ALKMAARSCHE COURANT
No, 10. Zeventigste Jaargang
Zondag
8 Maart.
«dSSS&i,
(Officieel (Scbccltc.
Het is den hoofdonderwijzers en de hoofdonder
wijzeres verboden geschenken van de leerlingen
aantenemen.
liet oude Ministerie
tegenover de nieuwe Tweede Kamer.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3.40, enkele Nos. 7 Ceut.s. franco per post 4.
Brieven franco aan de Uitgevers
DE HM>. COST EK ZOON.
'SS—--V'ifi
B- IA V
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uur; ingezonden berichten een dag
vroeger.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden
Dat de militieraad in dit district dit jaar zijne zittingen
houdt te Alkmaar, en ten raadhuize, op Vrijdag den 13 Maart
e.k., des voormiddags ten 9ij ure, zal onderzoeken de door
lote'liugen dezer gemeente opgegeven of nog optegeven rede
nen van vrijstelling van de militaire dienst.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
AlkmaarA. MACLAINE PON I
29 Feb. 1868. De Secretaris
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR,
brengen ter kennis van de belanghebbenden:
dat gedurende de loopeude maand de gelegenheid is open
gesteld aan lotelingeu voor de nationale militie alhier, ter
gemeente secretarie aanvrage te doen om bij de zeemilitie
te dienen, terwijl de voorschriften, die omtrent de zeemilitie
bij de wet van 19 Augustus 1861 (Staatsblad n». 72) gegeven
zijnvermeld zijn in de gedrukte publicatiëu daartoe op
verschillende plaatsen aangeplakt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar. A. MACLAINE PONT.
den 1 Maart 1868. De Secretaris,
SPANJAARDT.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR, brengt
in voldoening aan deze uitnoodiging van den Heer Commis
saris des Konings in deze Provincie, hg deze den veehouders
in herinnering de bepalingen van het wetboek van strafregt,
van toepassing op de besmettelijke ziekte van vee luidende
als volgt
Art. 459. Ieder houder of oppasser van dieren of van
melk- of slagtbeeslendie verdacht zijn van aangedaan te
zijn van besmeitelijke ziekte, die niet dadelijk kennis daar
van gegeven zal hebben aan den maire (Burgemeester) der
gemeente, waar zij gevonden worden en die zelfs voor dat
de maire op die kenuisgeving geantwoord heeft, deze dieren
of melk- of slaglbeesten niet opgesloten gehouden zal hebben,
zal gestraft worden met eene gevangenis van zes dagen tot
twee maanden en eene geldboete van zestien tot, tweehon
derd franken.
Ar'. 460 Desgelijks zullen gestraft worden met eene
gevangenis van twee tot zes maanden en eene geldboete van
honderd tot vijfhonderd franken diegenen die in weerwil
liet vertiod der regering, hunne besmette dieren of beesten
onder anderen zullen hebben laten loopen.
Art. 461. Ingeval uit dit laten loopen onder andere
beesten eene besmetting onder ander vee ontstaan is zul
len diegenen welke het verhod der regering overtreden
zullen hebben gestraft. wordeD met eene gevangenis van
twee tot vijf jaren en eene geldboete van honderd tot dui
zend frankeu alles onverminderd de uitvoering der wetten
en verordeningen betreffende de veeziekte en de oplegging
der straffen daarbij gesteld.
Art. 462. Ingeval de boetstraffelijke wanbedrijven waar
van iu dit hoofdstuk gesproken wordt, door veld- ofbosch-
wachters of policie-ambtenaren onder welke benaming het
ook zijn moge begaan zijn geworden zal de straf van
gevangenis ten minste van ééne maand zijn en ten hoogste
van nog een derde boven de zwaarste strafdie eenen anderen
schuldigen, om hetzelfde wanbedrijf, opgelegd zou worden.
Ouder uitnoodiging om aan die bepalingen stipt de hand
te houden voor liet geval dat longziekte zicll ouder hun
vee mogt vertonnen ten einde de uitbreiding dier ziekte
zooveel mogelijk tegeutegaan.
Alkmaar. De Burgemeester voornoemd
5 Maart 1867. A. MACLAINE PONT.
BRANDWEER.
RVBVBMtBSTUR en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter keunis van de ingezetenen
- dat de loting van de voor de brandweer dezer gemeente
ingescbreven personen, door hen in het openhaar zal worden
gehouden op Dingsdagden 17 Maart e.k., des voormiddag»
ten 11 ure, ten raadhuize dezer gemeente.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 6 Maart 1868. De Secretaris,
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen bij deze in herinnering artikel 50 der algemeene
verordeningregelende het onderwijs aan de openbare
scholen te Alkmaar, van den 27 December 1866 (Gemeen
teblad n". 45, 3e serie), luidende:
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
den 5 Maart 1868. t>e Secretaris,
SPANJAARDT.
De rector van de latijnsche school te Alkmaar brengt, op
uitnoodiging van het curatorium, ter kennisse vau belang
hebbenden, dat voortaan nieuwe leerlingen slechts eenmaal
in het jaar, op den eersten Maandag in September, worden
toegelaten, ten ware zij tusscheutijds binnen of in den omtrek
dezer gemeente zijn komen wonen of verblijf honden. Tot
de toelating wordt vereischl dat de adspirant leerling in
den regel zijn dertiende levensjaar voleindigd beeft en (zoo
geen voldoend getuigschrift, kan worden overgelegd dat hij
reeds op een ander gymnasium of eene andere latijnsche
school wettig was toegelaten of de lessen op de laagste, dat
is: eerste klasse van eene openbare middelbare school, ten
einde toe voldoende gevolgd had), bij een admissie-examen ten
minste het bewijs levere; dat hij
a. goed Indreven zij in het lezen, schrijven en in het prac-
tisch rekenen, dat is, in het vaardig gebruik der hoofdre
gels, giet geheele getallen, gewone en tiendeelige breuken
b. bekend zij met het stelkundig teekenschrift tot en niet de
vermenigvuldiging en deeling van algebraïsche vormen
c. bedrevenheid hebbe verkregen in het logisch ontleden en
de keunis der rededeelen van de nederlandsche taal
d. kennis hezitte van de verbuigingen eu vervoegingen der
frunsche taal en vaardigheid iu het. vertalen van oorspron
kelijk fransch proza.
Het minerval of schoolgeld bedraagt veertig gulden per
jaar en wordt door den gemeente-outvauger ingevorderd bij
driemaandelijksche termijnen. Nadere informatiën worden
verkregen bij
Alkmaar, Den rector der latijnsche school.
Maart 1868. -Dr. J. J. de GELDER.
//Eene voldoende ondersteuning bij 's volks vertegeu-
//woordigmg is voor het aanblijven van het Ministerie
vechter onmisbaar Zonder die is noch van wetgeving
vomireut ouderwijs en andere zaken die zijn voorbereid
//noch vau herslei en vermeerdering van voorspoed iu
//de overzeesche bezittingen, noch van voltooijing der
//groote openbare werken, waarop terecht wordt prijs
vgesteld iets te verwachten. Zonder die ondersteuning,
vin ééu woordkan in een vrij laudals het onze
//met worden geregeerd."
liet ministerieels rapport aan den Koning, waarbij
de ontbinding der Tweede Kamer werd voorgesteld.
//Wanneer eene Regeeritig de zware verautwoordelijk-
vheid van eeu vourslel tot ontbinding der Kamer op
«zich nemende eu ieder zal erkennen dat die ver
antwoordelijkheid inderdaad groot is met hel doen
wan zoodanig voorstel mistast, dan zou zij een groot
vconstitutioneel misdrijf hebben gepleegd en deu naam ou-
//der de staatslieden gerekend te worden hebben verspeeld."
De Minister van Bidtenl. Zaken in de sitting der
Tweede Kamer van 20 November l.l.
"Het al of niet aan temen van het door het Ministerie
//ingediend ontslag moet, zoolang de constitutioneel
vmouarchie nog eeu monarchie iseen daad des Konings
valleen blijven. Maar dat dekt met en nimmer heeft
//dit in onze bedoeling gelegen de verantwoordelijk-
vheid van het Ministerie voor de ontbinding zelve."
De Minister van Binnenl. Zaken in de zitting der
Tweede Kamer van 2 Maart l.l.
Bij de opening van de Staleu-Generaal heeft het Minis
terie verklaard's lands afgevaardigden met vertrouweu te
gemoet te gaan. Had het daartoe reden Waarop was dat
vertrouweu gegrond Op die vragendie zich toch als
van zelveti moesten voordoen heeft het Ministerie met veel
antwoord gegeven. Toch iets: vDe vorige Tweede Kamer
vsprak met een kleiue meerderheid een afkeuring uit over
vliet buitenlaudsch beleid in een moeilijk tijdperk, dat
vgelukkig lot het verleden e behoort. Thans be-
vgroeten wij een nieuwe Tweede Kamer, waarvan een
//vijfde deel uit nieuwe leden beslaa t." Daar
op scheen het. Ministerie zijn vertrouwen gebouwd te hebben.
Die afkeuring der vorige Tweede Kamer met een meerder
heid van eeu paar stemmen behoort tot het verledene en
het Ministerie staat tegenover een nieuwe, althans voor eeu
vijfde deel uieuwe Kamer. Dit is waar; maar zijn dau de
leden dier nieuwe Kamer aan het Ministerie onbekend?
Hebben de kiezers personen naar den Haag gezondenwier
gezindheid omtrent dit Ministerie onbekend was? Dat zou
jammer zijnwant dan had de ontlinding niet aan haar
doel beantwoord. Het Ministerie stelde aan den Koning
veene vernieuwde poging" voor om, zoo God wilde, nog
eeuigen lijd Zijne Majesteit en het land te dienen bet gaf m
overweging, een beroep te doen op liet volk lot het verkrijgen
van eeu voldoende ondersteuning bij de vejrlegenwoordiging.
En het volk gaf aan die roepstem gehoor; er werden ver
skillende candidaten gesteld, en vooral de vrienden der
Regeering wanrei er op uit, heil te schiften in voorsta .ders
en tegenstanders van iiet Mia-uss. Xisat A. rieo men
want hij zal het Ministerie steunen; kiest B niet, want hjj'
zal zich tegen het Ministerie verklaren. Meu was zoo vrij,
er zelfs uitdrukkelijk of bedektelijk bij te voegenzoo gij
B kiest, zijt gij des Konings vriend met. En toch zou het
Ministerie niet weteuwal het van de nieuwe Kamer te
wachten heeft? Is het Ministerie dan alleeu een vreemdeling
te Jeruzalem, en weet het niet. de diugen die dezer dagen
daar geschied ztju
Het goed vertrouwen der Regeering heeft echter niet
lang mogeu duren. Zij mocht, de Tweede Kamer te gemoet
treden als een nieuwe Kamer, waarvan meu de meeste wel
willendheid kon verwachten eu die liet verledene zou laten
rusten, de Kamer heeft van hare zijde getoond, dat zij niet
tegenover een nieuw Ministerie stond. Een inderdaad nieuw
Ministerie, waarvan de regeeringsbegmselende bekwaam
heid en het beleid nog onbekend zijn, dat nog geen geschie
denis heeft, moge recht hebben aan de vertegenwoordiging toe
te roepen//wacht op onze dadenmaar bij het tegen
woordig Ministerie kan daarvan geen sprake zijn. Zijn
geschiedenis is overbekend; lang is zij juist niet, maar zeer
merkwaardig; zij heeft, zich door ongehoorde feiten geken
merkt door gebeurtenissen die niet, spoedig vergeten zullen
worden. Eu men zou wensclten dat de leden der nieuwe
Kamer ze reeds hadden vergeten
Vele de meeste leden der nieuwe Kamer schijnen
van meeniug te zijndat zij zich zoo spoedig mogelijk aan
de.Regeeriug moeten bekend maken. Wij hebben met noodig
op uwe daden te wachten roepen zij haar toe houdt
uwe wetsontwerpen voor u, wij kennen u reeds meer dan
voldoende. Gij zijt opgetreden met den heer Mijer aan het
hoofd. Die heeft ons met beloften misleiddie hij niet
voornemens was te vervullen. Niemand ontkent thans meer,
dal hij, om zijn hegrooliug aannemelijk te maken, een wet
omtrent de woeste gronden op Java heeft ingediend, die in
liberalen geest was ontworpen, en dat hg zich eensivillend
verklaarde met de tegenstanders van het stelsel des be honds,
loen zijn hegrooliug was aangeuomeuvertrok hij naar het
land van belofte, en liet ons zijne vele beloften achter. In
dat werk hebt gij, zijne medeleden in het Ministerie, hem
geholpen, eu die medeplichtigheid hebben wij afgekeurd. Gij
hebt onze bevoegdheid daartoe betwist, in plaats van in
onze uitspraak te berusten ons van machtsoverschrijding en
aanranding der Koninklijke rechten beschuldigd en uw
toevlucht genomen tot het zeer huilengewone middel der
Kamerontbinding. Toen hebt gij den hoeksteen van ons
cousiïtutioneel staatsgebouw, de ministeriëele verantwoor
delijkheid zoeken te ondermijnen en dat vergrijp moet in
Nederland onvergeeflijk zijn. //Binnen de grenzen," hebt
gij de nieuwe Kamer toegeroepenen die Kamer heeft u
waarlijk met welwillendheid behandeld zij nam uwe wets
voorstellen in overweging, eu hielp ze tot wet verheffen.
Ook de woeste-gronden-wet werd eindelijk, op aandrang
der Katner, door den opvolger van Mijer verdedigdmaar
ingetrokken zoodra daartoe slechts eeuige aanleiding bestoud.
Dat wetsontwerp was niet overeenkomstig uwe beginselen;
het had zijn dienst gedaan om de Kamer te misleiden, maar
het mocht geen wet worden. Het maakte een deel uit van
de beloften des veelbeloveuden. Gij naamt een derden Mi
nister van Koloniën in uw midden, een zoo bekend voor
stander vau den teruggang, dat zelfs de mannen des behouds
ontstelden bij zijn optreding. Weer boodt gij ons uwe begroo
ting aan, maar de Kamer toonde iu alle opzichten gebrek aan
vertrouwen. Reeds de eerste Minister, die zijn begrooting in
onze vergadering moest verdedigen zag zijn beleid veroor
deeld. Ook toen hebt gij niet berust in de uitspraak der
vertegenwoordiging, maar vijftien maanden na de eerste ont
binding de Kamer op nieuw ontbonden.
Yan deze geschiedenis van het Ministerie zijn vier vijfden
der leden van nabij getuigen geweest als leden der ontbon
den Kamer; maar ook de nieuwe leden zijn met die geschie
denis bekend. Immers wat de heer van Bosse gezegd heeft
zal wel leder toestemmen: //Die nieuwe leden der Kamer
mogen dan vrij zijn van de antecedentendie in de twee
laatste jaren zijn ontstaan zij hebheu toch kunnen waarne
men wat er gebeurde, zij hebben toch, als alle belangstel
lenden in den lande, ruimschoots gelegenheid gehad een
oordeel te vellen over hetgeen in deze Kamer geschiedde."
Het geduld der leden die de gedragingen van het Minis
terie afkeuren, zoowel oude als nieuwe leden, schijnt uit
geput te zijn. De laatste ontbinding heeft naar hunne
meening de maat doen overloopen. De heer Thorbecke is
dan ook al dadelijk begonnen met verlof van de Kamer
tot het Ministerie eenige vragen te richten, en de beraad
slagingen daarover zijn nog niet geëindigd terwijl dit wordt
sescbreven. Een motie van orde om de beraadslagingen te
sluiten, door den heer de Bosch Kemper voorgesteld, is met
39 tegen 32 stemmen verworpen. Die 39 leden schijnen dus
iets meer te willen dan een eenvoudige sluiting der beraad
slagingen. Op dit oogenblik is een motie van den heer
Blussé aan de orde van dezen inhoud: //De Kamer,- gehoord
de inlichtingen der Ministers, is van oordeel, dat geen
landsbelang de jongste ontbinding der Kamer vorderde en
sluit de beraadslagingen."
Het Ministerie en de minder ontevreden leden der Kamer
verlangendat zij op nieuw de verschillende hoofdstuk
ken der staatsbegrooting zal onderzoeken en in behan-
deliug nemen. De Minister van Buitenlandsche Zaken heeft
daarenboven thans inlichtingen beloofd, die hij bij de vorige
behandeling zijner begrooting verklaarde nog niet te mogen
geven maar volgens de met-ministerieel gezinde leden der
Kamer is het op dit oogenblik de vraag nietof de vorige
Kamer te recht of ten onrechte de begrootiug voor Buiten
landsche Zaken heeft verworpen; dat behoort iuderdaad tot
het verledene, de Kamer die de begrooting verwierp kan op
dat. besluit niet meer terugkomen, want zij bestaat niet meer.
Maar dat het Ministerie deze Kamer, die, afgaande op de
inlichtingen die haar toen werden gegevendit hoofdstuk
der staatsbegrooting meende te moeten verwerpen, op nieuw
heeft ontbonden dat liet Ministerie alzoo van dit buiten
gewone middel twee malen gebruik maakte binnen den tijd
van vijftien maanden dat keuren die leden ten sterkste af.
Te recht zien zij in deze daad in verband met de geheele
houding van dit Ministerie tegenover de Katner, een gebrek
aan ingenomenheid met.de eischen van den eonstitutioueelen
regwa-.trsvorm een strijd tegen den hoeksteen van ons grond
wettig staaiogmbouw, tegen de politieke verantwoordelijkheid
der Munsters. L)eze JWuii^Aorc vorkiey.pp ',k- --- - «v unucrv»v»r.
pen aan de meerderheid der Kamer; bij herhaling gebruikten
zij het. zeer buitengewone middel eener ontbinding om te
beproeven een meerderheid te verkrijgen in hunnen geest,
de eerste keer, toen de Kamer eeu al keurend oordeel uitsprak
over de verdwijning van deu heer Mijer, de tweede keer,
toen zij een hoofdstuk der staatsbegrooting verwierp. Zulk
een handelwijze is inderdaad inconstitutioneel. Waarom? is
gevraagd: de Grondwet verbiedt het toch niet, en schrijft
niet voor, hoe dikwijls en binnen hoeveel t.ijd men de Kamer
mag ontbinden Neeu daaromtrent bepaalt de Grondwet
nietsmaar de geest dier wet en het geheele wezen van
den parlementairen regeeringsvorm verbieden liet,, en ook
hier geldt de regeldat. de geest levend maakt en de letter
doodt, 't Is voor de handhaving van deu constitutioneelen
regeeringsvorm in Nederland niet. genoeg, dat, eeu Ministe
rie niet handelt in rechtstreekschen strijd met, een voorschrift
der Grondwet-, dat liet geen uitdrukkelijk gebod overtreedt,
het. behoort zich ook te richten naar de algemeen aangenomen
parlementaire gebruikeuhet moet blijken zich niet alleen
te onderwerpen aan de letter der Grondwet, maar
met hart, eu ziel gehecht tezijnaan de beginselen waar
van die wetsbepalingen de uitdrukking zijn maar diezich even
zeer doen gevoelen waar geen bepaald voorschrift bestaat.
Er zijn er in Nederland nog te veeldie zich uitgeven voor
constitutioneel, die verklaren de Grondwet, getrouw te zullen
opvolgen maar in wier hart, geen warme ingenomenheid
wordt gevonden met het wezen van liet parlementaire stelsel.
De handelingen derzulken dienen met buitengewone oplet
tendheid te worden nagegaan. In hunne handen is het
parlementaire stelsel niet, veilig, zij gebruikeu het als een
middel om zoo weinig mogelijk parlementair te regeeren,