ALKMAARSCHE COURANT Zeventigste Jaargang No. 16. Zondag 19 April. CDfficiccl ©cbcelte. van Vladeracken, Griper. De verklaring" van den heer Gr. W. Vreede toegelicht door eenige andere verklaringen. Politiek $>uct?zichl. Deze Courant, wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg- haar op Zondag morgentusschen S en 9 ure. Prijs per jaar f 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post ƒ4, Brieven franco aan de Uitgevers li E R M-. COST E K ZOON. De Advertentién kosten van 5 regels0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaterdag namiddag! uur; ingezonden berichten een dag vroeger. De Commissaris des Konings inde provincie Noordliollaud herinnert alle autoriteiten en een ieder die daarbij belang mogt hebben, aan de bepalingen der wet van den 8 November 1815 (Staatsblad No. 51), en aan den inhoud van art. 29 der wet van den 5 October 1841 (Staatsblad No. 40), betref fende de verevening van schuldvorderingen ten laste van het Rijk met aanmaning om zoodanige schuldvorderingen zoo spoedig mogelijkimmers oóór den eersten Julij aanstaande in te dienenaangezien aan die wetsbepalingen zoo nu als in het vervolg, stiptclijtc de hand zal worden gehouden. Haarlem De Commissaris des Konings voornoemd 11 Maart 1868. RöELL. PROVINCIALE WATERSTAAT van NOORD HOLLAND. AANBESTEDING. Op Donderdag, den 23 April 1868, des namiddags ten half drie ure, zal aan het lokaal van het provinciaal bestuur van Noord-Holland te Haarlem bij enkele inschrijving wor den aanbesteed; 1. De duinbeplanting en het stellen van riet schuttingen op Texel en den vasten wal van Noord-Holland, dienstig, indrieperceelen. 2. Het leveren van brik, zet- en stortsteen en het bestorten der Heldersche zeewering in twee perceelen. De bestekken zijn, tegen betaling van 10 cents perexem- plaar, te verkrijgen aan liet lokaal van het provinciaal bestuur voornoemdaan het bureau voor buitenlandsche paspoorten op den Dam te Amsterdam en bij den opzigter vau den provincialen waterstaat C. van der Sterr, te Helder. Inlichtingen zijn te verkrijgen bij den Hoofd Ingenieur van den Waterstaat te Haarlem bij den Ingenieur J. F. IK. Conrad te Alkmaar en bij de opzigters C. van der Sterr te Helder en J. F. Krieger te Alkmaar, doch hij laatstgenoemde alleen voor zooveel betreft het eerstgenoemde werk. GEDEPUTEERDE STATEN der Provincie NOORD HOLLAND doen te weten, dat door hen in hunne verga dering van 1 April 186S, N°. 77, is vastgesteld hetgeen volgt Gedeputeerde Staten dek Provincie Noord-Holland. Overwegende, dat bij besluit van 4 December 1867. n°. 57 (Provinciaal blad n°. 88), is bepaald onder anderendat de herijk van al de maten en gewiglen in het arrondissement Alkmaar zou beginnen met 1 April 1868 en eindigen met 30 Julij 1868. Gelezen bet voorstel van den arromlissements-ijker te Alk maar, om den herijk een maand later te doen aanvangen. Hebben goedgevonden Te bepalen dat de bovenvermelde herijk in het arrondis sement Alkmaar zal aanvangen met 1 Mei e.k. en eiudigeu met 31 Augustus e.k. Haarlem. Gedeputeerde Staten voornoemd, 1 April 1868. Röell, Voorzitter. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis der ingezetenen, dat liet kohier der plaat selijke directe belasting den 15 dezer door Gedep. Staten dezer provincie is goedgekeurd en op lieden aan den gemeente ontvanger is uitgereikt. Burgemeester en tVethouders voornoemd. Alkmaar. A. MACLAINE PONT. den IS April 1868. De Secretaris, SPANJAARDT. .Voorzeker. Mijne Heeren deelt gij in mijnen wensch «dat de spanning die tusschen één tak der Wetgevende Macht «en de verantwoordelijke raadslieden der Kroon isonlslaau, «spoedig moge voorbijgaan en dat zij weldra zal worden «vervangen door een ongestoordeu en meer regelmatigen «voortgang van wetgevende» arbeid waartoe gemeen overleg «van de Volksvertegenwoordiging met Zijner Majesteits Regee- «ritig volgens onze grondwettige instellingen onontbeerlijk is." Met deze woorden werd de zitting der Eerste Kamer laatstleden Dingsdag door haren Voorzitter geopend. Wie zou met die woorden niet instemmen Wie zich daarmee niet van ganscher liarle vereenigeu Die spanning is een treurige zaaken het einde daarvan ongetwijfeld hoogst weusehelijk. De vraag is alleen hoe moet er een eind aan komen Gemeen overleg van de Volksvertegenwoordiging met Zijner Majesteits Regeering is volgens onze grondwettige instellin gen onontbeerlijk, heeft de Voorzitter der Eerste Kamer zeer juist gezegd. Dal gemeen overleg is hier onmogelijk want Zijner Majesteits Regeering vindt geen voldoende on dersteuning bij de Vertegenwoordiging en zonder die onder steuning kan in een vrij land als het onze niet worden geregeerd, hebbende tegenwoordige Ministers aan den Koning verklaard. Juistvoegt de beer de Bosch Kemper er hij want het is een hoofdbeginsel letwel, geen ondergeschikt punt, geen bijkomende zaak, geen onverschillig aanhangsel, maar een hoofdbeginsel van liet vertegenwoordigend stelsel, dat de Koning zal regeeren met een Kabinet van Ministers, dal het vertrouwen vau de Volksvertegenwoordi ging bezit. Hij laat er zelfs op volgen dat een constitutioneel Koning zedelijk verplicht is zijne Ministers te ont slaan omtrent wie ééne der Kamers een votum van wan trouwen heeft uitgesproken. Tot nog toe was het in ons land een gewoonte, dat de Minister, die door een votum vau wantrouweu werd getrof fen of liet gelieele Ministeriedat gemis aan ondersteuning bij de Vertegenwoordiging ondervond, bij den Koning zijn ontslag indiende, en niet voor de leus, maar in allen ernst, omdat hel begreep, dat zonder die ondersteunin.' in een vrij land als het onze niet kon word-n geregeerd. Zoo werd de spanning voorkomen, zoo bleef de rust in het land be waard, zoo werd de zegen gesmaakt van ons constitutioneel Koningschap. Maar de tijden zijn veranderd. Wij zijn thans in het bezit van een Ministerie dat tweemalen van de Tweede Kamer een af Luring van zijn gedrag moest aanhooren dat, genoodzaakt was een wetsontwerp in te trekken waarbij de eerste stap werd gedaan tot bereiking van het hoofddoel zijner optredingen dat een hoofdstuk der staatsbegrooling zag verwerpen waarin het een afkeuring las van zijn buitenlandsch beleid, en dat Ministerie is nog aan de regeeriag. Het is niet geweken voor de bewij zen van wantrouwen, en schijnt te geloovenin strijd met zijn eigen woorden dat er wei kan geregeerd worden zon der voldoende ondersteuning van de Volksvertegenwoordiging. Dat is ook zoomaar niet, in een vrij land, De spanning blijft thans voortduren. Het Ministerie gaf twee malen in overweging de Tweede Kamer te ontbinden, om te beproeven de onoutbeerlijke ondersteuning te verkrij gen. Te vergeefs. Ook de derde Tweede Kamer begint haar werk met de afkeuring van een regeeringsdaad. Hoe moet er dan een einde komen aan de spanning? Door een derde ontbinding Ieder begrijpt, dat dit onmogelijk is. Maar dau blijft er ook niets over dan den weg te volgen die na 1848 door alle vroegere Ministers is bewandeld: te wijken voor de uitspraak der Vertegenwoordiging en af te treden. Het Ministerie verlangt echter dien weg niet in te slaan, en blijft. Maar zoo blijft ook de spanning, die zoo algemeen wordt betreurd. De Tweede Kamer is intusscheu voornemens de begrootiug af Ie stemmenom daardoor het «hoofdbe ginsel" van het vertegenwoordigend stelsel te handhaven en te toonen dat ons land een vrij land is, waar niet kan geregeerd worden zonder ondeisteuning van de Volksverte genwoordiging. Maar nu ook openbaart zich de verontwaar diging der partijdie zich den naam van «de nationale" heeft aangematigd. Afstemming van de begrootiug wordt eensklaps krenking van de rechten des Konings, overheer- sching der meerderheid, parlementair alvermogen coupd'état in de ongunstigste beteekeuisgrondwetscliennis en wat. niet al meer! De Hoogleeraar Vreede roept, zijn medeburgers op om met hem een «verklaring" aan de Tweede Kamer te zenden waarin men zijn verbazing en innig leedgevoel be tuigt over het geopenbaarde voornemen om alle hoofdstukken der staatsbegrooting af te stemmen. De onderteekenaars verklaren voorts dat de Kamer dwaalt, wanneer zij meent dat de val vau dit Ministerie voor 's lands belang zou geëischt worden want dat integendeel het Ministerie zich in meer dan een opzicht, met name op het gebied der Diplomatie, verdienstelijk heeft gemaakt. Niet te vreden alzoo met een herhaalde ontbindingwaar- loor de kiezers tocli waarlijk wel gelegenheid hebben gehad om vertegenwoordigers naar hun welbehagen te stemmen gaan zij aan de leden der Tweede Kamer vertellen wat hun plicht hun gebiedt te doen en te laten. Dat die leden een eigen overtuiging hebben omtrent hetgeen 's lands belang vordert schijut bij de onderteekenaars niet op te komen de verwerping der begrooting wordt eenvoudig weg een buiten sporigheid" genoemd waartoe alleen het «bot,vieren der par tijzucht" den mensch kan brengen, een heilloos misbruik der numerieke meerderheidwaarvan de niet te berekenen gevolgen voor tijdgenoot en nageslacht het geweten der vertegenwoordigers voor altijd zouden drukken en bezwaren I Misbruik der numerieke meerderheid maar in welke vergadering beslist niet de numerieke meerderheid En wanneer hebben de verdedigers van liet Ministerie geschroomd van hunne numerieke meerderheid gebruik temaken? Waarom eindelijk wordt dit overal en allijd geldend gebruik eensklaps misbruik? Laat ons zien. wat er alzoo om trent de verwerping der staatsbegrooting gezegd is. De heer Mr. J. M. de Kempenaar, een der eerste onder teekenaars van de door den heer Vreede gestelde «verkla ring." zeide op 31 Juli 1847, dat lui, ds toekomst van het land en den gang van het bestuur betreurende onder Minis ters die de rechten der volksvertegenwoordigers miskenden behalve tegen hoofdstuk I (Huis des Konings) tegen alle hoofdstukken der begrootiug zou stemmen. De heer Jhr. Mr. C. van Foreest sprak in de zitting dei- Tweede Kamer van 12 November 1862 aldus: «Tegen de cijfers van deze begroolirig heb ik geen overwegend bezwaar, «en toch zal ik mijne stem tegen al de hoofdstukken uit- «hrengen. Ik heb altijd gemeend, dat stemmen voor een «begrooting niet alleen goedkeuring der cijfers beteekent «maar ook vertrouwen stellen, althans zeker berusten is in «de politieke richting van de Ministers die haar voordragen. «Ik heb altijd gemeend, dat liet afstemmen der begrooting om «redenen daarbuiten gelegen niet was een revolutionaire maat- «regel niet een daad van geweld maar het geoorloofde «het constiiutioiieele middel om het geeerbiedigd Hoofd van «den Staat in te lichten omtrent de sympathie de mate van «vertrouwen die Zijne Ministers bij deze Kamer ondervinden." In het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravcnhage las men op 8 November 1862 «Maandag wordt, de beraadsla- «giug geopend over de staatsbegrooting. Welke beteekenis «heeft zij in een constitutionele» staat voor een politiek «ligchaam als de Tweede Kamer? Niet hel onderzoek of «de gelden, die aangevraagd worden, nuttig zullen worden «aangewend; dal onderzoek maakt, slechts een onderdeel «uit van de taak der vertegenwoordiging. Men kan eene «regering ondersteunen en loch met, haar verschillen over «liet nut vau voorgedragen uitgaven men kan eene regering «wantrouwen en toch eensgezind zijn omtrent liet noodza- «kelijke van hetgeen door haar wordt gevraagd. Het «hoofddoel der discussie is de beantwoording der vraag: «stellen de Staten Generaal vertrouwen in liet bewind, en «zullen zij, om daarvan te doen bi ijken door toestaan van i «het budget liet in staat stellen verder te regeeren «Waar, bij de discussie over een budget, de vertegenwoor- «diging van eenen coiislitutionelen staat afstand doet van «hare staatkundige controle daar doet zij ook afstand van «haar politiek karakter, dat is: van haar oorsprong en van «haar wezen. Daar vergenoegt zij zicli met de bescheidene «roi van eene preveulieve rekenkamer." Zijn nu de heeren de Kempenaar en van Foreest revolu tionairen Streven zij naar parlementair alvermogen Zijn zij gevaarlijk voor de rechten der Kroon En is het Dag blad een revolutionair orgaan Of heet in 1868 onrecht buitensporigheid en geweld, wat in 1862 rechtplichtsbe trachting en karakter werd genoemd? Wat noopt ons toch al onze constitulioneele begrippen te wijzigen? Verkeeren wij in buitengewoon gevaar? Bedreigt ous vaderland een onheildal de gebruiken en beginselen niet meer kunnen worden gehandhaafd die in een vrij land gelden Die het gevaar, liet dreigend onheil en de buitengjwoijp omstan digheden zieteldersdan in zijn verbeelding namelijk bewijze ons volk dc dienst ze aan te toonen. W. Y. D. K. De Oostenrijksche Keizerstaat bevindt zich in een allergewichtigst tijdperk vau overgang. Vraagstukken van het grootste belang en van ver reikende gevolgen worden daar tot beslissing gebracht. De onderlinge verhouding der verschillende Kroonlandenhet finan ciewezen en de betrekking tusschen den Staat en de Katholieke Kerk zijn reeds gedeeltelijk, of'worden op afdoende wijze geregeld. Voor 't minst de Regeering doet ernstige pogingen om die regeling tot stand te brengen en haar op hechte grondslagen te vestigen. Ernst is er en waarheid in dat streven. Dat was in Oostenrijk niet altijd het geval. Vroeger waren de pogingen tot hervorming meestal niet veel anders dan een onwillig en onoprecht toegeven aan sommige eischen des tijds, meer om den naam dan om de zaak. Er moest een parlementaire reo-ee- ringsvorm in Oostenrijk zijn; dat behoort zoo in de negentiende eeuw maar de volksvertegenwoordiging was er bijna aiieen voor den vorm. Er moest orde gebracht worden in het financiewezen evenwicht tus schen uitgaven en inkomsten, maar men scheen den moed te missen om den waren toestand aan het licht te brengen en doortastende maatregelen te nemen. Men wilde gaarne aan Hongarije eenige zelfstandig heid geven, wel zeker, maar als bet er toe kwam, kwamen de eischen der staatseenheid er altijd tegen op. Met Hongarije schijnt men thans op den goeden weg. Tusschen de landen aan weerszijden van de Leitha is een vergelijk tot stand gekomen. Sommige afdeelingen van algemeen bestuur ziju, waar het ge meenschappelijk belang der gelieele Monarchie liet scheen te gebieden, voor den gezatnenhjken Keizer staat in stand gehouden; andere afdeelingen zijn ge splitst, zoodat elke volkengroep haar eigen huishouding heeft. Er schijnt grond te bestaan voor het vooruit zicht dat het staatsbestuur zich laugs dezen weg geleidelijk en natuurlijk zal kunnen ontwikkelen, dat vele kwestiën aldus voorkomen en mochten zij zich voordoenzonder bezwaar opgelost zuilen kunnen worden. Hoe ooit evenwicht te brengen tusschen de uit gaven en de inkomsten van den Oostenrijkschen Keizerstaat Dat was het groote raadseldat niet opgelost scheen te kunnen worden. Toch hadden de Oostenrijksche staatspapieren in Nederland goe den aftrek maar het was omdat zij het verleidelijk maar noodlottig kenmerk droegen van alle geldop nemingen door personen die weinig crediet hebber. hooge rente. Tot nog toe werd in het regelmatig tekort gewoonlijk door nieuwe leeningen of uitgiften van banknoten voorzien. De tegenwoordige Minister van Financiën verwerpt deze verderfelijke middelen die den toestand elk jaar bezwaarlijker maakten. Hij wil andere maatregelen. In 1868 zal er 52 millioen te kort komenen in de drie volgende jaren een gezamenlijk bedrag van 150 millioen. De Minister stelt daarom voor verkoop van staatsdomeinen tot een bedrag van 25 millioen conversie der gevestig de staatsschuld in een algemeene vijf percent rente- gevende schuld, waarvan de rente zelve, de coupon alzoo, zal worden belast met 12 percent, wat 'in drie jaren een besparing zal geven van 30 millioen voorts verhooging der belasting op de loterijwinsten met 10 percent en een belasting op de inkomsten volgens eigen aangiftebehoudens onderzoek van een commissie van controle en boete voor opzettelijke verzwijging. Die plannen zien er voor de belanghebbenden zeker niet vermakelijk uit; maar aangezien alle financiëele goocheltoeren niet veel anders zijn dan redmiddelen voor het oogenblikmeestal nog tot grooter bezwaar van do toekomst, zal men in Oostenrijk evenals elders wel zijn toevlucht moeten nemen tot dat zeer eenvoudige middel om tot een behoorlijken toestand te geraken besparing op de uitgaven eu verhooging van de inkomsten. En waar moeten die inkomsten vandaan komen f Uit de zakken der burgers. Alzoo meer belasting betalen. Maar de plannen van den Oostenrijkschen Minister

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1868 | | pagina 1