ALKMAARSCHE COURANT
No. 28.
Zeventigste .Jaargang.
181
Zondag
12 Juli.
Bij deze Courant behoort een Bijblad.
(Officieel (fócbccltc.
Koloniale Politiek
van liet nieuwe llinisterie.
Deze Courant wordt, wekelijks uitgegeven en is verkrijg
baar op Zondag morgentusschen 8 en 9 ure. Prijs per
jaar 3,40, enkele Nos. 7 Cents, franco per post f 4.
Brieven franco aan de Uitgevers
EE KM». COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 1S regels 0,75, voor
elke regel meer 15 Cents, behaive 35 Cents zegelrecht
voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot
Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag
vroeger.
BURGEMEESTER eu WETHOUDERS van ALKMAAR
heriuneren de ingezetenen aan de bepaling van art. 40 der
politieverordening op de gebouwen, straten, pleinen, wegen
en wateren der gemeente, van den 19 Junij 1862 (Gemeen
teblad n°. 2, 3e serie), inhoudende, dat gedurende de honds
dagen, welke ingaan den 19 Julij en eindigen den 19 Au
gustus dezes jaarsgeene honden mogen losloopen dan
behoorlijk gemuilband volgens het daarvan aan het bureau
van politie voorhanden model.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
11 Julij 1868. Be Secretaris,
SPANJAARDT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis der ingezetenen dat van af Dingsdag
14 Julij 1868, tot nadere aankondigingde passage voor
rijtuigen zal zijn gesloten van af de brug over de Geest
langs het in aanbouw zijnde burger-weeshuis achter de Groote
kerk. Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
11 Julij 1868. Be Secretaris
SPANJAARDT.
De personendie verlangen op de lijst voor de maritieme
soldyen geplaatst te wordenworden verzocht zich vóór
den 15 Julij e.k. daartoe ter gemeentesecretarie aantemelden.
WILLEM HOFDIJK ingekomen uit Heer Hugo Waard,
wordt verzocht zich ter gemeente-secretarie te Alkmaar aan
temelden.
POLITIE.
Op den 9 Julij j.l. te Bergen gevonden een wandelslok; de
daarop regthebbende kan hem terugbekomeu bij den gemeente
secretaris aldaar.
't Is weder stil in 's Lands vergaderzalen op het Binnen
hof, de leden der Staten-Generaal zyu na de vaststelling van
een aantal spoed-vereischende wetten uiteengegaan en de
ministersplotseling uit hunne vorige betrekkingen gerukt
en al aanstonds door de behandeling dier wetten in beslag
genomen en met interpellatiën bestormdkunnen zich te
huis maken in hunne departementen in spijt van hendie
verlangden dat zij er onmiddelijk volledig meê bekend zou
den ziju eu die maar liever wilden dat zij de moeite der
kennisneming sparen en hoe eer hoe beter hunne pas aan
vaarde taak verzaken zouden. Van de zijde der zoodanigen
heelt het reeds niet outbroken aan scherpe aanvallen eu nog
dagelijks verkondigen hunne bladen dat de optreding van
het nieuwe Kabinet eene nationale ramp is, dat het bezit
der kostbare oost-indische bezittiugen op het spel staat, dat
het koloniaal beleid dezer regeeriug zal leiden tot verarming
der javanen tot verhooging der belastingen hier te lande
Men hoopt door zulke jeremiaden indruk te maken op de
menigte, vooral op het niet denkend en niet lezend gedeelte,
men weet dat verhooging van belastiug het kitteloorig volk, dat
eenmaal door den tienden penning tot opstand oversloeg
meer dan iets anders onaangenaam in de ooren klinkt. De
nieuwe minister van koloniën moet het inzonderheid ont
gelden niets minder dan ouweteuheid wordt hem aangewre
ven hem van wien door den driewerf gedoctoreerden heer
Koorden verklaard werd«dat hij was doorkneed in de iu-
dische administratie, dat hij eene langdurige eervolle ambte
lijke loopbaan achter zich en na zijne terugkomst in eene
reeks van geschriften bewijzen van ongemeene bekwaamheid
en hoog te waardeeren werkzaamheid gegeven had", zoodat.
genoemde Afgevaardigde dan ook den minister met geuoegen
had zien optreden, maar. even als vervolgens de heer v. Sij-
pestein zich bezorgd maakte omdathij uevens den heer
v. Bosse zitting had genomen en omdat de lieer v. d. Vutte zich
gunslig ten aanzien van hem en van zijne richting had uitgelaten!
Geven de verklaringen van den minister van koloniënbij
de beraadslaging over de begrooting van zijn d< partement of in
antwoord op de interpellatie van den heer Koorders afgelegd,
of wel de uitdrukkingen zijner ambtgenooten grond voor het,
wantrouwen, dat zoo ijverig wordt aangekweekt?
Wij achten de overweging dezer vraag van groot belang.
Onze positie als mogendheid, onze volkswelvaart, onsstaats-
crediet staan in dadelijk verband met het rustig bezithet
verstandig beheer en de goed geleide ontwikkeling ouzer
overzeesche bezittingen en geen nederlander mag onverschil
lig zijn voor de wijze waarop deze belangen worden behar
tigd of omtrent den staatsman aan wien deze belangen in
de eerste plaats zijn toevertrouwd. Wie derhalve liet wan
trouwen ongegrond en onbillijk keuren moeten het bestrijden
en trachten opteheffen zal liet niet het gezag der regeeriug
hier te lande ondermijnen eu, in ludie weerklank vindende,
nog veel grooter kwaad teweegbrengen.
Hooren wij dus wat de ministers nopens hunne bedoelin
gen en inzichten betreffende onze koloniën hebben medege
deeld. De heer de Waal verklaarde, dat de voorstellen der
regeering zouden strekken om de koloniale vraagstukken op
eene verzoenende wijze tot oplossing te brengendat de
eerste en meest dringende zorg was die voor de indisclie
financiën, waarom! t wij ons op een keerpunt bevonden,
zoodat onbedachtzame voortgang op den tegeuwoordigen
weg groot nadeel zo~ oorzaken en liet noodig was halt
te houden en om ons «oen zienwaartoe de indisclie be
grooting voor 1869 rui .ochoots gelegenheid zou geven; dat
de cultuur-aangelegen lieden bij de wet moesten geregeld
worden in liberalen zin, waardoor de tegenwoordige toe
stand langzamerhand tot den vrijen zou overgaau dateven-
zoo wettelijk geregeld moesten worden het grondbezit,, de
uitgifte van woeste gronden op erfpacht, de overeenkomsten
met de iulandsehe hoofdende op hoog gezag ingestelde
cultures en de heerendiensteu dat hetzoolang de Wetgeving
gvgen uitspraak had gedaan, zijn plicht was te zorgen, dat
geene ingrijpende maatregelen in liet bestaande werden ge
nomen. Voorts verklaarde hij zich een vriend van de op
lioog gezag ingestelde koffiecultuur, niet alleen om fiuanciëele
redenenofschoon deze waarlijk niet over het hoofd mogen
worden gezienmaar vooral ook met het oog op de onder
vinding en adviezen van bekwame ambtenaren; hij geloofde
dat deze cultuur, ingericht volgens art. 56 van het regeerings-
reglement, zich kou ontwikkelen tot eene vrijwillige, tot
eene volkscultuur. Omtrent de suikercultuur wenschte hij
zich eersl op de hoogte te stellen van alls in den lateren tijd
gewisselde officiëele stukken, zonder onvoorzichtig genoeg te
zijn om nu reeds voorbarige toezeggingen te doen.
Geheel in overeenstemming hiermede was hetgeen de heer
v. Bosse te kennen gafvoor Indië zou de weg van gema
tigdeu vooruitgang betreden worden, zonder stilstand, die
achteruit,gang is; de voordrachten der regeering zouden dien
geest ademen, zonder ingrijpende maatregelen alvorens de
wetgevende macht geraadpleegd was. Het Kabinet plaatste
zich volkomen op liet standpunt van art. 56 van het regeerings-
reglemeut. De hoofdzaak is regeling der indisclie financiën
en zorg voor de indisehe inkomsten. Men zou hem wel
zooveel gezond verstand toeschrijven, dat hij thans niet zou
overgaan tot het afschaffen of besnoeien der cultures en op
de vraag; wilt gij de bestaande cultures afschaffen? deed hij
de wedervraagHebt gij lust art. 56 te schenden De mi
nisters willen opbouwen en geen gebouw afbreken vóór een
ander en nieuw in de plaats is gesteld. Iedereen verlaugt
onze financiën langzamerhand los te maken van de indisclie,
de noodzakelijkheid daarvan blijkt dagelijks meer, daarom
deed bet hem leeddat de indisehe uitgaven zoo buitensporig
lioog zijn opgevoerd.
Men moet ai zeer zwartgallig of opzettelijk blind zijn om
in deze verzekeringen een roekeloos voorthollen op de gladde
baan van het liberalismeeen overijld en onbedachtzaam
handeleneen verlaten van het pad der wettigheideen
prijsgeven der cultures, een opdringen van europesche begrip
pen aan oostersche volkeneen overgeven ouzer koloniën
aau speculanten en intriganten, een op het spel zetten van
het bezit van ludie en van de welvaart van Nederlanden
dergelijke akeligheden meer te zien. Toch zijn er, die elke
poging om het lot van den javaan te verbeteren, eiken stap
op den weg tot vervanging der dwangcultuur door vrije
cultuur met hevige afkeuring bejegenen, die de geringste
verandering in liet bestaande schuwen als een aanslag op het
geheel eu aanstonds gereed zijn om een der krachtigste drif
tenhet eigenbelang optewekken tot verzet tegen hetgeen,
volgens hunne bekrompen opvattingzou kunnen leiden tot
vermindering van het aanbiddelijk batig slot, Neerlands gouden
kalf, gevolgelijk tot verhooging van lasten voorde behoeften
van onze te weelderig ingerichte huishouding van Staat.
Ook in de Kamers ontbrak het Diet aan mannen, die zich
onbevredigd toonden over de verklaringen der ministers.
Behalve een paar reeds genoemden, waren liet in de 2» Kamer
de heeren NierstraszRochussen en J. K. v. Golsteinin de
i" jonkheer Uartsen. Zij verlangden krachtige handhaving van
bet cultuurstelselbestraffing van ambtenaren die er voor
uit komen dat zij het afkeuren, eu ruimer baten van de
koloniën; zij keurden het vooral af, dat de minister de Waal
zich homogeen verklaarde met den heer v. Bosse, den mede
redacteur van het Tijdschrift voor Neertandsch-Indie, waarvan
zij de afschaffing van het cultuurstelsel als het kennelijk doel
beschouwden, en schoon het programma van dat tijdschrift
met anders inhoudt dan eene oprechte opvatting en toe
passing van art. 56, achtte de heer Koorders de verzekering
van den heer v. Bosse, dat hij zich hield aan dat artikel
van luttel waarde«daar hiejden ook de zijnen zich aan."
't Is we! de moeite waardigdat veel besproken artikel woor
delijk aantehalenopdat liet blijke moge of de toezeggingen
der regeering er mede in overeenstemming zijn liet luidt aldus:
//De gouverneur generaal houdt de op hoog gezag ingevoerde
cultures, zooveel doenlijk, in stand, en zorgt in overeen
stemming met de bevelen des Kouings1". dat die cultures
niet, in den weg staan aan de teelt van genoegzame voedings
middelen 2». dat, voor zooverre die cultures plaats hebben
op gronden door de iulandsehe bevolking voor eigen gehruik
ontgonnen, de beschikking over die gronden geschiede met
billijkheid en eerbiediging der bestaande gebruiken; 3*. dat
bij de verdeeliug van den arbeid dezelfde regelen worden in
acht genomen; 4°. dat de belooning der betrokken inlanders,
met vermijding van schadelijke opdrijving, zoodanig zij, dat
de gouvernements-cultures hun, bij gelijken arbeid, ten minste
gelijke voordeeleu opleveren als de vrije teelt5". dat zooveel
doenlijk opgeheven worden de bezwaren, die, na een opzet
telijk onderzoek, mochteu bevonden worden ten aanzien der
cultures te bestaanen 6°. dat alzoo worde voorbereid eene
regeling, steunende op vrijwillige overeenkomst met de betrok
ken gemeenten en personen, als overgang tot eenen toestand,
waarbij de tusschenkomst des Bestuurs zal kunnen worden
ontbeerd. In het verslag, bedoeld bi; het 1" lid van art. 60
der Grondwet, wordt, jaarlijks opgave gedaan van de maat
regelendoor den Gouverneur-Generaal naar aanleidiug van dit
artikel genomen
Indien wij wel lezen moet de gouverneur-generaal zorgen,
'lat de bestaande cultures zooveel mogelijk in stand blijven,
dat zij niet verlaten worden en alzoo Java van een bron
van uitvoer berooven maar wij lezen niets van een cultuur-
stelselvan een ctoatz.ycultuurdie onveranderd zou moeten
voortgezet worden. Integendeel, wij zien verschillende maat
regelen voorgeschreven de strekking hebbende om langza
merhand, zouder schokken en zonder vermindering van
productiete komen tot een meer natuurlijken meer gezonden
toestand, dien van vrije cultuur. Ous komt het voor, dat
de regeering in hare verklaringen geheel getrouw gebleven
is aan de bedoeling van dit artikelen dusom van staats
belang en billijkheid nog te zwijgen zich geheel geplaatst,
in eft op het standpunt der wet. Staan nu de bestrijders der
regeering mede op dat wettelijk standpuntof lezen zij slechts
ten halve en bepalen zij zich tot den aanhef van het artikel,
een oog toeknijpende vo r betgeen er volgt? Indien de
gansche inhoud hun een gruwel is en zij de strekking ver
derfelijk achten voor moederland en koloniëndat zij dan
eene wijziging vooistellen, maar, de heer v. Rosse heeft het
terecht opgemerkt de drie conservatieve voorgangers van
den minister de Waal hebben er nooit een woord van gerept,
zij hebben er den moed niet, toe gehad. En vraagt men
waarom niet? Omdat, de billijkheid ten opzichte der javanen
en het belang van onzen Staat, beide zoo duidelijk door het
artikel bedoeld worden, dat het nederlandsclie volkhoe
gevoelig ook op het punt van belastingen maar niet minder
op dat van het recht, het niet gaarne geschrapt zou zien
uit het regiement op het beleid der regeering van Nederlandsch
Indië. De linanciëele balen van Indië zijn ons volk hoogst
welkom en het weuscht die gaarne te behouden, maar als
gevolg van dwang doen die indisehe miljoenen het volksge
weten toch onaangenaam aau en men zou het toejuichen als
dezelfde voordeeleu langs anderenmeer te rechtvaardigen
weg verkregen konden worden 't is den nederlander echter
eigen niet te spoedigneen al te langzaameen nieuwen
weg optegaan en behendige lieden weten van zijne huiverig
heid en besluiteloosheid partij te trekken om hem op den
ouden weg te laten voortsukkelenen het goedgeefsche
koelje te laten afmelkeu tot bloedens toe. Maar een beter
geest ontwaakt meer en meer, de Maatschappij tot Nut van
den Javaan wint in leden en in invloed, eu een v. Bosse
heeft, het durven verklaren «zonder onderdrukking van den
javaan is het onmogelijk meer inkomsten te verkrijgen; ik
zal den moed liebbeD om te zeggendat is noodig voor uwe
behoeften, gij hebt zooveel weldaden uit Indië genoten,
betaalt zelf uwe buitengewone uitgaven." Zoo zij hetNeder
land is reeds te lang de bedeelde van Java geweesthet
gewenne zich spaarzaamheid en beperking, -zuo niet, het
betale zyne lusten.
Niet minder dan de billijkheid vordert het belang des lands
de eerlijke en volledige naleving van art. 56 en alzoo eene
welwillende en rechtvaardige behandeling der javanen. Onze
krijgsmacht in het uitgestrekte en door miljoenen bevolkte
Indie is betrekkelijk zwakhet europesche element der be
volking van geen beteekeuis. Waar zullen wij dan steun vinden
bij gevaarlijke opstanden, bij vijandelijke aanvallen van vreem
de mogendheden, indien wij de liefde en trouw der inlanders
niet weten te verwerven, indien wij liun onverschillig maken
voor ons, of begeeng naar eens anders meesterschap? Eene
overheerschiugdie slecht3 het voordeel der overheerschers
bedoelt en het welzijn der overheersebten niet behartigt, is
een beschaafd volk onwaardig. De bestaande dwangcultuur
is bovendien schadelijk aan de ontwikkeling der productie
van het rijkste eiland der wereld. Zij schuwt de vrije cul
tuur als hare geduchte mededingsterdie haar dreigt te ver
dringen; haar ten gelieve wordt de vestiging van onderne
mende europeërs, die hunne krachten eu kapitalen willen
aanwenden tot bebouwing van den maagdelijken bodemeer
belemmerd dan bevorderd. Slechts een klein gedeelte des
lauds is in cultuur gebracht, groote streken wachten alleen
op 's menschen hand om schat bare producten te leveren,
die onze scheepvaart steunen onzen handel uitbreiden kunnen.
Meer ontginning door vrij willigen eu goed beloonden arbeid
zal de welvaart der inlauders bevorderen en daardoor nieuwe
bronnen van inkomsten voor den lande, nieuwe uitwegen
voor onze vaderlandsche nijverheid openen.
Niet alleen dus de letter der wet, maar de billijkheid en
het staatsbelang rechtvaardigen het koloniaal programma der
regeeriug. Ons boezemt de weg welke zij betreedt geen
ongerustheid inal maakt de heer Koorders zich bezwaard
over het zeggen van den heer Fransen v. d. Putte, dat zelfs
matige vooruitgang een minister in zijne richting zou brengen.
Men moge verschillen over den meerderen of minderen
spoed op den te volgen weg, de richting is duidelijk aan
gewezen, het doel niet twijfelachtig. Te driftige vooruitgang
zou zeker vele belangen krenken, botsing en stoornis ver
oorzaken in veel wat op den bestaanden toestand gegrond
is, maar ook daarvoor koesteren wij geene vrees: tegen on
beraden ijver vinden wij waarborgen in de kennis en bedacht
zaamheid van den minister de Waal, in de fiuanciëele voor
zichtigheid van den minister v. Bosse, boven lien in beider
stellige verzekering, dat alle belangrijke vraasstukken geregeld
zullen worden in overleg met de wetgevende macht en dat
vóór hare uitspraakgeene ingrijpende maatregelen genomen
zullen worden.
Regeling bij de wet van indisehe zaken valt almede niet
iu den smaak van hen, die met hand en tand het bestaande
zoeken te bestendigen. Alie inmenging der Vertegenwoordiging
draagt volgens hen wrange vruchten eu vermindert het on
misbaar gezag der indisclie regeering«Indie moet in Indie
geregeerd worden." Gewishet indisch bestuur behoeft een
groote mate van gezag, eene zelfstandigheid, die veroorlooft
waar het noodig is met spoed en kracht te handelen, zonder
voor alles en telkens de bevelen en de meening van den
minister in het ver verwijderd moederland te vragenmaar
toeh niet zulk eene zelfstandigheid die, van regel en controle
onthevende deur kan openzetten tot willekeur, tot opper
machtige beschikking der ambtenaren over de bevolking en
alzoo kan aanleiding geven tot ontevredenheidonrust en
verzet. De inmenging der Vertegenwoordiging heeft geleid
tot grooter belangstelling in de koloniën, tot verspreiding
van licht omtrent hare belangen en noodentot opheffing
van misbruikenen de aangelegenhedendoor den minister
als onderwerpen van wettelijke regeling opgesomd zijn van
zoo groot gewichtvereischen bij het verschil der meeningen
zoo noodig voorziening, dat hare grondige overweging en
beslissing door de Staten-Generaal als zeer gewenseht mag
beschouwd worden.
De regeling van het grondbezit lokt bij de tegenstanders
ervan reeds de meusehlievende bedenking uit, dat de inlan
ders grondeigenaren geworden zijndehunne bezittingen in
lichtzinnige zorgeloosheid voor luttel gelds zullen afstaan aan
daarop beluste speculanten en gevolgelijk lot volslagen armoede
zullen vervallen. Wij meenen dat het zeer wel doenlijk is
om zulks te verhoedeu door bepalingen, welke de vervreem
ding gedurende zekeren tijd beletten en zoodoende den
inlander de gelegeuheid geven het bezit en de waarde van
zijn goed op prijs te ieeren stellen. De verdienste van alle
regeling moest juist daarin bestaan om het goede tot stand
te brengenen het mogelijke kwade dat er aau verbonden
kan zijn te weren.
Wij zijn reeds gewoon geworden, dat de bewierookers van
het gouden kalf ieder ongeval, dat onze koloniën treft, elke
ramp of rustverstoring toeschrijven aan de holle theoriën,
aan de roekelooze handelingenaan het verkeerde bestuur