4
Uwe commissie was alzoo van oordeel, dat de B. G. inge
zetenen volkomen in staat zijn hunne armen te verzorgen.
Iets anders is de positie van regenten van het K. C. parochiaa
armbestuur. Wij erkennen, dat onze zamenspreking in zoover
tot eenig resultaat heeft geleid dat wij mogen verklaren dat
zij niet "dan na vele bemoeijingen enjiorgen tot het bes u zijn
gekomen, om de armen wegtezenden bij gebreke van voldoende
hulp en medewerking van de leden van het kerkgenootschap.
Het ligt buiten onze bevoegdheid, om de vragen te bean -
woorden," die zich onwillekeurig voordeden of regenten, hunne
pogingen ziende falen niet beter gedaan hadden hun ontslag
intedienen en aan gelukkiger handen hunne taak overtedragen,
of wel door vermindering van bedeeling, overeenstemming e
brengen tusschen hunne inkomsten en uitgaven. De bezwaren
erkennende, waarmede de regenten hadden te strijden, zouten
wij ongaarne iets willen uiten wat hen persoonlijk kon kwetsen
vooraf nu ons uit de gehouden conferentie gebleken w. dat
hunne besluiten zondet de sanctie van heeren kerkmeesteis der
beide K. C. kerken en van Monseigneur den bisschop van
Haarlem voor geene uitvoering vatbaar zijn en regenten alzoo
niet geheel vrij zijn in hunne bewegingen.
Terwijl wij, naar hetgeen wij zien uitgeven door de K. O.
ingezetenen, van oordeel zijn, dat de verzorging hunner armen
niet boven hunne finaiitiëele kracht is, altijd nog gesteund
door eene bijdrage uit de gemeentekas, voor dit jaar van
meer dan 1000.—, staan wij tegenover het feit, (lat de
armverzorgers van het 11. C. kerkgenootschap in deze gemeente
het grootste deel hunner armen verwijzen naar het burgeilij
armbestuur, bij welke verwijzing wij evenwel met onopgemerkt
moo-en laten, dat de meest hulpbehoevenden, de dagelijks
hulpbehoevenden, de personen boven de 60 jaren, aan hunne
zorg zijn overgebleven.
Uit de woorden der regering tot toelichting van ait.
der armenwet gebezigd en in den aanvang van dit rappmt
door ons aangehaald, volgt reeds, dat men wel met ver
wachtte, dat de kerkgenootschappen hunne armen onverzoigcl
zouden laten, maar dat naar den geest der wet de behoeftige
leden van eenig kerkgenootschap geene ondersteuning kunnen e
verlangen, hunne toevlugt zouden moeten nemen naar het
algemeen armbestuur.
In den geest der wet gaat echter de bedeeling van het al-
o-emeen armbestuur van een geheel ander beginsel uit dan die
der kerkgenootschappen. Bij deze laatste is zij het uitvloeise
der liefdadigheiddie geeft zooveel zij geven kanby het
burgerlijk armbestuur wordt de bedeeling een uitvloeisel van
policie-zorg, om in de hoogst nijpende noodzakelijkheid te
voorzien, wanneer blijkt, dat de behoeftige nergens elders
onderstand geniet, zonder dat immer de behoeftige op eem^
regt op onderstand zich kan beroepen.
'in dien geest is ook liet reglement van het harge.idi^k arm-
bestuur bij raadsbesluit van 18 Julij 1855 vastgesteldblijkens
de bepaling in art. 9, dat geen meerderjarige in vaste bedee
ling wordt opgenomen, tenzij hij den ouderdom van oO jaren