ALKMAARSCHE COURANT No. 40. Negenenzestigste Jaargang. Zondag 15 September. #fficiccl (Qcbccllc. Patenten. Politiek ©ocfsicht. Hicmvsti jbitujeu. Deze Courant wordt, wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per jaar f 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post 4.— Brieven franco aan de Uitgevers HERM". COSTEH ZOON. De Advertenties kosten van 15 regels 0,75, voer elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag vroeger. ■RU -anire van nroefneming wordt tot 1°. October ook Woensdags avonds gratis een N°. der ALKMAARSCHE COURANT uitgegeven; de prijs zal alsdan worden voor Alkmaar f 1.271 en franco per post buiten deze stad f 1.50 per kwartaal. Beleefdelijk verzoeken wij onze geabonneerden zich „AA. oM.a». tn willen verklaren, zoo zij niet gezind zijn het abonnement op dien voet v orttezetten. -r„mr.-D-rr-xrDm DE UITGEVERS. alsdan worden voor a ik maar i tn nautu poi puou - "r ~r vóór b October te willen verklaren, zoo zij niet gezmd zijn het abonnement op dien voet v orttezetten. Advertentiën voor die Nos, worden ingewacht Woensdags namiddags uiterlijk tot een uur. PROVINCIALE WATERSTAAT VAN NOORDHOLLAND. AANBESTEDING. Op Diugsdag den 24 September 1867, des namiddags ten half drie ure, za! aan het lokaal vau het provinciaal besiuur van Noordliolland te Haarlem bij enkele inschrijving wor den aanbesteed Het maken van steenglooijingen enz. tot versterking van de Pettemer Zeewering. De bestekken zijn met de daarbij belioorende situatie-tee- kening, tegen betaling van 25 cents per exemplaar, te ver krijgen aan het lokaal van het provinciaal bestuur voornoemd en aan het bureau voor buitenlaudsche paspoorten op den Dam te Amsterdam. Aauwijzing in loeo zal worden gedaan op Zaturdag vóór de besteding, van des voormiddaes 10 tot des namiddags2 ure. Inlichtingen zijn te bekomen bij den hoofdingenieur van den Waterstaat te Haarlem, bij den ingenieur J. F. W Conrad en bij den opzigter F. J. Krieger, beiden te Alkmaar BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR maken zoowel aan de ingezeteneu dier gemeente als aan de bewoners der omstreken bekend, dat, volgens art. 16 der wet, houdende regeling van het middelbaar onderwijs, aan de omstreeks 1 October a.s. te openen Rijks hoogere bur gerschool met drie jarigen cursus te Alkmaar, ouderwijs wordt gegeven in de volgende vakken a. de wiskunde b. de eerste beginselen der natuur- en scheikunde; c. de beginselen der plant- en dierkunde; d. die der staathuishoudkunde e. die van het boekhouden de aardrijkskundeg. de geschiedenish. de uederlandsche taal; i. de fransche taal; k. de engelsehe taal; l. de hooeduit- sche taal; m. het schoonschrijven; n. het baud- eu regtlijnig teekenen o. de gymnastiek. Dat het schoolgeld voor het onderwijs in alle vakken bedraagt f 30 's jaars voor één leerling eu voor den tweeden leerling uit betzelfde gezin f 15, terwijl voor het bijwonen van enkele lessen iu bepaalde vakken wordt betaald 7 of f 14 's jaars, naar gelang het onderwijs gedurende 1 of 2, dan wel gedurende 3 of meer uren 's weeks gegeven wordt, Burgemeester en Wethouders achten het niet ondienstig optemerkendat de Hoogere Burgerschool bestemd is voor leerlingen uit alle klassen der maatschappy, zoowel binnen als buiten deze gemeente wonende, en dat, om tot de lessen te worden toegelateneen voorafgaand examen wordt ge vorderd waaruit blijkeof zijdie de school wenschen te bezoeken, de kundigheden bezitten, vereischt om het onder wijs met vrucht te kunnen bijwonen, wordende de bepaling van het programma van dat examen en den dag waarop het gehouden wordt, door den directeur dier instelling later bekend gemaakt. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 31 Aug. 1867. Be Secretaris, SPANJAARD!'. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ALKMAAR maken alsnog, zoowel aan de ingezetenen dier gemeente als aan de bewoners der omstreken, bekend, dat, blijkens eene later ontvangene missive van den heer inspec teur van het middelbaar onderwijs voor de provincie Noord- Hollaud het schoolgeld voor het volledig ouderwijs aan de de Rijks hoogere burgerschool aldaar kwartaalsgewijze moet worden betaald; de kwartalen zijn: 1°. Augustus, Septem ber en October; 2°. November, December en Januarij 3°. February, Maart en April; 4°. Mei, Junij en Julij. Ge deelten van kwartalen worden bij de berekening voor geheele gerekend; alleen is bepaald dat, uithoofde van de opening der school op 1 October 1867, over het. kwartaal eindigende den 31 October 1867, slechts 2.50 zal worden betaald. De schoolgelden voor enkele lessen zijn verschuldigd voor het geheele jaar, gedeelten van het jaar worden daarbij voor een geheel gerekend. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 4 Sept. 1867. Be Secretaris, SPANJ AARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene keunis; Dat.de VOL J A ABSPATEVTEK kunnen afgehaald worden van de gemeentesecretarie, van heden tot en met 21 September a.s., 's morgens van 9 tot 2 ure. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 7 September 1867. Be Secretaris. SPANJAAllDT. POLITIE. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van politie voorhanden het navolgende gevondenete weteneen zwart zijden koord met dito kwasteneen gouden oorhangertje met roodsteentjeeen schroef- of rijtuigsleuteltwee huissleutels, een zweepje en een balk van ongeveer 10 voet. «Vrede' roept de Keizer der Franschen. «Vrede" herhaalt de Koning van Pruisen. De bijeenkomst te S.-dzburg heeft geen ander doel gehad dan beleefdheden en vredelievende verklaringen met. elkander te wisselen. De taak die de Noord- Duitsche Bond heeft te vervullen, is een werk des vredes. Ook de sterkste twijfelaar zal moeten erkennen dat deze verklaringen niets te wenschen overlaten en de ongeloovig- ste woordenzifter zal te vergeefs in de toespraken der beide vorsten naar uitdrukkingen zoeken die min of meer een oor- logzuchtigen gpest verraden. Er blijft slechts ééne vraag overzijn die geruststellende woorden te vertrouwen Wat de samenkomst te Salzburg betreft, doet het er weinig toe, wat de bedoeling van den Franschen Keizer mag geweest zijntoen hij zijn Oostenrijkschen broeder weuschte te ontmoeten. De vraag is, wat er op die bijeen komst. is besproken en bepaaldwelke vruchten zij heeft opgeleverd. En dit schijnt inderdaad niet veel te zijn. Oos tenrijk heeft zich ongeneigd getoond om zich met Frankrijk te verbinden tot stuiting der verdere uitbreiding van Pruisen in Duitschland ten zuiden van de Mainlinie. Daarover kan niemand zich verwonderen. Het, blijkt, toch dat. de Oosten- rijksche regeering zich met al den ernst dien de zaak ver dient op een afdoende regeling der binnenlandsche aangele genheden toelegt. Ongetwijfeld is er tol de bevrediging van Hongarije reeds een belangrijke stap gedaan, maar nog altijd blijft het. uiterst gewichtige punt eener billijke verdeeling van de geldelijke lasten over. Tot nog toe toonen zich de Hon garen in dit opzicht weinig inschikkelijk. Zij schijnen weinig lust te gevoelen om meer dan volstrekt noodzakelijk is over te nemen van den druk dien de Oostenrijksche Keizerstaat zich allengs op de schouders heeft geladen. Eu hoe zou de tegenwoordige Oostenrijksche regeering, die overtuigd is van de noodzakelijkheid eener schikking met Hongarije, er aan kunnen denken zich te verhinden om onder zekere omstan digheden nieuwe uitgaven te doen den reeds ondragelijken schuldenlast nog te verzwaren en dat ter wille eener zaak waarin de grootste lielft des volks niet het minste belang stelt Want welke naijver de Duitsche Oostenrijkers ook nog jegens Pruisen moge bezielen hoe zij zich ook geprik keld mogen gevoelen om zich ook nu nog in Duitschland te doen gelden hoe verleidelijk het voor hen wezen moge de rol voort te zetten die het eeuwen lans heeft vervuld den Hongaren gaat het, niet aan wie in Duitschland den meester speelt. Duitschland is voor hen een vreemd land waarmee zij niets te maken hebben bewoond door een an deren volksstam, waaraan zij niet zijn verwant, waartoe zij zich niet voelen aangetrokken. Alleen dit weten zij dat de betrekkingen met Duitschland en de roeping die Oos tenrijk daar meende te moeten vervullen het Keizerrijk duur zijn te staan gekomen. Niets is daarom natuurlijker, dan dat verreweg de grootste helft der volken die geza menlijk de Oostenrijksche Monarchie vormen een bepaal den afkeer heeft van alle bemoeiingen met Duitschland en niets hartelijker zou verfoeien dan een verbindtenis met Frankrijk, die Oostenrijk te eeniger tijd zou kunnen ver plichten om op nieuw handelend in Duitschland op te treden en zich ter wille van Duitsche aangelegenheden nog eens in een oorlog met Pruisen te wikkelen. Een regee- ring die opreehtelijk een verzoening met Hongarije wil en de tegenwoordige Oostenrijksche regeering wil dit kan niet te. gelijk iets willen dat. die verzoening onmogelijk maakt. Zij moet zich uit Duitschland terugtrekken de vervulling barer plichten niet hui ten maar binnen de grenzen van bet, rijk zoeken en hare kracht vinden niet in een ijdele vertooning van invloed naar buiten maar in de ontwikkeling der bronnen van eigen volkswelvaart, in den bloei des lands. Een regeering, die haren steun zoekt bij het volk en de tegenwoordige Oostenrijksche regee ring doet dit moet voor alles en alleen de belangen des volks behartigen en mag die niet opofferen of ondergeschikt maken aan een kinderaehtigen lust om groote-mogeudheidje te spelen of aan zekere ingebeelde roeping van een vorsten huis. Daarom was het ook van de regeering die thans in Oostenrijk de zaken leidt niet. te wachten dat zij zich met betrekking tot. de Duitsche aangelegenheden ook maar eeniger mate zou verbinden. En wat zou het doel dier verbintenis geweest zijn De zuidelijke Duitsche staten tegen den invloed van Pruisen te beschermen. Maar vooraf diende men dan toeh zeker te weten, of die staten inderdaad te en Pruisens invloed beschermd wenschen te worden. En dit is aan zeer groo- ten twijfel onderhevig. De Groothertog van Baden heeft zieh bij de opening der Stenden-vergadering een warm voor stander van de aansluiting bij Pruisen getoond en die vergadering zelve heeft met deze gevoelens ingestemd. «Eindelijk zal dan liet oogenblik aanbreken zei de voor zitter waarnaar elk vaderlandlievend Duit-sch hart sedert lang begeerig had uitgezien, en daarom moet men zich be- yveren om Baden zoo te hervormen, dat het als een degelijk en levend lid van het groote Duitsche Vaderland kan worden opgenomen." In Wurtemberg heerscht vooralsnog ver deeldheid maar men mag met zekerheid verwachtendat de begeerte naar eenheid die overal in Duitschland zieh doet gelden, ook hier de schaal zal doen overslaan, en tot aansluiting bij den Noord-Duitschen Bond zal dringen waar toe immers door het Tolverbond reeds de eerste schrede is gedaan. En wat zal het weifelende Beieren dan anders kunnen doen dan den grooteu stroom volgen zoo het althans niet geheel alleen wil blijven staan Maar bij het Prager verdrag is de Mainlinie aan Pruisen tot grens gesteld; er is berust iu de vereeniging vanNoord- Duitscbland onder de Pruisische heerschappij doch de zui delijke staten zijn door dat verdrag gevrijwaard tegen de overheersching van Berlijn. Zal Pruisen dit tractaat, als niet geschreven beschouwen Zal het schaamteloos eu straffeloos de grens overschrijden die het bij verdrag zelf heeft aange nomen Neen, dat zal de Pruisische regeering niet doen; maar zal zij de Duitsche staten ook beletten tot haar te komen? Als Pruisen de Mainlinie niet mag overtrekken om de zuidelijke staten onder zijn leiding te brengen zooals het de noordelijke heeft gedaan, dan verhindert dit nog niet dat de zuidelijke staten zeiven uit eigen beweging die grenslijn overschrijden om zicli aan te sluiten bij den Noordschen Bond. Reeds sloot Pruisen met de zuidelijke staten een verbond dat hunne legermacht ter zijner beschikking stelt. Reeds gewaagde de Koning bij de opening van den-Noord-Duitschen rijksdag aan «den Duitsehen zin", die de Zuid-Duitsche sta ten met den Bond een nieuw Tolverbond deed aangaan op duurzamen grondslag. Reeds kondigde hij een wet op het postwezen aan, die verouderde beperkingen van liet openbaar verkeer zal opheffen en tot grondslag zal dienen «eener met de nationale belangen strookende overeenkomst tusschen den Bond en de Zuid-üuitsehe staten." Met hetzelfde oogmerk, en ook tot bevordering van het internationaal verkeer, zal er een wet op de eenheid van malen en gewich ten worden ingediend. Men ziet het, Pruisen is vredelievend gezind; het heeft een werk des vredes te volbrengen. In vrede eu door nie mand gestoord is het bezig een aantal geschikte bruggen te bouwen waarover de zuidelijke staten de Mainlinie kunnen overtrekken en tot den Noord-Duitschen Boud komen. Wie zal zieh er tegen verzetten als die staten ook zitting wen schen te nemen in een Bond waarmee zij op allerlei wijzen zijn verbonden, waaraan zij letterlijk zijn vastgeketend, en die door hunne toetreding een algemeene Duitsche Bond zou worden Pruisen schijnt die gebeurtenis te voorzien haar als zeker en onvermijdelijk te beschouwen maar daar om juist heeft het geen haast; het wil meester blijven van den toestand en niet door te grooten toevloed van buiten overrompeld en meegesleept worden. Misschien wenscht het zelfs de vorming van een algemeenen Duitsehen Bond niet. In den Noord-Duitschen Bond is Pruisen meester; in den algemeenen Duitsehen Boud zou dit anders kunnen zijn. Maar ook al worden de zuidelijke staten nimmer op genomen in den Bond die nu reeds de noordelijke verbindt, toeh zullen zij dien Bond, waarvan Pruisen de gebieder is, altijd eu overal moeten volgen toch zullen zij nimmer te genover Pruisen maar steeds naast Pruisen moeten staan de banden die hen met Noord-Duischland zullen verbinden, zullen zoozeer hunne innigste levensorganen raken dat zij door ze los te rukken hun eigen ingewanden zouden ver scheuren. Als bij de Siamesche tweelingbroederszullen zij wel niet één zijn maar toch tot samenzijn en samengaan gedwongen, ook al mochten zij anders willen, en zoo innig aan den machtiger noordelijken broeder verbonden dat schei ding niet mogelijk is zonder gevaar voor eigen beslaan. Wie zal die innige vereeniging beletten Frankrijk mis schien Frankrijk alleen tegen geheel Duitschland? Want waar zou het een bondgenoot vinden Dat begint men in Frankrijk zelf meer en meer in te zien. Het Journal des Bébats wijst er op, dat men in geval van een oorlog met Pruisen in Zuid-Duitschland slechts vijanden in plaats van bondgenooten zou aantreffen. Onbegrijpelijk acht het een vertrouwen op den bijstand van volken wier eerste werk hij eene tusschenkomst van Frankrijk zou wezenzich in de armen zijner vijanden te werpen. En wat de hulp van Oostenrijk betreft., noemt het blad het de gevaarlijkste aller dwalingen, bij zulk een ondernemiug te rekenen op den steun eener mogendheid waaraan Frankrijk bij voortduring niets dan slagen heeft toegebracht, en die nog genoeg te doen heeft met het verbinden barer eigene wonden met het herstel harer geldmiddelen en met het zoeken naar haar eigen evenwicht. En in de Liberté wordt een brief afgedrukt van Emle Oltivier, die thans een reis door Duitschland doet waarin hij verklaart dat overalbehalve te Frankfortde ingelijfde landen zieh geheel in hun lot schikken, en dat Pruisen slechts met deu vinger zou behoeven te dreigen om geheel Noord- Duitscliland bij zich ingelijfd te zien. Voorts vraagt hy zich af, wat Frankrijk zou te doen slaan bij een zeer waar schijnlijke. toenadering der zuidelijke staten tot den Noordschen Boud. En zijn antwoord is: niets; volstrekte onthouding van elke tusschenkomst in de Duitsche aangelegenheden 't zij door woorden 't zij door daden, 't zij zelfs door condo- leantiebezoeken evenzeer onthouding van alle onnoodige en onrustbarende wapeningen vriendschappelijke ver standhouding met Pruisen zoowel als met Oostenrijk en Beieren. Naar zijne meening moet Frankrijk die landen geheel vrijlaten in de wijze waarop zij hunne eigene zaken regelen daar elke rechlstreeksche of eijdelingsehe inmenging van Frankrijk de aaneensluiting van Noord- en Zuid-Duitschland zou verhaasten en daarbij de vergrooting van Pruisen welks populariteit na de samenkomst te Salzburg in het zuiden slechts is toegenomen. Zou een zoo verstandige raad niet worden opgevolgd W. v. d. K. BEL.» IE. Het congres te Mecheleu is den 7 door den kardinaal aartsbisschop gesloten nadat op de 2 vorige dagen nog ver scheidene vermaarde redenaarsvoor een gehoor van gemid deld 4000 personen waren opgetreden. Aan den afscheids maaltijd, op den 8, hebben ruim 160 personen deelgenomen. LUX EM BUIIG. De gemeenteraad der hoofdstad heeft een zijner leden en den burgemeester afgevaardigd naar het catholieke congres

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1867 | | pagina 1