ALKMAARSCHE COURANT No. 15. Zeventigste J aargang. 180®. Zondag 12 April. (Dfficicel (Scbccllc. Het uiterste middel. Grondwettig' of niet? ïlederlandsolie vredebond. Deze Courant wordi wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zondag morgent.ussehen 8 en 9 ure. Prijs per jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post,/4. Brieven franco aan de Uitgevers HER M'. COST ER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels j 0 ,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag Aan de openbare school voor meisjes te Alkmaar bestaat gelegenheid tot plaatsing van eene K VVEEKELINGE. Zij die daarvoor wenschen in aanmerking te komenmoeten ïich aanmelden bjj de hoofdonderwijzeres dier school. «Zonder voldoende onderstcuniug bij 's volks verte- «genwoordigingin één woord kan in een vrij land «als het onzeniet worden geregeerd." Het Ministerie in lijn rapport aan den Koning. «Ik onderstel bij de Ministers te veel tact, te veel «politiek doorzichtom er een oogenblik aan Ie twijle- «len of zij hebben dadelijk na de intrekking der cul tuurwet ingezien, daten hun eigen belang én het belang «van den staat gebiedend vorderen dat zij hun ontslag aan den Koning vragen. Ik zeg hun eigen belang, om- «dat ik meen dat het voor den staatsman betamelijk «is om dan, wanneer de politieke dood onvermijdelijk «is, dien dood moedig onder de oogen te zien en te «weten met eere te sterven." Jhr. Mr. C. van Foree.it in de titling der Tweede Kamer van 23 Met 1866. nadat de Minister Fran sen van de Putte zijn cultuurwet had ingetrokken. «Voorzeker is het eeu hoofdbeginsel van hetvertegen- «woordigend stelseldat de Koning zal regeren met een «Kabinet van Miuistersdat het vertrouwen van de «volksvertegenwoordiging bezit. Een constitutioneel «Koning is zedelijk verpligt zijne Ministers te ontslaan, «omtrent wie een der Kamers een votum van wantrouwen «heeft uitgesproken, omdat in de meeste gevallen zulk «een Miuister geen nut meer kan doen." «Elders hebben wij uit de geschiedenis der grondwet «trachten te betoogen dat eene hegrootingsverwerpiug «om redenen buiten de begrootingswet gelegen ongrond- «wettig was, dan alleen in zeer buitengewone gevallen, «als een coup d' état tegenover miskenning van groud- «wettige beginselen." Jhr. Mr. J. de Bosch Kemper. Een woord ter over weging over eenige onbeschrevene politieke beginselen. i, «Niemand twijfeltdat weigeriug der begrooting een dwangmiddel is. Het is eene oorlogsverklaring. Men «kan ertoe zijn gedwongen, gelijk een volk soms wordt «gedwongen tot opstand. Heeft het Gouvernement zich «in staat van oorlog tegeu de wetten gesteld, en schieten «alle regtsmiddelen te kortik zal mij ook in staat van «oorlog gelooven. Zijn wij zoo ver Mr. J. R. Thorbecke. Parlementaire redevoeringen. «Verre, zeer verre van ons de beschuldiging, alsof alle «de leden, die een begrootingswet onder onze Grondwet «afstemden om redenen buiten die begrootiug gelegen «beginselloos en met verkrachting van regt, zouden ge «haudeld hebben. Voorourdeelen kunnen zulk een kracht «oefenen, dat men pligtmatig oordeelt, hetgeen, bij «beter inzigi inderdaad ongrondwettig is. Ja, wij gaan «verder: wanneer constitutionele vooroordeelen lang als «regt hebben gegolden, kunnen er omstandigheden zijn, «waarin het opvolgen vau het gewoouteregt een daad «is van zelfstandigheid en karakter, waarvoor meu eerbied «moet koesteren." Jhr. Mr. de Bosch Kemper. De rigtingen en par tijen in het staatkundig leven. Tweede druk. Het is duidelijk dat de meerderheid der Tweede Kamer zich beijvert om zoo spoedig mogelijk een einde te maken aan den beslaandeu toesiaud. Die loesland is inderdaad on houdbaar. Daarvan nog het bewijs te leveren zal wel overbodig zijn. Allen die ef-nig begrip hebben van het we zen eeuer regeering met volksvertegenwoordiging, en dat stelsel getrouw wenschen toegepast te zienzijn daarvan overtuigd. Er zijn er, die dit stelsel openlijk afkeuren, en het betreu ren dat onze grondwet het in Nederland heeft gevestigd. Voor hen is het moeilijkde eischeu van ons regeerings- stelsei in hun volle kracht le begrijpen en iu te zien. Er zijn er, die eerbied betuigen voor onze grondwet, om dat het eenmaal ouze grondwet is, omdat zij bestaat, en het de plicht van den staatsburger is de wet eu vooral de grondwet te eerbiedigen en haar getrouw te blijven zoolang zij niet op wettige wijze is afgeschaft of veranderd. Zij eerbiedigen haar uit plichtbesef. Eu wie zou hoogachting ontzeggen aan den man. die eerlijk en trouw eeu grondwet aanneemt, waaraan hij hetzij in zijn betrekking trouw heeft gezworen, hetzij als staatsburger onderwerping en gehoor zaamheid sehuldisr is, ook al veroordeelt hij de beginselen iu die grondwet gehuldigd? Maar van hem is niets anders te wachtendan dat hij het stelsel in den meest beperkten zin zal opvatten en toepassen. Van het ingeslopen kwaad zal hij nog zooveel mogelijk weren en trachten te voorko men dat het wortel schiete in den vaderlandschen grond De bepaalde voorschriften der staatsregeling zal hij opvol gen maar hij zal de beginselen niet aannemen waarvan zij de toepassing zijn. Hij zal zich aan de letter der wet vast klemmen en niets meer willen toestaan dan die letter ge biedt. Hij zal zich met kracht verzetten tegen een prak tijk die het vertegenwoordigend stelsel in al zijn gevolgen, met al de eischen en gebruiken die onafscheidelijk ziju van zijn wezen en natuur, in toepassing brengt. Als het niet bestond, bij zou hel niet helpen invoeren; althans hij zou. evenals de Koning van Pruisen de volksvertegenwoordigers alleen als goede raadgevers aan de Kroon willen ter zijde stellenof den w rkkring der Stateu-Geueraal geheel tot het gebied der wetgeving willen beperken. Anderen echter zijn uit voile overtuiging de beginselen toegedaan, waarop het vertegenwoordigend regeeringsstelsel rust. Zy eischen niet alleen de medewerking der volksver tegenwoordiging voor het tot stand komen der wetten maar zij begeeren voor die vertegenwoordiging ook invloed op de richting en den gang van het geheele staatsbestuurzoowel wat ouze betrekkingen met andere staten als onze binnen- landsche aangelegenheden en buiteuhiudsche bezittingen be treft. Daarom is de verantwoordelijkheid der Ministers bij hen de hoeksteen van het parlementaire staatsgebouwen mag het recht van toezicht en beoordeeling der volksverte genwoordiging in geen geval betwijfeld of beperkt worden. Het vertegenwoordigend regeeringsslelsel laat niet toe, dat er wordt geregeerd in strijd me! den geest van de meerder heid der vertegenwoordiging. Die meerderheid kan dwalen, ongetwijfeld; maar wie zal hier uitspraak doen boven haar De volksvertegenwoordiging moet de opperste rechter zijn over alle daden der regeermg. Aan hare uitspraak moet elk Ministerie zich onderwerpen. Het mag betwijfelen of de vertegenwoordiging werkelijk is samengesteld iu den geest des volks, en aan den Kuning de out binding der Kamers voorstellen; maar als het bij de nieuwe Kamer evenmin steun kau vinden, moet het aftreden. Het tegenwoordig Ministerie heeft dit helder en juist uitgedrukt in zijn rapport aan den Koning, waarbij het de jongste ontbinding voorstelde: «Zonder voldoende onder steuning van de vertegenwoordiging des volks, in één woord kan in een v r ij land, als het onze, met worden geregeerd. Het Ministerie heeft die ondersteuning niet kunnen vinden. In 1866 keurde de Tweede Kamer zijn handelingen af. Het ga' den Koning in overweging die Kamer te ont binden. Iu 1867 veroordeelde de nieuwe Tweede Kamer het buitenl&ndsch beleid door de verwerping der begrooting van Builenlandsche Zaken. Het Ministerie gaf den Koning ten tweeden male iu overweging de Kamer te ontbinden. Een derde Tweede Kamer veroordeelt thans deze inconstitutioneel oubindings-hebbelijkheid en het Ministerie aeht zich nog altijd in staat de Kroon te verlegenwoordigen en te regeeren. 't Is mogelijk, dat zien wij, waul de Ministers zijn nog Ministers. Toch verklaarden zij zeiven, dat dit i u een v r ij laud een onmogelijkheid is; eu de meerderheid der Tweede Kamer schijnt nu voornemens hen le doen gevoelen dat het inderdaad waar is wat zij den Koning zeiden. Nood- zakeu zij zelven die meerderheid niet tot het uiterste middel de afsiemming der verschillende hoofdstukken van destaats- begrootiug Is het niet, de plicht dier meerderheid te zor gen dat ons land een v r ij land blijve En in een v r ij land is zulk een Ministerie onmogelijk. De vertegenwoordi ging is verplicht te toouen, dat ous laud nog een vrij land is. Is afstemming der begrooling ougroudweitig 't Is nau welijks aan le nemen want dan hebben alle partyeu in de Kamer zich aan Groudwetscheuuis schuldig gemaakten dan behooren de tegenwoordige Miuisters ouder de grootste overtreders. Zij hebben betzelveu meermalen gedaan, en heb ben het recht verloren de daad in anderen te berisppn. t Is een dwangmiddel, een oorlogsverklaring, heeft een maal Thorbecke gezegden de verdedigers van het Minis terie scheppen er behagen iuzich op die woorden te be roepen. Ja, t is e«n dwangmiddel't is eeu oorlogsverkla ring; maar de middelen moeten geëvenredigd ziju aan de kwaal. Alle andere middelen zijn uitgeput, hier is een dwangmiddel uoodig. «Heeft het gouvernement zich iu slaat van oorlog gesteld legen de wetten eu schieten alle regtsmiddelen te kortik zal mij ook in staat van oorlog gelooven U-est men in de parlementaire redevoeringen van den heer Thorbecke', de verdedigers van het Ministerie be roepen zich op die woordeneu herhalen de vraag waar mee hij ze besloot; «Ziju wij zoo ver?" Ja, voorzeker zijn wij zoover. Het Ministerie verkeert wel niet in staat vau oorlog tegen de wettenmaar tegeu «het hoofdbeginsel van het vertegenwoordigend stelsel," gelijk de heer de Bosch hemper zich uitdrukt, in staat van oorlog tegen hetgeen he' zelf onmisbaar noemde in eeu vrij laud als het ouze. De meerderheid der Kamer, die dat beseftdie daarvan over tuigd is, gelooft zich dus ook iu staat van oorlog. Alle rechtsmiddelen zijn uitgeput. Na de aanneming de,r motie- Blussé oordeelde de geheele t weede Kamer op drie stemmen na een adres aan den Koning ten eene male overbodig. Zuover ziju wij inderdaad. Wij zijn in staat vau oorlog. Het Ministerie heeft het zoo gewild. noodzakelijk. Heeft de meerderheid der Kamer verzuimd, dat de miuisterieele partij een nieuwe veroordeeling vau het buitenlandsch beleid Daarvoor was inderdaad niet de minste aanleiding. Toen de Kamer beraadslaagde over de ooi bindingswoede van hel Ministerie, kon zij met iu 't, voorbijgaan weer eens eeu uitspraak doen omtrent het buitenlandsch beleid, dat niet aan de orde was. Men wilde de outbindingskourts veroor- deelen op zich zelve, geheel afgescheiden vau de reeds veroordeelde buitenlandsche politiek. De vorige Kamer had haar reeds veroordeeld; en dwaasheid was het geweest, in dien een lid der Kamer had voorgesteld het nog eens te doen. Die uitspraak was nog in volle kracht. Maar het had beteekenis gehad indien een lid der Kamer had voor gesteld, dat deze Kamer het vonnis der vorige zou vernietigen en het buitenlandsch beleid zou goedkeuren. Daartoe had echter geen verdediger van het Ministerie den moed. Dat verwerping *an eeu begrootingswet om poiitieke re denen geoorloofd zou ziju noemt de heer de Bosch Kemper een constitutioneel vooroordeel. Bijna alle leden der Kamer, onverschillig van welke kleur of partijzijn van een andere meeuing. 't Is bij ons een constitutioneel gebruik een ge woonterecht geworden. En er kunnen omstandigheden zijn zegt de lieer de Bosch Kemper «waarin het opvolgen van het gewoonteregt een daad is van zelfstandigheid en karakter, waarvoor men eerbied moet koesteren."In zulke omstandigheden verkeert op dit oogenblik de meerderheid der tweede Kamer, en zij zou inderdaad gebrek aan krakier en zelfstandigheid toouen en den eerbied verbeuren van voor- en tegenstander beide, iudieu zij aarzelde in den strijd voqr het. hoofdbeginsel vau liet vertegenwoordigend stelseliudieu zij den staat van oorlog niet erkende, indien zij, nu alle rechtsmiddelen uitgeput zijuhet dwangmiddel niet toe paste, iudien zij de hoofdstukkeu der staatsbegrooting niet verwierp. W. v. d. K. Een dwangmiddel is ian niet het middel zelve haar aanbood Het Volksblad komt op tegen een artikel in de Alkmaar- sche Courant van 29 Maart 11, De redactie dier courant en de heer Dam, lid der Tweede Kamer, «vergissen zich ten «eeneu male zegt het Volksblad wanneer zij beweren «dat. de heer de Bosch Kemper in zijne brochure Een woord ter overweging over eenige onbeschrevene politieke beginselen «in 1863 uitgegeven, de grondwettigheid van eene politieke «motie van orde en een adres op ééne lijn zou geplaatst heb- «ben. In die brochure wordt niet gesproken van eene «politieke motie van orde. De redacteur van de Alkm. Ct. «en de heer Dam zijn blijkbaar in de war gebracht door het «woord motie, dat in het Engelsche recht gebruikt wordt «voor elk voorstel, en dat in dien uitgebreideri zin ook door «den heer J. de Bosch Kemper gebruikt werd." In de eerste plaats zij opgemerkt, dat het Volksblad zich vergist, wanneer het zijn lezers mededeelt dat da Alkm. Ct. beweert, dat de heer J. de Bosch Kemper in de bedoelde brochure de grondwettigheid van eene politieke motie van orde eu een adres op ééne lijn zou geplaatst hebben. Even min als de heer de Bosch Kemper spreekt de Alkm. Ct. van eeu motie van ordezij spreekt van een motie in den uit- gebreideu zin waarin het door den heer de Bosch Kemper werd gebruikt. Men leze haar artikel van 29 Maart nog eens na en men zal er de uitdrukingmotie van orde niet eenmaal in ontmoeten. Zij sprak van een parlementaire motievan een zelfstandige verklaring der Kamer omtrent een regeeringsdaad zooals de motie-Keuchenius en de motie- Blusséde eerste een afkeuring van de gedragslijn van het ministerie omtrent de uittreding van den heer Mijerde tweede een verklaring dat de jongste Kamer-ontbinding door geen landsbelang werd gevorderd. Beide waren ontegen zeggelijk meer dan eenvoudige motiën van ordezij waren uitspraken van de Kamer omtrent regeeringsdadenvonnis sen zoo men wil, maar toch altijd vonnissen die voor geen tenuitvoerlegging vatbaar zijn, sententiae declaraloriae. In de bedoelde brochure van 1863 wijst de heer de Bosch Kemper op Engeland «waar het staatsleven het meest ont wikkeld is," eu waar men vele motiën van wantrouwen en adressen aan den Koning heeft gehad om zijne Ministers te verwijderen. Hij keurt de begrootingsverwerping af, maar beveelt de duidelijk geformuleerde motie en het adres gelij kelijk aan. Hij geeft er zelfs een voorbeeld van: «Des «noods zegt hij had men met de aanneming van de «begrooting van Koloniën voor 1863 eene verklaring kunnen «doen bij meerderheid van stemmen: dat men geen vertrouwen «stelde in het koloniaal beleid van den Minister of van «het Kabinet." Was dat dan geen vonnis, geen uitspraak, geen besluit, geen oordeelvelling, geen sententia declaratoria? Inderdaad de schrijver van het bestreden artikel in de Alkm. Ct. begrijpt niet, hoe de heer de Bosch Kemper in 1863 een dergelijke verklaring bij meerderheid van stemmeneen dergelijke motie heeft kunnen aanbevelen tenzij hij na dien lijd van gevoelen is veranderd. Waarom is zulk een motie grondwettig en die vau den heer Blussé niet? Heerscht hier misverstand, wordt de heer de Bosch Kemper verkeerd be grepen, het Volksblad geve zich de moeite dit nader te verklaren en uiteen te zetten. W. v. d. K. Onder dezen titel is eeu boekje verschenendat een «voorstel" bevat «tot vestiging eeuer politieke partij-vereeni- ging met politieke geloofsbelijdenis." Dat voorstel is een poging tot zuivering van ons politiek leven en tot wering van alle vreemdeonedele en bedrieg lijke beslanddeeleudie verdeeldheid brengen waar eenheid wezen moest. De schrijver wil een vereeniging, een bond van allen die iu hoofdzaak althans instemmen met de po litieke beginselen die hij in zijn hoekje ontvouwt. Hij wil aaneensluiting van politisch eeusdeukenden of gelijkgezinden om daardoor een partij te vormen alleen gegrond op politieke overtuigingen rein van alle andere elementen van parlijschap. Juist door het wereu van alle andere invloeden behalve de zuiver staatkundige wil hij trachten vrede te stichten onder verschillende thans elkander meer of minder vijandige, althans elkander wantrouwende fractiën. Hij schetst onzen tegen- woordigen ongezonden politieken toestand, de beide bestaande hoofdpartijen en haar verval, en dringt aan op hervorming van ons partijwezen. De politieke geloofsbelijdenis door den «vredebond" aan te nemen moet openhaar zijn. De leden van den bond moeten bekend zijn. Schriftelijk moeten zij van hunue instemming met de beginselen van den bond doen blijkenen zelven daarbij aanteekenen waarin zij daarvan afwijkenzoo zij niet willen geacht worden zich daarmee geheel te vereeuigen. Waarheid, zelfstandigheid, verdraag zaamheid en openbaarheid moeten de grondslagen zijn van den zuiver staatkundigen vredebond. Vooral elke godsdienstige richting of kleur moet vreemd blijven aan den vredebond. Daardoor zal geen verschil van godsdienstige overtuiging een beletsel kunnen zijn om zich daarbij aan te sluiten. Dit is bovenal in ons land zeer noodig. Of zouden personen van verschillende godsdienstige overtui ging het niet eens kuuneu worden omtrent de beginselen die het algemeen belang en de rechtvaardigheid eischen Dit mag niet betwijfeld worden. Men tal er toe komen wanneer men zich alleen afvraagt hoe er gelijke rechten voor allen en vrijheid voor allen kunnen bestaan. Dat kan alleen geschiedenals de staat zich op godsdienstig gebied volkomen onzijdig houdtals hij zich daarmee in 't geheel met inlaat, zich onttrekt aan alles wat met geloof en eeredienst in betrekking staat, dit alles overlaat aan de zorg van de ingezetenen zelven en van de kerkgenootschappenen in dit opzicht aan allen volkomen vrijheid verleent. Daarom staat ook godsdieustloosheid van den staat op den voorgrond. Maar de ruimte ontbreekt om hier de politieke geloofs belijdenis die voor den boud wordt voorgesteld eu voor wijziging en uitbreiding vatbaar is, uiteen te zetten. De belangstellende leze daartoe het boekje zelf. Het verdient inderdaad de belangstelling van allen op wier medewerking het een beroep doetvan allen die hun vaderland liefhebben en den tegenwooraigen politieken toestand noodlottig achten,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1868 | | pagina 1