ALKMAARSCHE COURANT No. 3D. Zeventigste J aargang. Zondag If?ym 2(i Juli. lööifcJJiéte''- ©fficicel (?5c&cc!ltc. De Rotterdamsche schoolkwestie. ©LTcfcclijhschc Berichten. Pruisen. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zaturdag avond 7 ure. Prijs per jaar f 3,40, franco per post 4, Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER ZOON. p PÏa De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 urn'ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien art. 219 der gemeentewet; Brengen ter kennis der ingezetenendat de gemeentere- kenin»- over 1867 aan den gemeenteraad den 23 Julij 18b8 is aangeboden, ter gemeente-secretarie gedurende 14 dagen, aanvangende 27 Julij 1868ter inzage is ncdergelegd en tegen betaling der kosten in afschrift verkrijgbaar is. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar. A. MACLAINE PONT. 25 Juli) 1868. Be Secretaris SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis der ingezetenen, dat de oorzaak, waar door het water uit de pomp achter de Groote kerk des morgens bij de eerste emmers die gepompt wordenminder goed is, daarin is gelegen, dat een gaspijp door die pomp heenloopt, waarin onmiddellijk zal worden voorzien, waarna het water voor het gebruik even goed zal zijn als het overige gedeelte van den dag. Burqemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 25 July 1868. Be Secretaris, SPANJAARDT. S C H U T T E R IJ. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden: Dat de commissie voor de schutterij eene tweede zitting zal houden tot het beoordeelen der ligchaamsgebreken en verdere reclames van ingeschrevenen voor de schutterij en van dienstdoende schuttersop Bonderdagden 30 Julij e.k., 's namiddags ten 6 ure. ten raadhuize dezer gemeente. Burgemeester en Wethouders voornoemd, herinneren de belanghebbenden, dat alleen bij persoonlijke opkomst vrijstel ling van dienst mag verleend worden, ziekte uitgezonderd. Burqemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. den 23 Julij 1868. Be Secretaris, SPANJAARDT. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag, den 29 Julij 1868, des namiddags ten 12' uur Namens den k oor zilt er van den Baad, SPANJAARDT. De KAMER van KOOPHANDEL en E ABRIEKEN te ALKMAAR maakt bekenddat van Maandag 27 tot Zaturdag 31 Julij e.k., van 's voormiddags 10 tot 's namid dags 2 ure, in haar gewoon lokaal op het Stadhuis, ter lezing zullen liggen: 1. Statistiek van het Koningrijk der Nederlanden, behelzende de staten van de in- uit- en doorgevoerde voornaamste handelsartikelen gedurende de maand Mei 1868. 2. Een opgaaf van den handel en de scheepvaart vanGroot- Brittanje en Ierland, gedurende de maand Maart en de overige maanden van 1868. 3. Verzameling van consulaire en andere berigten en verslagen over nijverheid, handel en scheepvaart. 1868. Deel II, 2, 3 en 4. 4. Overzigt van den in- en uitvoer te Stettin over het jaar 1867. 5. Statistiek van den handel en de scheepvaart van het Koningrijk der Nederlanden over 1867, eerste gedeelte. Be Kamer van Koophandel en Fabrieken voornoemd, Alkmaar, E. M. AGHINA, Voorzitter. 25/?<%'1868. J. P. KRAAKMAN, Secretaris. Algemeen bekend is de veel geruchtmakende en veel be sproken bepaling in de verordening op het burgerlijk arm bestuur te Rotterdam, dat kinderen uit gezinnen die onderstand genieten op de stads-armenscholen moeten gaanvoor zooverre zij daartoe in de termen vallen. Den 13™ Maart 1.1. werd een voorstel tot wijziging van deze bepaling verworpen, en het voorschrift omtrent het verplichte bezoek van de open bare scholen door kinderen van bedeelden gehandhaafd. Van verschillende zijden kwam men tegen dit voorschrift op, en wel, zooals dit bij de thans bloeiende onverdraagzaamheid en welig tierende partijschap gewoonlijk geschiedt, hier en daar met belachlijke overdrijving. Overdrijving, belachlijke overdrijving is het, zulk een ge wicht te hechten aan de verkiezing van een enkel lid der Tweede Kamer, en dat nog wel bij herstemming, als thans plaats heeft ten opzichte van de verkiezing van den heer Bichon van IJsselmond te Dordrecht, Partijdigheid is het niet te willen erkennendat de heer Thorbecketoen het de beteugeling der runderpest gold, met onbegrijpelijke hard nekkigheid de dringende adviezen der deskundigen en de lessen der ondervindingzoo hier als elders in vroegeren en lateren tijd opgedaanheeft versmaad. Partijdige overdrijving is het, tot vervelens toe den lof te zingen van zijn opvolger, die in deze zaak, wat ongetwijfeld ook elk ander opvolger zou gedaan hebbeneen ander en beter stelsel aannam met welks toepassingzooals de heer Staring dezer dagen overtuigend heeft aangetoondtot groot nadeel van onzen veestapel nog twee maanden is gedraald. Als men voortgaat in de dagbladen de goede maatregelen van de lieden zijner eigene richting en de fouten zijner tegenstanders met zooveel partijdigheid en dwaze overdrijving voor te stellen, zal wel dra elk verstandig man die bladen met walging en minach ting ter zijde leggen. Maar die overdrijving is niet alleen belachlijk; zij is gevaarlijk en misdadig, omdat zij het groote publiek, dat de zaken onmogelijk behoorlijk kan onderzoe ken misleidt en ophitst. Niet tevreden met het ongelijk en de fouten van de tegenpartij te betoogen en breed uit te meten vertelt men daarenboven, dat dit alles niet alleen is te wijten aan dwaling, verkeerd inzicht en ondoeltreffende maatregelen, maar ook en vooral aan opzettelijk bedrog, aan opoffering van het algemeen belang aan eigen voordeel, aan gebrek aan vaderlandsliefde, aan vijandschap jegens den Koning, aan opzettelijke wetsverkrachting en meer van zulke beminnelijke hoedanigheden en edele drijfveeren. Gelukkig worden deze beschuldigingen door velen met een glimlach of een min achtend schouderophalen beantwoordmaar het groote publiek, maar het volkDenkt men er wel aandat het deze dingen ernstig opneemt, dat het nog niet ver genoeg gevorderd is om te weten dat grofheden, gemeene scheldwoordenlaster lijke beleedigingen en opzettelijke leugens tegenwoordig be schouwd worden als zeer gewone en geoorloofde middelen ter bestrijding vau staatkundige tegenstanders? Denkt men er wel eens aan, dat zoo doende langzamerhand ons volk wordt verdeeld in twee, drie of vier partijen, die elkander niet langer beschouwen als medeburgers van een andere rich ting, van een auder gevoelen omtrent de wijze waarop land en stad bestuurd en de algemcene belangen behartigd moeten worden, maar als vijanden, als landverraders, bedriegers en oplichters? Als men daaraan dacht, zou men zeker op een geheel andere manier schrijven dan men tegenwoordig doet. Maar wij dwalen geheel van de Rotterdamsche school kwestie af. Het verplichte schoolgaan van de kinderen der bedeelden van het burgerlijk armbestuur op de openbare scholen, met uitsluiting van de bijzonderewas noeh in den geest on zer grondwet, noch in dien der schoolwet,noch in dien der armenwet, die alle eerbiediging van godsdienstige meeningen, vrijheid van onderwijs en gelijkstelling van openhaar en bij zonder onderwijs huldigen. Ook de Alkmaarsche Courant ver klaarde zich terstond tegen dit voorschrift. Zij vond het niet vrijgevig. Zij meende, dat het burgerlijk armbestuur van zijn bedeelden wel kan vorderen en zelfs moet vorderen, dat zij hunne kinderen naar de school zenden, en naar een goede school, maar dat het hen vrij moest laten of zij aan een open bare of aan een bijzondere school de voorkeur wilden geven. Zij meendedal de geest onzer staatsregeling en het algemeen belang beide hier voor geheele vrijheid pleiten, en dat het burgerlijk bestuur altijd moet eischen een goede school, doch niets meer en ook niets minder. Maar overigens was de zaak zoo heel erg niet. Ook hier is weer krasse overdrijving in 't spel. Niet zoo heel erg? Neen. Vooreerst hebben jaren lang op onze openbare armenscholen de kinderen der bedeelden zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid naast el kander gezeten, zonder dat daarin eenig bezwaar scheen gevonden te worden. Ook thans is dit nog overal het geval en onze wet waakt, dat de onderwijzers zich onthouden van iets te leeren, te doen of te laten, wat strijdig is met den eerbied aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden verschuldigd, terwijl het geven van onderwijs in de godsdienst aan de kerkgenootschappen wordt overgelaten. Als een bur gerlijk armbestuur alzoo eisehtdat de kindereu zijner be deelden de openbare armenschool bezoeken, eiseht het nog zoo iets vreeselijks niet. De bepaling in de verordening van Rotterdam is niet van gisteren of eergisterengelijk men misschien zou meenen, omdat men er eerst onlangs van ge hoord heeft. Zij bestond sedert 1854, en eerst in het vorige jaar, toen bij den Rotterdamsehen gemeenteraad een voorstel tot verandering inkwam, heeft de zaak zooveel ruchtbaarheid gekregen. Te 's Gravenhage heeft een dergelijke bepaling bestaan tot in 1863, en dezer dagen is het eerst bekend geworden dat de Dordsche verordening een gelijk voorschrift bevat. In vroegere, kalmer tijden schijnt men de bepaling van weinig belang geacht te hebbenalleen bij het heersehen der schoolwet-agitatie wordt zoo iets een levenskwestie, 't Is dus zeer begrijpelijkdat de Rotterdamsche gemeenteraad geen bezwaar zag in een bepaling die reeds zoolang had bestaan; en wat er tot bare verdediging werd aangevoerd, was niet geheel zonder grond. Eerst wanneer de onderstand niet van kerkelijke of bijzondere instellingen kan worden verkregen, merkte men opmag het burgerlijk armbestuur dien verleenen. De arme behoort zich dus eerst tot particulieren of tot zijn kerkge nootschap te wenden. Ontvangt hij van een particuliere of kerkelijke instelling onderstanddeze zal niet verzuimen van hem te vorderen, dat hij zijn kinderen naar hare school zendt. Zoo de Hervormde diaconie of het Roomsch-Katholiek arm bestuur, de Vereeniging voor Christelijk nationaal onderwijs of de Vineentius-vereeniging een eigen school bezit, zal zij zonder twijfel aan het verleenen van onderstand de voorwaarde verbinden, dat de bedeelde zijn kinderen daar doet schoolgaan. Wie zal haar die bevoegdheid betwisten Maar als nu de arme bij particuliere en kerkelijke instellingen vruchteloos heeft aangeklopt, als hij eindelijk bij het burgerlijk armbestuur komt en de hulp dor burgerlijke gemeente inroeptheeft dan deze gemeente, zoo zij hem onderstand verleent, nipt het recht tot hem te zeggenik geef u onderstandik ondersteun u mot uw gezin, maar nu zult ge ook de opvoeding uwer kinderen niet verwaarloozengij zult ze doen onderwijzen, en wel in mijne, dat is de openbare school, de school die ik heb doen bouwen, waarvan ik de onderwijzers bezoldig, die ik weet dat goed isdie ik kosteloos voor u openstel Heeft de gemeenteraad, die de instructie voor het burgerlijk armbestuur vaststelt, niet het recht dit tot voorwaarde te stellen voor het verleenen van onderstand Heeft de bur gerlijke gemeente niet dezelfde bevoegdheiddie elke parti culiere of kerkelijke instelling bezit Inderdaad het valt moeilijk hier een ontkenneud antwoord te geven. De Armen wet geeft het recht aan het verleenen van onderstand voor waarden te verbinden, zoo zij slechts niet strijdig zijn met de wetde openbare orde of de goede zeden. Een wetsvoor schrift bestaat er niet, de openbare orde wordt door het verplichte bezoek der openbare school niet gestoord, en de goede zeden zullen er zeker niet onder lijden. Waarom mag dan het burgerlijk armbestuur die voorwaarde niet verbinden aan zijn bedeeling? Omdat het burgerlijk armbestuur vrijgeviger moet zijn en kan zijn dan elke andere vereeniging. De gemeenteraad mag geen partij trekken voor het openbaar onderwijs ten nadeele van het bijzondere. Hij moet geheel onzijdig blijven op godsdienstig gebiedwil iemand zijn kinderen naar een Katholieke of streng-Protestantsche school zenden, wat kan de gemeenteraad er tegen hebbenmits er goed onderwijs wordt gegeven? Maar dat onderwijs moet voldoende en volledig zijn; dat mag de gemeenteraad eischen. Niets meer, f maar ook niets minder. Bestaat daartoe geen gelegenheid I dan op de openbare school, dan is er niets tegen, het be- j zoeken der openbare school als voorwaarde aan het verlee nen van onderstand te verbinden. Is er een goede bijzon dere school waar kosteloos onderwijs te verkrijgen isen de bedeelde geeft aan deze school voor zijn kinderen de voor keur, dan moet de gemeenteraad vrijheid laten; want hij mag geen partij kiezen. Dat mag de particuliere of de kerkelijke instelling welen daar zit juist het onderscheid. Als een kerkgenootschap of een godsdienstige vereeniging een school opricht, dan toont zij daardoor reeds, dat zij geen vrede heeft met de openbare school, die zich onthoudt van het kerkelijk en leerstellig-godsdienstig gebied. Zij houdt de kleurlooze openbare schoolvoor alle kinderen zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid evenzeer toegan kelijk. voor verderfelijk, omdat naar hare meening daarjuist het meest noodigc ontbreekt. En al waren nu alle leden van den gemeenteraad van oordeeldat dit een dwaling een vooroordeel isdaar immers buiten de school in het ontbrekende kan worden voorzienzij mogen toch geen be sluit nemen ten voordeele van de openbare schoolomdat de gemeenteraad tot het nemen van zulk een besluittot het partijkiezen in zulk een zaak onbevoegd is. Dit ligt huiten den kring zijner bemoeiingen. Juist hier moet hij onzijdig blijven. Merkwaardig is in dit opzicht de meening van den heer Thorbecke, vroeger door hem als Minister geuit, toen de kwestie zich te 's Hage voordeed. Op een daartoe strekkend adres der Vereeniging van den H. Vineentius verklaarde hij, dat hij zich niet bevoegd achtte op grond van art. 24 der Armenwet tusschen beide te treden. Hij achtte dus de ver plichting tot het bezoeken der openbare school noch strijdig met de wet, noch met de openbare orde, noeh met de goede zeden. Maar bij gaf aan den gemeenteraad te kennendat hier toch een dwang werd uitgeoefend, die, wanneer de ouders aan een andere, evenzeer goed ingerichte school de voorkeur gaven, met den milden geest onzer verordeningen niet strookt, en den druk der bedeeling noodeloos kan ver zwaren. Ofschoon alzoo de bepaling afkeurende, achtte hij zich niet gerechtigd als Minister tusschen beide te komen. Onze tegenwoordige Minister van Binnenlandsche Zaken heeft den Rotterdamsehen gemeenteraad door den Commis saris des Konings in de provincie doen aanmanen om de bestaande verordening in dit opzicht te wijzigen. Daarbij wordt nog medegedeeld, dat de inspecteurs van het lager onderwijs in hunne vergadering van 22 Juni 1.1. de bepaling der verordening eenparig hebben afgekeurd. Uit het schrijven des Ministers schijnt genoegzaam te blijken, al zegt bij het niet uitdrukkelijkdat hijzoo de gemeenteraad niet genegen is om hare verordening te wijzigen, zal trachten een Ko ninklijk Besluit in het leven te roepen, waarbij de bedoelde bepaling wordt vernietigd. Immers er wordt daarin gezegd, dat bij de regeering de maatregelen in overweging zouden worden genomen, die er toe zouden kunnen leiden om geen uitvoering aan dat raadsbesluit te geven. En op welken grond zou die vernietiging steunen? Blijkt dit niet uit de opmerking des Ministers, dat de bepaling hem voorkomt in strijd te zijn met de belangen van het onderwijs en met het algemeen belang Niet de Armenwet, niet de Schoolwet zou hier dus aan de regeering de bevoegdheid geven om tegen de Rotterdamsche bepaling op te komen, maar de Gemeen tewet, die in art. 153 aan den Koning de macht toekent, elke plaatselijke verordening die met het algemeen belang strijdt te vernietigen. Het onderwijs is zonder twijfel een zaak van algemeen belang. De regeering moet de vrijheid van onderwijs handhaven, en tevens zorgen dat de openbare school, waarvoor de zorg in 't bijzonder aan haar is opge dragen niet in een slechten reuk gerake door eenigen dwang ten haren behoeve uitgeoefend, zij het ook met de beste bedoelingen; want in deze zaken is ons volk uiterst teer gevoelig, en elke dwang, hoe lichten hoe verdedigbaar ook, eindigt met nadeelig te werken juist ten opzichte van de instelling in welker belang bij werd aangewend. En juichen nu de organendie de schoolwet-agitatie voeden, onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en onzen provincialen inspecteurs toe? Wie hier juichen moge, het Dagblad van Z. Roll, en 's Grav. niet. Verbeeld n, een maatregel van den Minister Fock door het Dagblad toege juicht! Dat gaat immers niet. Maar wat hapert er dan aan? Do Minister maakt zich aan machtsoversehrijding schuldig, en schendt de onafhankelijkheid der gemeentebe sturen! Waardoor? Door den Rotterdamsehen gemeenteraad te verzoeken want meer heeft hij nog niet gedaan een gemeenteverordening te wijzigen, die hem voorkomt te strijden met het algemeen belang. En als dit verzoek nu eens gevolgd werd door een Koninklijk Besluit, waarbij de bedoelde be paling der verordening werd vernietigd? Dan gebeurde wat reeds meermalen is gebeurd, en waartoe de regeering bij de Gemeentewet bevoegd is verklaard, dan deed de regeering haar plicht. Men moge over de Rotterdamsche bepaling en over de bevoegdheid der regeering om hier tusschen heide te treden oordeelen zooals men wilmaar dit moet algemeen erkend wordendat de handelwijze van den heer Fock hem doet kennen als een flink, zelfstandig, onafhankelijk Minister, die handelt zonder aanzien des persoons, zonder aanzien der partij, die niet aarzelt, waar zijn overtuiging hem tot handelen noopt, al aanstonds krachtig op te treden tegen den //radicalen ge meenteraad van Rotterdamzooals het Dagblad zich met zijn gewone welwillendheid uitdruktdie met angstvallige zorg voor den vrijen geest onzer wetten waakt, en zelfs de minste begunstiging van het openbaar onderwüs ten koste van het bijzondere niet dulden zal. W. v. d. K. P. S. Bij besluit van 23 Juli beeft de Rotterdamsche gemeenteraad zijn verordening gewijzigd. De regeering heeft in beginsel ingestemd met het voorstel van Rusland betreffende de ontploffende projectielen en voor gesteld, dat beide Rijken eene commissie zullen benoemen tot bepaling van de grenzen, binnen welke het gebruik van zulke projectielen voortaan zal worden beperkt. De russiscbe regeering beeft ziek met dit voorstel vereenigd. Te Erankfort zijn, bij gelegenheid van den tweedeu ver-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1868 | | pagina 1