ALKMAARSCHE COURANT No. II. Negenenzestigste J aargang. Zondag 17 Maart. ÖDfficiëcl ©cbccltc. De geldleening van f 45000ten behoeve der gemeente Alkmaar, tegen 5°/o 's jaarsmet aan- deelen van f 1000 of f 500, blijft nog opengesteld. A. Wegens het verliezen van een of meer der gevorderde vereisehten. B. Wegens overlijden, Een weldaad of een onfatsoenlijkheid'? Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post 4, Brieven franco aan de Uitgevers ilERM'. COSTER ZOON. De Advertentiën kosten vaD 5 regels0,75, voor elke regel meer 15Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag vroeger. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR, ken nis bekomen hebbende dat Jb. liubbeldwonende aan den Omval alhier, bij de veehouders in de omstreken van Pur- merend en Edam rondgaat om voor hun vee geneesmiddelen teven de veeziekte teverkoopen, waardoor hij zoowelstallen waar veeziekte heerscht als niet heerscht^ bezoekt, noodigt alle veehouders binnen deze gemeente dringend uit om dien persoon niet op hunne stallen toetelaten ten einde te voor komen. dat daardoor de veeziekte misschien bij hen worde overgebragt. Alkmartr De Burqemeester voornoemd, 5 Maart 1867.A. MACLAINE PONT. BRANDWEER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de ingezetenen: Dat de loting van voor de brandweer dezer gemeente in geschreven personendoor hen in het openbaar zal worden gehouden op Dingsdag, den 19 Maart e.k., des voormiddags ten 11 ure, ten raadhuize dezer gemeente. AlkmaarBurqemeester en Wethouders voornoemd, den 1 Maart 1867. A. MACLAINE PONT. De Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien art. 35, 2' lid, der wet van 4 Julij 1850 (Staats blad No. 37), regelende het kiesregtmaken bij deze den ingezetenen bekend, dat bij de herziening der lijsten, aan wijzende de personen die bevoegd zijn tot het kiezen van leden voor de Tweede Kamer der Staten-Generaalde Pro vinciale Staten en den Gemeenteraad, de namen der navolgende personen, wegens het verliezen van een of meer der gevor derde vereisehten of uithoofde van overlijden daarop zijn geschraptals 1*. Voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Pro vinciale Staten Jan Alfrink, Pieter van Baar, D'. Jan Jacob de Gelder, Johannes Hendricus de Goede, Johannes Josephus Haan- raad tsFranfois Nicolaas Harteveld, Jh'. Mr. J. J. F. de Jong van Beek en Donk, Klaas Jongert, Jacobus Kenp, Johan Daniël MaseeSimon Nijman. Jh'. A. C. L. W. Treussart Ridder van Rappard Johaunes Bernardus Reekers Gerrit Roosch Cornelis Johannes Schnijder. Gerardus Slin gerland Andries Joseph Smabers Jacob Swerver, Johannes Jacobus Tesselaar, Cornelis van der Vlugt en M'. Karei Nicolaas Zur Muhlen. 2°. Voor den Gemeenteraad Jacob Baltus, Hendrik Jan Bokhorst, Klaas Dogger, Matthias Constantinus Dumoulin Dirk van Dijk, Bernardus Hendricus Ebbelaar, Nicolaas Petrus ErkampJan Christoffel Farber, D'. J. J. de Gelder. Willem Geijsen Jacobus Lam- bertus GielenJoh". Hendr". de Goede, Joh" Jos". Haan- raadts, Zacharias Holsmuller, Josephus Egbertus Ibink Dirk de Jager, Jh'. M'. J. J. F. de Jong van Beek en Donk. Jac". Kenp Jan de Lange, Pieter van Leeuwen Jan Willem Legrom Dirk van Maarleveld Evert Masdorp Jan Morsch Simon Nijman, Christoffel Piket, Hendrik Post, Pieter PronkJh'. A. C. L. W. Treussart Ridder van Rappard Joh». Bern". Reekers, Gerrit Roosch Corn". Joh". Schnijder. Willem Schuurman. Muus Slooten, Jacobus Smit, Klaas Reinders SougéePetrus van Stralen, Jacob Swerver, Jan Tiesing, Franciscus Verhees, Jan de Visser, Jan de Vries, Johannes WijdemanM'. Karei Nicolaas Zur Muhlen en Willem Zwart. Pieter Cornelis Bakker, Johannes Banning Ez., Johannes van den Berg, Bernardus ten Berge, Hermanus Blom, Cornelis Dekker. Cornelis de Graaf, Jan Helder, Jan Keet, Jacob Klerk, Jacob Knaap, Albert Koot, Jacobus Korver, Jan Kraakman, Cornelis Kwast, Johannes Koster. Jacob Leijen, Dirk Maas, Johannes Hermanus Middeldorp, Johan Herman Nachbar, Martinus van de PolFrederik RoemJacobus Cornelis van der Swaagh, Sjoerd Rcur de Vries, Hermanus Willems en Willem van der Voort. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 13 Maart 1867. De Secretaris SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen mits deze ter kennisse van de ingezetenen Dat de lijsten der kiesgeregligden voor de leden van de Tweede Kamer der Staten Generaalvan de Provinciale Staten en van den Gemeenteraadvoor de dienst des loopenden jaars, benevens de lijsten dergenen welke van die des'origen jaars zijn geschrapt op heden door hen voorloopig zijn vast gesteld gedurende 14 dagen in het portaal van het Raadhuis aangeplakt en dagelijks (Zon- en Feestdagen uitgezonderd), van 10 tot 2 ure, ter secretarie der gemeente, ter inzage zullen liggen. Bezwaren daartegen kunnen gedurende dien tijd op onge zegeld papier, mits gestaafd door de noodige bewijsstukken, worden ingezonden aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 13 Maart 1867. I)e Secretaris, SPANJAARDT. VERGADERING van den RAAD der Gemeente ALK MAAR, op Woensdag, den 20 Maart 1866, des middags ten 12 uur. Namens den Voorzitter van den Raad SPANJAARDT. Op de vraag, wat wel het belangrijkste staatkundige en staathuishoudkundige vraagstuk is, waarmee het Nederland- sclte volk zich tegenwoordig heeft bezig te houden en dat het zoo spoedig mogelijk behoort op tc lossen zouden wij niet aarzelen te antwoordende regeling van het bestuur en de ontginning onzer Oost-Indische bezittingen. Wij erkennen gaarne, dat onze vertegenwoordigers tegen over de zich noemende mouarchaal-coustituiioneele richting meer dan ooit behooren te waken voor de eerbiediging en handhaving van onze grondwettige iustellingen en van den aard, de eischen en de gebruiken van den parlementairen regeeringsvorm. 't Is waar. deze partij verklaart met den diepsten eerbied voor de grondwet bezield te zijn en zij waagt het niet tegeu eenige uitdrukkelijke bepaling op te komen. Maar ook von Bismarck beriep zich steeds tegenover de Pruisische Kamer op de letter der grondwet. Toch weten wij allen, dat de letter doodt, maar dat het de geest is die levend maakt. Een grondwet bevat uit den aard der zaak slechts weinige, korte, maar veel omvattende bepalingen, hoofdregelen en beginselen van bestuur en wetgeving. Voor vele zaken zal men een uitdrukkelijke bepaling, een juist voorschrift missen veel behoort uit de hoofdbeginselen uit den geest der constitutie te worden afgeleid en verklaard, veel moet zich ontwikkelen in het parlementaire leven en zich open baren in vaste gebruiken en gewoonten. Voor dien levend makenden geest hebben de zuiver-constitutioneele mannen in Nederland te waken. Onze verdediging ter zee en te land eischt dringend voorziening. Reeds is de Tweede Kamer met meer dan gewonen ijver en hoogen ernst bezig deze onderwerpen te bespreken moge hare beraadslaging vruchtbaar zijn Ónze betrekkingen met andere mogendheden vorderen meer dan ooit voorzichtigheid en standvastigheidwijsheid en beleid. Wel is Limburg door de ontbinding van het Duitsch Verbond inderdaad feitelijk en wettig los van alle betrek king met Duitsehland maar wjj weten nog maar altijd niet, of Pruisen dit wel erkent, en ongelukkig is onze Koning tevens Groot-Hertog van het werkelijke Duitsehe Luxemburg. De veepest is een nationale ramp die onze welvaart be dreigt, en de voorgestelde middelen tot bestrijding zien er weinig aanlokkend uit. Wie zal ontkennen, dat hier rijp beraad ernstige overweging en een kloek besluit vereischt worden Maar hoeveel stof tot onderzoek en overweging deze verschillende rijksbelangen ook opleverengeen biedt een zoo uitgestrekt veld van studie aan als de vragen: hoe behoort lndië geregeerd te wordeu Op welke wijze kan het heerlijke vruchtbare Java, thans nog slechts voor een klein gedeelts bebouwd, ontgonnen worden tot heil van Javaan en Nederlander beide Wat. is er te doen, opdat de onuitputtelijke rijkdommen van het schoone Insulinde ein delijk in volle mate worden genoten door de kinderen des lands zoowel als door hun blanke meestere Kan de Nederlandsche staat geen andere en grootere voordeelen van Java trekken dan door gedwongen koffieteelt tegen een bespottelijk loon Is er geen beter kolouiaal stelsel uit te denken dan dat zeker zeer eenvoudige, maar tegelijk zeer barbaarsche en kou^-zelfzuchtigede bevolking te dwin gen bijna voor niet koflieboonen te telen voor den staat die ze op Nederlandsche schepen naar het moederland laat brengen, en ze daar ten eigen bate verkoopt? IndiëDat enkele woord bevat onzen rijkdom en on ze kracht, onzen rang onder de volken der aarde, onze hoop en onzen trotsonzen steun of onzen last voor de toekomst, onze eer of onze schande. Yan het behoud van Indië, van het bestuur en de ontwikkeling van dat grooteschoone en vruchtbare land hangt voor een groot gedeelte de toekomst van Nederland af. Alles wat Indië betreft is voor ons van het hoogste belangdat land zijn rijkdommen zijn voort brengselen zijn bronnen van welvaart te leeren kennen dat volk, zijn aard, zijn zeden en gewoonten, zijn gods dienst en zedeleer, zijn huishouding en bestuur tot het doel van ernstig ouderzoek te maken, is de dure plicht van onze Regeering en onze Volksvertegenwoordigers niet alleen, maar van het Nederlandsche volk zelf, dat door de keuze zijner Vertegenwoordigers de richting en de beginselen zij ner regeeriug aangeeft en bepaalt. Alles wat licht verspreidt over Indiëelke waarheid die omtrent de geschiedenis en het bestuur van lndië, omtrent de vruchten van vroegere stelsels van landontginning en aankweeking van producten wordt geopenbaard, is een weldaad voor het volk dat ge roepen is deze schoone eilanden met hun millioenen be woners te besturenen dat. toch nog zoo weinig bekend is met die talenten waarvan het rekenschap moet geven. De inlichtingen en het oordeel van mannen wier meerdere ken nis boven twijfel is verheven, behooren met dankhaarheid ontvangen, en met nauwgezetheid overwogen te worden. Veel zijn wij in dit opzicht vooruit bij weinige jaren gele den. Het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië is niet meer bijna de eenige bron van licht. In allerlei vorm zijn ge schriften verschenen die ons van Java en de Javanen verhalen. Wij spreken over heerediensten en dessahoofden. over paddi en karbouwen als over bekende zaken. En met de meerdere keunis is ook de belangstelling ontwaakt. Een maatschappij Tot nut van den Javaan heeft hare afdeelingen door het land en verspreidt hare werken. Bovenal is het mi nisterie van den heer Fransen van de Putte vruchtbaar geweest in het ontsteken van licht, waar vroeger met opzet een ge heimzinnig donker werd bewaard. Hij stelde zijn ministerie open voor de Staten Generaal, en de Bijdragen tot de kennis van het landelijk stelsel op Javaop zijn last bijeenverza meld door den vroegeren resident van Banjoemaas S. var, Deventer Jsz,, thans met verlof en tijdelijk werkzaam aan het ministerie van Koloniënzagen in drie dikke boekdee- len het licht. Daarin ligt de geschiedenis van Java gedu rende de laatste halve eeuw, daarin ligt de geheele geschie denis van het zooveel besproken cultuurstelsel in officiëele stukken, in brieven en adviezen voor ons open. Menige twijfel is daardoor opgehelderdmenige betwiste waarheid bevestigd, menige vroeger verkondigde en geloofde onwaarheid aan het licht gekomen. Naar onze meening heeft het Nederlandsche volk groote reden om zich te verblijden in dien schat van verrassend en beschamend lichtzooals de Tijdspiegel het werk van den heer van Deventer noemde. Zal ieder er zoo over oordce len Wij zouden die vraag niet durven doen zoo het Kolksblad er ons geen aanleiding toe gegeven had. In zijn nummer van 7 Maart namelijk spreekt dit blad over het openbaar maken van het bekende advies van den Raad van Indië, dat de heer Mijer als Minister van Koloniën ont kende te bezitten, toen er in de Tweede Kamer gehandeld werd over de verhooging der bezoldiging van de inlandsche hoofden op Java en Madura met gelijktijdige en daarmede in verband staande afschaffing van alle gedwongen diensten te hunnen behoeve. Het Kolksblad verklaart in de eerste plaats, dat het den heer Mijer niet wil verontschuldigenindien deze zich met een onwaarheid heeft beholpen. Nu, dit ont brak ook nog maar aan de verrassende verschijnselen der laatste maandendat het hooggestemde en boven alle partijen verheven Kolksblad een minister ging veront schuldigen die zich met een onwaarheid behielp. Verder laat echter het Kolksblad den heer Mijer met rusthet wil hem niet verontschuldigenoch neenmaar het valt hem ook niet aan, het veroordeelt hem ook niet, het maakt eensklaps een vlugge wending, en keert zich tot de tegen partij die zullen zijn slagen treffen. M'- P. Mijer wil het niet verontschuldigen maar maar en du volgen de aanvallen op Fransen van de Putte en zijn bondgenooten. Men was onbescheidentoen men den verantwoordelijken minister vroeg naar het gevoelen van den Indischen Raad. OnbescheidenEr is sprake van een regeeringsmaat- regel betreffende Nederlandsch Indiëen een lid der Kamer vraagt den Minister, die volgens de grondwet verplicht is inlichtingen te geven naar het gevoelen van den Raad van Indië omtrent dien maatregel. Dat lid is onbe scheiden Maar hoe zal dan een lid der Kamer kunnen oordeelenals hij geen inlichtingen mag vragen? Is het dan geen gewoontedat men zich beroept op rapporten en ad viezen van Indische ambtenaren en besturen Zoo ver ging zelfs de heer Mijer niet, dat hij de lastige vragers onbe scheiden noemde't was anders zeker gemakkelijker en aan genamer, hun ten antwoord te geven: gij zijt onbescheiden mijne heeren, en op onbescheiden vragen antwoord ik niet, dan zich met een onwaarheid te behelpen en te zeggen dat hem de kennis ontbrak van de bepaalde en onbewimpelde zienswijze van het, Indisch bestuur, en dat hem dit een bron van groote teleurstelling en ongelegenheid was. 't Komt ons voor, datzoo hij een advies van het Indisch bestuur had bezeten waarbij de door hem geschorste maatregel werd afgekeurd in plaats van toegejuicht zooals inderdaad het geval was, hij dit advies met groote bereidwilligheid aan de Kamer zou hebben bekend gemaakt. De minister zelf ge waagde van rapporten en adviezen vau Indische ambtenaren ter aanbeveling en ter bestrijding van den maatregel, hij verlangde nog een nader onderzoek, en nu zou het onbe scheiden zijndat hem naar het gevoelen van den Raad van lndië werd gevraagd! Behoort dau de Minister voor zich alleen te onderzoeken, en is het onbescheidenals de Kamer tot eigen inlichting naar de vruchten van dit onderzoek vraagt 't Was onbescheiden, den verantwoordelijken minister te vragen naar het gevoelen van den Indischen Raad zegt het Kolksblad. Wat beteekent dit Zijn de Ministers in dien zin verantwoordelijk, dat, wanneer de Kamer beraadslaagt over het toestaan van gelden ter uit voering van dooreen Minister genomen maatregelen, zooals hier het geval waszij de beslissing aan den Minister moet overlaten, en niet moet trachten uit eigen oogen te zien? Is het voldoende, dat de Minister zegt: ik heb mijn inlich- tiugen die hebben mij overtuigdik alleen ben verantwoor delijk, laat nu ook de zaak aan mij over? Moet dan de Kamer bescheiden zijnniet meer vragen maar hare handen in ousehuld wassehen en de zaak voor de verantwoording van den Minister laten Zij zou naar onze meening zeer stellig haar plicht verzuimen. Doeh deze onbescheidenheid is niet het eenige verwijt dat het Kolksblad den tegenstanders van den heer Mijer naar het hoofd slingert. Het, strijdt met de waardigheid verklaart dit blad, indien een afgetreden Minister afschriften laat nemen van hem als Minister toegezonden brieven en de eene onfatsoenlijke daad rechtvaardigt de andere Biet. Eu daarmee acht het Kolksblad de zaak afgedaan. Mijer en v. d. Putte staan nu immers gelijk Men heeft elkander niets te verwijten; heeft de een onfatsoenlijk gehandeld, de ander niet minder. Het strijdt met de waardigheidhet is onfatsoenlijkzegt het Kolksblad, dat een Minister afschrift laat nemen van brieven die hij als Minister ontvangt, en daarvan later ge bruik maakt. Waarom? durven wij vragen, waarom? 't Waren immers geen geheime stukken Zij dienden tot voorlichting van den Minister en ook van de Kamer. De Minister zou aan belangstellende leden der Kamer niet ge weigerd hebben daarvan inzage en afschrift te nemen immers hij stelde zijn ministerie voor hen open; mocht hij er dan voor zich zeiven geen afschrift van nemenen daarvan na zijn aftreding gebruik maken Hoe komen wij in 't bezit van allerlei rapporten en adviezen, tenzij door afschriften? Was dan ook de geheele uitgave der Bijdragen tot dekennis van het landelijk stelsel op Java, op last van den Minister v. d. Putte bijeenverzameldin strijd met de waardigheid en een onfatsoenlijke daad En waartoe dient al het ouderzoek van regeeringswege ingesteldwaartoe dienen de stapels adviezen en rapportentenzij om openbaar gemaakt te wor den en licht te verspreiden Toch niet om op d« bureaux der ministeriën te beschimmelen Ziedaar eenige vragen waarop wij het antwoord van het Kolksblad wel eens zouden willen vernemen want inderdaad zijn begrippen omtrent waardigheid en onfatsoenlijkheid ver hazen ons niet minder dan zijn blijkbare voorliefde tot ge heimhouding in dezen ook door het Kolksblad gezegenden tijd van openbaarheid. Laat het Kolksblad aantoonen water stijdig met de waardigheid en onfatsoenlijk is in de han delwijze van den heer v, d. Putlebij gebreke daarvan maakt het zich schuldig aan ongegrond verwijt en willekeu rige beleediging. Toen de Minister Mijer op 31 Augustus 1.1. in de Tweede Kamer ontkende een bepaald advies van den Raad van Indië te bezittenwas de heer v. d. Putle geen lid van de Kamer,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1867 | | pagina 1