ALKMAARSCHE COURANT
Negenenzestigste Jaargang.
Mo. 31.
Zondag
A Augustus.
©fficiccl (öcbccltc.
Politick (Docrzicht.
ütLlckcli jkc.ohc ticrichtcti.
Deze Courant, wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post 4,
Brieven franco aan de Uitgevers
HER M". COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 1— 5 regels 0,75, voer
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag
vroeger.
VERGADEliING van den RAAD der Gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, den 7 Augustus 1867, des namid
dags ten 6 uur.
Namens den Voorzitter van den Raad
SPANJAARDT.
De KAMER van KOOPHANDEL en FABRIEKEN te
ALKMAAR maakt bekend, dat van Maandag 5 tot Zaturdag
10 Augustus e.k„ van 's voormiddags 10 tot. 's namiddags
2 uren. in haar gewoon lokaal op het Stadhuis, ter lezin
zullen liggen
1. Statistiek van het Koningrijk der Nederlanden behelzende
de staten van de in- uit- en doorgevoerde voornaamste
handelsartikelen gedurende de maand April 1867.
2. Eene opgaaf van den handel en de «cheepvaart van Groot-
Brittanje en Ierland, gedurende de maand December en
de overige maanden van 1866.
3. Statistiek van den invoer te Lubeck over 1866
4. Verslag van den toestand der provincie Noord-Holland
over het jaar 1866.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voorn.,
Alkmaar, F. M. AGHINA, Voorz.
2 Aug. 1867.J. P. KRAAKMAN. Secret.
«Er bestaat geen spanning in de betrekkingen tot het
buitenland; er worden geen krijgstoerustingen gemaakt,; ook
wordt er niet aan het. oprichten van meer legerkampen ge
dacht. Al deze en dergelijke geruchten hebben hun bestaan
alleen aan beursspeculatiëu en der Regeering vijandige bedoe
lingen te danken. Het Kabinet van Florence heeft krachtige
maatregelen tot bescherming der Pauselijke, grenzen genomen
en het September-verdrag zal streng worden gehandhaafd.
De Fransche Regeering vertrouwt, dat deze wederlegging
der in omloop zijnde geruchten elke beduchtheid bij het
publiek zal wegnemen."
Zoo heeft de Monileur, de ofliciëele Fransche Monitcur
gesproken. Of daarvoor echter inderdaad alle beduchtheid
bij het publiek is weggenomen zal later blijken. Tot nos
toe is daarvan niet veel te bespeuren. Het publiek
vreest oorlog gelooft dat de Fransche Regeering niet af-
kecrig is van een oorlog, en vertrouwt daarom de gerust
stellende verzekeringen dier Regeering al zeer weinig. Of
het publiek gelijk heeft, is een vraag die wel een opzettelijk
ondersoek verdient en niet gemakkelijk is te beantwoorden.
Dat Pruisen geeu reden kan hebben om een oorlog met
Frankrijk te begeeren wordt vrij algemeeu toegestemd. Het
heeft er integendeel groot belang bijmet dien machtigen
nabuur in goede verstaudhoudiug te blijven opdat, het, niet.
gestoord worde in de vorming van het. Noord-Duitsch-Ver
bond en in zijn pogingen om de Ztiid-Duitsche staten, zoo
al niet tot aansluiting daarbij te bewegen, althans in de
verhouding van vrienden eu hondgenooten te brengen en
te bevestigen. De Norddeutsche Zeilung wijst er dan ook
op, dat het, Duitsclie volk en de üuttsche staatslieden in
de Luxemburgsche kwestie getoond hebben door toe te
stemmen in de ontruiming van die belangrijke vesting, dat
inderdaad bezadigdheid het richtsnoer hunner handelingen
is. Het blad erkent, dat de ligging der Luxemtiurgsche
vesting aan de Fransche Regeering aanleiding gaf om zich
met deze zaak te bemoeien, doch te gelijk met andere
Duitsche bladen verzekert het, dat alle partijen in Duitsch-
land zich ten sterkste zouden verzetten tegen elke inmenging van
vreemden invloed in zuiver Duitsche aangelegenheden. Pruisen
behoort geen twist te zoekenroept, een ander blad uit
maar het behoeft nog minder voor twistzoekers uit den weg
te gaan.
Het laatste is inderdaad zeer juist. Zelfs zou men er
kunnen bijvoegen: het kan, het mag voor twistzoekers
niet uit den weg gaan. Het moet zich steeds gedragen als
de natuurlijke beschermer van het groote Duitsche vader
land als de altijd strijdvaardige kampioen voor Duitschlands
eer. Daarin ligt zijn kracht de vervulling dier taak is de
toovermacht die aan Pruisen den bijval van geheel Duitsch-
land waarborgt. Toont het zich daarbij niet ijverig, onver
zettelijk en onverschrijkkendan is het ontrouw geworden
aan zijn roepingde reden waarom het zich aan de spits
van Duitschland heeft geplaatst is vervallen en op welken
grond zou het bij de Zuid Duitsche staten kunnen aandrin
gen om zich aan te sluiten bij het Noorden dat reeds zijn
leiding heeft aangenomen
Pruisen kan dus geen reden hebben om een oorlog te
verlangenmaar aan den anderen kant zich moeilijk aan
een oorlog omtrekken, wanneer Duitschlands eer of belang
op 't spel schijnt te staan. Het hooge standpunt, waarop
het zicli zelf heeft geplaatst, vordert dat het zich steeds
onverschrokken en strijdvaardig toone. Frankrijk weet dit,
en daarom zal het er zijn gedrag jegens Pruisen naar in
richten. Wil het oorlog met, dezen staat, niets is gemak
kelijker; want Pruisen kan zich zeer weinig laten welgevallen.
Het staat als schildwacht op de grenzen van het Duitsche
vaderland en is verplicht wer da te roepen op het minste
gerucht. Het heeft zich opgeworpen tot beschermer van
den üuitschen bodem eu mag geen stap terugtreden ook
niet voor den machtigsten indringer of beleediger. Zoo
iemand slechts voor eigen veiligheid eu eigen eer heeft te zor
gen, is hij ook alleen aan zich zelveu verantwoording schul
dig. Hij kan zelf beslissen, wanneer hij zijn veiligheid be
dreigd, zijn eer aangerand acht. Anders is het evenwel ge
legen met hem die ook anderen heeft uitgenoodigdzich
aan zijn leiding aan zijn bescherming toe te vertrouwen.
Aller oogen zijn op hem gevestigd of hij werkelijk door
daden zal toonen het vertrouwen te verdienen dat hij ge
vorderd heeft. Geen zijner beschermelingen mag ooit zijn
macht betwijfelen geen schijn van zwakheid mag hem aati-
kleveu, want ook nog anderen moeten uitgelokt worden
schutse te zoeken onder zijn dekkend schild.
Maar wat, kan Frankrijk bewegen oorlog te zoeken met
Pruisen? Wat verlangt hel? Wat zou het door den oorlog
kunnen winnen? Grondgebied misschien? Niemand kan
in vollen ernst beweren, dat Frankrijk daaraan behoefte heeft
Het heeft toch dikwijls genoeg getoond zal men wellicht
opmerken dat het. den Rijn tot grensscheiding begeerde
en zijn grenzen gaarne tot, aan dien stroom zou uitleggen.—
't Kan niet ontkend worden maar nooit heeft zich in de
laatste jaren in de Duitsche Rijnprovinciën eenige neiging
lot Frankrijk geopenbaard; geen enkel teeken is door de
bevolking gegeven waaruit, men zou kunnen opmaken of
dat zelfs maar tot, voorwendsel zou kunnen dieuen voor de
bewering, dat zij instemde met de leer der natuurlijke gren
zen, en ontrouw zou willen plegen je ens het Duitsche va
derland door zich in de arinen vau Frankrijk te werpen,
k au Franschgezindlieid vau den lust om bescherming of
bondgenootschap te zoeken bij Frankrijkschijnt Duitschland
voor goed genezen. De geest van 1813 is er nog niet ge
storven; hij slaapt zrlfs niet; en waar hij zich thans stil en
rustig houdt., waar men thans niets van hem bespeurt, daar
zou hij zich by zekere gelegenheden eensklaps op verrassende
en krachtige wijze vertoonen.
Men doet Keizer Napoleon onrecht, wanneer men hem d
begeerte toedicht, om een of anderen machtigen staat met
geweld een gedeelte van zijn grondgebied te ontrooven in
strijd met den wenseh der bevolking. Daartoe bezit hij te
veel gezond verstand. Wat zou dat lapje gronds aan Frank
rijk baten 't Zou niet alleen een lastpost zijn eeu milde
bron van klachten en onaangenaamhedenmaar wal meer
ishet zou de oorzaak zijn van een voorldurenden wrok
tusschen Duitschland en Frankrijk de blijvende twistappel
tusschen twee groote natiën. Duitschland zou er niet in
berusten al m-'Cht Frankrijk zegevieren. Bet zou bij elke
gunstige gelegenheid het verlorene trachten te herwinnen.
Het zou niet, rusten, voor een tweede slag bij Leipzig,
voor een tweede Watcrloo-dag herstel van grieven braeiit.
Een strijd tot verovering van Duitsch grondgebied zou geen
afloopende veldtochtgeen weldra door een vredesverdrag
besliste oorlog zijn, maar het begin eener lange worsteling
tusschen twee volken, meermalen door krachtsuitputting ge
schorst maar telkens op nieuw hervat totdat eindelijk de
beleedigde partij volkomen voldoening zou hebben verkregen.
Frankrijk heeft indertijd zijn gebied vergroot door de aan
hechting van Savoye en Nizza maar dat geschiedde in over
leg met Sardinië; 't was de prijs waarvoor aan dien staat,
hulp werd verleend tegen Oostenrijk. Nu heeft Pruisen
Fraukrijks hulp niet noodig, en het, behoeft daarom ook geeu
oon te betalen. Mocht het er soms toe kunnen besluiten
ii bondgenootschap met Frankrijk tegen andere staten te
handelen dan zou er sprake kunnen zijn van een minne
lijke overdracht van groudgebiedmaar dan zou het ook
zijn goeden naam in Duitschland voor altijd verbeuren. Doch
dit ligt buiten onze besrhouwing. Wij gingen de kansen
na van een oorlog tusschen Frankrijk en Pruisen en niet
van een bondgenootschap tusschen die beide staten.
Waarom zou Frankrijk dan oorlog willen voeren tegen
Pruisen behalve tot verovering van grondgebied wat niet,
aannemelijk schijnt? De oorlog met Denemarken is gevoerd,
zonder dat Frankrijk tusschen beide kwam, ofschoon het
daarbij waarschijnlijk zelfs op de hulp van Engeland had
kunnen rekenen. De vrede van Weeneu heeft er een eind
aan gemaakt, eu Denemarken heeft afstand gedaan van
Sleeswijk en Holstein. De oorlog tusschen Pruisen en Oos
tenrijk is gevoerdzonder dat Frankrijk tusschen beide is
gekomen; de vrede vau Praag heeft er een eind aan gemaakt,
en zoolang Pruisen dit vredesverdrag niet, schendt, zal wel
elke Europesche mogendheid in den tegenwoordigen stand
der zaken berusten. Voldoet Pruisen er niet aan toch heeft
Frankrijk uiet het recht zich ongeroepen er in te mengen
liet vredestractaat is tusschen de oorlogvoerende Duitsche
staten gesloten, en Frankrijk staat er buiten. Laten de
belanghebbende partijen toe, dat liet niet wordt nagekomen,
Frankrijk is niet bevoegd de naleving te eischen.
Bij den vrede te Praag werd tusschen Pruisen en Oostenrijk
bepaald, dat de bevolking van noordelijk Sleeswijk zelve door
slemming zal uitmaken, of zij tot Deuemirken of tot Pruisen
zal behooren. Tot nog toe heeft Pruisen aan die bepaling
geeu gevolg gegeven; maar het vprklaart. zich bereid er aan
te voldoen, zoo slechts Denemarken voldoende waarborgen
aanbiedt voor de eerbiediging van de rechten der Duitsehers
die dat gedeelte van noordelijk Sleeswijk bewonen waarvan
de meerderheid der bevolking zieh bij de stemming voor
Denemarken zal verklaren. De Pruisische Regeering heeft
daarom aan de Deensche gevraagd, welke waarborgen zij tot
dat einde zou willen geven. Het antwoord der Deensche
Regeering was eenvoudig en waardig. Vooreerst brengt zij
in herinnering, dat de Deensche wetten uiterst liberaal zijn
en aan alle ouderdanen van het Deeusche rijk, alzoo ook
aan de Duitsehers die er wonen dezelfde rechten verzekeren.
In de tweede plaats en dit is vooral van belang met
betrekking tot, de kwestie waarmee wij ons nu bezig houden
- verschoout, de Regeering van Koning ChriHiaan zich van
alle medewerking tot bepaling der grenzen van het aan De
nemarken terug te geven grondgebied, omdat, Denemar
ken door het vredesverdrag van Praag uit
gesloten is van de bevoegdheid om zelf eenig
voorstel in deze zaak te doen. Echter verklaart
de Deensche Regeering zich ten slotte bereid om met de
Pruisische, wanneer deze haar daartoe uitnoodigt, in onder
handeling te treden.
Dit is inderdaad het juiste slandpunt. De Koning van
Denemarken had reeds bij het vredesverdrag dat hij in 1864
te Weeuen met Pruisen en Oostenrijk sloot afstaud gedaan
van al zijn rechten op Sleeswijk Holstein eu Lauenburg
ten behoeve van den Koning van Pruisen en den Keizer
van Oostenrijk, en zich verboudeu alle bepalingen te zul
len erkennen die deze vorsten betreffende de Hertogdommen
zouden maken. Bij het vredesverdrag in 1866 te Praag
usscheu Pruisen en Oostenrijk gesloten kwamen de Her
togdommen tot nog toe door de beide staten gezamen-
- bezeten aan Pruisen maar werd gelijk gezegd is
bepaald dat de bevolking van het noordelijk gedeelte van
Sleeswijk zelve door stemming zou verklaren of zij bij Prui
sen of bij Denemarken wilde behooren. Deze bepaling be
vatte dus wel een mogelijk voordeel voor Denemarken," maar
een voordeel dat het nimmer zelf zou kunnen vorderen. Het
had reeds eenmaal voor goed afstand gedaan van al zijn
rechten. Pruisen heeft zich jegens Oostenrijk verbonden tot
het houden der volksstemming, en Oostenrijk alleen heeft
het recht, wanneer het dit verkiest, van Pruisen de nako
ming van het tractaat te eischen.
Zal Oostenrijk zich echter wel veel moeite geven ten be
hoeve van Denemarken? Een oorlog zal het er zeker niet
om voeren. Waarschijnlijk zal het zooveel mogelijk aan
Pruisen zelf overlaten, in hoever deze staat aan het Prager
verdrag wil voldoen. Want in deze zaak is de stelling van
Pruisen alweer bijzonder gunstig. Het kan de Duitsehers in
Noord-Sleeswijkten wier behoeve de nationale oorlog tegen
Denemarken gevoerd is niet op nieuw overleveren aan de
Deensche willekeur, ook dan niet, wanneer Frankrijk den
on bil Iijken etsch daartoe stelde. Zoo spreekt de Kreuz-
Zeitungen daarin ligt Pruisens kracht. Pruisen wil Noord-
Sleeswijk we! aan Denemarken afstaanzoo de bevolking
dit, wil, maar het verlangt waarborgen voor de rechten der
aldaar wonende Duitsehers. Zoo blijft het zijn roeping ge
trouw zoo is het altijd en overal de beschermer der Duit
sehers de wakkere onverschrokken strijder voor hunne rech-
ten tegen elk die ze zou willen aanranden zelfs tegen Frank
rijk zoo het moest Zoo wint de Pruisische Regeering
in deze zaak den bijval van geheel Duitschland geen enkele
Duitsche staat zal zich althans openlijk tegen haar verklaren.
Of kan men 't haar euvel duiden, dat ze wellicht te sterk
ijvert, voor de rechten der Duitsehers En wat zal Oosten
rijk hierop zeggende eenige staat die bevoegd is op de
volksstemming aan te dringen Oostenrijk dat zelf in ver-
eeniging met Pruisen oorlog heeft gevoerd om deze arme
Duitsehers vau de Deensche willekeur te verlossen zal het
uu eischen dat diezelfde Duitsehers op nieuw zonder vol
doenden waarborg voor de eerbiediging hunner rechten aan
de Denen worden overgeleverd En Denemarkenals
liet misschien met Pruisen in onderhandeling treedtzal het
ooit aan dien eisch kunnen voldoen? Neen, onmogelijk;
want daardoor zou het niet meer vrij zijn op eigen bodem
daardoor zou zijn binnenlandsch bestuur onderworpen zijn
aan het voortdurend toezicht, aan de aanmerkingen en zelfs
aan de feitelijke tusscheukomst van Pruisen. Maar in elk
gevai heeft Denemarken niets te eischen, niets te vorderen.
Het kan alleen de aanbiedingen van Pruisen aannemen of
weigeren. Oostenrijk alleen kan eischen maar zal het niet
doen en als het eischte zou Pruisen er geen gevolg aan
geven. Zou Oostenrijk dan misschien den bijstand van
Frankrijk inroepen? Niet waarschijnlijk, zelfs in dat reeds
zeer onwaarschijnlijke gevalwant daardoor zou het geheel
Duitschland voor altijd van zich vervreemden 't zou een
verrader worden gescholden van het Duitsche vaderland.
Maar Frankrijk, dat geen recht van spreken zou hebben,
heeft toch gesprokenwel niet op aandrang van anderen,
maar uit eigen beweging, 't Is waar; maar hoe? «Er is te
Berlijn geen nota van de Fransche Regeering overhandigd
of voorgelezen, r.och betreffende Sleeswijk, noch betreffende
eenige andere kwestie," zegt de Moniteuren dat blijkt
waarheid. Reeds twee maanden geleden heeft er een gedach-
eiiwisseliug plaats gehad tusschen het Hof te Berlijn en de
groote mogendheden omtrent de uitvoering van het Prager
veidrag. Onlangs hebben Frankrijk en Rusland nog hunne
meening uiteengezet in dépêches aan hunne gezanten te Ber
lijn en de Fransche gezant heeft daarvan mededeeling gedaan
6en "esPrek ,lne'' ^en 'Icer von Thiledie den afwezigen
Minister von Bismarck vervangt. Het voorlezen of over
handigen van een nota aan de Pruisische Regeering zegt
de Fransche Constilutwnnel te recht zou een zeer ernstige
zaak zijn geweest maar het bestaan van dépêches aan den
Franschen zaakgelastigde te Berlijn behoeft de aandacht der
openbare meening niet tot zich te trekken.
Maar zal de Fransche Keizer misschien niet genoodzaakt
zijn ondanks zich zeiven oorlog met Pruisen te voeren om
afleiding te verschaffen aan de toenemende ontevredenheid
in zijn eigen land en het leger genoegen te doen dat de
eenige steun is van zijn wankelenden troon - Het antwoord
op deze vraag mag zijn: zoo wanhopig blijkt de toestand
van het Fransche Keizerrijk vooralsnog niet. te zijndat
Napoleon III, ten einde raad als laatste redmiddel alles op
het spel zou zetten en alleen zonder boudgenooten een
oorlog zou voeren zonder aanleiding, zonder doel, alleen om
oorlog te voeren, en waarvan de uitslag wel eens niet in het
voordeel van Frankrijk zou kunnen zijn.
W. v. D. K.
i* it a i m K
legen de Afgevaardigden Twesten en Lasker is wederom
eene vervolging ingesteld, ter zake hunner bemoeiingen als
leden der nationaal-liberale kiesvereeniging en wegens de
onderteekening van het manifest dier vereeniging aan de
kiezers voor den Rijksdag.
De Sultan heeft den Koning de orde van Osmanie in bril
janten geschonken.
Den 23 heeft de Staat het hertogelijk paleis te Wiesbaden
in bezit genomen. De voormalige grootmeester van den
hertog de heer v. Grafenherg, thans in Oostenrijksch Silezie
gevestisrd heeft den 24 eene aanklacht wegens eigeudoms-
schennis ingediend.
In den nacht van den 24 is de synagoge te Keulen geheel
afgebrand.
De h ólnisc.he Zeitung is den 30 in beslag genomen wegens
een hoofdartikel, waarin met afkeuring gesprokeu werd van
sommige laatstelijk voor de nieuwe provinciën uitgevaardigde
wetten en besluiten.