ALKMAARSCHE COURANT
No. 29.
Negenenzestigste J aar gang.
Zoiul a
21 Juli.
©fficiccl (öcbccltc.
SLOOPERS.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgen tusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post 4,
Brieven franco aan de Uitgevers
HER M'. COSTER ZOOR.
<r
l)e Advertentiën kosten vaD 5 regels J 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag
vroeger.
De COMMISSARIS des KONINGS in de provincie Noord
holland brengt ter keunisse van belanghebbenden
1°. dat len gevolge van het uitvoeren van herstellingen aan
de dubbele draaibrug over de Keersluis te Buikslootde
passage over die brug van den 15 Julij tot den 1 Sep
tember 1867 zal gestremd zijn en de overtogt van het
Noordhollandsch kanaal aldaar kosteloos zal kunnen ge
schieden door middel eener bezuiden de brug aanwezige
veerponten bovendien voor voetgangers door middel
eener nabij de brug liggende schuit; en
2". dat ten gevolge van het uitvoeren van herstellingen aan
de dubbele draaibrug van het Noordhollandsch kanaal te
Alkmaarde passage over die brug van den 15 Julij tot
den 13 Augustus 1817 zal gestremd zijn en in den over
togt van voetgangers kosteloos zal worden voorzien door
middel van eeue nabij die brug liggende pont,
Haarlem De Commissaris des Konings voornoemd
1 Julij 1867.RÜELL.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR,
Gezten art. 219 der gemeentewet
Breugen ter kennis van de ingezetenen, dat.de gemeente-
rekening over 1866 aan den gemeenteraad is aangeboden den
10 Julij 1867, ter gemeente-secretarie gedurende de eerst
volgende 14 dagen ter inzage is nedergelegd en tegen betaling
der kosten in afschrift verkrijgbaar is.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, J. G. A VERHOEEF, l. B.
4 Julij 1867. De Secretaris,
SPANJAARDT.
KENNISGEVING.
Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
brengt, ten gevolge van art. 1 der wet van 22 Mei 1845
Staatsblad No. 22), bij deze ter kennis van de ingezetenen
der gemeente, dat het kohier voor de belasting op het
Persoueeldienst 18|| op den 12 Julij 1867, door den
Heer Commissaris des Konings in de Provincie Noord-
Holland executoir verklaard, op heden aan den Beer Ont
vanger der directe belastingen binnen deze gemeente ter
invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten die daarbij belang heeft, wordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven,
ten einde alle geregtehjke vervo'gingenwelke uit nalatigheid
zouden voortvioeijen te voorkomen.
Alkmaar. Het Hoofd var, het Bestuur voorn.,
19 Julij 1867. J. G. A. VERHOEEF, l. B.
VERGADEHING van den RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Donderdag, den 25 Julij 1867, des middags ten
12 uur. Namens den Voorzitter van den Raad,
SPANJAARDT.
POLITIE.
Te Oudorp, bij Alkmaar, is drijvende gevonden een balk
Jang ongeveer 4 el, gemerkt O.
Ook is aldaar loopende gevonden een wit laminl. ras
de regtliebbenden vervoegen zicli bij den Burgemeester dier
gemeente.
Eu kan bij de policie te Alkmaar terug verkregen worden
een bigop jl. Zaturdag, den 13 dezer, aan de Vier Staten,
van een wagen gesprongen.
Waarom de Alkmaarsche Courant niet kan
antwoorden op artikelen als dat van
Philax in het Weekblad van
17 Juli 1.1.
Het Weekblad voor Alkmaar en omstreken van 17 Juli 1.1.
bevat een zeer uitvoerig artikel geteekend Philax waarin de
beschouwingen over den dood van Maximiltaan van Oostenrijk
zich noemende Keizer van Mexicovoorkomende in de Alk
maarsche Courant van 7 en 14 Juli, met heftigheid worden
aangevallen en veroordeeld en de schrijver dier beschouwingen
met niet minder heftigheid aan de kaak wordt gesteld. De
schrijver van alle hoofdartikelen in de Alkmaarsche Courant,
en alzoo ook van de heide artikelen over den dood van
Maximiliuanis bekend niet alleen bij geruchte, maar
door zijn eigen openbaar gemaakte verklaring. Die schrijver
ben ik. Ook Philax weet dat, en is daarenboven zoo vrien
delijk er ten overvloede zijn lezers duidelijk ger.oeg op te
wijzen. Ofschoon alzoo persoonlijk in de zaak betrokken,
zal ik echter het artikel van Philax niet beantwoorden; en
met. het Weekblad, dat dergelijke artikelen opneemt, zal de
Alkmaarsche Courant voortaan geen strijd meer voeren.
Waarom niet? Ziedaar wat ik mij verplicht acht den lezers
der Alkmaarsche Courant mede te deelen.
Is het omdat Philax blijkbaar volstrekt niet op de hoogte
is van de zaak waarover hij schrijft, en alzoo onbevoegd om
het woord te voeren? Geenszins. Philax toont, dat hij
gewoon is de gebeurtenissen in de geschiedenis der volken
met aandacht te voleen of althans dat hij zicli zooveel
mogelijk heeft bekend gemaakt met de geschiedenis van
Mexico gedurende de laatste jaren. In dit opzicht zou hij
alzoo met recht aanspraak kunnen maken op een beantwoording.
Is liet om den hefligen toon en de persoonlijke aanvallen?
Evenmin. Het zou anders gemakkelijk zijn dien grond voor
mijn zwijgen aan te voeren, en ik zou daarbij het voorbeeld
van velea vóór mij hebben, 't, Is toch zoo zeldzaam niet,
dat men hoort zeggen ik acht liet beneden mij op zulke
dingen te antwoorden mijn fatsoen verbiedt mij, mij daarmede
in te laten. Zulk een verdediging klinkt wel zeer voor
naam maar ze is mij wat al te goedkoop. Aantijgingen van
//lasterlijke verguizing //boosaardigeu spot," //lust tot las
teren etc. zou ik natuurlijk laten voor 't geen ze zijn. Op
dergelijke uitdrukkingen acht te geven is tijdverlies. Een
reiziger die zich telkens ophoudt, om steenen te werpen naar
de houden die hem achterna blaffenkomt nooit aan het.
doel van zijn tocht. Maar ik zou althans kunnen ant
woorden op de feiten. Eu wat den hefligen toon betreft/
oclt ik mag wel wat gloed en kleur, en ben geen voorstander
van den water eu-melk-ptijl. Die zelf gewoon is nogal krach
tige uitdrukkingen te gebruiken, beeft geen recht daarover
bij anderen te klagen.
Maar waarom zal ik dan Philax niet antwoorden?
Ik kan niet. Al wilde ik nog zoo gaarne, 't is een on
mogelijkheid.
De beschuldiging van Philax misleen feil elijken grondslag.
Wat. hij mij ten laste legt is niet gegrond op hetgeen ik
geschreven heb, maar op geheel willekeurige gevolgtrekkin
gen. Daarom zou ik geen ander aulwoord hebben dan dit,:
lees mijn artikelen nog eens over; zij zijn duidelijk, en
behoeven geen toelichting. Maar als ik zeg, dat ik innig
medelijden heli met Manimiliaan eu zijn ongelukkige gemalin,
dan zegt Philax dat dit maar veinzerij is. //Al beweert hij
liet tegenovergestelde" zegt Philax 't is toch zoo
't is //onredelijke spotlust en harteloosheid." Eu nu vraag
ik: wat kan men aan zulke menscheu antwoorden?
Geen woord meer alzoo over hetgeen ik geschreven heb.
Die lezen en verstaan kan leze. Maar er zijn er die wel
kunnen lezen doch niet willen verstaan. Daar
toe behoort. Philax, en daarom kan ik mij met hem niet
inlaten.
Philax hoort thuis bij schrijvers die hunne tegenstanders
laten zeggen en denken wat zij nooit gezegd of gedacht
hebben, maar wat hen gehaat of verdacht zou kunnen maken.
Zij beroemen er zich op, dat, zij tusschen de regels
kunnen lezen. Dit nu is een gevaarlijke kunst want men
kan baar niet controleereu. Ik althans wil alles verantwoor
den wat ik inderdaad heb geschreven maar niet wat de
verbeelding van Philax en anderen tusschen de regels gelieft
te lezen. Ik ontzeg ieder liet recht, aan miju woorden een
anderen of verder strekkeudeu zin toe te kennen dan zij in
onze taal bezitten.
't Is inderdaad vermakelijk de verschillende gevolgtrekkin
gen op te merken waartoe deze lezers tusschen de regels
door hunne achterdocht worden gebracht. Zij vertrouwen
niet. wat men zegt, zien overal adders m 't. gras, veronder
stellen altijd bijoogmerken en geheime bedoelingen. Zij
verdenken en maken verdacht. In 1S60, bij de oprichting
der vereeniging tot viering van 'Jen 8*eleii hie'CI.. .behoorde
ik tot de personen die door den heer AWeramgk 'fhijrtissac
tion uitgemaakt voor hartstochtelijke royalistendie den
toestand van vóór 1798 terugwenschten die de vrijheid
en gelijkheids-beginselen miskenden, de Grondwet trachtten
te ondermijnen en niets huldigden dan wat een oranjen
rok draagt; bij de verkiezingen in October 1866 werd ik
gerangschikt onder de trgenstanders van het Vorstelijk gezag
onder de sloopers der Koninklijke rechtenen nu ben ik
een Jacobiju geworden, een banton, een Robespierre, een
voorstander van de guillotine, die //even gemakkelijk Willem
lil op liet schavot zou breugen, als in dien tijd Lodetcijk
XVI en duizeude edelen van alle leeftijd en geslacht door
die r o o d e h e e r e n er op gebracht werden 1"
Wat moet men denken van zulke beoordeelaarsvan zulke
voorlichters der openbare meening?
Ziedaar eens voor altijd kortelijk uiteengezet, waarom ik
niet zal antwoorden op alles wat Philax en de zijnen omtrent
mij zullen gelieven te schrijven en waarom de Alkmaarsche
Courant geen strijd meer zal voereu met het Weekblad voor
Alkmaar en omstrekendat reeds meer dan genoeg heeft
getoond tot die bladen te behonren die van verdachtmaking,
scheeve voorstelling, bedrog en misleiding leven, en door
geen fatsoenlijk man, van welke partij ook, behoorden
ondersteund of gebruikt te worden.
W. van der KAAY.
Het woord //siooper" heeft voor de meeste menschen een
onaangenamen klank. Zij stellen zich daarbij iemand voor,
die een schoon buitenverblijf, een door historische herinne
ringen merkwaardig gebouween model van uitmuntenden
of zelrizamen bouwtrant onder den moker doet verdwijneu
om er misschien een aardappelenveld of een onbeduidend
modern gebouwtje voor in de plaats te stellen. Sloopen
is iets hatelijks; 't maakt puin eu stof, en laat een bouw.al
of een woeste verlaten ruimte over. Sloopen is vernielen
afbrekenomverwerpen. Daarom is //siooper" een scheld
woord geworden, dat in den laatste» tijd op staalkundig
gebied zeer in den smaak is gekomen.
De verdedigers van het tegenwoordig Ministerie plachten
gaarne onze vroegere Ministers uit te maken voor sloopers
van ons belastingstelsel en in 't, bijzonder van onze Indische
haten. De partij die tot nog toe aan de regeering was -
klonk het in September en Octoher van het vorige jaar in het
Dagblad, en de weergalm van dit wachtwoord werd door tal
rijke kleinere volgelingen voortgeplant heeft Iudië aan den
rand des afgronds gevoerd en de financiën van den Staat
in een toestand van verwarring gestuurd. In eeu voorzich-
tiglijk niet geteekende circulaire tot inlichting der kiezers
in het district Alkmaar verspreid werd verzekerd dat, de
vorige Ministeriën de zaken in de Oost zoo hadden verward
dat van daar nu reeds niet meer dan hoogstens 2 a 3 mil-
lioen in de schatkist zou vloeien eu dat zij de zaken hier
te lande zoo hadden bestuurd dat, waar talrijke millioenen
aan schulddelging konden worden besteed en aan het af
schaffen van lasten ernstig kon worden gedachtnu integen
deel de vrees was ontstaan dat de Staat nieuwe schulden
zou moeten aangaan of nog zwaardere lasten aan de bevolking
opleggen.
Een merkwaardig antwoord op dien alarmkreet werd de
zer dagen door den Minister van Financiën gegevendie
Irouweiis bij zijn optrediiig evenzeer een alles behalve ge
ruststellend overzicht over onzen financiëelen toestand ten
beste gaf. Op 8 Juli II. werd namelijk door dien Minister
hij de Tweede Kamer eeu wetsontwerp ingediend tot wij
ziging der Wet op de Middelen voor het dienstjaar 1866 eii
aanvulling van die voor het dienstjaar 1867, waarbij onze
financiëele toestand in een geheel ander licht voorkomt.
Wanneer het gebleken was dat de dienst over 1867 inder
daad met een tekort zou sluiten had men zich daarover
niet al te zeer behoeven te verwonderen. Immers bij de
begrooting werden de staatsuitgaven geraamd op ruim 104
millioenmaar ten gevolge van reeds aanhangig gemaakte
of nader aan te bieden wetsontwerpen zou die som nog met
13 millioen worden verhoogd, en dus tot een bedrag van
ruim 117 millioen klimmen. En toch, geen leening is uoo-
dig, geen nieuwe belastingen zullen ons worden opgelegd,
en in plaats van een tekort zal de dienst van het loopende
jaar vermoedelijk een batig slot opleveren van bijna twee
millioen. Het jaar 1866, dat volgens 's Ministers vroegere
beschouwingen evenzeer zou sluiten met een tekort, sluit
intusschen met een batig slot van bijna acht millioen.
En waaraan hebben wij deze gelukkige uitkomst te danken
Heeft misschien de tegenwoordige Minister van Financiën
orde gebracht in den staat van verwarring, nieuwe bronnen
van inkomsten geopend, en daardoor het vaderland gered?
Och neen, tot nog toe beeft Z. E. alles bij het oude gelaten.
Uij heeft voorshands berust in den toestand door zijn voor
gangers in't leven geroepen, en zal er waarschijnlijk voortaan
in blijven berusten nu ondanks de verwarring en den drei
genden afgrond de uitkomst zoo bevredigend is. Bijna alle
bronnen van inkomsten hebben in 1866 meer opgebracht dan
men bij de begrooting had geraamder is in 't geheel bijna
18 millioen meer ontvangen dan men had durven vermoeden.
En de bijdragen uit Indie die men op 25 millioen had ge
steld bedroegen, niet 2 a 3 millioen zooals de hangmakers
tijdens de verkiezingen meenden te moeten verwachten maar
31 millioen 1
Misschien zal deze uitkomst den schrik voor de sloopers
van ous belastingstelsel en onze Indische baten bij onze
goede burgerij ook wel eenigszins verminderen.
Maar Iudië is ook uog niet geslooptzal men antwoor
den 't is alleen maar aan den rand des afgronds
gevoerd; liet laatste stootje moet nog gegeven worden
maar dan ook stort liet er in, en het batig slot er bjj.
Goed; maar gij moogt niet ontkennen, dat in September en
October van het vorige jaar werd verzekerd, dat de zaken
in de Oost. bereids in zulk een toestand vau verwarring ver-
keeren dat van daar nu reeds nog maar hoogstens 2
a3 m 1 11 i o e n in de schatkist zullen vloeien.
Vreest gifiïit,Ya'tlot menu niet meer zal gelooven wanneer
gij op nieuw de rïn ^.6.»ft"ngmaker gaat spel^? Komt Hc
gedachte nooit bij uop, alarmklokluider?dat ménSc.?®'
zal leeren lachen met uw onheilsprofetieëneu het wooru
//siooper" zijn verontrustende kracht zal verliezen Of meent
gij er op te mogen vertrouwen, dat de Nederlandsche burger
geen acht op deze dingen slaat, niet onderzoektniet leest,
niet nadenkt zoodat hij zich het eeue jaar niet herinnert
wat er in het vorige jaar is gebeurd bij gevolg niet bespeurt
dal hij is gefopt, en zich alzoo even gemakkelijk weer fop
pen laat
lot nog toe hebben de //sloopers" ons op financieel gebied
alzoo niet veel kwaad gedaan. Maar dit daargelaten. Het
geldofschoon voorzeker geen onverschillige zaakmag
toch niet onze eenige, zelfs niet onze eerste en voornaamste
maatstaf zijn. Een liooger beginsel moet hier beslissen
ecu beginsel van eerlijkheid en rechtvaardigheid. Laat ons
daarom, afgescheiden van het geldelijk belang, onderzoeken
of inderdaad ten opzichte van ons koloniaal beheer het
woord //siooper" noodzakelijk een beleediging moet bevatten.
Het sloopen van een goede, rechtvaardige, nuttige in
richting, zonder er iets beters voor in de plaats te geven,
is ongetwijfeld een wandaad. Maar wat zult ge zeggen
van den siooper. die een oud bouwvallig sebouw omverhaalt
dat gevaarlijk werd voor den bewoner Wat van den sioo
per. die eeu woning voor den moker doet vallen, waarvan
de ongezonde liggingde vochtige muren en dompige ver
trekken de gezondheid der bewoners bedreigden Wat van
den siooper, die de oude kleine schutsluis afbreekt omdat
de grootere vaartuigen waarvan de handel zich in onzen
tijd bedient, een ruimer doortocht eisehen Zult ge niet
moeten erkennen, dat die siooper een nuttig werk verricht
en ondersteuning verdient in zijn plannen? De vraag of
het. woord //siooper" een scheldnaam of een eeretitel is
hangt dus geheel af van de waarde der zaak die gesloopt
wordt. Er moet dus onderzocht worden, of ons beheer van
Iudië op een goeden, rechtvaardigen grondslag berust, en
of er geen smet kleeft aan de vruchten die wij er van
plukken. Valt dit onderzoek gunstig uitalle eerlijke man
nen zullen zich tot //behouders" verklaren, en er slechts
op uit zijudit goede stelsel meer en meer te ontwikkelen en
vruchtbaar te doen worden voor kolonie en moederland. Valt
het oordeel echter ongunstig uitdan is het de plicht van
elk eerlijk man een //siooper" te zijn en mede te werken
tot de afbraak van dit. werk der ongerechtigheid, om het
door een ander en beter te doen vervangen.
Neen beweren sommigen niet sloopen, maar verbeteren.
Niet afhrekeu niet. vernielen niet alles omverwerpen niet
liet bestaande verwoesten om geheel nieuwe zaken er voor
in de plaals te stellen. Dat is niet de veilige weg van ge
leidelijke hervorming en ontwikkeling. Dat is de weg der
revolutie, die tot verwarring en ellende leidt, en uitloopt
op een woestijn. Van liet bestaande moet men uitgaan het
bestaande moet gezuiverd, van zijn gebreken ontdaan, zooveel
noodig verbeterd en voorts meer en meer ontwikkeld wor
den. Nog eens, geen gewelddadige omkeering, maar gelei
delijke ontwikkeling is onze leuze, en daarom zullen wij
ons nooit bij de „sloopers" aansluiten.
Op zich zelve klinkt deze taal uitnemend. Men zou
haast, geneigd zijn er terstond onvoorwaardelijk mee in te
stemmen. Niet sloopen, maar verbeteren -- ja, als de zaak
voor verbetering vatbaar is. Maar wat, als het huis dreigt
in te storten en de fundamenten niet dengen Zal een
verstandig man dan toch trachten te verbeteren en te her
stellen en niet sloopen? Wat, als de gebreken onherstel
baar zijn? Als onze houten oorlogschepen tot bruikbare
verdedigingsvaartuigen zijn te makenen van onze tegen-