
4. Dat geene openbare vermakelijkheden zoo als schouw
burgen publieke danspartijen concerten en harddraverijen
op de Zon- en algemeene feestdagen zullen gedoogd worden
zullende het aan de plaatselijke bes'uren worden vrijgelaten,
hieromtrent eene uitzondering toetestaan mits niet dan na
het volkomen eindigen van alle godsdienstoefeningen.
5. Dat de plaatselijke policie zal zorg dragen, ten einde
alle hinderlijke bewegingen en gerucht in de nabijheid der
gebouwen tot de openbare eeredienst bestemd en in het
algemeen alles wat dezelve zoude kunnen hinderlijk ziju
te voorkomen of te doen ophouden.
6. Dat de overtredingen tegen de bepalingen van dit besluit,
naar gelang van personen en omstandigheden, zullen gestraft,
worden met eene boete van niet hooger dan vijf en twintig
gulden of met eene gevangenis van niet langer dan drie dagen
voor de overtredersdie buiten staat mogten zijn deze boete
te betalen.
7. Dat bij eene tweede overtreding de boete of straf zal
verdubbeld worden en wijders al de te koop gelegde of
uitgestalde goederen verbeurd verklaard en de herbergen of
andere publieke plaatsen voor ééne maand gesloten.
En dat door deze algemeene verordeningen alle daarmede
niet overeenkomende provinciale of plaatselijke reglementen
en inrigtingeu zullen gehouden worden voor vervallen.
Burgemeester en IVethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 12 Jan. 1867. De Secretaris,
SPANJAARDT.
Zij die verlangen op de lijst voor de maritieme soldijen
geplaatst te wordenworden verzocht zich op Maandag
14 Januarij 1867, daartoe ter gemeente-secretarie aantemelden.
VERGADERING van den RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, den 16 Jan. 1866, des middags
ten 12 uur. Namens den Voorzitter van den Raad
SPANJAARDT.
De oud-minister J. Bosscha heeft veen woord aan zijne
landgenooten" gericht, waaraan hij den titel heeft gegeven
van Pruisen en Nederlanden waarin hijgetroffen door
den buitengewonen indruk dien de Duitsche oorlog van den
afgeloopen zomer in Nederland heeft gemaakt, aan de eene
zijde ons waarschuwt tegen overmatige bezorgdheidmaar
aan de audere zijde ons aanspoort tot behartiging van 's
Konings juisten en beteekenisvollen wenk bij de opening
der Stateu-Generaal in September 1.1.«In dezen veelbe
wogen en ernstigen tijd behoort ons volksbestaan, naast
God, in zich zelf zijn hechtsteu steun te zoeken."
In het eerste gedeelte van ziju geschrift betoogt hij dat
in Pruisens veroveringen in Duitschlaud geen rechtstreek-
sche bedreiging voor Nederland ligt opgesloteu en dat het
onjuist is, te zeggen, dat die Hannover inlijft, ook even
goed een schrede verder kan gaan en Nederland er bij ne
men. Er is veel in de beschouwingen van den schrijver,
waarmee wij ons geheel kunnen vereeuigeu. Ook wij hebben
altijd gemeendbij een beoordeeliug der gebeurtenissen in
Duitschlaud niet uit het oog te moeten verliezendat het nadeel
van de verbrokkeling des lands in tal vau staten en staaljes er
sinds eeuwen is gevoeld, dat meer en meer liet denkbeeld van
een gemeenschappelijk vaderland veld heeft gewonnen en de
behoefte aan eenheid zich steeds sterker heeft geopenbaard.
Pruisen heeft een belangrijken een beslissendeu stap gedaan
om dat doel te bereiken. Het kon daarbij veilig aannemen,
dat, ofschoon velen de middelen waardoor, en de wijze
waarop het doel werd bereikt zouden afkeurenen luide
zouden jammeren over de rampen en la3ten die het werk
der vereeniging moesten vergezellen en volgen de hoofd
zaak evenwel in dit ongunstig oordeel niet zou deelen. Was
het werk eenmaal voltooid had Pruisen zich in Duitschlaud
uitgebreid, men mocht met groud vertrouwen, dat zich geen
belangrijk verzet zou openbarendat er in het feit berust
zou wordenen niemand er ernstig aan zou denken den
vroegereu toestand te herstellen.
De heer Bosscha herinnert ons, hoe de verbrokkeling en
de verdeeldheid van Duitschland aan Frankrijks beheerschers
steeds de gelegenheid boden om hunnen invloed en hunne
macht tot over den Rijn te doen gevoelen en Duitschlands
vrijheid te belagen. Hij herinnert, hoe in 1703 Beieren met
bodewijk XIV samenspande om Oostenrijk ten val te brengen,
hoe de Duitsche Keizer, verlaten door de Duitsche vorsten
elders hulp moest zoeken, en Duitschland door de vreemde
benden werd verwoest; hoe in 1806 de gevolmachtigden
van 16 vorsten uit het Zuiden en Westen van Duitschland
te Parijsten huize van Napoleon's Minister van Buiten
landsehe Zakeneen geheime acte teekendenwaarbij zij
zich en hunne onderdauen en staten voor altijd ontslagen
verklaarden van alle verplichtingen aan het Duitsche rijks
verband waarvan zij leden waren; hoe zij naar willekeur de
grenzen bepaaldden van het Rijnverbondvoor hunnen roof
en hun verraad de bescherming van Frankrijk tegen Pruisen
en Oostenrijk aauvaardden en zich daarentegen verbonden
om voor eiken oorlog dien de Fransche Keizer zou goed
vinden te voereneen hulpleger te leveren van 63,000
Duitsche soldaten.
De schrijver betoogtdat Europa behoefte heeft aan een
sterk Duitsch rijk, om de veroveringszucht der groote Kareis,
der groote Lodeicijken en der groote Napoleons tegen te gaan.
Het drie-lionderdhoofdig Duitschland der vorige eeuw. door een
weidsehen Keizersmaut 1 overschaduwd, maar aan geen Keizer
lijk gezag onderworpenwas daartoe geheel ongeschikt. In
1815 scheen een gelukkiger tijd aangebroken Pruisen had
meer dan eenige andere staat er toe bijgedragen om Duitsch
land te bevrijdenmaar Talleyrand en Metternichgesteund
door de Duitsche vorsten die door Napoleon van niet» tot
iets waren gekomenwisten een krachteloos verbond van
39 verschillende Duitsche staten in het leven te roepen
en aan Pruisen een onsamenhangend en moeilijk verdedigbaar
grondgebied te bezorgen. Oostenrijk verkreeg het voorzit
terschap, en behield alzoo den eersten rang in Duitschland.
Maar Oostenrijk heeft na 1815 niets gedaanen mis
schien niets kunnen doenom meer eenheid te brengen
onder de 39 staten van het verbond. Het had te veel in
Hongarije en Italië te doen, om zich ernstig met Duitschland
te kunnen bemoeien. Door zijne ligging min of meer van
Duitschland afgezonderddeed het zich wel meermalen gel
den om den Duitschen volksgeest te bedwingen en Pruisens
invloed tegen te gaan, maar het kon de band niet. zijn die
de Duitsche staten bijeen hield de kern niet vormen waarbij
zich de overige stalen konder. aansluiten en het zoekt dan
ook inderdaad reeds zóó lang en zóó vruchteloos naar een
heid in eigen boezem dat een poging van zijne zijde om
eenheid te brengen onder de Duitsche staten slechts een
blijk zou zijn van bespottelijke aanmatiging en deerniswaar
dige zelfverblinding.
Pruisen daarentegen bevond zich in dit opzicht in veel
gunstiger toestand. Zich uitstrekkende door geheel Noord-
Duitschiand van de Russische tot de Fransche grenzen
Duitsche staten tusschen zijn beide vaneengescheiden groote
deelen insluitende, feu Noorden eu ten Zuiden door Duit
sche staten begrensd, vormde het althans voor Noord- en
Midden-Duitschland een kern van aausluiting. Op allerlei
gebied kwam het met Duitsche staten in aanrakingen was
het er steeds op uit, belemmeringen voor het onderling ver
keer uit den weg te ruimen. De heer Bosscha herinnert,
hoe reeds in 1834, nadat de Bondsvergadering onmachtig
gebleken was voor dit groote volksbelang iets uit te richten
door Pruisens bemoeiing het Tolverbond tot stand kwam
«waardoor de fiscale versperringen waarmede Duitschland
doorvlochten was en het vrije verkeer der voortbrengselen
van handel en nijverheid belemmerd werdweggenomen
werden over een oppervlakte lands waar 23j- millloen Duit-
schers woonden." //Deze vereeniging vervolgt hij was
vatbaar het geheele Duitsche vaderland in zich op te nemen
maar dan moesten ook zouden de weldadige gevolgen van
dit vrije verkeer ten volle kunnen genoten wordende 30
verschillende handelswetgevingen vervangen worden door een
gemeenschappelijk wetboek van koophandeleen eenparig
wisselrecht werd reeds de vrucht van de gevoelde behoefte
aan eenheid op hel gebied wan handel en nijverheid."
Wij herinneren hier, hoe de Hoogleereer Vissering in de
voorrede van zijn kVisselregt der XI.Tde eeuw, in 1850 ver
schenen, er op wijst, hoe behalve de volkseenheid, die wer
kelijk reeds in beginsel bestaat //sedert de reorganisatie van
Europa na den val van den algemeenen vijand van al wat
Duitsch heetteen de staatseenheid//die nog naauwe-
lijks in de eerste beginselen van ontwikkeling verkeert",
er een derde Duitsche eenheid bestaat, z/praetisch uitvoer
baar en vruchtbaar en te gelijk reeds werkelijk aanwezig en
nuttig werkzaam die de grondslag zijn moet eu in 't eind
ook weder het doel der beide anderede volks- en staat-
huishoudelijke eenheid." //Het Zollverein is daar lezen
wij daar verder om te bewijzen dat deze eenheid be
staanbaar en dat zij van onberekenbaar nuttigen invloed is
op de behoeften en de belangen van het Duitsche Volk.
Het is niet te stout gesprokendat Duitschland de verbazende
ontwikkeling zijuer industrie, de klimmende welvaart zijner
bevolking in het algemeende ruimere verspreiding van
beschaving eu kennis binnenslandsja de onderlinge ver
broedering zijuer bewoners en zijnen toenemenden invloed
en gezag naar buiten voornamelijk te danken heeft aan de
instelling, die de slagboornen van het verkeer tusschen zoo
vele Staten omverre rukte, en geheel Duitschland als markt
openstelde voor de nijverheid van geheel Duitschland."
Maar wij keeren tot den heer Bosscha terug.
«Ook in andere opzichten zegt hij toonde Pruisen
zich voor te bereiden om waardig te zijn aan de spits van
Duitschlands staten geplaatst te worden." Hij wijst er op,
hoe Pruisen in Duitschland meermalen het land van intelli
gentie is genoemd. //Het volksonderwijs heeft in Pruisen
een uitbreiding gekregen, als moeilijk elders te vinden is."
//Met degelijke wetenschap is het Pruisische volk meer
doortrokken dan eenig ander." Maar was Pruisen door
dit alles ook al bij machte veel in Duitschland te bewerken,
in andere opzichten werd het heftig tegengewerkt. Er was
behoefte aan verbetering der weerbaarheid van het gemeene
vaderland en vooral aan eenheid in het gebruik zijner strijd
krachten. De inrichting van het boudsleger was allerellen
digst. Die er nog aan twijfeldeis zeker door de gebeur
tenissen van het vorige jaar er wel van overtuigd geworden.
Duitschland was daardoor niet veilig voor een aanval van
buiten, b.v. van Frankrijk. Te vergeefs trachtte Pruisen deze
zaak door een militaire bondscoustitutie beter te regelen
zijn voorstellen leden schipbreukeven als die tot eenpa
righeid van drukperswetgeviug en geldcirculatie.
Pruisen schijut toen begrepen te hebbendat het zich
sterk genoeg moest maken om niet meer voor Oostenrijk te
moeten bukkenen om aan Duitschland de overtuiging
te geven dat het Pruisische leger in staat is het Duitsche
vaderland te beschermen. Daartoe ontwierp de regeering de
nieuwe iegerinrichting, die, ofschoon vrij algemeen gewenscht,
tegenstand vond door de zeker niet onverklaarbare achter
docht van het Huis der Afgevaardigdeneu ongelukkig de
groote oorzaak werd van de breuk tusschen regeering en
volksvertegenwoordiging.
Duitschland kon niet gedoemd zijn, ten eeuwigen dage door
inwendige verdeeldheid de voogdij van Oostenrijk te moeten
dulden. Meer en meer begon men het oog naar Pruisen
le wenden. Aan den Koning van Pruisen droeg de Nationale
Vergaderiug te Frankfort in 1849 de Duitsche Keizerskroon
op. Eenmaal moest het tot een beslissing komen tusschen
Pruisen en Oostenrijk, en nu die beslisssiug gekomen is,
meenen wij er ons hartelijk over te mogen verheugendat
niet Oostenrijk, maar Pruisen overwinnaar bleef. Na den
veldtocht te Berlijn teruggekeerd, verklaarde de Koning van
Pruisen den oorlog gevoerd te hebben «om Pruisen zijn
historische roepiug ten aanzien van Duitschlaud te hel
pen vervullen en er bestaat naar onze meeniug niet de
minste reden om Pruisen verder strekkende bedoelingen
of andere geheime oogmerken toe te dichten. In Noord-
Duitschland een krachtigen staat te vestigen, die de leiding
van Duitschland op zich kan nemen en een kern uitmaakt
voor de aansluitiug der overige Duitsche staten, ziedaar
naar onze meeniug het, 't zij dan prijzenswaardig of afkeu
renswaardig, doel van Pruisen. Dit tracht het door allerlei
en ongetwijfeld niet altijd even edele middelen te bereiken.
Daartoe heeft het zijn grondgebied aaneengehecht en aanmer
kelijk uitgebreid, daartoe heeft het zich in 't bezit gesteld
van goede havens aan de Noord- en de Oostzee, daartoe
zal het misschien nog veel beproevennog veel ondernemen
en wellicht door geweld trachten te verkrijgen. Maar wij
gelooven niet, dat het ziju blikken tot over de grenzen zal
laten gaan. Dit is meer het werk van dichters, volksrede
naars en machtelooze Nationale Vergaderingen maar niet
van een staat, die zich in de werkelijkheid beweegt en zich
met het bereikbare vergenoegt. Het drijven der volkspartij
heeft tot de verovering van Sleeswijk-Holstein gevoerd, iq