ALKMAARSCHE COURANT Zeventigste Jaargang No. 4, Zondag 26 Januarij. (Officieel (öcbccïtc. f)o(ittck cDucrsicïtt, nationale militie. «L&lcfcclijfeschc 13cvicfttcit. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per jaar/3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post f 4, Brieven franco aan de Uitgevers HEB.M«. COSTER ZOON. De Advertentiën kosten vaü '.—5 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag vroeger. LOTING VOOR DE NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden: Dat de LOTING der in het vorige jaar in deze gemeente voor de Militie ingeschrevenen zal geschieden op DingS- dagden 11 Februarij aanstaande, ten raadhuize der gemeente Alkmaar. Zij worden mitsdien opgeroepen, om op dien dag. des voormiddags ten 9 urezich aldaar te bevindenom te loten en opgave te doen van de redenen van vrijstelling, die zij ter zake van de Militie vermeeuen te moeten inbrengen. Indien zij vermeenen vrijstelling te kunnen erlangen wegen broederdiensl of op grond van te zijn eenige wettige zoon en geen halve broeders hebben moeten zij zich binnen drie dagen na de loting ter secretarie vervoegen om de noodige opgaven te doen en bovendien op Maandag, den 2 Maart e. k., des namiddags ten 6 ure, in het raadhuis verschijnen, vergezeld van twee bij den Burgemeester be kende en te goeder naam en faam staande meerderjarige ingezetenen, die de vereischte geluigenis kunnen afleggen en het aldaar optemaken getuigschrift ouderteekenen. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. dm 20 Jan. 1868. De Secretaris SPANJAARDT. KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR herinneren bij deze de ingezetenen aan de naleviug van de Wet van 26 Pentose VIe Jaar, luidende als volgt: Art. 1. Binnen de tien dagen na de afkondiging dezer Wet zullen de eigenaars, pachters, gebruikers of anderen, hunne eigene gronden of die van anderen bebouwende, elk voor zoo veel hem aangaatverpligt zijnde hoornenop die gronden staande, van rupsennesten te zuiveren of te doen zuiveren op verbeurte van eene boete van ten minste drie en ten hoogste tien dagen dagloon (welke straf bij het later ingevoerde art. 471 No. 8 van het Strafwetboek is gewijzigd Art. 2. Zij zullen op dezelfde straffen gehoudeu zijn de rupsennesten en ringen, van de boomenhagen of struiken afgenomen, aanstonds te verbrandenen zulks op zoodanige plaatswaar dit zonder gevaar van tirand aan bosschen boomen of struiken of aan huizen of gebouwen kan geschieden. Art. 3. De Bestuurders der Departementen (thans Gede puteerde Statenzullen, binnen hetzelfde tijdstip, de boomen welke zich op de onverpachte Nationale Domeinen bevinden van rupsen doen zuiveren. Art. 4. De Agenten der gemeenten en hunne adjuncten (thans Burgemeester en Wethouders) zullen, ieder in de zijnen verpligt zijn, op de uitvoering dezer Wet toe te zien; zij zijn verantwoordelijk voor het verzuim hetwelk ten dezen mogt worden ontdekt. Art. 5. De Commissarissen van het Uitvoerend bewind bij de Plaatselijke Regeringen (thans de Burgemeesters) zijn verpligtbinnen het tweede tiental dagen na de afkondiging dezer Wet, eene schouwing te doen over alle met boomen houtgewassenhagen of struiken beplante grondenten einde zich te overtuigen, dat de wering der rupsennesten naar behooren is volbragt, en daarvan aan den Minister, wien het aangaat rapport te doen. Art. 6. De werinsr der rupsennesten zal in de volgende jaren voor den l'ttn Veutöse (20,t,n Februarij) moeten geschie den op straffe als hiervoren is bepaald. Art. 7. Ingeval eeuige eigenaars of pachters tegen het gezegde tijdslip hebben nagelaten zulks te doen zullen de Agenten en hunne Adjuncten (Burgemeester en Wethouders) het door arbeiders, ter hunner keuze, ten kosten der nala- tigen laten verrigten. De op die eigenaars en pachters in vorderbaar verklaarde staat van kosten wordt aan henop vertoon der quitantiën van de arbeiders door den Vrederegter Kanlonregterafgegeven zonder dat de betaling daarvan van de boete ontheft. Art. 8. De tegenwoordige Wet, zal, op den lsten Pluvióse (22"«° Januarij) van elk jaar, op uitnoodiging van den Com missaris van het Uitvoerend Bewind (thans Burgemeester). door de zorg van de Ageuten der Gemeenten (thans Burge meester en Wethouders) worden afgekondigd. Burgemeester en Wethouders noodigen de ingezetenen dezer gemeente uitvoor eene tijdige zuivering der hun in eigendom toebehoorende of bij hen in gebruik zijnde boomen struiken en hagen van de daarin aanwezige rupsennesten zorg te dragen opdat bij de volgens art, 5 en 6 van boven gemelde Wet, door de bevoegde Autoriteit te houden schou wingen het niet, noodig zal zijn op de ualatigeu de boete bij art. 471, 8 van het Wetboek van Strafregt, gesteld, toe te passen. Burgemeester en Wethouders achten het bij deze niet on dienstig de iugezetenen onder het oog te brengenzoo min noodig, onschadelijke en zich met rupsen voedende vogels op te vangen of te dooden maar veel liever op hunne gronden te verstoren de nesten van EkstersKraaijen en soortgelijk Roofgevogellewelke aan gewassen, vruchten en groenten de grootste schade toebrengen. En opdat niemand hiervan eeDige onwetendheid voorwende is deze afgekondigd en aangeplakt, waar zulks gewoon is te geschieden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, AlkmaarA. MACLAINE PONT. 22 Januarij 1868. De Secretaris, SPANJAARDT. POLITIE. Drijvende onder de banne van Alkmaar gevonden een ijpen m O n opll u>1 I.'/J *1 [1/i/i/in In u/il nn rlnu ATt._ stam en een eiken schaatdeel,- op den straatweg onder Limtnen een gouden zijnaald; in een vuilnisschuit te Alkmaar eeu zilveren dessertvork, versierd met wapenen op de straat een bonte damespellerine en wit dameskraagjede regthebbeuden op eeu en ander vervoegen zich aan' het commissariaat van politie. De onderstaande personen in de bevolkingregisters alhier voorkomende als in het jaar 1849 geboren, worden verzocht zich ter gemeente-secretarie ten spoedigste tot het geven van inlichtingen aan te melden Van BEEKUM Johannes, van DELDEN Wilhelmus Joh'., GAARTHUIS Hendrik, GRIN Jacob, GROENLAND Gerrit, KROP VELD Aron, OTTO Klaas, van der ROER Leonar- dusRUS Albert, SLOT Klaas, VROON Maarten, van PER WAL Rudolf Gerard, WOLFE Christiaan. Het is van algemeene bekendheid, dat, de tegenwoordige beheerscher van Frankrijk steeds heelt beweerddat de vestiging der vrijheid het einddoel zijner regeering is. Lang voor er eenig vooruitzicht scheen te bestaan dat hij ooit in Frankrijk eenig gezag zou verkrijgenofschoon hij zelf somtijds met verwonderlijke zekerheid kon spreken van den tijd dat hij Keizer zou zijn, in 1839 reeds, toen hij als balling in Engeland zich onderscheidde door zijn galante avon turen en den opgang dien hij in de aristocratische kringen maakte stelde hij in zijn werk Des Idéés Napoleoniennes de vrijheid voor, als het groote doel dat zijn groote oom had beoogd en als zijn eigen eenige liefde. «Ik heb de vrijheid lief!" is de blijde kreet waarmee hij de voorrede van zijn geschrift eindigt. -En waarom heeft de groote oom waarom heeft Napoleon Idie er toch de macht toe bezat, de vrijheid in Frankrijk niet gevestigd zou men willen vrageu. Op die vrao-en geven de //Napoleontische Ideeën" het antwoord°en dat was noodig, want het scheen wel, althans een opper- vlakkigen beschouwer moest het allicht zoo voorkomen, dat de groote Keizer niet de ware apostel der vrijheid was, en dat zijn woorden en daden weinig aanleiding gaven om van hem de grondvesting van een vrijheidlievend bestuur te ver wachten. Aan te toonen dat dit echter inderdaad het streven was des eersten Napoleonswas het doel dat de eerzuchtige neef in zijn boek heeft getracht te bereiken. Slaagde hij in dat betoog, dan kon hef ook niet anders, of allen die het betreurden dat de eerste Keizer in de vervulling dier croot- sche taak was gestoord, moesten verlangend uitzien naar den man, die hem op den troon vau Frankrijk zou kunnen ver vangen om zijn werk te voltooien. En die man was De voorrede van het boek had deze vraag reeds beantwoord. Daar leest men: //Ware het lot, mij door mijne n-eboorle voorspeld niet door de gebeurtenissen veranderd geworden, ik zou als neef des keizerséén der verdedigers van zijn troon één der verspreiders van zijn denkbeelden zijn ge weestik zou den roem hebben gehad één der pijlers van zijn gebouw te zijn of in de gelederen zijner garde strij dende voor Frankrijk te sterven." Wat was 's Keizers doel de vrijheid 1" schrijft, de neef verder. De vrijheid wordt door hem voorgesteld als een groote rivier; maar //zal de vrijheid overvloed en niet verwoesting aanbrengen, dan moet men haar een breede en diepe bedding graven. Blijft zij in haren geregelden en fieren loop binnen hare natuurlijke grenzen, dan zegenen de landen die zij doorstroomt hare watereu maar wordt zij een slort- vloed die overstroomt, dan beschouwt men haar als de ver schrikkelijkste aller plagen; dan wekt zij aller haat op. en ziet men de menschen in hun vooroordeel de vrijheid weg werpen omdat zij verwoest, alsof men het vuur moest ver bannen omdat het brandt, en het water omdat het overstroomt. Daarop worden een aantal belangrijke zaken opgeteld die eerst behoorlijk geregeld moeten worden, //voordat de vrij hfid mogelijk is." En dat bleek geen kleinigheid Ie zijn Voor de vrijheid in Frankrijk mogelijk is schreef de tegen woordige Keizer van Frankrijk in 1839 moeten de politieke partijen zijn verdwenen en moet alle partijhaat hebben opgehou den moet het beginsel van gelijkheid 'in alle wetten worden opgenomen, moepof de openbare meening, of de godsdienst, of het politiek geloof een alles beheerschende kracht bezit ten, moet de geschokte eerbied voor de wellen worden hersteld moeten nieuwe zeden in overeenstemming met de nieuwe beginselen worden ingevoerdmoeten de" vreemde vijanden overwonnen en nieuwe bondgenooten verworven wordenenz. Dat alles is noodig//voor de vrijheid moge lijk is," want //te beklagen zijn de volken die oogsten willen voor zij den akker bebouwdhet veld bezaaid aan de plant tijd gelaten hebben om te ontkiemen, wassen en te rifpen." Op den troon van Frankrijk geroepen heeft de neef des eersten Keizers, getrouw aan zijn «Napoleontische Ideeën steeds beloofd, dat de vrijheid het door hem gestichte gebouw zou kroonen. Alleen omtrent het geschikte tijdslip voor dit couronnement de l' édifi-e verschilt Napoleon III met vele zijner onderdanen. Ik vind dat die onderdanen ongelijk hebben hun haast is zeer onbetamelijk De Keizer is o-eenszins ontrouw aan zijn belofteu van 1839. Neem alleen ^rnaar de allereerste voorwaarde.' //wanneer er in een land partijen zijn die verwoed tegen elkander overslaanwanneer felle haat ze verdeeld houdt, dan moeten die partijen verdwijnen, dan moet die haat ophouden, voor de vrijheid mogelijk is. Om de poli tieke partijen in Frankrijk te doen verdwijnen en den partijhaat te doen ophouden, zal toch wel meer tijd noodig zijn dan een zeventiental jarenen eerst den 2^en December 1851 heeft Napoleon III Frankrijk aan zich onder worpen. Men heeft dus voor alsnog geen reden tot klagen. Eerst den akker bebouwendan het veld bezaaien vervol gens aan de plant den tijd laten om te ontkiemen, te wassen en te rijpen en eindelijk oogsten Als alle politieke partijen verdwenen ziju dan -- is het volk dood en ja, dan kan men het veilig de vrijheid schenken. Een dood volk zal geen kwaad doen, tenzij de vrijheid het weer levend maakte en dan zou het eerste gebruik van de vrijheid tegen hem worden aangewend die het volk dood had gemaakt. Maar toch de vrijheid kan schaden bij een volk dat er niet voor is opgeleid gelijk het vuur in de hand van een kind gelijk een rivier waarvan de dijken zijn doorgebroken. On getwijfeld maar als men een kind nooit wil laten loopen uit vrees dat het zal vallen, dan zal het ook nooit, leeren loopen. Het F faische volk heeft eenmaal misbruik gemaakt van zijn vrijheiddaarom zal het voortaan geen vrijheid hebben voor het de vrijheid goed weet te gebruiken. Dat en te is tocli een juiste en verstandige redeneering, niet waar? O zeker, even juist en verstandig als de redeneering van dien zekeren persoon, die leerde zwemmen, zich te ver waagde en bijna verdronk: «ik ga nu niet weer te water zei hij voor ik goed heb leeren zwemmen." In deze anec dote wordt die persoon kortweg een dwaas genoemd. //liet nienschelijk geslacht is een mensch die nooit sterft en steeds in volmaaktheid toeneemt." Dit. gezegde van Pascal maakt de schrijver der «Napoleontische Ideeën" tot een uitgangspunt zijner redeneering. Uitstekend maar als liet menschelijk geslacht moet vergeleken worden met een altijd voortlevend mensch, dan moet ook van een volk gel den wat van den enkelen mensch geldt. Welnu, voed een mensch op volgens het beste stelselgeef hem uitstekend onderricht, maar onthoud hem zijn vrijheid; onderdruk zijn driften beteugel zijn hartstochten, dwing hem zijn neigingen te richten waarheen gij het noodig oordeelt, zoo dat zijne elkander bestrijdende tochlen geheel verdwij nen en de strijd der lusten en neigingen heeft opgehou den, en geef hein daarna de vrijheid. Inderdaad gij kunt het zonder gevaar doen want die man is dood; hij is geen mensch meer, op ziju best een machine, maar een trage, stugge machinedie moeilijk in beweging is te brengen en veel olie en steenkolen behoeft. Of hij is slechts schijn dood en dan zal de vrijheid hem doen leven maar dan ook zal niemand de vrijheid zoo slecht gebruiken als die goed opgevoede wel onderrichtemaar in het gebruik der vrijheid teil eenen male ongeoefende mensch. De verschillende richtingen, de elkander bestrijdende par tijen in een volk, zijn zeniet de verschillende neigingen, de elkander bekampende lusten en hartstochten in de horst van ieder onzer, die ons in beweging brengen die ons doen streven en trachten naar een doelnaar een begeerlijker, zij 't ook slechts schijnbaar begeerlijker toestand, die ons doen werkendoen lijden en strijden die ons inderdaad tot men schen maken de onmisbare vereischten voor ons leven en onze ontwikkeling Maar onder die neigingen en hartstochten zijn gevaarlijke, zijn bepaald slechteen die behooren onderdrukt te wor den. Zoudt, gij meenen Zoudt gij niet vreezendat de onderdrukte neiging vroeger of later zich weer verhief, a.s de kracht die haar weerhield eindelijk weekals haar vrijheid werd geschonken? Zou het niet beter zijn, de verschillende neigingen vrijelijk met elkander te laten strij den en van goede voorbeeldenvan een naar hooger wij zende opvoeding en van licht verspreidend onderwijs te verwachtendat de goede neigingen zoo krachtig zullen worden dat zij in den strijd zullen overwinnen en de booze aan zich zullen onderwerpen Alleen die mensch in wiens eigen gemoed de strijd tusschen de goede en de kwade neigingen is gestreden, wiens eigen goede helft zijn booze helft heeft overwonnen bij wien die overwinning is bevoch ten zonder hulp van vreemde troepen, alleen die mensch heeft van zijn booze natuur geen gevaar meer te vreezen want hij draagt zijn overheerscliende goede naluur altijd in cim eigen hart met zich om. Wat zou hij den overwonnen vijand vreezen, daar de overwinnaar, de sterkerealtijd bij hem is om elke poging tot opstand terstond te onderdrukken? Lij kan vrij zijn, voor hem is de vrijheid geen gevaar. Maar hij, wiens slechte neigingen door een macht buiten hem zijn onderdrukt, wiens booze natuur door vreemde hulptroepen in bedwang is gehouden, wat zal zijn lot ziju, ais eindelijk de dag der vrijheid aanbreekt, als de macht van buiten wijkt, en de vreemde hulptroepen aftrekken? Niemand weet het, hij zelf niet. Hij weet niet], hoe sterk de ooderdrukte neigingen zijn want hij heeft ze nooit zelf in bedwang ge houdeu hij weet niet, of zijn goede natuur machtiger is dan zijn booze natuur, of zijn goede helft de slechte zal over winnen want er heeft tusschen beide nooit een strijd plaats gehad, althans geen strijd waarbij elke partij alleen over eigen krachten kon beschikken zonder vreemden bijstand te ont vangen. Met den dag der vrijheid zal ook de dag van den strijd aanbreken zoo er althans nog leven in hem is en die strijd zal heviger zijn naarmate de vreemde dwang op de onderdrukte neigingen langer heeft geduurd. Zoo ook bij den altijd voortlevenden mensch, bij een volk. Als het na lange onderdrukking de vrijheid terug ontvangt, zal het dood zijn of de strijd tusschen de onderdrukte par tijen de onderlinge wrijving der verschillende in bedwang gehouden richtingen zal met ontembare woede aanvangen en wie weet welke partij welke richting de overwinning zal behalen? Er is nooit gelegenheid geweest om hare krach ten met elkander te meten. Zoo moet ook aan de in het oog der regeering verderfelijke richtingaan de partij die naar hare meeuing voor den bloei des volks nadeelig is vrijheid gelaten worden opdat de goede richtingde heil aanbrengende partij haar best rijde, en want "eindelijk overwint het goede overwinnc. De mensch heeft niets aan het bezit van hetgeen hij niet weet. te gebruiken. Zoo heeft ook een volk niets aan het bezit der vrijheid, waarvan zij het gebruik door een jarenlang gemis geheel heeft verleerd. Maar is dat derdaad nu een politiek overzicht 't Heeft er in- niets vau. Tk was voornemens iets te zeggen over den briet van den hertog de Persigny aan de Parijsche dag bladen over het ontwerp van een nieuwe drukperswet, dat bij het Wetgevend Lichaam aanhangig is, en dat aan Fran krijk een volledige (Napoleontiseh-volledige) drukpersvrijheid moet. schenken. Ik wilde eeu kort woord tot inleiding geven, aan de vroegere beloften van den Keizer der Frausclieu ont leend en in die inleiding ben ik blijven steken. W. v. d. K. BELG IK. De stedelijke Raad en de leden der rechtbank te Meche- len hebben de uitnoodiging tot bijwoning der plechtige in stallatie van den aartsbisschop Dcchamps van de hand gewezen I» It U I E Uit het catholieke gedeelte der Rijnprovincie worden ge durig adressen aan den Koning gezonden ten gunste van het wereldlijk gezag van den Paus. Dat uit Munster telde meer dan 50000 onderteekeningen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1868 | | pagina 1