\o. 47.
Eenenzeventigste
J aargang.
1869.
ZO NDAG
21 MOV EMBER.
I
©fficiïcl (öcbccltc
IJk voor nieuwe malen en
gewigien Ie .4 Ik maar.
Is Java verdedigbaar?
Het Dagblad van Zuid-Holland en 's Gra-
venhage over den heer Knoop.
£&lckclijfisdic Betichten.
Frankrijk.
ALk
AA
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 9 GS franco per post f 0,80,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMv COST EK. ZOON.
AA
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
Bij deze Courtin tbehoorl een bijblad.
De COMMISSARIS des KONINGS in de provincie
NOORDHOLLAND
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat, ten gevolge
van het verwisselen der sluisdeuren van den grooten schut-
kolk der schutsluis van het Noordhollandsch Kanaal tePur-
merend, de scheepvaart op dat kanaal te dier plaatse zal
gestremd zijn van Woenodag 21 tot Zaturdag 27 November
aanstaande.
Wanneer daartoe gelegenheid bestaat zullen echter tijdens
de uitvoering der werken nog schepen worden doorgelaten.
Ook zal de Kanaaldijk tusschen de sluis en de Amsfer-
damsehe poort te Purmerend, door het ophalen der sluis
deuren tot en met 4 December eerstkomende voor de passage
van paarden en rijtuigen nu en dan zijn gestremd.
Haarlem
19 November 1809.
Be Commissaris des Konings voorn.,
RöELL.
VERPACHTING van DUINEN.
Op Zaturdag den li11™ December 1869, des middags ten
2 urezal van wege Gedeputeerde Staten der provincie
Noordholland, in de woning van den opzigter van den pro
vincialen waterstaat WP. de Kruijjf te Helderworden
overgegaan tot, de publieke verpachting bij opbod en afslag van
De Duinen, Valleijen en Voorgronden, gelegen tusschen
het zuideinde van de Heldersche Zeewering en de noorde
lijke grens van de gemeente Callantsoog, tot 81 December 1875.
In de verpachting is begrepen het regt van de jagt.
De voorwaarden der verpachting zijn tegen betaling van
10 eent per exemplaar verkrijgbaar aan de provinciale griffie
van Noordholland, bij den Ingenieur J. M. F. IVellan te
Alkmaar en bij den Opzigter AP. de Kruijjf te Helder.
VOLKSTELLING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis der ingezetenen:
dat ingevolge koninklijk besluit van 9 Junij j.l. (staatsbl.
n°. 103), op den 1 December a.s. zal plaats hebben DE 5e
ALGEMEENE TIENJARIGE VOLKSTELLING.
Dat daartoe vóór dien dag aan de huizen der ingezetenen
billetten zullen worden afgegeven, waarop ieder persoon
wordt ingeschreven die de nacht van 30 November op 1
December in de gemeente heeft doorgebragt.
Dat als agenten voor die telling in deze gemeente zijn
aangewezen de hceren E. Masdorp, J. Post, J. J. de Roos,
B. Snip, J. F. Ukena en J. Verhoeve.
Burgemeester en Wethouders noodigen bij deze de inge
zetenen uit, hunne billetten zorgvuldig intevullen, aan de
agenten alle gevraagde inlichtingen te verschaffen en te
zorgen, dat het billet op den 1 DECEMBER ter af baling
gereed ligt.
Zij herinneren, dat bij weigering om daaraan te voldoen,
de strafbepalingen van art. 1 der wet van G Maart 1818,
staatsblad n 12, (eene boete van ten minste f 10,en
ten hoogste f 100,—, of eene gevangenis van ten minste
óén en ten langste veertien dagen of boete en gevangenis
te zamen) kunnen worden toegepast.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
17 Rovemberl&SD. Be Secretaris
SPANJAARDT.
D,
Ter geineeule-secrelarie van Alkmaar liggen voor belang
hebbenden ter lezing de voorwaarden voor het wasschen en
appreteren van goederen ten behoeve van het Marine-Hos-
litaal te Willemsoord gedurende 1870. waarnaar de opeu-
jare aanbesteding zal plaats hebben Donderdag 2 December
a.s.. voor den middag ten 11 ure.
in het gewone lokaal, op Dingsdag30 November a.s.
De 1°. Arr.-IJker te Alkmaar.
E. G. STAAL.
POLITIE.
Onbeheerd op straat gevonden op 3 November eene hand
wagen de daarop regthebbende kan dezelve terugbekomen
aan het bureau van politie, waar gedeponeerd is een gevonden
witte zakdoek, gemerkt I. C. P. 12.
Java! Welk Nederlander heeft althans niet eenig be
grip van de groote waarde die het bezit van dit heerlijke
eiland voor ons heeft? een eiland dat, vier maal grooter
dan Nederlandook omstreeks een vier maal talrijker be
volking teltde parel onzer uitgestrekte koloniëndie in
Oost-Indië alleen in oppervlakte gelijk staan met bijna een
vijfde van geheel Europa. Dat wij aan Java onze kostbare
staatsspoorwegen te danken hebbendat voor het volgend
jaar weer op tien millioen gulden als bijdrage van de kolo
niën voor onze inkomsten wordt gerekend, zegt reeds genoeg;
maar het groote belang wordt nog duidelijker, als men bedenkt
voor hoevelen die koloniën een werkkring, een bestaan, den weg
tot voorspoed en rijkdom aanbieden, als men let op onze vloot van
„Oostinje-vaarders," op haar bemanning en op al wat er
noodig is voor den bouw en de uitrusting van al die sche
pen. Is het dan te verwonderen dat zich dikwijls de
vragen aan ons opdringen zouden wij die kostbare bezitting
ook eensklaps kunnen verliezen? Zou ze ons ook onverwachts
ontnomen kunnen worden door vreemd geweld Is Java te
verdedigen? --Is J a v a te verdedigen? want dat wij bij
een vijandelijken aanval op onze uitgestrekte en verspreide
Oost-Indische bezittingen ons zouden moeten beperken tot
de verdediging van Java, schijnt onbetwistbaar.
Vooral in den laatst en tijd is deze vraag aan de orde
geweesten ook in openbare geschriften besproken. Dat zij
bij de behandeling der begrooting van Nederlandsch-lndië
voor het jaar 187tJ in de Tweede Kamer ter sprake kwam,
zal daarom wel niemand verwonderen. Hoe moet Java be
stuurd worden? Wat moet er gedaan worden voor onder
wijs voor ontwikkeling van den Javaan in het algemeen
Hoe zal men den gedwongen arbeid langzamerhand vervangen
door den vrijen arbeid Hoe zal men inmiddels dc onrecht
vaardigheden en den or.gelijken druk van den gedwongen
arbeid zooveel mogelijk wegnemen Welk loon eischt de
billijkheid voor den arbeidenden Javaan Hoeveel mag van
Indië gevorderd worden als bijdrage voor onze algeineene
staatsuitgaven in Europavoor de instandhouding van dat
gemeenschappelijk huishouden, waarbij ook onze koloniën
zeer zeker belang hebben? Ziedaar een aantal vragenwelker
gewicht niemand betwistdie bij verschillende gelegenheden
onze Vertegenwoordigers bezig houden. Maar als dan Java
van zulk een overwegend belaug isals al die vragen onz'-
aandacht cischeny dan mag inderdaad de vraag wel boven
aan staanzijn wij veilig op Java Kan het ons ook bij
een onverwachte verwikkeling die tot een oorlog leidt, baast
eer wij er om denken, bij wijze van verrassing ontnomen
worden? Over de verdediging van Java hebben daarom den
12 November 1.1. in de Tweede Kamer een vijftal deskun
digen de heeren de Roo van Alderwereltde Casembroot
KnoopStieltjes en Nierstraszhet woord gevoerd, die dooi
den Minister van Koloniën, en omtrent één punt ook met
een enkel woord door zijn ambtgenoot van Marine zijn
beantwoord.
De beantwoording van de vraag of Java met hoop opeen
goeden uitslag verdedigd kan wordenis altijd betrekkelijk.
Wanneer bij voorbeeld eens Engeland al zijn krachten inspande
om ons Java te ontnemen, dan zou zeer zeker ons verdedi
gingsvermogen te kort schieten. Tegen een Engelsche vloot
en een Engelsch leger zouden wij niet bestand zijn. En
dit schijnt sommigen een voldoende grond om alle uitgaven
voor ons krijgswezen in Indiëvoor zoover liet niét tot
beteugeling van den inlander moet dienen, als nuttelooze geld-
verkwisting te beschouwen. Als Engeland wilkunnen wij er
toch niets tegen doenzeggen zij. Toegestemdmaar wat
daar ondersteld wordt, is juist zeer onwaarschijnlijk. Het
is bijna niet te denken, dat Engeland ooit een veroverings
oorlog tegen onze koloniën zou willen voeren. Zijn eigen
koloniën zijn inderdaad groot genoeg; en waar vrije handel
heerschtbestaat bovendien zelfs niet de beweegreden van
het grove eigenbelang om zonder eenig oorlogsmotief een
rooftocht te ondernemen tegen anderer bezittingen. Terecht
zeide dan ook de heer de Roo.- „Ik behoor niet tot hen
die in een sterk leger en een groote vloot den hechtsten
waarborg zien voor het behoud van onze Oost-Indische be
zittingen. Ik ben veeleer de meening toegedaan, dat die
waarborg gelegen is in het volgen van een vrijzinnige han
delspolitiek en van een vrijzinnig regeeringsbeleid"waaron
der ik inzonderheid versta dat wij den inlander en zijne
hoofden door sterke banden aan ons gezag verbinden. Ik
geloof ook niet dat wij vrees behoeven te koesteren voor
zulke groote veroveringsexpeditiënzooals in den aanvang
dezer eeuw tegen Java werden gericht. Dergelijke onder
nemingen zijn vooreerst te kostbaar, en elke Europeesche
mogendheid die in het bezit wil komen van onze Oost-Indische
bezittingenzal daarenboven de voorkeur geven aan den
korteren weg over den IJssel en de Waal" dan over den
langeren en meer kostbaren weg door straat Sunda."
Naar aanleiding van deze laatste opmerking vroeg de heer
Merstrusz«Gelooft men werkelijk dat, wanneer een groote
mogendheid ons land veroverde, dit feit alleen genoegzaam
zoude zijn om ook Java en onze verdere bezittingen in hare
handen te doen overgaan, wanneer zij geene voldoende zee
macht had om het door verovering verkregen recht kracht
dadig in Indië te kunnen handhaven?" En hij antwoordde
daarop, mijns inzien zeer te recht: «Ik betwijfel het, en
geloof dat een landmogendheid de verovering van Neder
land alleen weinig baten zou. Groote zeemogendheden zouden
toch, onder voorwendsel van het in Europa verbroken even
wicht in Indië te herstellenonze koloniën aldaar bezetten
om ze voor ons te kunnen bewaren tot wij weder onafhan
kelijk werden." Deze opmerking, welker juistheid in het
oog springtmoge hun tot troost strekkendie vreezen dat
Pruisen uit begeerte naar onze koloniën te eeniger tijd lust
zou kunnen gevoelen om een reden tot oorlog tegen ons
te zoeken. Al veroverde het geheel ons land het zou zeker
niet de minste kans hebben om één onzer koloniën te krijgen.
Maar wij dwalen af.
Wat nu den toestand onzer verdedigingsmiddelen in Indië
betreft, de heeren de Roo en de Casembroot oordeelden daar
over vrij ongunstig. De heeren Knoop en Stieltjes daarentegen
waren van dien treurigen toestand niet zoo overtuigd. «Ik
geloof zoo gaarne zei de eerste dat wij er meer zee
macht moeten hebben, dat wij daar vluchthavens moeten
hebbendat wij daar, gelijk bij ons te lande ook dikwijls
gebeurtonnooaig millioenen hebben weggeworpen voor nut
telooze vestingwerkenmaar met dit al is er eéne zaak die
maakt dat wij aan de verdediging van Java ook tegen een
Europeeschen vijand volstrekt niet behoeven te wanhopen,
en dat is het Indisch leger. Dat leger kon meer geconcen
treerd zijn, maar uit de emplacement-staten zie ik toch dat
14000 a 15000 man op Java aanwezig is. Waar een strijd
kracht van die sterkte aanwezig isis men niet weerloos
daar hangt alles af van de bekwaamheid van den man die
met die strijdkracht werken moet. Stel een Baendels aan
het hoofd van die strijdkrachten geen Engelschgeen
Eransch leger zal ons Java ontnemen." En de heer Stieltjes
voegde er bij«Wanneer men let op de omstandigheid die
zich vooral bij oorlogen van groote tegen kleine mogend
heden voordoetdat de groote mogendheid ook krijgsmacht
elders behoeft, wat Engeland betreft in Britsch-Icdiëin
Ierlandin Amerikaen dus niet alle macht tegen Java kan
concentrcerendan geloof ik dat onder zekere voorwaarden
een verdediging van Java zeer goed mogelijk is tegen de
aanvallen die daarop te wachten zijn." Wat voorts noodig
werd geoordeeld om den tegenwoordigen toestand te verbe
teren en dat die verbetering behoeftwerd algemeen er
kend is: een Indisch eskader juist niet van vele, maar
van bruikbare sehepenspoorwegen op Javatelegrafen en
stoomvaarten tusschen de belangrijkste eilanden, om de troepen
spoedig op het bedreigde punt te kunnen verzamelen, vlucht
havens voor oorlog- en handelsschepen, en een vast plan van
defensie op Java, waarbij eenige onnutte vestingenen forten
zouden vervallen, en waarbij zou gelet worden op den geheel
onverdedigbareii toestand van Bataviawaar de zetel des
bestuurs is geplaatst. De heer Stieltjes wees nog op de
kolossale uitgaven die de Engelsche expeditie naar Abyssinië
heeft gevorderd, waar men niet tegen geregelde troepen, maar
tegen mannen grootendeels met pieken gewapend had te strijden,
om aan te toonen dat een vijand zich nog tweemaal bedenken
zou, eer hij tot een aanval op Java overgingwanneer aan
deze niet te hoog gestelde eischen werd voldaan. De Minister
van Koloniën antwoordde, dat de beslissing omtrent eejiyast.
stelsel van verdediging op Java alleen nog wachtte op de
ontvangst van eenige noodige inlichtingen. Ondanks hetgêeö
nog verbetering behoefdeverklaarde hij omtrent den tegen
woordigen toestand: „Ik zou niet gaarne op deze plaats blij
ven indien ik de overtuiging haddat, wanneer een par-
t.iëele vijandelijke onderneming tegen Java werd gericht
Java zich niet zou kunnen verdedigen." W. v. d. K.
Het Bagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage neemt in
zijn nummer van 13 November 1.1. de gelegenheid waar, dat
het in het district Alkmaar gekozen lid, de heer Knoop, voor
het eerst in de Kamer heeft gesproken, (zie bovenstaand
artikel) om dezen vertegenwoordiger aan zijn lezers voor te
stellen. Het doet dat met al de welwillendheid die van dit
blad voor dezen man was te wachten. Vooreerst schijnt het
Bagblad zich te vermaken met den regen van complimentjes
en Imldebewijzen die tusschen de heeren Knoop, de Roo en
den Minister zouden gewisseld zijn. 't Is inderdaad niet
onaardig te zien wat daarvan is. Om niet te uitvoerig te
worden, zullen wij ons tot den heer Knoop bepalen, en de
door hem gemaakte complimenten van naderbij bezien. Het
Bagblad en elk die er lust in heeft moge het Bijblad nalezen,
om te zien of er ook vergeten worden.
«Ik heb met groot genoegen en belangstelling het uit
muntend betoog van den kundigen afgevaardigde uit Leeu
warden de Roo) gehoord."
«Iieeft de Minister voor eenige dagen gevraagd: heb ik
dan geen hart voor het Indisch leger? dan antwoord ik
volmondig: ja."
Nog heeft hij gezegd, dat het den Minister niet aan «be
kwaamheid" ontbrak. Meer complimenten doen zich in zijn
rede niet Voor. Laat ons nu deze woorden van den heer
Knoop eens vergelijken met uitdrukkingen van den heer Nier
strasz zeker geen geestverwant maar een staatkundig
tegenstander van den Minister en de heeren de Roo, Stieltjes
en Knoop.
Hij begint met de drie genoemde heeren en den heer de
Cusembdoot «vier zulke uitstekende specialiteiten" te noe
men. Vuorts: «Door den heer Stieltjes is zeer juist aangevoerd."
«Ik voeg mij gaarne bij hetgeen generaal Knoop met zoo
veel warmte en overtuiging tot lof van den vorigen leger-
konnnandant gesproken heeft.
«Ik heb met genoegen gezien de verhoogde voedingskos
ten (door den Minister voorgesteld); gaarne zal ik daaraan
mijne stem geven."
Werk onderscheid is er nu tuSsehen de w ijze van spreken
van den heer Knoop en van den heer Nierstrasz. die zeker niet
tot de geestverwanten behoort Beiden drukken zich uit
in beleefden parlementairen vorm. Zoo spreken alle fatsoen
lijke menschen onverschillig tot welke richting zij behooren.
Klinkt die taal voor het Bagblad ongewoon
'Hulde van generaal Knoop, aan den heer de Roozegt
het Bagblad en verklaring van volkomen instemming door
den generaal met de denkbeelden van den heer de Roo te
vens. Maar tegelijkertijd verklaarde generaal Knoop, dat hij
op het culminatie hoofdpunt (de verdediging van Java) met
den heer de Roo verschilde. Maar men begrijpe de conse
quentie die generaal Knoop aan den dag legdetoen hij zóó
zeer met zich zeiven in tegenspraak kwam."
Wat het Bagblad hier van den heer Knoop vertelt, is onbegrij
pelijk onjuist. Het laat hem een verklaring geven van volkomen
instemming," en drukt zelfs het eerste woord curcief, om er
vooral den nadruk op te doen vallen. In het Bijblad komt
zoo iets in 't. geheel niet voor. Maar zal men zeggen
toen dit artikel van het Bagblad werd geschrevenwas het
Bijblad nog niet gedrukt. Misschien heeft de heer Knoop
iets anders gezegd dan er in het Bijblad staat. De verslag
gever van het Bagblad was in de Kamer tegenwoordig, en
heeft gehoord wat de heer Knoop heeft gezegd. Juist, en daarom
volge hieronder wat de heer Knoop heeft gezegd volgens
het verslag van liet Bagblad zelf, opgenomen in
hetzelfde nummer van 13 November, waarin deze beschou
wing over den heer Knoop voorkomten dat overigens met
het Bijblad zeer wel overeenkomt. Ieder moge dan zelf
oordeelen over de juistheid waarmee het Bagblad in zijn
beschouwingen iemands woorden wedergeefteh te gelijk
over de schromelijke inconsequentie van den generaal Knoop.
«Spreker heeft met genoegen het uitmuntend betoog van
den kundigen heer de Roo gehoord en stemt in de meeste
opzigten daarmede in. Alleen zou spreker door meerderen
aanleg van spoorwegen tot de concentratie vau de troepen
willen medewerken. Ook ziet spreker den toestand niet zoo
donker in als die door de vorige sprekersmaar vooral door
den laatsten spreker is geteekend. Hij acht den toestand
niet zoo treurig. Hij acht het mogelijk Java te verdedi
gen" enz.
Wat is-hier nu van een nvolkomen instemming?" Wat van
inconsequentie en tegenspraak met zich zeiven?
De ruimte ontbreekt in dit nummer om wat het Bagblad
verder van den heer Knoop verteltnader te beschouwen.
In het volgend nummer hoop ik daartoe gelegenheid te hebben.
Het kan zijn nut hebben, eens nauwkeurig na te gaan wat
het Bagblad zoo al voor zijn lezers durft opdisscken. Na
tuurlijk kan dit slechts van tijd tot tijd bij wijze van voor
beeld gedaan worden. Uit het enkele staaltje moge men
het geheel beoordeelen. W. v. d. K.
De Keizer heeft den 8 een rapport van den minister van
financiën geteekendwaarbij de benoeming wordt voorgesteld
eener commissie tot overweging van het vraagstuk betreffende
den enkelen of dubbelen standaard.
Bij decreet van den 8 zijn de betrekkingen tusschen de
regeering, den Senaat, het Wetg. Lichaam en den Staats
raad onderling geregeld.
In een talrijk bezochte bijeenkomst te Marseille is de heer
Gamhetta van de candidatuur voor het Wetg. Lichaam ver
vallen verklaard, omdat hij omgekocht, ziekelijk en onbe
kwaam geacht werd.
Met den heer Em. Ollivier is onderhandeld over het aan
nemen eener portefeuille. Hij heeft de hem aangeboden
candidatuur voor het voorzitterschap van het Wetg. Lichaam
afgewezen, maar zich bereid verklaard de leider der meer
derheid te worden, indien zij hem wil bijstaan in het be
strijden der revolutiën, op het terrein der vrijheid.
Het Comptoir d' Escompte te Parijs heeft de turksche
leening definitief gesloten.
De rechtbank van Villefranche d' Aveyron heeft den 15
uitspraak gedaan in de zaak der 27 betrokkenen in het oproer
te Aubin. Een hunner is vrijgesproken en de overigen zijn
tot gevangenisstraf van hoogstens 1 jaar veroordeeld.
Bij den Raad van State is eene voordracht aanhangig tot
instelling van Kantonnale Raden, bestaande uit de maires,
den vrederechter, 1 lid van den Algemeenen en 1 van den
Arrondissements-Raad.
Tegenover de protectionistische beweging in de noordelijke
departementen, hebben in de westelijke en oostelijke gedurig
manifestation ten gunste der vrijhandels-begrippen plaats.
Te Bordeaux is den 18 eene groote meeting in dien zin
gehouden.
De bisschop van Orleans heeft een herderlijken brief aan
gaande het concilie uitgevaardigd, waarin hij de beduchtheid
bestrijdtdat die kerkvergadering verdeeldheden en twisten
zou te voorschijn roepen, en verzekert aan de besluiten van
het Hoofd der Kerk en van het concilie tot in den dood
gehoorzaam te zullen zijn, onverschillig of die besluiten al
of niet met zijne persoonlijke zienswijze en wenschen over
eenkomen.
De dagbladen behelzen een brief van denzelfden prelaat
aan zijne ouderhoorige geestelijken, waarin hij zegt, het
tegenwoordige oogenblik voor de bepaling van het vraagstuk
der persoonlijke onfeilbaarheid van den Paus ongeschikt te
achtenen zijne afkeuring te kennen geeft over het bespreken
van dit onderwerp door de clerikale dagbladpers.
Den 9 hebben niet minder dan 83 personen den eed afge
legd als candidaten voor de 4 parijsohe vacaturen in het
Wetg. Lichaam.
De 7 bevatte de Réveil een zeer revolutionair manifest van
Ledru-Rollinhij noemt den candidaten-eed eene verkorting
van de gewetensvrijheidonbestaanbaar met de volkomen
souvereiniteit van het algemeen stemrecht en leidende tot de
herstelling van het parlementarismushij raadt de parijsche
kiezers om zich door blanco-stembiljetten voor de afschaffing
van dien eed te verklaren en alzoo'een stap tot derevolutie
te doen. De officiëele en ook de gemagtigd liberale organen
spreken hunne afkeuring over dit manifest uit.
Den 10 heeft de voorzitter der kiezersvergadering in de
zaal van Lachapelle medegedeeld, dat de hepr Rochefort zich
voor eene gewichtige taak 24 uren uit Parijs verwijderd had.
Hij was namelijk met de heeren Beaumont, Flourens en Gam-
bon naar Londen en 's Gravenhage vertrokkenom Ledru-
Rollin en Barbes uittenoodigen om naar Parijs te komen.
Den 12 heeft Rochefort in dezelfde zaal verslag zijner
zending gedaanLedru-Rollindie zich naar zijne meening
geen behoorlijke rekenschap gaf van den staat der openbare
meeningachtte het niet geraden over te komen, alvorens hij
(in blanco) als Afgevaardigde gekozen is. Zich verdedigende
tegen de beschuldigingdat hij de Keizerin als vrouw en
den keiz. prins als kind had aangerand, heeft Rochefort zich
zulke uitweidingen veroorloofd, dat de aanwezige commissaris
van politie last gaf de \ergadering te sluiten. De menigte
heeft het rijtuig van den candidnat vergezeld onder het roepen
van „leve Rochefortleve la Lanterneen is op den Bou-
Ievard-Poissonniere in botsing geraakt met de policie, waarbij
eenige personen zijn in hechtenis genomen. Den 14 heeft
hij zich in de zaai der Eolies-Belleville verdedigd tegen de
beschuldiging, dat hij betrekkingen onderhield met leden der
familie Orleans.
Bij een nieuw schrijven in le Réveil verklaarde Ledru-Rollin,
dat zijne komst de regeering slechts de welkome gelegenheid
zou geven om een bloedbad aanterichten.
De heer A. Crémieuxlid van het Voorloopig Bewind in
1848, heeft in het derde district de candidatuur tegenover
Ledru-Rollin aanvaard en wordt ondersteund door 1' Avenir
National, le Siècle en le Temps. De heer Carnot, ondersteund
door de 2 laatstgenoemde dagbladen, is in het eerste district
opgetreden tegenover den heer Rochefortwiens verkiezing
thans mede bestreden wordt door le Réveil.
In eene den 11 gehouden kiezersvergadering heeft een
spreker er over geklaagd, dat het souvereinc volk zoo diep