\o. 47. Eenenzeventigste J aargang. 1869. ZO NDAG 21 MOV EMBER. I ©fficiïcl (öcbccltc IJk voor nieuwe malen en gewigien Ie .4 Ik maar. Is Java verdedigbaar? Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gra- venhage over den heer Knoop. £&lckclijfisdic Betichten. Frankrijk. ALk AA Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 9 GS franco per post f 0,80, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERMv COST EK. ZOON. AA De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. Bij deze Courtin tbehoorl een bijblad. De COMMISSARIS des KONINGS in de provincie NOORDHOLLAND brengt ter kennis van belanghebbenden, dat, ten gevolge van het verwisselen der sluisdeuren van den grooten schut- kolk der schutsluis van het Noordhollandsch Kanaal tePur- merend, de scheepvaart op dat kanaal te dier plaatse zal gestremd zijn van Woenodag 21 tot Zaturdag 27 November aanstaande. Wanneer daartoe gelegenheid bestaat zullen echter tijdens de uitvoering der werken nog schepen worden doorgelaten. Ook zal de Kanaaldijk tusschen de sluis en de Amsfer- damsehe poort te Purmerend, door het ophalen der sluis deuren tot en met 4 December eerstkomende voor de passage van paarden en rijtuigen nu en dan zijn gestremd. Haarlem 19 November 1809. Be Commissaris des Konings voorn., RöELL. VERPACHTING van DUINEN. Op Zaturdag den li11™ December 1869, des middags ten 2 urezal van wege Gedeputeerde Staten der provincie Noordholland, in de woning van den opzigter van den pro vincialen waterstaat WP. de Kruijjf te Helderworden overgegaan tot, de publieke verpachting bij opbod en afslag van De Duinen, Valleijen en Voorgronden, gelegen tusschen het zuideinde van de Heldersche Zeewering en de noorde lijke grens van de gemeente Callantsoog, tot 81 December 1875. In de verpachting is begrepen het regt van de jagt. De voorwaarden der verpachting zijn tegen betaling van 10 eent per exemplaar verkrijgbaar aan de provinciale griffie van Noordholland, bij den Ingenieur J. M. F. IVellan te Alkmaar en bij den Opzigter AP. de Kruijjf te Helder. VOLKSTELLING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis der ingezetenen: dat ingevolge koninklijk besluit van 9 Junij j.l. (staatsbl. n°. 103), op den 1 December a.s. zal plaats hebben DE 5e ALGEMEENE TIENJARIGE VOLKSTELLING. Dat daartoe vóór dien dag aan de huizen der ingezetenen billetten zullen worden afgegeven, waarop ieder persoon wordt ingeschreven die de nacht van 30 November op 1 December in de gemeente heeft doorgebragt. Dat als agenten voor die telling in deze gemeente zijn aangewezen de hceren E. Masdorp, J. Post, J. J. de Roos, B. Snip, J. F. Ukena en J. Verhoeve. Burgemeester en Wethouders noodigen bij deze de inge zetenen uit, hunne billetten zorgvuldig intevullen, aan de agenten alle gevraagde inlichtingen te verschaffen en te zorgen, dat het billet op den 1 DECEMBER ter af baling gereed ligt. Zij herinneren, dat bij weigering om daaraan te voldoen, de strafbepalingen van art. 1 der wet van G Maart 1818, staatsblad n 12, (eene boete van ten minste f 10,en ten hoogste f 100,—, of eene gevangenis van ten minste óén en ten langste veertien dagen of boete en gevangenis te zamen) kunnen worden toegepast. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 17 Rovemberl&SD. Be Secretaris SPANJAARDT. D, Ter geineeule-secrelarie van Alkmaar liggen voor belang hebbenden ter lezing de voorwaarden voor het wasschen en appreteren van goederen ten behoeve van het Marine-Hos- litaal te Willemsoord gedurende 1870. waarnaar de opeu- jare aanbesteding zal plaats hebben Donderdag 2 December a.s.. voor den middag ten 11 ure. in het gewone lokaal, op Dingsdag30 November a.s. De 1°. Arr.-IJker te Alkmaar. E. G. STAAL. POLITIE. Onbeheerd op straat gevonden op 3 November eene hand wagen de daarop regthebbende kan dezelve terugbekomen aan het bureau van politie, waar gedeponeerd is een gevonden witte zakdoek, gemerkt I. C. P. 12. Java! Welk Nederlander heeft althans niet eenig be grip van de groote waarde die het bezit van dit heerlijke eiland voor ons heeft? een eiland dat, vier maal grooter dan Nederlandook omstreeks een vier maal talrijker be volking teltde parel onzer uitgestrekte koloniëndie in Oost-Indië alleen in oppervlakte gelijk staan met bijna een vijfde van geheel Europa. Dat wij aan Java onze kostbare staatsspoorwegen te danken hebbendat voor het volgend jaar weer op tien millioen gulden als bijdrage van de kolo niën voor onze inkomsten wordt gerekend, zegt reeds genoeg; maar het groote belang wordt nog duidelijker, als men bedenkt voor hoevelen die koloniën een werkkring, een bestaan, den weg tot voorspoed en rijkdom aanbieden, als men let op onze vloot van „Oostinje-vaarders," op haar bemanning en op al wat er noodig is voor den bouw en de uitrusting van al die sche pen. Is het dan te verwonderen dat zich dikwijls de vragen aan ons opdringen zouden wij die kostbare bezitting ook eensklaps kunnen verliezen? Zou ze ons ook onverwachts ontnomen kunnen worden door vreemd geweld Is Java te verdedigen? --Is J a v a te verdedigen? want dat wij bij een vijandelijken aanval op onze uitgestrekte en verspreide Oost-Indische bezittingen ons zouden moeten beperken tot de verdediging van Java, schijnt onbetwistbaar. Vooral in den laatst en tijd is deze vraag aan de orde geweesten ook in openbare geschriften besproken. Dat zij bij de behandeling der begrooting van Nederlandsch-lndië voor het jaar 187tJ in de Tweede Kamer ter sprake kwam, zal daarom wel niemand verwonderen. Hoe moet Java be stuurd worden? Wat moet er gedaan worden voor onder wijs voor ontwikkeling van den Javaan in het algemeen Hoe zal men den gedwongen arbeid langzamerhand vervangen door den vrijen arbeid Hoe zal men inmiddels dc onrecht vaardigheden en den or.gelijken druk van den gedwongen arbeid zooveel mogelijk wegnemen Welk loon eischt de billijkheid voor den arbeidenden Javaan Hoeveel mag van Indië gevorderd worden als bijdrage voor onze algeineene staatsuitgaven in Europavoor de instandhouding van dat gemeenschappelijk huishouden, waarbij ook onze koloniën zeer zeker belang hebben? Ziedaar een aantal vragenwelker gewicht niemand betwistdie bij verschillende gelegenheden onze Vertegenwoordigers bezig houden. Maar als dan Java van zulk een overwegend belaug isals al die vragen onz'- aandacht cischeny dan mag inderdaad de vraag wel boven aan staanzijn wij veilig op Java Kan het ons ook bij een onverwachte verwikkeling die tot een oorlog leidt, baast eer wij er om denken, bij wijze van verrassing ontnomen worden? Over de verdediging van Java hebben daarom den 12 November 1.1. in de Tweede Kamer een vijftal deskun digen de heeren de Roo van Alderwereltde Casembroot KnoopStieltjes en Nierstraszhet woord gevoerd, die dooi den Minister van Koloniën, en omtrent één punt ook met een enkel woord door zijn ambtgenoot van Marine zijn beantwoord. De beantwoording van de vraag of Java met hoop opeen goeden uitslag verdedigd kan wordenis altijd betrekkelijk. Wanneer bij voorbeeld eens Engeland al zijn krachten inspande om ons Java te ontnemen, dan zou zeer zeker ons verdedi gingsvermogen te kort schieten. Tegen een Engelsche vloot en een Engelsch leger zouden wij niet bestand zijn. En dit schijnt sommigen een voldoende grond om alle uitgaven voor ons krijgswezen in Indiëvoor zoover liet niét tot beteugeling van den inlander moet dienen, als nuttelooze geld- verkwisting te beschouwen. Als Engeland wilkunnen wij er toch niets tegen doenzeggen zij. Toegestemdmaar wat daar ondersteld wordt, is juist zeer onwaarschijnlijk. Het is bijna niet te denken, dat Engeland ooit een veroverings oorlog tegen onze koloniën zou willen voeren. Zijn eigen koloniën zijn inderdaad groot genoeg; en waar vrije handel heerschtbestaat bovendien zelfs niet de beweegreden van het grove eigenbelang om zonder eenig oorlogsmotief een rooftocht te ondernemen tegen anderer bezittingen. Terecht zeide dan ook de heer de Roo.- „Ik behoor niet tot hen die in een sterk leger en een groote vloot den hechtsten waarborg zien voor het behoud van onze Oost-Indische be zittingen. Ik ben veeleer de meening toegedaan, dat die waarborg gelegen is in het volgen van een vrijzinnige han delspolitiek en van een vrijzinnig regeeringsbeleid"waaron der ik inzonderheid versta dat wij den inlander en zijne hoofden door sterke banden aan ons gezag verbinden. Ik geloof ook niet dat wij vrees behoeven te koesteren voor zulke groote veroveringsexpeditiënzooals in den aanvang dezer eeuw tegen Java werden gericht. Dergelijke onder nemingen zijn vooreerst te kostbaar, en elke Europeesche mogendheid die in het bezit wil komen van onze Oost-Indische bezittingenzal daarenboven de voorkeur geven aan den korteren weg over den IJssel en de Waal" dan over den langeren en meer kostbaren weg door straat Sunda." Naar aanleiding van deze laatste opmerking vroeg de heer Merstrusz«Gelooft men werkelijk dat, wanneer een groote mogendheid ons land veroverde, dit feit alleen genoegzaam zoude zijn om ook Java en onze verdere bezittingen in hare handen te doen overgaan, wanneer zij geene voldoende zee macht had om het door verovering verkregen recht kracht dadig in Indië te kunnen handhaven?" En hij antwoordde daarop, mijns inzien zeer te recht: «Ik betwijfel het, en geloof dat een landmogendheid de verovering van Neder land alleen weinig baten zou. Groote zeemogendheden zouden toch, onder voorwendsel van het in Europa verbroken even wicht in Indië te herstellenonze koloniën aldaar bezetten om ze voor ons te kunnen bewaren tot wij weder onafhan kelijk werden." Deze opmerking, welker juistheid in het oog springtmoge hun tot troost strekkendie vreezen dat Pruisen uit begeerte naar onze koloniën te eeniger tijd lust zou kunnen gevoelen om een reden tot oorlog tegen ons te zoeken. Al veroverde het geheel ons land het zou zeker niet de minste kans hebben om één onzer koloniën te krijgen. Maar wij dwalen af. Wat nu den toestand onzer verdedigingsmiddelen in Indië betreft, de heeren de Roo en de Casembroot oordeelden daar over vrij ongunstig. De heeren Knoop en Stieltjes daarentegen waren van dien treurigen toestand niet zoo overtuigd. «Ik geloof zoo gaarne zei de eerste dat wij er meer zee macht moeten hebben, dat wij daar vluchthavens moeten hebbendat wij daar, gelijk bij ons te lande ook dikwijls gebeurtonnooaig millioenen hebben weggeworpen voor nut telooze vestingwerkenmaar met dit al is er eéne zaak die maakt dat wij aan de verdediging van Java ook tegen een Europeeschen vijand volstrekt niet behoeven te wanhopen, en dat is het Indisch leger. Dat leger kon meer geconcen treerd zijn, maar uit de emplacement-staten zie ik toch dat 14000 a 15000 man op Java aanwezig is. Waar een strijd kracht van die sterkte aanwezig isis men niet weerloos daar hangt alles af van de bekwaamheid van den man die met die strijdkracht werken moet. Stel een Baendels aan het hoofd van die strijdkrachten geen Engelschgeen Eransch leger zal ons Java ontnemen." En de heer Stieltjes voegde er bij«Wanneer men let op de omstandigheid die zich vooral bij oorlogen van groote tegen kleine mogend heden voordoetdat de groote mogendheid ook krijgsmacht elders behoeft, wat Engeland betreft in Britsch-Icdiëin Ierlandin Amerikaen dus niet alle macht tegen Java kan concentrcerendan geloof ik dat onder zekere voorwaarden een verdediging van Java zeer goed mogelijk is tegen de aanvallen die daarop te wachten zijn." Wat voorts noodig werd geoordeeld om den tegenwoordigen toestand te verbe teren en dat die verbetering behoeftwerd algemeen er kend is: een Indisch eskader juist niet van vele, maar van bruikbare sehepenspoorwegen op Javatelegrafen en stoomvaarten tusschen de belangrijkste eilanden, om de troepen spoedig op het bedreigde punt te kunnen verzamelen, vlucht havens voor oorlog- en handelsschepen, en een vast plan van defensie op Java, waarbij eenige onnutte vestingenen forten zouden vervallen, en waarbij zou gelet worden op den geheel onverdedigbareii toestand van Bataviawaar de zetel des bestuurs is geplaatst. De heer Stieltjes wees nog op de kolossale uitgaven die de Engelsche expeditie naar Abyssinië heeft gevorderd, waar men niet tegen geregelde troepen, maar tegen mannen grootendeels met pieken gewapend had te strijden, om aan te toonen dat een vijand zich nog tweemaal bedenken zou, eer hij tot een aanval op Java overgingwanneer aan deze niet te hoog gestelde eischen werd voldaan. De Minister van Koloniën antwoordde, dat de beslissing omtrent eejiyast. stelsel van verdediging op Java alleen nog wachtte op de ontvangst van eenige noodige inlichtingen. Ondanks hetgêeö nog verbetering behoefdeverklaarde hij omtrent den tegen woordigen toestand: „Ik zou niet gaarne op deze plaats blij ven indien ik de overtuiging haddat, wanneer een par- t.iëele vijandelijke onderneming tegen Java werd gericht Java zich niet zou kunnen verdedigen." W. v. d. K. Het Bagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage neemt in zijn nummer van 13 November 1.1. de gelegenheid waar, dat het in het district Alkmaar gekozen lid, de heer Knoop, voor het eerst in de Kamer heeft gesproken, (zie bovenstaand artikel) om dezen vertegenwoordiger aan zijn lezers voor te stellen. Het doet dat met al de welwillendheid die van dit blad voor dezen man was te wachten. Vooreerst schijnt het Bagblad zich te vermaken met den regen van complimentjes en Imldebewijzen die tusschen de heeren Knoop, de Roo en den Minister zouden gewisseld zijn. 't Is inderdaad niet onaardig te zien wat daarvan is. Om niet te uitvoerig te worden, zullen wij ons tot den heer Knoop bepalen, en de door hem gemaakte complimenten van naderbij bezien. Het Bagblad en elk die er lust in heeft moge het Bijblad nalezen, om te zien of er ook vergeten worden. «Ik heb met groot genoegen en belangstelling het uit muntend betoog van den kundigen afgevaardigde uit Leeu warden de Roo) gehoord." «Iieeft de Minister voor eenige dagen gevraagd: heb ik dan geen hart voor het Indisch leger? dan antwoord ik volmondig: ja." Nog heeft hij gezegd, dat het den Minister niet aan «be kwaamheid" ontbrak. Meer complimenten doen zich in zijn rede niet Voor. Laat ons nu deze woorden van den heer Knoop eens vergelijken met uitdrukkingen van den heer Nier strasz zeker geen geestverwant maar een staatkundig tegenstander van den Minister en de heeren de Roo, Stieltjes en Knoop. Hij begint met de drie genoemde heeren en den heer de Cusembdoot «vier zulke uitstekende specialiteiten" te noe men. Vuorts: «Door den heer Stieltjes is zeer juist aangevoerd." «Ik voeg mij gaarne bij hetgeen generaal Knoop met zoo veel warmte en overtuiging tot lof van den vorigen leger- konnnandant gesproken heeft. «Ik heb met genoegen gezien de verhoogde voedingskos ten (door den Minister voorgesteld); gaarne zal ik daaraan mijne stem geven." Werk onderscheid is er nu tuSsehen de w ijze van spreken van den heer Knoop en van den heer Nierstrasz. die zeker niet tot de geestverwanten behoort Beiden drukken zich uit in beleefden parlementairen vorm. Zoo spreken alle fatsoen lijke menschen onverschillig tot welke richting zij behooren. Klinkt die taal voor het Bagblad ongewoon 'Hulde van generaal Knoop, aan den heer de Roozegt het Bagblad en verklaring van volkomen instemming door den generaal met de denkbeelden van den heer de Roo te vens. Maar tegelijkertijd verklaarde generaal Knoop, dat hij op het culminatie hoofdpunt (de verdediging van Java) met den heer de Roo verschilde. Maar men begrijpe de conse quentie die generaal Knoop aan den dag legdetoen hij zóó zeer met zich zeiven in tegenspraak kwam." Wat het Bagblad hier van den heer Knoop vertelt, is onbegrij pelijk onjuist. Het laat hem een verklaring geven van volkomen instemming," en drukt zelfs het eerste woord curcief, om er vooral den nadruk op te doen vallen. In het Bijblad komt zoo iets in 't. geheel niet voor. Maar zal men zeggen toen dit artikel van het Bagblad werd geschrevenwas het Bijblad nog niet gedrukt. Misschien heeft de heer Knoop iets anders gezegd dan er in het Bijblad staat. De verslag gever van het Bagblad was in de Kamer tegenwoordig, en heeft gehoord wat de heer Knoop heeft gezegd. Juist, en daarom volge hieronder wat de heer Knoop heeft gezegd volgens het verslag van liet Bagblad zelf, opgenomen in hetzelfde nummer van 13 November, waarin deze beschou wing over den heer Knoop voorkomten dat overigens met het Bijblad zeer wel overeenkomt. Ieder moge dan zelf oordeelen over de juistheid waarmee het Bagblad in zijn beschouwingen iemands woorden wedergeefteh te gelijk over de schromelijke inconsequentie van den generaal Knoop. «Spreker heeft met genoegen het uitmuntend betoog van den kundigen heer de Roo gehoord en stemt in de meeste opzigten daarmede in. Alleen zou spreker door meerderen aanleg van spoorwegen tot de concentratie vau de troepen willen medewerken. Ook ziet spreker den toestand niet zoo donker in als die door de vorige sprekersmaar vooral door den laatsten spreker is geteekend. Hij acht den toestand niet zoo treurig. Hij acht het mogelijk Java te verdedi gen" enz. Wat is-hier nu van een nvolkomen instemming?" Wat van inconsequentie en tegenspraak met zich zeiven? De ruimte ontbreekt in dit nummer om wat het Bagblad verder van den heer Knoop verteltnader te beschouwen. In het volgend nummer hoop ik daartoe gelegenheid te hebben. Het kan zijn nut hebben, eens nauwkeurig na te gaan wat het Bagblad zoo al voor zijn lezers durft opdisscken. Na tuurlijk kan dit slechts van tijd tot tijd bij wijze van voor beeld gedaan worden. Uit het enkele staaltje moge men het geheel beoordeelen. W. v. d. K. De Keizer heeft den 8 een rapport van den minister van financiën geteekendwaarbij de benoeming wordt voorgesteld eener commissie tot overweging van het vraagstuk betreffende den enkelen of dubbelen standaard. Bij decreet van den 8 zijn de betrekkingen tusschen de regeering, den Senaat, het Wetg. Lichaam en den Staats raad onderling geregeld. In een talrijk bezochte bijeenkomst te Marseille is de heer Gamhetta van de candidatuur voor het Wetg. Lichaam ver vallen verklaard, omdat hij omgekocht, ziekelijk en onbe kwaam geacht werd. Met den heer Em. Ollivier is onderhandeld over het aan nemen eener portefeuille. Hij heeft de hem aangeboden candidatuur voor het voorzitterschap van het Wetg. Lichaam afgewezen, maar zich bereid verklaard de leider der meer derheid te worden, indien zij hem wil bijstaan in het be strijden der revolutiën, op het terrein der vrijheid. Het Comptoir d' Escompte te Parijs heeft de turksche leening definitief gesloten. De rechtbank van Villefranche d' Aveyron heeft den 15 uitspraak gedaan in de zaak der 27 betrokkenen in het oproer te Aubin. Een hunner is vrijgesproken en de overigen zijn tot gevangenisstraf van hoogstens 1 jaar veroordeeld. Bij den Raad van State is eene voordracht aanhangig tot instelling van Kantonnale Raden, bestaande uit de maires, den vrederechter, 1 lid van den Algemeenen en 1 van den Arrondissements-Raad. Tegenover de protectionistische beweging in de noordelijke departementen, hebben in de westelijke en oostelijke gedurig manifestation ten gunste der vrijhandels-begrippen plaats. Te Bordeaux is den 18 eene groote meeting in dien zin gehouden. De bisschop van Orleans heeft een herderlijken brief aan gaande het concilie uitgevaardigd, waarin hij de beduchtheid bestrijdtdat die kerkvergadering verdeeldheden en twisten zou te voorschijn roepen, en verzekert aan de besluiten van het Hoofd der Kerk en van het concilie tot in den dood gehoorzaam te zullen zijn, onverschillig of die besluiten al of niet met zijne persoonlijke zienswijze en wenschen over eenkomen. De dagbladen behelzen een brief van denzelfden prelaat aan zijne ouderhoorige geestelijken, waarin hij zegt, het tegenwoordige oogenblik voor de bepaling van het vraagstuk der persoonlijke onfeilbaarheid van den Paus ongeschikt te achtenen zijne afkeuring te kennen geeft over het bespreken van dit onderwerp door de clerikale dagbladpers. Den 9 hebben niet minder dan 83 personen den eed afge legd als candidaten voor de 4 parijsohe vacaturen in het Wetg. Lichaam. De 7 bevatte de Réveil een zeer revolutionair manifest van Ledru-Rollinhij noemt den candidaten-eed eene verkorting van de gewetensvrijheidonbestaanbaar met de volkomen souvereiniteit van het algemeen stemrecht en leidende tot de herstelling van het parlementarismushij raadt de parijsche kiezers om zich door blanco-stembiljetten voor de afschaffing van dien eed te verklaren en alzoo'een stap tot derevolutie te doen. De officiëele en ook de gemagtigd liberale organen spreken hunne afkeuring over dit manifest uit. Den 10 heeft de voorzitter der kiezersvergadering in de zaal van Lachapelle medegedeeld, dat de hepr Rochefort zich voor eene gewichtige taak 24 uren uit Parijs verwijderd had. Hij was namelijk met de heeren Beaumont, Flourens en Gam- bon naar Londen en 's Gravenhage vertrokkenom Ledru- Rollin en Barbes uittenoodigen om naar Parijs te komen. Den 12 heeft Rochefort in dezelfde zaal verslag zijner zending gedaanLedru-Rollindie zich naar zijne meening geen behoorlijke rekenschap gaf van den staat der openbare meeningachtte het niet geraden over te komen, alvorens hij (in blanco) als Afgevaardigde gekozen is. Zich verdedigende tegen de beschuldigingdat hij de Keizerin als vrouw en den keiz. prins als kind had aangerand, heeft Rochefort zich zulke uitweidingen veroorloofd, dat de aanwezige commissaris van politie last gaf de \ergadering te sluiten. De menigte heeft het rijtuig van den candidnat vergezeld onder het roepen van „leve Rochefortleve la Lanterneen is op den Bou- Ievard-Poissonniere in botsing geraakt met de policie, waarbij eenige personen zijn in hechtenis genomen. Den 14 heeft hij zich in de zaai der Eolies-Belleville verdedigd tegen de beschuldiging, dat hij betrekkingen onderhield met leden der familie Orleans. Bij een nieuw schrijven in le Réveil verklaarde Ledru-Rollin, dat zijne komst de regeering slechts de welkome gelegenheid zou geven om een bloedbad aanterichten. De heer A. Crémieuxlid van het Voorloopig Bewind in 1848, heeft in het derde district de candidatuur tegenover Ledru-Rollin aanvaard en wordt ondersteund door 1' Avenir National, le Siècle en le Temps. De heer Carnot, ondersteund door de 2 laatstgenoemde dagbladen, is in het eerste district opgetreden tegenover den heer Rochefortwiens verkiezing thans mede bestreden wordt door le Réveil. In eene den 11 gehouden kiezersvergadering heeft een spreker er over geklaagd, dat het souvereinc volk zoo diep

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1869 | | pagina 1