No. 27.
Eenenzeventigste
J aargang.
1869.
ZONDAG
4 J L I.
(Officieel (Scbccltc.
Een tweede April-beweging?
A L K M A A
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,03, franco per post f O, SO,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM». COSTEtt ZOON.
i: 0 I R A T.
De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur; wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
De BURGEMEESTER der gemeente ALK MAAR brengt
ter algemeene kennis, dat ter gemeente-secretarie exemplaren
verkrijgbaar zijn van eene circulaire van de door het Hoofd
comité der Nederlandsche vereeniging tot het verleenen van
hulp aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog
te 's Gravenhage benoemde commissie, belast, met de werk
zaamheden betreffende de aldaar in de maand September a.s.
te houden tentoonstelling van voorwerpen, tot hulp, ver
pleging, vervoer en verblijf voor zieken en gewonden, welke
circulaire inlichtingen omtrent die tentoonstelling geeft.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd
28 Juni) 1869. A. MACLAINE PONT.
Aan de openbare school voor meisjes te Alkmaar wordt
ten spoedigste gevraagd op eene jaarwedde van f 600,
eene EERSTE HULPONDERWIJZERES, bevoegd tot
het geven van onderwijs in de vakkenvermeld in art. 1
ai en k, FranschEngelsch en Duitsch der wet op het
lager onderwijs. Sollieitatiestukken vóór 20 Julij 1869 franco
intezenden aan den Burgemeester van Alkmaar.
POSTER IJ EN.
De Directeur van het Postkantoor alhier maakt bekend,
dat door Z.E. den Minister van Financiën is bepaald, dat
voortaan de postbode naar de Rijp zal vertrekken van Alk
maar 's morgens ten 11 uur, en van de Rijp 's morgens ten
6'
uur.
De Directeur voornoemd
CARBASIUS.
Alkmaar,
30 Juni'j 1869.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn
verzonden gedurende de 2' helft der maand Mei 1869:
J. STIJGERMAN, W. G. A FLUIJTER, Wed'. C.
H. JASPERS, te Amsterdam; P. VLUGT, Barghoorn;
A. HORST, Breda; G.SMIT, Haarlem; B. van DALFSEN,
Hasselt; Mej. G. M. BIEsHAAR, Hilversum; H. KAR-
STEN, Liempde; A. A. LANGIUS, Noordhorn; TRIJNTJE
KALT, Schagen; J. SLESKER, Utrecht; J. TIMMERMAN,
IJsselstein.
Van het hulpkantoor Burgervlotbrug
F. LINDEMAN, Amsterdam; G. FELLEMANHaar
lemmermeer; WJ LP JE HOLSTEIN, Hoorncarspel.
Yan het hulpkantoor Schoorldam:
W. van TRIEL, Hoek van Holland.
Van het hulpkantoor Spanbroek
K. WEEL Veenhuizen.
Van het hulpkantoor Wognum
Wed'. H. van BERSUMAmsterdam.
Vertrek van de landmail naar Oosi-Indic. 7. 15, 29 Julij.
In verschillende couranten is een vergelijking gemaakt
tusschen de anti-katholieke beweging in April 1853 en den
jongsten verkiezingsstrijd. Het merkwaardige in deze ver
gelijking zou hierin bestaan, dat de liberalen en conservatieven
inmiddels hunne rollen zouden hebben verwisseld. Ziet
heeft men gezegd zietkatholiekenuw gewaande bond-
genooten en beschermers van 1853 zijn uw bitterste vijanden
gewordenof lievernu vertoonen zij zich in hun ware ge
daante, als vijanden uwer Kerk, als tegenstanders van alle
ware vrijheid, als tyrannen die uw gewetensvrijheid bedreigen,
en u tegen uwen wil de neutrale, godsdienstlooze, godde-
looze school opdringen. Opent toch uweoogen, Katholieken,
en onderscheidt uw vrienden en uw vijanden, erkent dat de
ware vrijheid en gelijkheid voor allen slechts schutse vindt
onder de banier der conservatieven.
Over deze taal der conservatieven zullen weinigen zich
verwonderen. Wij kennen elkander niet sinds gisteren. De
conservatieven zijn nu eenmaal gewoon met echt kinderlijke
naïviteit zich zeiven het monopolie toe te kennen van vader
landsliefdewelgezindheidverdraagzaamheid, rechtvaardig
heid, onpartijdigheid, grondige kennis en politiek doorzicht,
en uitsluitend aan hunne partij octrooi te verleenen voor het
gebruik der oranjevaan en der nationale kleuren, daarbij met
beminlijke gulhartigheid aan hunne tegenstanders een ruim
aandeel schenkende van partijdigheidonverschilligheid voor
onze vaderlandsche belangen, weerzin tegen het Koninklijk
gezag, ongeloof, eigenbaat, zelfzucht, onkunde en kortzich
tigheid. Dit is zoo gewoondat het overbodig wordt er op
te wijzen. Maar er doet zich een verschijnsel op van meer
bedenkelijken aard.
In de Schager Courant van 1 Juli 1,1. komt een ingezonden
stuk voor tot opschrift voerende //Aan de liberale kiezers in
het Noorder-kwartier", waarvan de schrijver aan het slot
alle dag- en weekbladen die er zich mee vereenigen uitnoo-
digt om het over te nemen. In dit opstel wordt de strijd
der Roomsch-Katholieke Bisschoppen en van de meerderheid
der Katholieke bevolking van Nederland tegen de openbare
school voorgesteld als een gevolg van de invoering der Bis
schoppelijke hiërarchie in 1853; de Bisschoppen worden be
schuldigd van misbruik van macht, van den toeleg om den
Staat te onderwerpen aan het gezag der Katholieke Kerk
van een streven om Nederland door Rome te doen overheer-
schen; eiudelijk wordt een beroep gedaan op den Protestantschen
geest, om zoo mogelijk een zoo gevaarlijke heerschappij uit
Nederland te verwijderen.
Na gewezen te hebben op den vijand die met goed gevolg
bij de jongste verkiezingen is bestreden, doch tegen wien
onverflauwde waakzaamheid plicht blijft, vervolgt de schrij
ver aldus
"Is het noodig u dien vijand te noemen? Doch neen; want
met velen ziet gij dien vijand in het bestaan eener Bisschop
pelijke hieraehie in Nederland, in het jaar 1853 op nieuw
in Nederland ingevoerd en gevestigd.
"Vreesden onze voorouders dat de oprigting van nieuwe
Bisdommen door Philips II in het jaar 1560 in de Neder
landen, niet alleen geschied was ter wille van den R. C.
godsdienst, en dat niet onderwijs, maar vervolging het
hoofddoel van de nieuwe Bisschoppen zou zijn, ieder die
met de heldenfeiten uit dat roemrijk tijdvak onzer historie
bekend is, weet ook dat hunne vrees gebleken is niet onge
grond te zijn.
"Heeft toch Willem van Oranjein vereeniging met Egmond
en Hoorn, zieh niet verplicht gevoeld om zich de belangen van
eene onderdrukte natie aan te trekken, om, aangemoedigd
door de talrijke bewijzen dat de burgerij de gedurige moord-
tooneelen moede was, den koning van Spanje schriftelijk te
verzoeken om den kardinaal Granvelle, 'Aartsbisschop van
Meehelen, die inderdaad de landvoogdij uitoefende, zijn
ontslag te geven? 't Is waar, er bestaat voor de leden van
het Protestantsch Kerkgenootschap nog wel geen dadelijk
gevaar dat zij door den invloed der Bisschoppen vervolgd
zullen worden maar is hun doel om allengs over alles te
kunnen heerschen, niet duidelijk kenbaar geworden in hun
mandement op de schoolwet? Verkondigt men niet openlijk
van ultramontaanscke zijde dat alles het hunne zal zijn, als
eerst de school maar in hunne macht is, dat alles veilig is,
als Rome veilig isomdat daar de hoeksteen der maatschap
pelijke orde berust? Wordt het door dit alles niet duidelijk
dat de invoering en vestiging eener Bisschoppelijke hiërarchie
in Nederland, in vroeger dagen door den ongunst der tijden
verstoord, maar in 1853 tot stand gebracht, ten doel heeft
om op het vrijgevochten en met het bloed der vrijheidszonen
gedrenkt land een toestand in het leven te roepen, die niet
slechts aandruischt tegen den Protestantschen geest, maar
ook met de ontwikkeling van den menseh in strijd is?
"De Aartsbisschop van Meehelen, ontving, zoo als bekend
is, in 1561 een wenk om zich te verwijderen, en dat wel
van Philips IIden man die liever zonder heerschappij wilde
zijn dan over ketters te heerschen.
//Belangrijke wenk voorwaardie ons Protestantschen in
Nederland gegeven wordt. Heeft men toen een man kunnen
verwijderen, die zoo vast in den zadel zat, zou dan nu, bij
eene krachtige openbaring van den Protestantschen geest in
Nederlaud de poging ydel zijn om eene heerschappij te ver
wijderen, wier doel is alles aan zieh te onderwerpen, en
om in Nederland weder een toestand van vóór drie eeuwen
in het leven te roepen?"
Eindelijk besluit de schrijver met deze woorden:
"De Bisschoppen weten dan wel wat zijdoen. Gaan zij op
den ingeslagen weg voort, dan zal het den weldenkende in den
lande spoedig blijken dat het hun om niets anders dan om
heerschappij te doen is en dat al hun streven in strijd is
met de kerk door Jezus gesticht; dan zullen zij het zich
zeiven te wijten hebben dat hunne zetels, uit den aard der
zaak reeds wankelendreeds meer en meer beginnen te wag
gelen en eindelijk vallenwant alles wat niet op de waarheid
berust, verliest eindelijk zijn waarde of stort in een door
de reuzenkracht des tijds. En de taal die hun dan in het
oor zal klinken zal deze zijn: Gij Bisschoppenhebt misbruik
gemaakt van uwe macht, 't welk niet slechts in Nederland,
maar in elk land der wereld, de vernietiging van die macht
ten gevolge heeft."
Wat zegt gelezer Spreekt er geen April-geest. uit dit
opstel Klinkt het niet als een nagalm der adressen van
1853 Daarom neemt ook de Alkmaarsche Courant het op
stel niet over dan onder protest, niet dan met een woord
van waarschuwing en terechtwijzing.
Vooraf een enkele opmerking. Heeft men zich te ver
wonderen over dergelijke opwekkingen van den Protestant
schen geest bij de liberale kiezers Zijn verschijnselen als
dit opstel bij de liberale partij onverklaarbaar Geenszins.
De houding van dat groote deel der Katholieken dat ge
woonlijk met den naam van ultramontanen wordt aangeduid,
heeft er aanleiding toe gegeven, ook al rechtvaardigt zij ze
niet.
Dit verwijt kan echter niet gedaan worden aan het man
dement der Nederlandsche Bisschoppen van 22 Juli 1SG8.
Ook al noemen zij in de sterkste bewoordingen de gemengde
school onvoldoendeonbruikbaar, verderfelijk voor de kin
deren der Katholieken, niemand kan hun daartoe het recht
betwistenniemand hen van machtsoverschrij ding of zucht
tot overheersching beschuldigen. R. K. Bisschoppen hebben
ontegenzeglijk de bevoegdheid openlijk hunne meening uit
te spreken omtrent het volksonderwijs en de meest wensche-
lijke inrichting eener schoolen de leden hunner Kerk aan
te sporen tot oprichting van Katholieke scholen. Geen kwet
sende uitdrukkingen komen in hun schrijven voor, geen
beschuldigingen of krenkende woorden worden er in gevon
den. Maar hetzelfde kan niet gezegd worden van menig
ander geschrift van den laatsten tijd. Het werd smaakden
Du itschen Kerkhervormer der zestiende eeuw met geen andere
namen aan te duiden dan van //verloopen monnik", van "den
eedbreukigen Luther, het komediespel der hervorming tot een
huwelijk met eene ontrouwe non opvoerend," enz. Niet tevreden
met een beschouwing der geschiedenis van de zestiende eeuw
uit een Katholiek oogpuntgelijk D'. Nuyens met goed
volg had geleverd, overlaadt de heer Brouwers de aanvoer
ders in onzen strijd tegen den Spaanschen Koning met smaad.
Lodewigk van Nassau wordt een gruwelplegende fenian, die
de galg had verdiend. "Baalzucht en eergierigheid hebben
hem. tot oproerstokerij majesteitschennis en landverraad ge-
bragt.' Hij en zijn broeder Adolf worden twee vreemde for
tuinzoekers. De heer Alberdmgk Thijm kan het den heer
Moltzei niet vergeven, dat hij met afkeuring van den brand
stapel heeft gesproken. //Filozofen uit zulke school begrijpen
nlet zegt hij dat er in de uitspraak van het volksgemoed,
gebiedend dat het zwaard der justitie gezwaaid wordeen
heterodoxe stellingen wrakend, alsof zij niet slechts het zaad
der misdaid inhielden, maar alsof de misdaad hare giftvrucht
reeds gedragen haddat zich daarin eene mystische daad vol
trekt, hoog verheven boven de bevatting hunner huisvaderlijke
sentimenta.iteit. Bij de aanbeveling van een kandidaat
voor de Tveede Kamer roept de heer Nuyens, thans geen
bezadigd geschiedschrijver meer, den kiezers in Noord-Braband
toe, "dat de Katholieken sedert 1581 verdrukt zijn geweest,
dat men Noord-Braband eeuwen lang als een overwonnen
gewest heeft behandeld, en dat het tijd wordt dat zulks
ophoude. "Verwerpt gij den heer Haffmans schrijft
lüj gij verklaart tevreden te zijn, dat de Katholieken bij
voortduring achtergesteld, en de kinderen der Katholieken
door de godsdienstlooze school van hun voorvaderlijk geloof
vervreemd worden."
Woidt inderdaad Noord-Braband nog altijd als een win-
gewesl behandeld? Worden de Katholieken er nog steeds
verdrdt, en bij voortduring achtergesteld?
Matr het is genoeg, op dergelijke hevige uitvallen, per-
soonsrerguizingen en hartstochtelijke verwijten te wijzen
om diartegen een opwekking van den Protestanschen geest
te kumen verklaren. Zij geven ons een voorsmaak, hoe
broederlijk het Nederlandsche volk zou samenwonen, als de
gemengde school eenmaal moest wijken voor de gezindtescholen,
en de Nederlandsche staatsburgers in de geschiedenis waren
onderwezen, eensdeels door geestverwanten van den heer
Brouwers, anderdeels door mannen die niet van de hervor
ming of den tachtigjarigen oorlog kunnen spreken zonder
in verontwaardiging los te barsten over de "paepsche af-
goderije," de Pausen te verguizen en op monniken en nonnen
te smalen. Zou niet de eene partij voortdurend met bitter
heid vervuld zijn wegens de eeuwenlange onderdrukking,
die nog geen einde heeft genomen, en de andere met even
veel ijver oorlog voeren tegen den "overmoed der Katholieken,"
die in het "Protestantsche Nederland" het hoofd weer
trachten op te steken?
Verklaarbaar moge daarom de opwekking van den "Pro
testantschen geest" in een blad als de Schager courant zijn,
gerechtvaardigd is zij niet. Vooreerst is het er verre van af,
dat alle Katholieken zouden instemmen met de hartstochte
lijke uitdrukkingen waarop hier werd gewezen. Maar al ware
dit zoo, het zou geen reeht geven tot eenigerlei poging om
op de invoering der Bisschoppelijke hiërarchie, gesteld dat
dit mogelijk ware, terug te komen, of zelfs te betreuren dat
die in 1853 niet is verhinderd; het zou geen reeht geven
haar eenigermate te vergelijken met de instelling der nieuwe
bisdommen en andere daarmee samenhangende veel gewich
tiger gebeurtenissen in de 16d' eeuw.
Wat is er in 1853 gebeurd
Toen is de Bisschoppelijke hiërarchie in Nederland inge
voerd of hersteldgelijk de Pauselijke allocutie luidde. Ja
zegt inen, maar het was niet de vestiging van een onaf
hankelijke, nationale Katholieke Kerk, maar van de Pauselijke
hiërarchie. De Katholieke Kerk in Nederland is toen onmid
dellijk onder den onbelemmerden invloed van Rome gekomen.
Het jongste geschrift dat over de gebeurtenissen van 1853
met eenige uitvoerigheid handelt, dezer dagen onder den
titel "Ter nagedachtenis van D'. G. Simons" te Amsterdam
in het licht gekomen, en geschreven door een Protestant en
vereerder van den man die zich toen aan het hoofd der
beweging heeft gesteld, zegt daarover het volgende//Indien
de Katholieken in 1853 een nationale kerkinrigting hadden
gewensoht, indien zij de vestiging hadden verlangd van een
Nederlandsche Katholieke kerk, indien zij van de vrijheid,
die onze grondwet aan alle belijdenissen geeft, gebruik had.
den gemaakt om in het vrije Nederland hun geloof te be
houden maar hun geweten vrij te maken van de oppermagt
van Rome, daar zoude geen stem zijn opgegaan tegen hunne
wenschendaar zoude geen adres geteekend zijn om hun
verlangen te keer te gaan en meer dan een Protestant zoude
in de oprigting van een Nederlandseh Katholieke kerk de
dageraad hebben aanschouwd van den dagwaarin een ieder
God zal dienen naar zijn geweten, en waarin over geen enkel
geweten heerschappij zal worden gevoerd."
Maar dat was toch de vraag niet, of die kerkinrichting
overeenkwam met den wensch der Protestanten; de vraag
was, met welke inrichting de Katholieken genoegen namen,
en of hun het recht toekwam, hunne kerkelijke zaken zoo te
regelen als zij zeiven verkozen. Op de laatste vraag kan be
zwaarlijk een ontkennend antwoord worden gegeven. De
schrijver die zich ten doel heeft gesteld de nagedachtenis van
Dr. Simons te huldigen, is oprecht genoeg daaromtrent het
volgende te zeggen, ofschoon hij daarmee, naar 't mij voor
komt, ook de geheele April-beweging veroordeelt: "Welnu,
schrijver dezer bladzijden is van ganscher harte Protestant
en niettegenstaande hij dit is, heeft hij in 1853 niet mede-
geteekend op de toen nedergelegde adressen, omdat hij gaarne
aan zijne Katholieke landgenooten de kerkelijke inrigting
gundedie zij meenden noodig te hebben."'
Na deze erkentenis heeft de schrijver dan ook niet het
minste recht om de beweging ten gevolge van de invoering
der Bisschoppelijke hiërarchie op eene lijn te stellen met
het verzet tegen de verandering der schoolwetzoo als hij
doet in de volgende woorden: "De heer Simons heeft in 1853
geprotesteerd tegen den invloed van Rome en van de ultra
montanen, hij heeft toen eenvoudig hetzelfde uitgesproken,
waarvan thans alle zoogenaamde liberale bladen vol zijn, en
heeft toen gewaarschuwd tegen dezelfde magtdie nu door
al wat liberaal wil heetenbestreden wordt. En wanneer in
1853 verschenen was het mandement uit Rome, dat in 1868,
hetzij dan teregt of te onregtbij zoo velen ergernis en af
keuring heeft opgewekt, dan zoude voorzeker reeds toen ge
heel anders over de April-beweging zijn geoordeeld door
menigeen van die bladen, die destijds onbepaalde goedkeuring
hebben verleend aan de invoering van de Pauselijke hieraehie
hier te lande."
In 1853 gold het de toekenning aan de Katholieken van
hun onbetwistbaar recht om onder die kerkelijke inrichting te
leven die hun het meest gewenscht voorkwamonverschillig
of die inrichting naar den smaak der Protestanten was of
niet. In 1869 gold het de verdediging van de bestaande
neutrale openbare school tegen de aanvallen van Protestanten
en Katholieken. Het verleenen van onbelemmerde vrijheid
aan een kerkgenootschap om zijn eigen zaken te regelen is
geheel iets anders dan de achterstelling der staatsschool ten
gelieve van een kerkgenootschap. Om verschillende redenen
achten de liberalen en vele conservatieven met hen de open
bare school onmisbaar. Zij verlangen in geenen deele inbreuk
te maken op de vrijheid die in Nederland aan ieder toekomt
om de voorkeur te geven aan gezindtescholen en zulke scholen
op te richten. Maar zij willen voor die scholen niet het veld
ruimen; zij willen niet afwachten of de kinderen ook geborgen
kunnen worden in bijzondere scholen om alleen in den ui
tersten nood een openbare school te stichten. Zij zijn over
tuigd dat in de soholen waar het godsdienstig onderricht
een zoo voorname plaats moet innemen dat de overige kun
digheden in vergelijking daarvan als bijzaken voorkomen,
het maatschappelijk onderwijs onvoldoende moet zijn, en
tot een zeer laag peil zou dalen indien er geen openbare
schoien bestonden waarmee zij moeten wedijveren. Ook meenen
zij dat het schoolgeld zoo laag moet zijn en lager niet
dat alle burgers in staat zijn hun kinderen dat onderwijs te
schenken, dat voor hun stand in de maatschappij noodig is.
Kunnen nu de gezindtescholen met de openbare niet con
sumeren, het onderwijs mag daaraan niet worden opgeof-
:erd. Geven de burgers de voorkeur aan de bijzondere scholen,
welnu, de openbare scholen zullen haar aantal leerlingen zien
ifnemenen de gemeenteraden zullen toch wel niet zoo
iwaas zijn dat zij meer scholen in stand houden en meer
mderwijzers aanstellen of behouden dan noodig is.
Geen liberaal behoeft het dan te betreuren, dat hij in
.853 geen deel heeft genomen aan de beweging tegen de
nvoering van de nieuwe kerkinrichting der Katholieken,
dij zou in 1869 hetzelfde moeten doen wat hij in 1853
leed. Maar met hetzelfde geruste geweten kan hij zich nu
in altijd verzetten tegen de achterstelling van de openbare
•ckool ter wille van een kerkgenootschap.
Maar de Katholieken maken misbruik van de hun ver
eende vrijheid, zegt de schrijver in de Schager Courant. En
d ware dit zoo, de vrijheid is hun recht en dat moogt ge
lun nooit betwisten. Bestrijd wat gij in gemoede misbruik
(ordeelt, maar verklaar uniet tegen het gebruik, ook al ware
iet misbruik boven allen twjjfel verheven. W. v. d. K.