ALKMAARSCHE COURANT No. 9. Negenenzestigste Jaargang. 3 Maart. Zondag (JDfficiëcl ©cbccllc. De geldleening van f 45000ten behoeve der gemeente Alkmaar, tegen 5's jaars, met aan- deelen van f 10C0 of f 500, blijft nog opengesteld. NATIONALE MIILTIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter keunis van de belanghebbenden Spreken dat tot handelen leidt. Een verrassend licht in de schemering der koloniale politiek. Deze Courant wordt, wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per jaar f 3.40, enkele Nos. 7 Cents, lranco per post/4, Brieven franco aan de Uitgevers BEK M». COSTER ZOON. De Advertentiën kosten vaD 1—5 regels f 0.75. voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag uamiddag 1 uuringezonden berichten een dag vroeger. Bij deze Courant behoort een bijblad bevattende Advertentiën. Aan de Provinciale Griffie van Noordholland te Haar lemis verkrijgbaar een KAART van HUISDUINEN, den HELDER eu het NIEUWEDIEP, waart.p is voor gesteld de toestand van 1571, in 1702 en in I860, tegen f ,50 per exemplaar. Voorts zijn nog exemplaren verkrijgbaar a. aan d- provinciale griffie, van 1». een kaart van het strand der Noordzee, langs den vasten wal van Noordholland, bestaande uit zes bladen, tegen f 1 50 per exemplaar; 2». een kaart voorstellende den vroegeren en den tegen- woordigen toestand van het dorp Egmond aan Zee tegen f .50 per exemplaar; en b. bij Joh. Enschede Sf Zonen te Haarlem van de ZEEWERINGEN EN WATERSCHAPPEN van NOORDHOLLAND, door M'. G. de fries Ji„ lid van de Raad vau State, oud griffier van de Staten van Noord-Holland; welk werk door den schrijver aan de provincie Noord holland is afgestaan en van wege die provincie in 1861 is uitgegeven. Dit werk bevat eene volledige opgave van de verschil lende zeeweringen waardoor Noordholland beschermd wordt, van de waterschappen waaruit de provincie is zamenge- steld en van de verveeningendie in 1864 daarin in werking waren. Bovendien wordt van elk dezer zeewe ringen waterschappen en vereenicingen de waterstaat kundige toestand zoowel als de iurigting van het bestuur naauwkeurig beschreven. De prijs van het werk is f 3. De Griffier der Staten nan Noordholland van VLADERACKEN. Dat de Militieraad in dit district dit jaar zijne zittingen houdt te Hoorn, en ten raadhuize dier gemeente op Dings dag den 12 Maart aanstaande, des voormiddags ten 11} ure, zaf onderzoeken de reclames wegens broederdienstliscliaams- gebreken enz., bij de loting voor de militie in dit jaar door loteliugen dezer gemeente opgegeven. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MA CL AI NE PONT. den 22 Feb. 1867. D" Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTEReuWETHOUDERS van ALKMAAR; Gelet op de bepaling van art. 7. alinea 3, der algemeen" verordening regelende het onderwijs aan de openbare scholen te Alkmaar, van den 27 December 1866 No. 7 (geni. blad No. 45, 3e serie), luidende, Alle hgchamelijke straffen rijn verboden. Brengen mits deze de voornoemde bepaling ter kennisse van de ingezetenen en uoodigen alle ouders, voosden en verzorgers, die hunne kinderen of pupillen op eeue der open bare scholen hebben geplaatst, uit, om van de gevallen, waarin hun de overtreding dier bepaling ten aanzien hunner kinderen of pupillen mogt bekend worden daarvan onverwijld aan hen kennis te geven. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 1 Maart 1867. He Secretaris. SPANJAARDT. BRANDWEER BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter keunis van de ingezetenen Dat de loting van voor de brandweer dezer gemeente in geschreven personen door hen in het openbaar zal worden gehouden op Dingsdag, den 19 Maart e.k., des voortntddags ten 11 ure, ten raadhuize dezer gemeente. Alkmaar, Burgemeester en Wethouders voornoemd den 1 Maart 1867. A. MACLAINE PONT. De Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden Dal de patenten, aangevraagd in de maanden November, December en Januarij jl„ ter gemeente-secretarie zullen worden afgegeven gedurende de eerstkomende 14 dagen, des morgens vau 9 tot 2 ore. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 2 Maart 1867. De Secretaris SPANJAARDT. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR herin- nert de belanghebbende lotelingen voor de nationale militie dezer gemeente, dat hij np aanstaanden MAANDAG, den 4 dezer, 's namiddags ten 6 ure, ten raadhuize dezer gemeente, zal vaceren tot hel ontvangen der getuigenissen voor broe derdienst en eeuigeu zoou. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, den 2 Maart 1867. A. MACLAINE PONT. Van zulk spreken verklaarde eenmaal de heer Thorbecke zich een voorstander Dit herinnerden wij ons bij de inzage -*• tot de lezing ontbrak ons de moed van de redevoe ringen in de laatste dagen in de Tweede Kamer gehouden en wij konden den wensclt niet onderdrukken dat. er meer voorstanders van dit tot. handelen leidend spreken bij onze vertegenwoordigers mochten gevonden worden. Ook wij hebben ons aan de zijde geschaard van hen die meenden, dat de nieuwe Kamer niet mocht zwijgen, toen het oude Ministerie in zijn openingsrede haar een waarschu wend woord toevoegde en haar wees op het lot harer voorgangster. Maar daarom wensehten wij geen vernieuwde behandeling van wat men noemt de constitutioueele kwestie. Er is daarover waarlijk genoeg gezegd en de zaak is van dien aard dat b. v. prof. Bugs heeft gemeend zich te moeten verontschuldigen toen hij haar als een wezenlijk staatsrechterlijk vraagstuk ernstig en opzettelijk ging bespre ken. Wij hadden bij de leden dei Kamer die de zienswijze van dien Hoogleeraar deelen den tact gewenschtvan liuit- ue zijde niet mede te werken om aan de zaak dit aanzien te geven. De Tweede Kamer is ook eigenlijk niet bestemd om een dispuut-collegie of debating-society over staatsrech telijke kwesties te worden. Het komt ons voor, dat de leden der Kamer, die van meernng zijn dat het Ministerie de rechteu der Vertegenwoordiging heeft miskend hadden kunnen volstaan met de verklaring, dat zij vast stonden in die overtuiging. Waarom kan men zich hier niet zoo goed als in andere landen ouderling verstaan zoodat één lid op zich neemt een bepaalde zaak te behandelen, en de overige leden zich bij die redevoeiing aansluiten? Wellicht zou er hier aanleiding geweest zijn tot bet uitgeven van een ma infest tot liet openhaar makpu eener verklaring, waarbij de onderteekenaars hun wantrouwen uitdrukten in een Mi nisterie dat de grondwettige rechten der Kamer miskent, en den horksteen van onzen constitutianeelen regeeringsvorm tracht los te maken. Misschien hadden zij daarbij kunnen voegen dat zij om verschillende redenen ditmaal nog niet tot een afstemming van de begrooting of aodere aanvallende maatregelen zouden uvergaau maar dat deze houding niet mocht worden opgevat als een blijk van ondersteuning van liet Ministerie, van vertrouwen in zijn regeeriugsbeleid of herus'tng in zijne inconstitutioneele stellingen. Op deze wijze was de houding der constitutioueele partij voor ieder duidelijk en was veel kostbare tijd gespaard. Nu hebben de lange redevoeringen over de reeds zoo veel besproken zoogenaamde kwestie de meerderheid der dagblad lezers vermoeid en verveeld. Een enkele duidelijke verklaring m de Kamer of een kort maar krachtig manifest had onge twijfeld dieper indruk gemaakt. In het Januari-uummer van het Tijdschrift voor Neder landsch Indie komt een artikel voor, tot opschrift, dragende; filet niachtspuut der koloniale politiek vau den dag." Daarin herinnert de schrijver, hoe de later verdwenen Minister van Koloniën M*. B. Mijer ten opzichte van de voorgenomen verhooging van de bezoldiging der inlandsche hoofden op Java en Madura met de daarmee in verband slaande af schaffing vau de gedwongen diensten ten hunnen behoeve, heeft verklaard dat het ontbreken van de kennis van de «bepaalde en onhewimpelde zienswijze van het Indisch Be stuur" omtrent dezen maatregel voor hem neen bron van groote teleurstelling en ongelegenheid was." De schrijver deelt verder mede, dat die minister, toen hij dit verklaarde, in 't bezit was van een advies van den Raad van Iudie den 29'<,n December 1865 met eenparige stemmen vastgesteld, en dat aldus aanvangt: «Voorzeker kan den Raad van Nederlandsch Indie geen aangenamer taak worden opgelegd dan de opdracht ont te dienen van consideration en advies over de wijze vau uit voering van eet, samenstel van maatregelendie ten doel hebben om bij eene sedert lange jaren gewenscltte hervor ming van het inlandsch bestuur op Java en Madura, de inlandsche bevolking te bevrijden van de willekeur en de daaruit voortvloeiende misbruiken waaraan zij van de zijde van bare door en namens de Regeering aangestelde hoofden onderworpen was. «Eere zjj den Koning, die zoo mildelijk de onhekrompene hand opende, om een staat tan zaken te doen ophouden die streed met recht en billijkheid en die zich daardoor eeue zuil van erkentelijkheid gesticht heeft in de harten van Zijner Majesteits inheemsche onderdanen hier te lande! «Eere zij den Minister van Koloniën toegebracht voor zijne volhardende pogingen in deze gewichtige aangelegen heid waardoor ook zijn naam tot bij het nageslacht in ze gening zal blijven «Na aandachtige overweging van den inhoud der stukkeu die bij missive van den l,ttn Gouvernements-Seeretaris van den 13d"1 dezer, u°. 2442, aan den Raad zijn toegezonden, moet hij verklaren geene bezwaren hoegenaamd te zien in de uitvoering der door het Opperbestuur voorge schreven maatregelen, des te minder, nu aan de Indische Regeering de noodige vrijheid is gelaten omtrent de toepassing. «In menig opzicht zal nogtans aan die uitvoering overleg met de betrokken autoriteiten dienen vooraf te gaan. «De vaststelling van het tijdstip van invoering op 1 Ja nuari 1867 zal daarvoor te stade komen. «Zeer terecht doet de Minister in zijne dépêche van 24 October opmerken dat het tijdsverloop van een jaar voor het onderzoek en de voorbereidende regelingen lang genoeg, maa niet te lang is." Bij dit advies waarvan voorzeker niemand behalve den heer Mijer zal beweren dat het niet de bepaalde en onbe wimpelde zienswijze van den Raad van Indie uitdrukt deelt de schrijver in het Tijdschrift voor Nederlandsch Indie uit de missive van den Gouverneur-Generaal van 5 Januari 1866 uog bet volgende mede: «Met onverdeeld genoegen heb ik, even als de Raad van Nederlandsch Indië, kennis eenomen van de mij bij Uwer Excellenties dépêche van 24 October j.l. medegedeelde maat regelen tot verhooging vau de tractemeuten van de inlandsche hoofden en ambtenaren op Java en Madura met gelijktijdige afsehaffiug van alle zoodauice bronnen van inkomsten die de deur openstellen voor kwelling en knevelarij der bevolking. De warme bewoordingen waarmede de Raad in den aanhef van zijn kopiëltjk hierbij gevoegd advies/au 29 December j.l. No. VI hulde brengt aan den Koning en zijnen dank aan Uwe Excellentie betuigt voor deze gewichtige beslissing, die zulk een ouberekeubaren invloed op het lot onzer inheem sche bevolking zal uitoefenen maak ik geheel tot de mijne. «Ik voeg hierbij een afschrift van mijn besluit van beden, No. 18. houdende de door mij geheel overeenkomstig 's Raads advies genomen maatregelen, om de uitvoering, op het be paalde tijdstip, van de door het Opperbestuur vastgestelde grondslagen der in te voeren hervormingen te verzekeren. «Hoeveel er ook biuneu een jaar tijds nog te regelen val Ievertrouw ik niettemin met de medewerking van alle betrokken autoriteiten, waarvan ik mij verzekerd houd, de zaak vóór I Januari 1867 tot een gewenscht einde te brengen. Ten overvloede heb ik de hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madura doen uitnoodigen den heer van Rees tot het volbrengen zijner zending de meest mogelijke mede werking te verleenen." Alzoo de Raad van Indië had met algemeene steromen in zeer warme bewoordingen zijn ingenomenheid met de voor genomen verhooging der inkomsten van de Javaansche hoofden en de gelijktijdige afschaffing der heerediensten en verdere knevelarijen aan den dag gelegdde Gouverneur-Generaal had er zich ten volle mee vereenigd en nogtans verklaarde de Minister Mr. P. Mijer in de Tweede Kamer, dat hij de kennis miste van de bepaalde eu onbewimpelde zienswijze van het Indisch bestuur, en dat hem dit een bron van groote teleurstelling en ongelegenheid was. Aan het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië zijn wij dank schuldig voor deze mededeelingen die ongetwijfeld een be langrijke bijdrage leveren tot juiste waardeering van den man van de gemoedelijke en opzettelijke onderzoekingen en van de schorsende overwegingen die als Minister van Koloniën ver dween om als Landvoogd van Indië te verrijzen. Niet zoo dankbaar als wij voor die openbaarmaking was de tegenwoordige Minister van Koloniën de heer Trakanen. Den 24 Januari 1.1. schreef hij aan de redactie van het be doelde tijdschrift, dat in het vermelde artikel mededeelingen voorkwamen uit niet openbaar gemaakte offictëele beschei den. De Minister onderstelt daarom, dat er uit de Gou- vernements archieven stukken verstrekt, of mededeelingen gedaan zijn, «waartegen de kieschheid niet minder dan de ambtelijke eed zich strengelijk aankanten." Zijn verden- ding moet aizoo op de ambtenaren van zijn departement rusten zoolang de naam des inzenders of schrijvers bij hem niet bekend is. De redactie van het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië heeft daarop den é4*" Februari eenvoudig geantwoord dat zij geen vrijheid had den schrijver of inzender te noemen tenzij die zelf zijn naam opeubaar maakte. Zij verheugde zich overigens, dat de bedoelde mededeelingen volkomen juist en in overeenstemming met officiëele bescheiden bleken te zijn, en bood haar tijdschrift den Minister aan tot mede- deeltng aan alle zaken waarvan Oe keunis en juiste waar- deeriug van zoo uitnemend publiek belang zijn als van de onderwerpen in het bedoelde artikel behandeld, onder ver zekering van dezelfde geheimhouding jegeus den Minister als hem nu bleek dal jegeus den onbekenden inzender werd in acht genomen. Den ö4™ Februari echter meldde de heer Fransen van de Putte aan ten Minister, dat er geen reden bestond om de ambtenaren van liet departement, van Koloniën te verden ken dat hij, Fransen van de Putte, zelf aan den schrijver de uittreksels uit de adviezen van den Raad van Indië en van den Gouverneur Generaal heeft verstrekt en wel «om het gebeurde met de ordonnantie van 5 Januari 1866 te stellen in het volle licht en te ontdoen vau het geheimzin nig waas, hetwelk door de halve puhliciteit aan die Indi sche adviezen door 's Ministers ambtsvoorganger gegeven daarover was verspreid." Kreeten van verontwaardiging over de onbescheidenheid over het hoogverraad van den oud-minister van de Putte, die officiëele stukken openhaar durfde maken, hebben weer klonken over het land. Inderdaad moet men zich verwon deren over de geheel nieuwe inzichten van de verdedigers der tegenwoordige regeering. Vroeger werd het geen poli tieke zoude gerekend voor een votum van wantrouwen te stemmen welker duidelijke en onverbloemde strekking was, de door den Koning zeiven benoemde Ministers te nopen hun outslag te verzoeken en als de Kamer een enkelen maal zelfs omtrent ntin belangrijke zaken van een andere meeniug bleek te zijn dan de Ministers, riep men dezen raadslieden der Kroon openlijk toe zult ge nog niet heen gaan Wanneer de Kamer daarentegen thans een handeling der Regeeriug afkeurt eu die afkeuring wellicht ten gevolge zou kunnen hebben dat een wel door den Koning maar onder verantwoordelijkheid vao den Minister benoemde Gouverneur-Generaal zijn outslag nam of ontving dan steekt zij den Koning naar de Kroon overschrijdt haar bevoegd heid en schendt de Grondwet. Vroeger maakten oud- ministers vau officiëele adviezen en verslagen, van het ver handelde in den Ministerraad, kortom van alles wat licht kon verspreiden gebruik om in hunne geschriften de juiste toedracht der zaak tot voorlichting der natie te schetsen. Thans volgt een oud-minister hun voorbeeld, en hij wordt gescholden als een landverrader. Waar gaan wij heen? Wat beteekeneu deze teekenen des tijds? Neen maar, roept de gewijzigd constitutioneele pari ij neen maar, waren het geen geheime stukken, die v. d. Putte openbaar heeft gemaakt, en deed hij het met verlof des Konirtgs Dit is de vraag. Geheime stukken! Terwijl alles werd aangevoerd wat kou strekken om de meening der Indische besturen en ambtenaren omtrent de kolouiale zaken te doen kennen. Geheime stukken! Eu zij bevatten juist wat Mr. P. Mijer ononl heerlijk achtte tot voorlichting van Regeering eu Vertegenwoordiging

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1867 | | pagina 1