ALKMAARSCHE COURANT No, 46, Zeventigste Jaargang1808, Zonrlag 15 November. s' H- fySS "■^SfcuX* Bij dezo Couranl bchoorl een #fftciccl 05cbccl(c. Koemarkt te Alkmaar, Woensdag 18 November 18(>8. Politiek (Ducvsiclit. SSHckelij&0cltc Berichten. Pruisen. flosteni'ijk-IIongarije. Italië. Portugal. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijg baar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per jaar f 3,40 franco per post f 4, Brieven franco aan de Uitgevers HEEM». COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15 Cents, behalve 35 Cents zegelrecht voor elke plaatsing. Zij worden uiterlijk aangenomen tot Zaturdag namiddag 1 uuringezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter kennis van de ingezetenen, dat^ het suppletoir kohier der gemeentelijke directe belasting, dienst 1808, den 11™ dezer door den Gemeenteraad is vastgesteld en over eenkomstig art. 265 i' lid der gemeentewet op nieuw ge durende acht dagen, aanvangende 14 November 1868, ter lezing ter gemeente-secretarie zal zijn nedergelegd, binnen welken tijd ieder aangeslagene tegen zijn aanslag bij Gedepu teerde Staten in beroep kan komen bij verzoekschrift op ongezegeld papier. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 1? November 1868. De Secretaris, SPANJAARDT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbendendat het suppletoir kohier der belasting op de honden over de dienst van 1868 op den llen dezer door den Gemeenteraad is^ vastgesteld, met bepaling van den dag der invordering vóór of op 10 Januarij 1869, zijnde het op heden ter invordering aan den gemeente-ontvanger uitgereikt. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 12 November 1868. De Secretaris, SPANJAARDT. POLITIE. In het veepark van den staats-spoorweg te Alkmaar is in den ochtend van den 10 Nov. onbeheerd gevonden: een ligt zwartbonte koe, en in het station een gouden medailjonop den weg bij de herberg/'de Hollandsehe tuin": zes koehuiden en in het Kanaal alhier op 31 Oct. een rigter, alsmede een ijzeren doofpot met koperen dekseleen zak met koolrapen en een zak met roode en sanooije kool. De daarop regthebbenden gelieven zich ten spoedigste aantemelden aan het commis- sariaat van politie aldaar. Meer en meer schijnt de meening ingang te vindendat de vrees voor oorlog, die Europa zoo lang heeft verontrust, toch minder gegrond is dan men durfde hopeu. Van alle kanten klinken ons geruststellende verzekeringen tegen, en de machtigste vorsten zingen een vredelied. De Fransehe regeering "heeft zich de moeite gegevendoor de uitgifte van een drietal kaarten aan te toonen, dat Frankrijk tegenwoordig na de groote veranderingen in Duitschland en Italië, grooter, sterker," veiliger en minder door zijn buren bedreigd is dan ooit te voren. De Koning van Pruisen wijst bij de opening van den Landdag op de gezindheid der souvereinen en de behoefte der volken aan vrede j daarop bouwt hij het ver trouwen, dat de ontwikkeling van het algemeen welzijn niet alleen geen feitelijke storing zal ondergaan, maar ook bevrijd zal worden van die stremmingen en verlammingen, die ver oorzaakt worden door ongegronde vrees en de kunstmatige opwekking en aankweeking van die vrees door de vijanden van den vrede en de openbare orde. En inderdaad is het moeilijk te verklarenwaarom de re geeringen van Frankrijk en Pruisen een oorlog zouden wen- schenof het' móest zijn uit zuiveren lust om eens te vechten en te zien wie van beide de baas is. Maar zulk een avon tuurlijke gezindheid zal wel door niemand bij eene dezer re geeringen ondersteld worden. Zijn de volken dan zoo oor logzuchtig Het tegendeel is gebleken. Al mogen eenige soldaten m het kamp van Chalons geroepen hebben//naar den Rijn! naar den Rijn," die jeugdige opgewondenheid, misschien gehoor gevende aan een wenk van enkele officieren, zal men wel niet voor de uitdrukking van de gezindheid des volks aanzien. Het volk zelf toont zich zóó afkeerig van den oorlogals dat van Frauschen billijker wijze verwacht kan worden; en van een anderen strijdlust dan tot verdediging van het Duitsche vaderland heeft men in Pruisen nog geen sporen ontdekt. Na de overwinningen van 1866 is het Pruisische volk geruimen tijd in een tamelijk opgewonden toestand gebleven. Dat was zeer natuurlijk. De zegepraal bedwelmt altijd min of meer, en er is tijd noodig om uit dien roes tot den gewonen nuchteren toestand terug te komen. Alles duidt echter aandat de roes inderdaad voor bij isen de bezadigdheiddie het Duitsche volk in gewone omstandigheden eigen is, reeds is teruggekeerd. Toen de weergalm van het strijdgedruisch en liet daarop volgend triomflied den Franschen in de ooren klonk, begon ook hun het hart van strijdlust en gloriedorst te kloppen, gelijk een oud oorlogsros de ooren spitst als het de krijgstrompet hoort. Nu echter de laatste echo van al die opwekkende klanken is weggestorven, nu ook de oorlog van 1866 de frischheid der werkelijkheid heeft verloren, en besproken en beschreven wordt als een historisch feit, dat den geschiedvorseher en den krijgskundige stof tot ernstige studie en belangrijke beschouwingen oplevert, beginnen ook de gemoederen in Frankrijk tot kalmte te komen. Luxemburg deed later nog eenmaal een gevaarlijke spanning ontstaan, maar nadat ook deze zaak geregeld was, heeft men langzamerhand de opgewektheid aan weerszijden zien verdwijnen. Oorlog be hoort natuurlijk tot de mogelijkheden, maar er zou een nieuwe aanleiding voor moeten geboren worden; tot nog toe heeft zij zich niet voorgedaan. Waarom wordt er dan nog altijd zooveel over oorlogsge- gevaar gesproken? Waarom ziet men zoo angstig naar het minste wolkje aan den staatkundigen gezichteinder, of er misschien onverwachts een onweer zal komen opzetten Waarom andersdan omdat men overal dichte legerdrommen gereed ziet staan om op den eersten wenk te velde te trek ken, omdat alle partijen tot aan de tanden gewapend en zoo yolkomen mogelijk ten oorlogtoegerust zijn? Daaruit blijkt immèrsdat de regeeringen zich verplicht achten in staat te zijn pn,, zoodra er zich een reden voor mocht opdoen, oogenlblikkelijk een beroep te doen op de wapenen. Goed gewapend zijn is een verleiding tot den strijd. Die gereed staat voor den oorlog, zal er veel eerder toe overgaan dan een ander die zich nog gereed moet maken. Pruisen is zoo strijdvaardig als de krachten des volks het maar eenigszins toelaten, Fhankrijk heeft zijn strijdkrachten uitgebreid, en eindelijk tracht de Oostenrijksche Kanselier oon Beusl te verkrijgen dat ook deze staat, waar de geldnood sinds zoo vele jaren een verwoestende kanker was en verbetering in dit opzicht onontbeerlijk wordt geacht, zich het zware offer van een groote legermacht zal getroosten. En al mogen de groote mogendheden nu tot vervelens toe beweren dat zij vredelievender zijn dan ooit te voren, al moge er voor den meest bezorgden blik geen aanleiding tot oorlog te ontdekken zijn, die talrijke staande legers en ontzaglijke krijgstoerustingen getuigen van een zoo groot wantrouwen dat, niemand zich volkomen rustig en onbezorgd gevoelt. Wie bedreigt den vrede, vraagt de Neue Freie Presse Wie stremt de ontwikkeling van ae algemeene welvaart in Europa, indien niet zij het doen, die, door hunne macht en hun geluk bedwelmddoor hunne onzaglijke legers de spaar penningen van het hard werkende volk verspillen, en gevaren voor botsingen doen ontstaan, die zonder deze reusachtige legermach ten misschien in het geheel niet zouden bestaan En het blad verklaart alle regeeringen schuldigwelker staatkunde den geest onzer eeuw beleedigendeeen toestand van alge meene onzekerheid heeft doen ontstaan, die zelfs het vreed zaamste en minst oorlogzuchtige volk, zoo het zijn bestaan wil handhavendwingt van top tot teen gewapend te zijn. Te recht merkt ook de Kölnische Zeitung op, naar aanleiding van de openingsrede van den Pruisischen Monarch, dat onder "de stremmingen en verlammingen van de ontwikkeling der algemeene welvaart," die de Koning toeschrijft aan de onge gronde en dikwijls kunstmatig opgewekte vrees voor oorlog, in de eerste plaats geteld moeten worden de groote staande legers en de wapeningen waartoe de Europeesche mogendhe den elkander wederkeerig noodzaken. De Europeesche vrede zegt het blad verder zal zijn zegen nooit volkomen over de smachtende volken kunnen uitstorten, zoolang hij een tot de tanden gewapende vrede blijft. Maar wij durven ho pen laat het er troostend op volgen dat die overtui ging binnen niet al te langen tijd algemeen zal worden en iiaar werkdadigen invloed zal doen gevoelen, vooral ten gevolge van de steeds toenemende staatsschulden en de on vermijdelijke tekorten op de begrootingen. Ziedaar inderdaad een grond waarop men verbetering mag hopen. De last van den gewapenden vrede, zooals men dien tegenwoordig begrijptis te zwaar om op den duur gedragen te kunnen worden. Pruisen ziet met schrikdat ook zijne inkomsten te kort schieten; 't is openbaar geworden, al wil de Fransehe regeering het niet erkennen, dat ook daar de druk te zwaar wordt, en van Oostenrijk mag toch verwacht worden, dat het gezond verstand genoeg zal hebben om zich geen last op de schouders te leggen dien het niet dragen kan, wanneer de noodzakelijkheid het niet gebiedt. Begint men den druk overal zoo duidelijk te gevoelen, dan zalmen niet onwillig zijn tot vermindering van leger en oorlogstuig over te gaan, wanneer dat geschieden kan met behoud van de nationale eer, die juist op dit punt zoo uiterst gevoelig isvan het //prestigedat voor sommige staten het hoogste goed schijnt, te zijn, en zonder de vernederende bekentenis te moeten afleggen dat de last ondraaglijk werd. De Fransehe Moniteur deelt de vredelievende woorden van den Pruisischen Koning met groote ingenomenheid meeen verklaart, dat die redevoering zich aansluit aan de denkbeel den van eendracht en gematigdheid die zich meer en meer doen geldendaar immers de souvereinen en staatslieden van Europa elke gelegenheid aangrijpen om van een streven te getuigen, dat strekken moet om de zaak van den vooruitgang te bevorderen. Maar de Moniteur spreekt ook nog met, bij zondere goedkeuring van een andere redevoeringaan de overzijde van het Kanaal gehoudendie nog verder gaat dan de rede van Koning Wilhelm. Op het feestmaal van den nieuwen Lord-Mayor van Londen heeft de Minister Disraeli over de verhouding tusschen Frankrijk en Pruisen en over plannen tot bemiddeling van zijn ambtgenoot Lord Stanley gesproken. Men heeft opgemerkt, dat aan die woorden niet te veel beteekenis gehecht moet worden, omdat zij gesproken zijn door een Minister, die tegen de aanstaande nieuwe ver kiezingen de verdiensten van het tegenwoordig Ministerie wilde doen uitkomenen bijgevolg misschien ook aan de voornemens van een ambtgenoot grooter waarde hechtte dan zij verdienen. Maar dat, de Fransehe Moniteur goedkeurend van die voornemens gewaagt, geeft toch inderdaad meer ge wicht aan de zaak. Een herinnering aan hetgeen de heer Disraeli omtrent dit punt heeft gezegd, zal voldoende zijn om dit aan te toonen. Na gewezen te hebben op het gelukkig vergelijk omtrent alle geschilpunten tusschen Engeland en Noord-Amerika, en verklaard te hebben, dat hij in Europa geenerlei reden, geenerlei voorwendsel zag voor een oorlog, ging hij aldus voort: Ik stem toe, dat, in de houding van Frankrijk en Pruisen tegenover elkander oogenschijnlijk reden is voor bezorgdheid, uithoofde van de groote wapeningen die zij nu tot stand brengen. Doch, evenals wij somtijds in het dagelijksch leven zien, w anneer tusschen twee onverschrokken personen zonder genoegzame reden echter misverstanden bestaan, dat hunne gelijken in rang, hunne vrienden, wier bedoelingen niet ver keerd kunnen worden opgevat, het hunnen pfigt rekenen tusschen beide te treden, en, door wederzijdsche verklaringen uitte lokken, eene betere verstandhouding te doen ontstaan, zoo geloof ik, dat mijn vriend (lord Stanley), die over eenkomstig de mededeelingen van den gezant der Yereenigde Staten die oude en lastige misverstanden tusschen deze mogendheid en ons zoo gelukkig heeft weten uit den weg te ruimen, ook met betrekking tot den stand van zaken in Europa niet beter doen kan dan met de overige groote mo gendheden te onderhandelen, en zich te stellen tusschen die twee groote rijken, welke, naar ik geloof, niet tot den aanval gezind zijn, maar door onvoorziene en zeldzame omstandig heden in hunne tegenwoordige stelling verkeeren; dan ben ik er van overtuigddat door de verstandige en edelmoedige bemiddeling der overige Europeesche machten van gelijken rang een even gelukkig einde zal gemaakt worden aan deze misverstandenals het geval is geweest met die tusschen de Vereenigde-Staten en ons. W. v. d. K. Beide Huizen van den Landdag hebben hunne presidenten en vice-presidenten der vorige zitting herkozen. Den 6 heeft de minister van financiën de begrooting ingediendtot eene uitgaaf van 167.597.469 th., zijnde 7,840.605 meer dan die van het vorige jaar. Hij wenscht het tekort van 5.200.000 th. te dekken door verkoop van aandeelen in den Keulen-Mindener-spoorweg en door be schikking over een deel der fondsen van de nieuw ingelijfde landen. De minister had het tekort door verhooging van belastingen willen bestrijdenmaar de Koning had zich daartegen verzet, omdat de bevolkingdoor den ongunstigen oogst der laatste jaren, reeds met vele moeilijkheden te kam pen heeft. Verder zijn ingediend: eene regeeringsvoordracht, tot het in beslag nemen van het vermogen van den gewezen Keur vorst van Hessen, en een voorstel, namens de vrij-conser- vatieven door den heer v. Guerardtot, verkrijging der on beperkte vrijheid van spreken voor de Afgevaardigden. De Koning heeft den dichter Geibel een jaargeld van 1000 th. toegelegd. De Koning van Beieren had hem zijn leerstoel te Munchen en den titel van hofdichter met eene bezoldiging van 1400 fl. ontnomen, nadat hij voor de magis traat van Lubeck een gedicht tot begroeting van den Koning van Pruisen had vervaardigd. Den 10 is het tusschen Duitschland en Italië gesloten postverdrag onderteekend. Oostenrijk. Den 3 hebben de ministers Taajfe en Berger, bij de behandeling der legerwet in het Huis der Afgevaar digden, verklaard, dat het kabinet zijn ontslag zou indienen, indien die wet niet vóór de bijeenkomst der Delegation door beide Huizen van den Rijksraad werd aangenomen. Het Heerenhuis heeft den 3 de reeds door de Afgevaar digden goedgekeurde wet op de recruteering voor dit jaar aangenomen. Verscheidene leden van beide Huizen hebben, ophetvoor1 beeld van den heer v. Schmerling, hun mandaat als lid der Delegatie nedergelegd. Het Huis der Afgevaardigden heeft den 5, met eene groote meerderheid, de te Praag door de regeering verordende buitengewone maatregelen voor gerechtvaardigd verklaard, en tevens de voordracht goedgekeurd -tot regeling <Jer bepa lingen betreffende het schorsen van zekere rechten in geval van oorlogzuchtige ondernemingenbinnenlandsche onlusten of kuiperijen. Den 11 heeft het Huis het regeeringsvoorstel, betreffende het instellen eener reserve met driejarigen diensttijd, goedgekeurd. Den 10 heeft op den spoorweg bij Horzowitz, inBoheme, eene botsing plaats gehad van een personen- en een goederen trein. Men zegt, dat 30 mepSchen gedood en 60 gekwest zijn geworden. Hongarije. De leden der linkerzijde van het Volkshuis hebben voorgesteld, de Delegatiën niet te doen bijeenkomen zoolang de kwestie van de benaming der monarchie niet volkomen is opgelost. Zij hebbenvoor zoo ver zij leden der Delegatie waren, hun mandaat als zoodanig nedergelegd. De regeering heeft eene voordracht ingediend, om de kwes tie van Fiume te doen oplossen door eene commissie, bestaande uit hongaren, croaten en inwoners van Fiume. Op 3 Nov., den verjaardag van den slag bij Mentana zijn de dagbladen van de partij der beweging met rouwran den in het licht verschenen, en hebben de meesten harts tochtelijke artikelen aan die gebeurtenis gewijd. Den 9 heeft de policie te Palermo een reactionair comité ontdekten proclamation in beslag genomenwaarin de kreet voorkwam: //leve de siciliaansche autonomie." Er hebben verscheidene arrestatiën plaats gehad. Eene expeditie van 600 mannaar het binnenland van Mozambique gezonden, om een bloeddorstig opperhoofd te bestrijden, is overrompeld en achtervolgd geworden, zoo dat slechts 47 man en 8 officieren zijn ontkomen. Geschut en ammunitie werden door de inboorlingen buit gemaakt. De regeering heeft verscheidene stoombooten met een groot getal manschappen naar Mozambique gezonden. p a lij C. Den 31 Oct. hebben I i hoofden der republikeinsche partij te Madrid een manifest, uitgevaardigdin het belang van de vestiging eener republiek. 500 Aanzienlijke dames van Madrid hebben den maarschalk Serrano een adres gezonden, waarin zij, op grond der vrij heid van eeredienst,, onderwijs en vereeniging, het behoud der opgeheven kerken, nonnenkloosters en inrichtingen van onderwijs verzoeken. De voorname vrouwen van Eeya, Segovie, Salamanca en elders hebben dergelijke adressen onderteekend. Te Santander, waar zich ook een monarchaal comité voor de aanstaande verkiezingen gevormd heeft, en in sommige andere plaatsen heeft het volk zich krachtdadig tegen het afbreken van kerken en kloosters verzet. De regeering heeft den aartsbisschop van Toledo verzocht 4 geestelijken te benoemen om, met eene regeeringscommissie, de kloosters aantewijzen ter opneming der nonnen. De algemeene junta van weldadigheid is ontbonden. De te Londen en te Lissabon wonende israëlitische fami- liën hebben gevraagd, of het, Voorloopig Bewind de wetten heeft afgeschaft, waarbij zij uit Spanje verdreven zijn. De regeering heeft daarop bevestigend geantwoord. Tegen den 7 Nov. wras in het opera-gebouw te Madrid eene democratische reünie aangekondigd, maar zij is door de ontwerpers afgezegd ten einde ongeregeldheden te ver mijden, die het recht van vergadering in kwaden reuk zouden kunnen brengen. Op Allerzielendag was te Madrid een katafalk en altaar opgericht op de plek, waar de bedrijvers der revolutionaire beweging in 1866 waren gefusilleerd. Het gepeupel heeft van den pauselijken nuncius de wijding van dit altaar gecischt en hem, op zijn zeggen dat hij daartoe geen volmacht bezat,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1868 | | pagina 1