ALKMAARSCHE COURANT
No. 21. Negenenzestigste J aargang. 186,
Zondag
26 Mei.
v& sy
LUfia
COfficiccl (öcbccltc.
zitdagen voor den
IIISBE-Dh,. XI »andu&'. I9in«>0tda»
Woensdag en Wrijdag. 3S, 38, 39
en 31 Hei 1861.
Wat zijn de conservatieve beginselen
ytt,- r-
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 eu 9 ure. Prijs per
jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post ƒ4,
Brieven franco aan de Uitgevers
HERM». COSTER ZOON.
Rja~A)
De Advertentiën kosten van 1—5 regels 0,75, voor
elke regel meer 15Crnts, behalve 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag
vroeger.
Bij deze Courant behooren twee Bijbladen.
SCHUTTERIJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden
dat de inschrijving voor de schutterij zal plaats hebben
op Dingsdag en Donderdag, des morgeus au 11 2
ure, van 15 tot. en met 31 Mei aanstaande, ter gemeente
secretarie aldaar.
Dat tot het doen van aangifte verpligt zijn de personen
die in het jaar 1842 zijn geboren, of wel in voorafgaande
jaren, bijaldien zij na 31 Mei 1866 hun paspoort van de
militaire dienst hebben bekomen, en in deze gemeente woon
achtig zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 6 Mei 1867. De Secretaris,
SPANJAARDT.
NATIONALE MILITIE.
Onderzoek der verlofgangers.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
Gezien de circulaire van den heer Commissaris des Konings
in deze provinciedato 11 Mei 1867, Nu. M/S4e af-
deeling, (verz. N°. 49).
Roepen bij deze op: de verlofgangers der nationale militie
te land, van de ligtingen 1863. 1864 en 1865, voor zoo
verre zij vóór den 1 April 1867 in het genot, van onbepaald
verlof waren gesteld en in >teze gemeente verblijf houden
om te verschijnen vóór het raadhuis der gemeente op Vrijdag
den 14 Juni) 1867. des voormiddags ten acht uren, gekleed
in uniform en voorzien van al de door hen van het korps
medegebragte kleeding- en equipementstukkenbenevens
zakboekje en verlofpas, ten einde alsdan, door of vanwege
den militie-commissaris in dit district te worden onderzocht.
Burgemeester en Wethouders voornoemd hebben het noo-
dig geoordeeld de voorschreven verlofgangers te herinneren
aan de navolgende bij de wet gemaakte bepalingen luidende
als volgt
Art,. 130. Het, Crimineel Wetboek en het Reglement van
krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op de manschap
pen der militie te land, die zich onder de wajienen bevinden
van toepassing, eu met opzigt tot de verschillende gevallen
van desertie op al de bij de militie te land ingelijfden.
Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn
1°. zoolang zij zich bij hun corps bevindpn
2°. gedurende den tijd, dien het in art. 13S bedoeld onder
zoek duurt;
3°. in het aleemeen wanneer zij in uniform zijn gekleed.
Art,. 140. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in
uniform gekleed, en voorzien van de kleeding-en uitrusting
stukken hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven van
zijn zakboekje en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het, bepaalde in art, 130 kan eeu arrest
van twee tot, zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen
provoost of het. naastbij zijnde huis van arrest door den
militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger:
1». die zonder geldige redenen niet bij het, onderzoek verschijnt
2°. die, daarbij verschenen zijnde zonder geldige reden, niet
voorzien is van de in het voorgaand artikel vermelde
voorwerpen
3". wiens kleeding- of uitrustingstukken bij het onderzoek niet
in voldoenden staat worden bevonden
4°. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behoo-
rende, als de zijne vertoont.
Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaand
artikel arrest is opgelegd bij het onderzoek tegenwoordig
dan kan hij dadelijk onder verzekerd geleide in arrest worden
gebragt.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan
de hem opgelegde straldan wordt hij, op schriftelijke aan
vrage van den militie-commissaris, te rigten aan den burge
meester der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden
en onder verzekerd geleide naar de naast bij gelegen provoost
of het naasthij zijnde huis van bewaring of arrest overgebragt.
Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 vermeld, is
de verlofganger verpligt,, op den daartoe door den militie
commissaris te bepalen tijd en plaats, en op de in art, 140
voorgeschreven wijze, voor hem te verschijnen om te worden
onderzocht.
Art, 144 De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig
maakt aan het. feit, sub. 4". van art, 141 bedoeld, of niet
overeenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris ver
schijntof, aldaar verschenen zijnde, in het geval verkeert
sub. 2°. en 3°. van art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen
geroepen en van drie tot zes maanden gehouden.
Art, 145. De verlofganger der militie die niet voldoet aan
eene oproeping voor de werkelijke dienstwordt als deserteur
behandeld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 20 Mei 1867. De Secretaris,
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat op den li Junij
aanstaande, des middags ten 12 ure, zal worden overgegaan
tot de openbare aanhestedine van 240 REMONTPAARDEN.
en wel door de hoofdadministratie van het le regiment dra
gonders te Deventer van 140 en van het regiment veldartil
lerie te Utrecht van 100 paarden.
Een derde gedeelte van de te leveren paarden zal van in-
landschen oorsprong moeten zijn, de helft zal vóór of op
den 1 Ju 1 ij a.s. den ouderdom van 48 maanden moeten hebben
bereikt, (wordende het evenwel aan den aannemer vergund
daaronder 5 eu 6jarige paarden te begrijpen), terwijl voor
de wederhelft paarden tusschen de 60 en 72 maanden zullen
moeten worden geleverd.
De voorwaarden dier aanbesteding liggen voor de gega
digden ter lezing in de bureaux van de kwartiermeesters der
genoemde korpsen bij het Departement van Oorlog en ter
Provinciale GrifHën.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 24 Mei 1867. De Secretaris
SPANJAARDT.
De verlofganger der militie van Purmerende, HERMANUS
KLINK, wordt verzocht zich ter gemeente-secretarie alhier
aantemelden.
De KAMER van KOOPHANDEL en FABRIEKEN te
ALKMAAR maakt bekend, dat van Maandag 27 Mei tot
Zaturdag 1 Junij e.k., van 's voormiddags 10 tot 's namiddags
2 uren. in haar gewoon lokaal op het Stadhuis, ter lezing
zullen liggen:
1. Statistiek van het Koningrijk der Nederlanden behelzende
de staten van de in- uit,- en doorgevoerde voornaamste
handelsartikelen gedurende de maand Maart 1867.
2. Verzameling van kons iaire verslagen over nijverheid
handel en scheepvaartdeel 16.
3. Het, tarief voor het vervoer van koopwaren over de land
engte van Suëz.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voorn.,
Alkmaar, F. M. AGHINA, Voorz.
25 Mei 1867.J. P. KRAAKMAN. Secret.
POLITIE.
Onbeheerd op straat te Alkmaar gevonden een big, een
last boekweit, alsmede ten hurele van politie aldaar gedepo
neerd: een gouden broche, een fransch leesboek, een witte
kinderzak en een coupon groot f 2.97; de daarop regthebben-
den gelieven zich aantemelden.
„Wie is de heer Mijervroegen wij in ons vorig
nummer de heer Mijer, om wien zooveel te doen
is geweest, wiens gedaanteverwisseling een afkeuring
van de gedragslijn der Regeering door de Tweede
Kamer en een ontbinding van de Tweede Kamer
door de Regeering ten gevolge heeft gehad; „de
manwiens vertrek naar Indië volgens den één een
tijdvak aankondigde van groote verwarring en stel
selloos bestuur, volgens den ander daarentegen onze
koloniën zou redden van een anders wissen en reeds
dreigenden ondergang. Van een zoo gewichtig persoon
mocht bij herhaling worden gevraagdwie is hij
Tegenwoordig zijn allen het omtrent de beantwoor
ding dier vraag tamelijk wel eens. De partij die in
Indië een krachtige hervorming verlangt, heeft reeds
sedert de optreding van den heer Mijer als Minister
van Koloniën, alzoo nog vóór zijn gedaanteverwisse
ling tot Gouverneur-Generaal, als Bare meening te
kennen gegeven dat de taktiek van dien heer bestaat
in geven en nemen, dat hij als een waar Nederlander
diep doordrongen is van de wijsheid van het Keder-
landsche spreekwoord „als .iet tij verloopt verzet
men de bakens," als oprecht Christen zooveel moge
lijk met alle partijen in vrede tracht te leven °eu
als goed huisvader de gelegenheid niet versmaadt om
zich een goede betrekking te bezorgen. Eindelijk
't heeft wat lang geduurd is de andere partij,
die in Indië zooveel mogelijk wil behouden en zoo
weinig mogeliik veranderen, tot dezelfde overtuiging
gekomen. Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gra-
venhage erkent, dat dé heer Mijer de conservatieve
partij heeft gefopt; die partij meende, dat zijn op-
tredmg als Minister de zegepraal zou zijn van de
conservatieve beginselen, terwijl al meer en meer
blijkt, dat de heer Mijer niets anders beeft begeerd
dan den troon van Indië, en om daartoe te geraken
het elke partij zooveel mogelijk naar den zin heeft
trachten te maken. De Amsterdam sche Courant ver
zekert thansdat de heer Mijer, in plaats van de
wanorde in Indië te doen ophouden baar zal doen
toenemen; zoodat van de kolonie spoedig niets anders
zal overblijven dan „een gewest vol verwarring, het
welk niets aan het moederland opbrengt, maar ten
behoeve waarvan zelfs bij vreemden leeningen moeten
worden gesloten."
Hierover is men het tegenwoordig alzoo eens
dat het beter was geweest, zoo de heer Mijer in
der tijd niet naar Indië was vertrokken om aldaar
een stelsel in praktijk te brengen, dat door de Wet
gevende Macht in Nederland nog niet goedgekeurd
en vastgesteld was een stelsel alzoodat men
nog niet kende dat men hoogstens kon raden en
vermoeden, dat de liberalen terstond hebben veroor
deeld, en waarvan de conservatieven zich ten onrechte
gouden bergen hebben beloofdterwijl zij nu klagen
dat zij bedrogen zijn.
Ééne zaak is er echter waarover de conservatieven
en de liberalen om deze bekende namen gemaks
halve maar te gebruikenhet niet eens zijn. De
conservatieven hadden tot nog toe het Ministerie
ondersteunden hun bijval geschonken aan den heer
Mijer en den tegenwoordigen Minister van Koloniën
Trakranen; zij verklaarden steeds, dat die heeren, even
als het geheele Ministerie, hunne beginselen vertegen
woordigden en dat het koloniale programma van het
Kabinet, en alzoo ook dat van ae heeren Mijer en
Trakranen, een conservatief programma was. Bevreem
dend is liet alzoo niet, dat de liberalen thans tot hen
zeggen .- ziedaar nu uwe zoo hoog geroemde begin
selen nu blijkt, wat wij zoo dikwijls hebben gezegd,
dat er met uwe beginselen niet te regeeren is
dat uw zoogenaamd stelsel is een stelsel van woor
den en niet van daden; 't is goed om er oppositie
mee te maken in de Kamers; maar als uwe mannen
aan de regeering komen als zij geroepen worden
om uwe beginselen toe te passen en uw stelsel in
praktijk te brengen, dan doen zij juist wat de libe
ralen gedaan hebben. Gij erkent het zeiven uwe
helden Mijer en Trakranen zijn even groote sloopers
als v. d Putte eu zijn geestverwanten het bestuur
in Indië is hetzelfde gebleven.
Het Dagblad van Z. H. en 's Q., dat zich het orgaan
der conservatieve partij noemtheeft aanstonds be
grepen dat het zich zelf en zijn partij tegen deze
beschuldigingen moest verdedigenen schreef een
reeks van artikelen over „den heer Mijer en het
Dagblad." Om te verklarenhoe het eerst maanden
lang den heer Mijer en het koloniaal stelsel van het
Ministerie kon verdedigenen thans beide zoo
heftig kan bestrijden moest het natuurlijk beweren
dat de Landvoogd van Indië vroeger inderdaad con
servatief is geweest, maar in den laatsten tijd de
conservatieve beginselen verloochend, en zich met de
liberalenof de radicalen zooals het Dagblad zich
uitdrukt verzoend heeft. Het geeft zelfs voor, dat
ook de liberalen den heer Mijer als conservatief Mi
nister en daarna als conservatief Gouverneur-Gene
raal hebben erkend en daarom als zoodanig bestre
den terwijl zij thans aan zijn regeeringsbeleid hunne
goedkeuring hechten.
Wat hier omtrent de liberalen wordt beweerd is
onjuist. Om dit te bewijzen zijn geen lange rede
neeringen noodigmen behoeft slechts de liberale
bladen en tijdschriften van de laatste maanden in te
zien. Wij gevoelen weinig lust, en hebben daaren
boven geen ruimte genoeg, om uit allerlei geschriften
bewijsplaatsen bij te brengen. Omdat het hier de
koloniale zaken betreft, zullen wij ons bepalen tot
het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië. In het Januari
nummer van dit tijdschrift komt een artikel voor dat
tot opschrift draagt „Het machtspunt der koloniale
politiek van den dag"; en daarin wordt, gelijk in zoo
menig geschrift van vroegere en latere dagteekening,
de heer Mijer voorgesteld en bestreden, niet als een
vertegenwoordiger der conservatieve beginselen, maar
als een man zonder beginselen. „Hij wist te goed
lezen wij daar behendig als hij is, dat het op
steken van de vaan van het behoud van een „weg
stervend politiek systeem," om met den heer Groen
van Prinsterer te spreken een storm zou doen ont
staan en hem zijn doel zou doen missen. Als oppo
sant mocht hij het meest gestrenge behoud prediken,
hij wist te goed welke rol hij vervulde, zooals hem
eenmaal in de Tweede Kamer werd voorgehouden,
dan dat het hem ernst zou zijn geweestdat stelsel
weder in al zijne gevolgen te willen toepassen nu
hij het bestuur in handen had genomen. Reeds zijne
eerste redevoering in de Eerste Kamer der Staten-
Generaal geven daarvan de meest overtuigende be
wijzen." En verder: „De heer Mijer had blijkbaar
liet besluit genomen tegenover de meerderheid van
de Staten-Generaal eene conciliante politiek te vol
gen zich in geen enkel opzicht te binden maar,
als het eenigszins mogelijk was, tusschen alle richtin
gen in te zeilen en zoodoende zijne benoeming tot
Gouverneur-Generaal mogelijk te maken, zonder dat
eene der beide richtingen te veel aanstoot kreeg."
Dit „geven en nemen" van den heer Mijer, dit voor
zichtig laveeren van dien Minister tusschen alle par
tijen door naar den troon van Indië wordt voorts
door feiten zoo duidelijk aangetoonddat ook de
meest ongeloovige wel overtuigd moet worden.
Heeft de conservatieve partij van dit alles niets
gemerkt vóór het begin dezer Meimaand Heeft
die partij dan niet opgemerktdat de heer Mijer reeds
kort na zijn optreding als Minister aan den heer
Duymaer van hoi.it de broederhand bood, en hem vroeg:
wat heb ik u gedaandat ge mij zoo onbarmhartig
terugstoot Of is de heer van Twist misschien
ook al een zuiver conservatief "f Waarom liet de
heer Mijer het besluit tot afschaffing der gedwongen
diensten ten behoeve der Indische Hoofden en ver
hooging hunner bezoldiging, dat zooveel aanstoot
had gegeven aan de conservatieve partij, gedurende
zes weken bestaan Op 30 Blei had hij het reeds
kunnen intrekken, en hij schorste het eerst
nadat het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage
het van hem had geëischt. Heeft het Dagblad dit
vergeten 'f Herinnert het zich zijn eigen artikelen
niet meer van de eerste dagen der maand Juli van
het vorige jaar, waarin de intrekking of althans de
schorsing van dit besluit, dat de conservatieve kolo
niale politiek „vernietigde," werd gevorderd, onder