ALKMAARSCHE COURANT
Negenenzestigste J aargang.
iVo. 45.
Zoiula
6 October.
V
(Officieel (öcbccltc.
Wat mag liet burgerlijk armbestuur eisclien
omtrent liet schoolgaan der kinderen
van bedeelden?
SlSlckeltjfiscïic iScvtcftfctt.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar ƒ3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post 4.
Brieven franco aan de Uitgevers
HERM'. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels J 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behaive 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag
vroeger.
KENNISGEVING.
HetHOOED van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR
brengtten gevolge van art. 1 der wet. van 22 Met 1845
{Staatsblad No. 22), bij deze ter kennis van de ingezetenen
der gemeente, dat het voljaarsch suppletoir kohier No. 3 voor
de belasting op het Personeeldienst 18|4 op den 25 Sept.,
1867, door den Heer Commissaris des Konings in de Pro
vincie Noord-Holland executoir verklaardop heden aan
den Heer Ontvanger der directe belastingen binnen deze
gemeente ter invordering is overgegeven.
Ieder ingezeten die daarbij belang heeft, wordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven,
ten einde alle geregtelijke vervo'giugen welke uit nalatigheid
zouden voortvloeijen te voorkomen.
Alkmaar. Het Hoofd van het Bestuur voorn.,
1 Oct. 1867. A. MACLAINE PONT.
POLITIE.
Ter terugbekoming is aan het commissariaat van politie
voorhanden het navolgende gevondenealseen voorof
achterbord van eene speelwageneen boeselaar, een gouden
sigarenpijpje in een foudraal en een pak kaasdekken.
Door de invoering van de WINTERDIENST op de
SPOORWEGEN zullen de laatste busligtingen aan het
Postkantoor plaats hebben voor de verzending der brieven:
In de rigliug naar HAARLEM,
des morgens 7'/4 des middags 12'/4 en des avonds 63/4 uur;
In de rigting van den HELDER,
des morgens 10'/4. des middags 4 en des avonds 9'/4 uur.
Ligtingen der bijbus aan de Vischmarkt:
des morgens 7 en des middags lf/2 en 3'/2 uur,
en des avonds 6 en 83/4 uur.
De waarnemende Directeur van het Postkantoor te Alkmaar,
D. D. van der VOORT MAARSCHALK.
Een voorstelonlaugs in den gemeenteraad van Rotterdam
gedaan, heeft aanleiding gegeven tot een strijd tusschen ver
schillende bladen over de vraag, óf eeu burgerlijk armbestuur
bij het verleenen van ouderstand als voorwaarde mag stellen,
dat de bedeelden hunne kinderen niet alleen doen school
gaan maar bepaaldelijk de openbare school doen be
zoeken. De groote strijd die nog altijd tegen onze wet op het
Lager Onderwijs en hare toepassing wordt gevoerd volgens
sommigeneen strijd tusschen godsdienstvrijheiden gewetens
dwang, geeft ook aan deze vraag een bijzonder gewicht. Zij
is bij uitstek geschikt om de schoolwet-agitatie nog meer te'
voeden, en verdient daarom nauwgezette overweging.
Over de bevoegdheid van het armbestuur om te eisclien
dat de kindereu der bedeelden schoolgaan heeft zich geen
verschil van gevoelen geopenbaard. Art. 24 der Armenwet
bepaalt, dat aan liet verleenen van onderstand voorwaarden
mogen worden verbonden, niet strijdig met de wet, de
openbare orde en de goede zeden en deze bepaling is dan
ook inderdaad voldoende om den eisch dat de kiadereu der
bedeelden schoolgaan te rechtvaardigen. En als men nu
vraagt, of dan de eisch dat die kinderen bepaaldelijk de
openbare school bezoeken strijdig is met de wetde openbare
orde of de goede zedenzal men evenmin goede gronden
voor een toestemmende beantwoording kunnen vinden. Van
een strijd met de openbare orde of de goede zeden zal wel
geen sprake kunnen zijnen om te kunnen beweren dat er
strijd met de wet bestaat, zou men eene uitdrukkelijke
wetsbepaling moeten aantoonen die door dien eisch werd
overtreden of misduid. Zulk een wetsbepaling is tot nog
toe niet aangewezen.
Is daarmee de vraag reeds beantwoord, en de geheele
zaak beslist? Geenszins. Men kan bevoegd zijn tot zekere
handelingen en van die bevoegdheid een verkeerd gebruik
maken. Handelingen kunnen niet-verbodenkunnen niet-
strijdig met de wet en alzoo volgens de wet geoorloofd zijn,
cn toch strijden met den geest der wet, toch afkeuring
verdienen als onbillijk partijdig, eigenmachtig of willekeurig.
Een armbestuur kan binnen de grenzen zijner bevoegdheid
blijven, maar van die bevoegdheid zoodanig gebruik maken,
dat het, terechtwijzing verdienten de plicht van het gemeen
tebestuur meebrengt het van den verkeerden weg terug te
brengen. De vraag blijft dus over: wanneer een burgerlijk
armbestuur niet wil dat de kinderen der bedeelden een bij
zoudere school bezoeken maar bepaaldelijk vordert dat zij
aan de openbare school ouderwezen worden, handelt het dan
overeenkomstig de beginselen van ons staatsrecht overeen
komstig den geest onzer school- en armenwet en de eisclien
der iryheid van godsdienst en onderwijs?
Ja, zegt de Nieuwe Rotterdamsche Courant, het handelt zelfs
overeenkomstig een bepaald voorschrift der schoolwet. Lees
slechts art, 33 laatste lid«Het gemeentebestuur bevordert
zooveel mogelijk het schoolgaan der kindereu van bedeelden
en onvermogenden." Dat artikel staat in den tweeden titel
der wet die uitsluitend over het openbaar ouderwijs han
deltde twee eerste leden van liet artikel zijn alleen toe
passelijk op de openbare school alzoo zal ook in het derde
iid wel niet anders dan de openbare school worden bedoeld
en legt onze schoolwet aan de gemeentebesturen de ver
plichting op, zooveel mogelijk te zorgen dat de kinderen
der bedeelden en onvermogenden de openbare school bezoeken.
Heeft de Rotterdamsche Courant reeds een dankbetuiging
van den heer Groen van Prinslerer ontvangen Die heer
toch moet aangenaam verrast zijn geworden door een zoo
nieuw en afdoend bewijs van de begunstiging der openbare
school door de burgerlijke overheid al moge het ook aan
den anderen kant een pijnlijk denkbeeld voor hem zijn, dal
hij zelf, die toch reeds bij de geboorte der wet een aan
dachtig en gansch niet werkeloos to|sehouwer is geweest
en haar daarna tien jaren lang aan een nauwgezet onderzoek
heeft onderworpen deze wetsbepaling niet heeft begrepen.
Wat tot nog toe door zijn tegenstanders zoo hardnekkig
werd.ontkend wordt hier toegegeven niet alleen, maar van
de daken verkondigd: de wet begunstigt de openbare school
niet alleen bedektelijk door het verleidelijke van goedkoop
of kosteloos onderwijs, maar ook uitdrukkelijk en onver
bloemd, door aan de gemeentebesturen de verplichting op te
leggen, er zooveel mogelijk voor te zorgen dat- de kindereu
der bedeelden de openbare school bezoeken. De kinderen
der bedeelden.Van welke bedeelden? Van alle; want
zóó immers zou de Rolt. Cour. verder moeten redeneeren
er wordt in art. 33 geen onderscheid gemaakt tusschen be
deelden vau diaconieën en van burgerlijke armbesturen; het
tweede lid van dat artikel bedoelt onmiskenbaar alle be
deelden; immers ook d.e bedeelden van kerkelijke besturen
kunnen hunne kinderen naar de openbare school zenden
zonder schoolgeld te betalen bij gevolg worden ook in
het derde lid alle bedeelden zonder uitzonderingbedoeld
en moet het gemeentebestuur hunne kindereu inde openbare
school trachten te verzamelen.
"Wij willen intusschen hopen, dat deze letterknecliterij
nog geene jurisprudence zal geworden zijn," zou professor
Holtius gezegd hebben.
Is het inderdaad wel noodig de bewering der Roti. Cour.
verder te bestrijden? Was het blad serieus, toen het deze
wëtsverklaring aan zijn lezers ten beste gaf? 't Is niet aan
nemelijk. Zulk eeu verplicht gebruik vau de openbare school
den armen opgelegd, zou ioimers uiet in de wet opgenomen
zijn zonder levendige tegenspraak van zoovelen die zich
herhaaldelijk voor de bijzondere school in de bres stelden
en schier bij elke gelegenheid klaagden over gewetensdwang
Maar ook de woorden van het artikel geven geen recht tot
zulk een opvatting. "Het gemeentebestuur bevordert zooveel
mogelijk het schoolgaander kinderen van bedeelden en onver
mogenden slaat er. Het schoolgaan dus in het algemeen,
zonder aanwijzing van de school. Maar hoe komt dit voor
schrift in art. 33, in den titel van het openbaar ouderwijs?
Zou niet deze verklaring aannemelijk zijn De wetgever wil
dat zooveel mogelijk elk kind voldoend onderwijs zal ont
vangen nergen^ echter geeft hij te kennen dat hij hel dit
onderwijs liefst ziet genieten in de openbare school 't- is
hem genoeg, als het ouderwijs slechts voldoende is, onver
schillig waar liet genoten wordt. Om echter aan allen
ook aan de kinderen van bedeelden en onvermogenden
daartoe de gelegenheid te gevenstelt hij waar hij
handelt over het openbaar onderwijshen van de hef
fing van schoolgeld vrij en nu eenmaal met dit on
derwerp bezig, voegt hij er in hetzelfde artikel bij, dat liet
gemeentebestuur het schoolgaan der kinderen van bedeelden
en onvermogenden zooveel mogelijk moet bevorderen. Niet
dus liet opschrift van den titel, maar de eenheid van hel
onderwerp, zorg voor het schoolgaan in hel algemeen deed
dit wetsvoorschrift in art. 33 eeu plaats vinden.
Vooralsnog kan men dus veilig volharden in de meenmg,
die zoolang de schoolwet bestaat door niemand is betwij
feld dat die wet geen voorschrift bevatwaardoor het ge
meeutebestuur wordt verplicht aan zijn bedeeling de voor
waarde te verbinden dat de kinderen onderwijs in de open
bare school genieten. Maar *al bevatte de wet dit
voorschrift niet zegt de Rolt, Cour. dan nog mag het
armbestuur zich niet tevreden stellen met liet bezoeken der
bijzondere scholenomdat het alleen in de openbare scholen
waarborg heeft dat liet onderwijs voldoende is."
Waarin bestaat die waarborg mag men vragen. Toch
niet hierin, dat de gemeenteraad de onderwijzers benoemt,
en de koster, van liet ouderwijs uit de gemeentekas worden
betaald De bijzondere onderwijzers hebben dezelfde acten
van bekwaamheid als de openbare. De Rolt. Cour. zou
dus zelve moeten opgeven, waarin die waarborg voor de
voortreffelijkheid der openbare scholen bestaat. Wil het
gemeentebestuur weteu of het onderwijs op de openbare
school voldoende is het heeft geen ander middel dan telkens
herhaald onderzoekmaar door hetzelfde middel kan het
zich overtuigen van liet voldoende of onvoldoende van het
onderwijs op de bijzondere scholen. Dit onderzoek toch
omtrent den staat van het onderwijs geschiedt door het
schooltoezichtde plaatselijke schoolcommissie den districts
schoolopziener en den provincialen iuspecteur. Het is geheel
hetzelfde voor liet bijzonder en voor liet, openbaar onderwijs
de wet maakt niet het minste onderscheid. Nu zij de in
vloed der plaatselijke schoolcommissie op de openbare scholen
grooter dan op de bijzondere, die commissie ontwerpe de
schoolreglementen, wijze de leerboeken aan en bemoeie zich
met allerlei andere zaken daardoor is nog geen waarborg
gegeven dat het onderwijs goed is. Dit moet blijken bij
liet schoolbezoek en dan zou liet immers kunnen gebeuren,
dat hel onderwijs op een bijzondere school even voldoende
bleek als dat op een openbare. Maar de leden der school
commissie mogen de leerlingen der bijzondere scholen niet
ondervragenzegt de Rolt. Cour., omdat de wet hun
daartoe nergens bet reeht toekent. Geeft de wet hun dan
dat reeht op de openbare schoten De Rolt. Cour. gelieve
dit welsartikel op te geven. Zij zal wellicht antwoorden dat
die bevoegdheid aan de leden der schoolcommissie bij gemeente
verordening kan gegeven worden ongetwijfeld maar zou
zij iuderdaad meenen dat een bijzonder onderwijzer er ooit
aan denkeu zal, aan leden der schoolcommissiedie in zijn
school komen om den toestand van het onderwijs te onder
zoeken en daarvan later een verslag uit te brengen dat
openbaar wordt gemaakt de bevoegdheid te betwisten om
zeiven des verkiezende de leerlingen te ondervragen? En
gelooft zijdat die ondervraging liet eenige en het beste
middel is om zich een oordeel te kunnen vormen omtrent
den toestand van het onderwijs Zou daartoe het schoolbe
zoek zelf, dat immers zoo dikwijls kan plaats hebben als
de schoolcommissie verkiesten dat gelegenheid geeft om
de ouderwijzers te zien en te hooren ouderwijzenom de
houding der leerlingen op te merken etc. niet voldoende zijn?
Hoe dit zijde wet op het Lager Ouderwijs gaat van
een andere meening uit dan de Rolt. Cour. De wet
neemt aandat de plaatselijke schoolcommissie in staat, is
zich een oordeel te vormen over den toestand van het on
derwijs op alle scholen, zoowel bijzondere als openbarewant
zij bepaalt, dat die commissie jaarlijks voor 1°. Maart aan
den gemeenteraad een beredeneerd verslag van den toestand
van tiet, onderwijs in de gemeente inzendt. Als daarom de
Roti. Cour. vraagtmet welk recht zal een gemeentebestuur
kunnen verklaren dat een aangewezen bijzondere school
onvoldoende is voor kinderen van bedeeiden eeu verklaring
welke op die school eeu vlek en eeu blaam werpt? dan
toont zij juist geen groote bekendheid met de schoolwet;
want, zulk een verklaring omtrent het voldoende of onvol
doende van het onderwijs aan de verschillende scholen wordt
jaarlijks gegeven, wel niet door het gemeentebestuur,maar
door de schoolcommissie aan liet gemeentebestuuren zoo
zal die commissie zich ook somtijds genoodzaakt zien een
ongunstig oordeel uit te spreken, waardoor zij dan volgens
de Rolt. Cour. een "vlek en eeu blaam" op de school
werpt. I)at ongehoorde gebeurt alzoo werkelijk.
Door de verslagen der plaatselijke^schoolcommissiën en de
inlichtingen van districts-schoolopzieners en provinciale in
specteurs kunnen de gemeentebesturen alzoo evenzeer oor-
deelen over het voldoende of onvoldoende van het onderwijs
op de bijzondere als op de openbare scholen. In dit opzicht
staan beide soorten van scholen volkomen gelijk. Wordt
e liter het onderwijs op een openbare school onvoldoende
geoordeeld dan kan liet gemeentebestuur zelf de hand aan
het werk slaan om er verbetering in te brengen wat het
natu rlijk niet kan bij de bijzondere scholen; doch dat is op
t oogenblik de vraag niet.
Mag nu een burgerlijk armbestuur van zijn bedeelden vor
deren, dat zij hunne kinderen naar de openbareen niet naar
eeu bijzondere school zenden Neen; liet is daartoe niet alleeu
ni-t verplicht, maar het zou voor dat bevel geen afdoende
en billijke reden kunnen aanvoeren; en waar die ontbreekt,
wordt het bevel willekeur. Het armbestuur mag en moet
vorderen dat de kinderen der bedeelden schoolgaan niet
alleen maar dat zij voldoend onderwijs ontvangendaar
komt alles op aan en daarom moet de eenige vraag zijn f
nietis de school die zij bezoeken een openbare of een bij-
z onder e f maar: is liet onderwijs dat er wordt gegeven vol
doende of uiet Het armbestuur mag geen partij kiezen tus
schen openbare en bijzondere scholen.
Ie recht zegt de Rolt. Cour.: de zorg dat het paupe
risme door goed en deugdelijk onderwijs wordt bestreden,
is m ons oog één der eerste plichten van een menschlievend
en liberaal bestuur.
Juist: goed en deugdelijk moet het onderwijs zjjn maar
Is het onderwijs aan de bijzondere school aan dien eisch
voldoet, met welk recht kan dan het armbestuurde kinderen
der bedeelden naar de openbare school verwijzen
De overheid, zegt de Roti. Cour. verder, mag zich in gods
dienstige gemoedsbezwaren niet verdiepen.
Uitmuntend maar juist daarom mag het geen onderscheid
maken tusschen openbare en bijzondere scholen. Is het on
derwijs op de bijzondere school goed en de bedeelde verlangt
zijn kindereu daar te laten onderwijzen dan mag het arm
bestuur de gemoedsbezwaren niet beoordeelen die de bedeelde
wellicht tegen de openbare school heeft daarin mag het
zich niet verdiepen het blijve geheel buiten deze kwestie
en late den bedeelden vrij. Tot één eisch heeft het armbe
stuur rechtvoldoend onderwijsmaar overigens eerbiedige
het ieders overtuigingieders gemoedsbezwaar, ook al zij het.
in zijn oogen ongegrond. Wat verder gaat is misbruik van
bevoegdheid, willekeur en verzaking der strikte onzijdigheid
die den staat jegens alle godsdienstige meeningen past.
W. v. d. IL
PR UIM KW,
De vermaarde göttinger hoogleeraar in de oo-tersche talen
U. Ewulddie geweigerd heeft den eed van getrouwheid
aan den Koning van Pruisen te zweren is, op zyn verzoek
met behoud zijner volle jaarwedde en met verlof om zyne
lessen aan de hoogeschool voorttezetteuemeritus verklaard.
De onderhandelingen met den voormaligen Hertog van
Nassau en den voormaligen Koning van Hannover zijn af-
geloopen. Zij bekomen geen van beide domeinen, maar de
eerste de kasteelen Biberich Weilburg en Platte met hunne
parken, de grieksche kapel, de goederen Hornau en König-
steiu (-11 eene som van 15 miljoen in pruisische schuldbrie
ven, de laatste het slot Herrenhausen en eene schadeloos
stelling in geld van 16 miljoen. De aan Koning George toe
gewezen bezittingen en kapitalen zullen voorioopig door de
regeering beheerd worden.
Bij Kon. besluit, van den 25 is bepaald, dat de leeningen,
1S66 door de stad Frankfort aangegaan tot goedmaking
en behandeld zullen worden ais
der oorlogskosten erkend
pruisische staats-schulden.
De verwarring van het rechtswezen in Keurhessen is nog
vermeerderd door de instelling van een contentieus-hof en
door liet opheffen der bevoegdheid van de civiele rechtbanken
om over onwettige handelingen van ambtenarenwaardoor
particuliere belangen geschaad worden, uitspraak te doen.
De Rijksdag heeft den 27 met eene kleine meerderheid
een voorstel van den lieer Forckenbeck aangenomen bepalende
dat de toestemming van den Rijksdag noodig is voor het
instellen van nieuwe bedieningen en liet verhoogen van trae-
ementen. De vergadering heeft de belasting op het zout
en de wetten op de paspoorten de Bondsconsulaten en het
post-en telegraafwezen goedgekeurd. Volgens het ingediende
ontwerp op de militaire dienstplichtigheidis ieder noord-
duitscher in tijd van vrede van zijn 20 tot zijn 27 jaar
dienstplichtig by het leger of de vloot, waarvan de 3 eerste
jaren actief, zonder recht van plaatsvervanging, en 5 jaren
bij de landweer, terwijl het cijier der reeraten jaarlijks door
den Bondsveldheer zal bepaald worden.
Met 1». October zijn in de vrije steden Hamburg en Lubeck
pruisische garnizoenen gelegd. Het hamburgsche contingent
werd op 30 Sept. plechtig ontbonden.
Te Kiel werd den 1 de noordduitsche bondsvlag op de
oorlogsvloot, gehcschen in het bijzijn van prins Adalbert.
Naar aanleiding der begralenis te Rumpenheim van den te
Kopenhagen overleden Landgraaf Wilhelm, v. Hessen, waren
dezer dagen te Frankfort vcreenigd de Koning van Grieken
land de prinses v. Wales, de russische grootvorstin Maria,
de hertogin van Nassau de Groothertog van Meckle'uburg-