No. 51.
Eenenzeventigste Jaargang.
k.
I860.
19 DliCEMBE
ZO ND AC,
-zsgr
Het volgend N°. dezer Courant zal een
dag vroeger worden uitgegeven.
#fftciccl (Bcbccltc.
IJk voor nieuwe maten en
genigten te Alkmaar,
Nog een redevoering van den
heer Knoop.
Hel Si6 oolverbond te Alkmaar.
ij ui.
A L k M A A
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal W,6ifranco per post f
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER ZOON.
De Adverlentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in liet eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
j Ifc rï5HT
BURGEMEESTER, en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis der ingezetenendat het suppletoir ko
hier der plaatselijke directe belasting over 1869 den 15 De
cember 1869 door Gedeputeerde Staten dezer provincie is
goedgekeurd en op heden ter invordering aan den gemeen
te-ontvanger uitgereikt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
22 December 1869. De Secretaris,
S P A N J A A R DT.
in het gewone lokaal, op Woensdag 22 December a.s.
De 1°. Arr.-IJker te Alkmaar.
E. G. STAAL.
POLITIE.
Gevonden op het Waagpleinte Alkmaar drie kaaskleeden
en ten wit kaaslaken, en in de St. Annastraat een nieuwe
pantoffel; de daarop regthebbenden kunnen dezelven terugbe
komen aan het bureau van politie.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de le helft der maand November 1869:
S. GROOT, Alkmaar; A. van BLEIJENBURG, W.
HEMPEL, W. POLL, Amsterdam; Mevr. SCHA APS,
Arnhem; Mej. G. DRUPSTEEN, Haarlem, L.STALDUIN,
Ilillegom; D. KRILLER, Hoorn; S. SCHABER, Utrecht;
J. van der PLAS, Wijk aan Zee.
Van de hulpkantoren:
Kgmond aan Zee: J. de PAAUW, Bommel.
GrootschermerS. LOLMAN, Buiksloter tolhuis.
In de Nieuwe Noord-Hollander van 9 December 1.1. leest
men het volgende ingezonden stuk.
Aan Mr. W. van der Kaag!
«Toen de N. N.-Holl. onlangs het oordeel van het Dagblad,
«over onzen afgevaardigdede heer Knoop onder het oog
«zijner lezers bracht, waardt gij onmiddolijk op uw paardje,
jom in uwe courant, dat oordeel te bestrijden. Vreesdet gij
//wellicht dat de Alkmaarsche kiezers te spoedig zouden inzien,
"hoe verkeerd de meerderheid hunner deed met een' generaal
»af te vaardigen? Of waart gij overtuigd, dat vele kiezers
//reeds berouw gevoelden over liet volgen uwer aanbeveling
//en dat er reeds luide geroepen werdAls hij nog gekozen
«moest wordenhij kreeg mijne stem niet meer Nu in dat
"geval hadt gij groot gelijk om het verloren terrein weêr te
//herwinnen. Ik wil u daarin een handje helpen en telken-
»maleals ik iets ten nadeele van den heer Knoop lees, het
//onder uwe oogen brengen. De eerste keer was het uit het
«Dagblad maar, dat was een Ultra-conservatief blad, ditmaal
//heb ik iets uit het Rotterdamsche Zondagsblad, een liberaal,
»neen een ultra-radicaal blad.
"In het bijvoegsel van het Zondagsblad van 4 Dec. jl.
"komt een politiek overzicht voor, waaruit ik voor U woor-
//delijk copiëer
"In de Tweede Kamer is reeds een voorpostengevecht ge-
"leverd tusschen de voor- en tegenstanders van de hooge
"militaire uitgaven. De ijver, waarmede gestreden werd
"belooft dat het tot een geducht treffen komen zal.
«Bij die gelegenheid is gebleken, dat het zijn inconvenient
"heeft, vele militaire specialiteiten naar de Kamer af te vaardigen.
"Die heeren leggen de liefde voor hun métier niet af bij
"het binnentreden der Kamer. Hoewel geroepen om het ge-
"heele Nederlandsche volk te vertegenwoordigen, schijnen zij
«zich niet geheel los te kunnen maken van het denkbeeld, dat
«zij meer speciaal vertegenwoordigers zijn van het leger.
«De vreedzame kiezers van Alkmaar hebben een oorlogsman
afgevaardigdOm zijne liberale denkbeelden, om zijne recht-
«schapenheid en zijne groote gaven verdient de heer Knoop
«een zetel in de Kamer. Maar de groote ijver, waarmee hij
«al dadelijk is opgetreden ter bestrijding van alle denkbeeld
«aan vermindering der oorlogsuitgaven, is wel geschikt om
«de vraag te doen rijzenzou een even bekwaam en even
«liberaal burger niet beter oog hebben voor de ware behoeften
«van het land
«Generaal Knoop is de eenige militaire specialiteit in de
«Kamer (en er zijn er zeer veel), die in uniform de zittingen
«bijwoont. Dit bewyst reeds eene groote voorliefde voor het
«krijgsvak. Het maakt ook een indrukalsof de generanl
«bevreesd is dat hij onder zoo veel burgers te veel burger
//worden zal.
«Wij hopen, dat als de defensie-quaestie in behandeling
«komt, de meerderheid der Kamer zich niet door het gezicht
«van de uniform (ook al trokken al de militaire specialiteiten
«der Kamer hun wapenrok aan) zal laten imponeeren."
En nu is zeker de heer Knoop in het hoogste ressort ver
oordeeld? Het Rotterdamsche Zondagsblad heeft hem gewogen
en te licht bevondenGeen twijfelals dit liberale
orgaan hem verwerpt, zullen ook de liberale kiezers in het
kiesdistrict Alkmaar hem verwerpen. De gevolgtrekking ligt
voor de hand. Ongelukkig maakt de schrijver in de N. Noord-
Holl. in zijn ijver zelf de gevolgtrekking onmogelijk. Het
Zondagsblad, zegt hij, is geen liberaal, neen, een ultra-radicaal
blad. Vermits nu dc liberale kiezers van den lieer Knoop
geen ultra-radicalen zijnzullen zij ook weinig gewicht
hechten aan het oordeel van een ultra-radicaal blad.
Als men invloed op hen wil uitoefenenzal men andere
getuigen moeten aanvoeren dan het ultra-conservatieve Dag
blad en het ultra-radicale Zondagsblad.
Dit tot antwoord aan den voorlichter der kiezers in de
Nieuwe N.-Holl. Overigens kunnen de lezers van de Alk
maarsche Courant voor het vervolg gerust zijn, dat hun ge
duld niet op de zware proef zal gesteld worden van een
voortdurenden strijd over de woorden en de bedoelingen van
den heer Knoop. Er zijn mensehen die altijd gaarne over
personen sprekenpersonen beoordeelen, tegen personen hun
aanval richten, personen verdedigen enz. De Alkmaarsche
Courant zal daarvoor niet beschikbaar worden gesteld. Over
zaken moet zij blijven handelenzooals zij dit vroeger steeds
zooveel mogelijk heeft gedaan. Toen er door dit kiesdis
trict leden van de Tweede Kamer waren gekozen van een
andere staatkundige richting dan door haar werd voorgestaan,
heeft zij die leden niet over elk woord tot verantwoording
geroepen. Evenmin acht zij zich thans verplicht de leden der-
Tweede Kamer wier richting ook de hare is te verdedigen
tegen de herhaalde aanvallen waaraan zij ongetwijfeld zullen
blootstaan. Zoolang de meerderheid onzer "kiezers de libe
rale richting is toegedaan, zal de herkiezing der liberale
afgevaardigden in dit district geen gevaar loopen. Tegen de
verkiezingen is het onvermijdelijk ook over personen te spre
ken. Bestaat die noodzakelijkheid niet, dan zal een uiteen
zetting en verdediging van de liberale beginselen bij de be
spreking van zaken de beste waarborg zijn voor de verkie
zing van kundige eerlijke liberale afgevaardigden, hetzij de
heeren Knoop en de Bruyn Kops of anderenwant dit is
inderdaad van ondergeschikt belang.
Maar wat de heer Knoop in de Kamer heeft gezegd om
trent de kwestie onzer verdediging, raakt een zoo belangrijk
onderwerp, een onderwerp daarenboven dat door het bekende
adres der Provinciale Staten van Groningen en de daarop
gevolgde volksvergaderingen zoozeer de algemeene aandacht
heeft opgewekt, dat zijn woorden, niet om den persoon,
maar om de zaak, een nadere beschouwing alleszins verdienen.
Vooraf volgen hier de woorden van den heer Knoop waarop
het Zondagsblad doelt, overgedrukt uit het Bijblad van de
Staats-courant. De lezing van die woorden alleen zal reeds
voldoende zijn om aan te toonen, hoe scheef de voorstelling
is die het Zondagsblad er van geeft, hoe onjuist het is, den
heer Knoop voor te stellen als iemand die, geroepen om het
Nederlandsche volk te vertegenwoordigen, zich niet los kan
maken van het, denkbeeld dat hij meer speciaal het leger
vertegenwoordigt, als een ijverig bestrijder van alle denk
beeld aan vermindering der oorlogsuitgaven. Uit zijn woor
den zal zoo ongeveer juist het tegendeel blijken:
«De heer Viruly Perbrugge zeide hij heeft jl. Za-
«turdag en heden over het krijgswezen gesproken op eene
«wijze die mij noopt een woord, maar geen woord van in-
«stemming, daarover te zeggen.
Volkomen ben ik het mei hem eens dat zooveel mogelijk be-
«zuimgd en alleen de noodige uitgaven moeten gedaan werden.
«Maar het komt er op aan om te weten wat noodig is.
«Daaromtrent heeft de geachte spreker ons geheel in" het
«onzekere gelaten.
«Het is als eene grief aan dc bestrijders van den Minister
«van Einantiën aangerekend, dat zij wel zeiden wat zij niet,
«maar niet wat zij wel wilden. Dezelfde tegenwerping kan
«den heer Viruly gemaakt worden over hetgeen hij omtrent
«Oorlog gezegd heeft. Het zal beter zijn dit onderwerp in
«bijzonderheden hij hot VlIIste hoofdstuk te behandelen
«maar ik moet toch een oogenblik terugkomen op hetgeen
«de heer Viruly omtrent liet leger gezegd heeft. Wij. zeide
'lnj, beschouwen de onkosten voor het krijgswezen als eene
«soort van assurantiepremie, en die is ons te hoog. De,ge-
«achte spreker had moeten aantoonendat die premie lager
«kon zijn. Hij is evenzeer als ieder lid van deze Vergadering
«gesteld op het behond van onze onafhankelijkheiddocli
«wanneer ik nu maar eens de geldelijke berekening van den
«spreker wilde volgen, zouden wij spoedig zien of wij zouden
«winnen of verliezen als wij die assurantiepremie niet betaalden
«en door Pruissen, Frankrijk of eene andere Mogendheid over-
«heerseht werden. Dan zou het blijken dat wij veel meer
«geld van assurantie zouden moeten betalen. Als men nu
//klfftigt over den druk van het krijgswezen voor de bevol-
«kingzou men nog veel meer klagen als de miliciens niet
«een enkel jaar, maar twee of drie jaren onder de wapenen
«moesten staan, en hun diensttijd niet mogten doorbrengen
«in hun eigen vaderland, soms in hunne "eigen provincie
«bijna in hunne geboorteplaats, maar welligt" in de velden
«van Afrika.
«Doch ik wil niet langer over de geldquaestiespreken. Ik
«wil geen geldquaestie maken van iets dat nimmer iets anders
«mag zijn dan eene quaestie van eer en van vaderlandsliefde.
«Ik noem liet geheel verkeerd de zaken zoo voor te stellen
«als of het Nederlandsche volk tevreden is eene som gelds
«te besteden en tegen het bestuur te zeggenzorg dat gij
«een leger hebt. zorg voor onze onafhankelijkheid. Neen,
«Mijnheer de Voorzitter, de verdediging van onze onafhan-
«kelijkneid is de laak van allen. IP ij moeten ons verzetten
«tegen die afscheiding van het leger van het volk. liet Neder-
«landsche leger is een deel van het. Nederlandsche volk, dat
deel dat de wapenen voert tot handhaving van de eer des lands.
«De geachte spreker heeft gezegd dat wij op de groote
«Mogendheden moeten letten, en ook dat wij van Pruissen
«niets te vreezen hebben. Ik deel in die gerustheid niet
«en acht haar geheel ongegrond. Ik geloof niet dat het
«noodig is dit in bijzonderheden aan te wijzen. Maar ik
«heb een woord te zeggen tot mijne medeleden, die aan deze
«zijde der zaal gezeten zijn. Zij behooren tot mijne staat-
«kundige vrienden. Ik heb dat woord te spreken tot die-
«gencn onder hendie in de gevoelens van den spreker uit
«Rotterdam deelen. Ik houd niet van omwegen; ik heb de
«gewoonte met Hollandsche rondheid mijne meening te zeggen
«onverschillig of mij daarvoor lof of blaam ten deel valt.
«Daarom zeg ik tot de bedoelde leden Met volle over-
«ti.igiiig, met hart en ziel ben ik de beginselen van vrijheid
-én vooruitgang toegedaanmaar ik deel niet in de dwaal-
«Bcgrippen, door sommigen uwer aangekleefd; en onder die
«dwaalbegrippen reken ik vooral die geringschattingdie
unachting van het krijgswezen, die te dikwerf aan de aan-
ngers van liberale denkbeelden eigen is en die zoo menig-
«maal wrange vruchten heeft gedragen."
Ziedaar wat de heer Knoop heeft gezegd. De heer Viruly
had zieh tegen de uitgaven van Oorlog verzet op geen an
deren grond dan dat zij te hoog waren. Daar kwam de heer
Knoop tegen op, en te recht. Die grond is zeer onvoldoende.
Er moet voor onze verdediging gezorgd worden, niet maar
ten halve, niet maar omdat het immers zoo behoort dat men
een leger en een vloot heeft, niet omdat het nog al een aar
dig flguur maakt als onze vlag zich zoo hier en daar eens
vertoont, niet omdat het zoo goed staat in de residentie en
in de andere steden die de eer genieten garnizoensplaatsen
te zijn fraaie uniformen te ontmoetenniet om de parades,
niet om de muziekcorpsenmaar om de eenvoudige reden
dat onze nationale onafhankelijkheid zoo goed mogelijk ge
waarborgd behoort te zijn. Wat, de Arnhemsche Courant
dezer dagen opmerkte is volkomen waar: een goedkoop en
onvoldoend leger verdient uit een (inanciëel oogpunt minder
aanbeveling dan een duur maar voldoend leger. Is de mee
ning dat leger en vloot ons in geen geval kunnen verdedigen
gegrond, laat ons dan beide afschaffen. Dan is elke penning
daaraan besteed inderdaad verkwist. Wij hebben geen leger
en geen vloot noodig voor ons pleizier, als voorwerpen van
smaak, als objets de luxe. Maar wij willen onafhankelijk
blijven, wij willen vrij blijven op eigen bodem, meester blijven
in eigen huis. Daarvoor willen wij ons veel laten welge
vallen ook de opoffering van veel geldzeer veel geld als
het noodig ismaar dan moet onze verdediging ook zóó
zijn ingericht, dat cr kans bestaat dat zij in tijd van nood
voldoende blijkt. Zoo nietdan is het geld weggeworpen.
De eerste vraag mag dus niet zijn: zijn de kosten ook
wat hoog? De eerste vraag moet zijn: hoe moeten onze ver
dedigingsmiddelen worden ingericht, om, zonder van onze
krachten te veel te eischen, de gegronde hoop te hebben
dat, zij voldoende zijn? Die nu de geschriften van den gene
raal Knoop ook maar oppervlakkig kent, weet, dat hij zich
heeft gewijd aan de bestudeering van dit allergewichtigste
vraagstuk, hoe ons vaderland op de meest doeltreffende wijze
en met opoffering van het minst mogelijke getal mensehenle-
vens verdedigd, hoe van onze natuurlijke verdedigingsmiddelen,
rivieren en onderwaterzettingen, het best partij getrokken
kan worden, en hoe een leger van voldoende sterkte en ge
oefendheid is te verkrijgen dat tevens zoo weinig mogelijk
drukkend is voor de natie. Maar met die geschriften is de
schrijver in het Zondagsblad zeker even onbekend als de
inzender in de N. A ,-H.
Die van tijd tot tijd een oog heeft geslagen in die ge
schriften, zal den generaal Knoop niet voorstellen als een man
die in de eerste plaats militair en eerst in de tweede plaats
burger is; want hij zou dan meermalen woorden gelezen heb
ben als deze: «Dat het leger zich steeds naauw aansluite bij
«de natie, dat het één blijve met haar, dat het Hollandsch
«zij in denkenspreken en handelen. In sommige, vooral
«in Duitsche statenis men er toegekomen om het leger
«geheel en al van het overige des volks af te zonderenom
«de scherpste afscheiding te maken tusschen krijgsman en
«burger, en om van den officiersstand eene geheel op zieh
«zelf staande klasse te makendie met aristocratische voor-
«naamheid op de overigen neerziet. Zoo iets bij ons te willen
«invoeren, zou even onzinnig als misdadig zijn; wij zijneen
«burgerlijk volk, wij moeten een burgerlijk leger
«hebbendat leger is op zieh zelve niet in staat om ten
«allen tijde de onafhankelijkheid des lands te vrijwaren; het
«behoeft daartoe den steun van het geheele volk; het moet
«dus ook geen op zich zelf staand ligchaam zijnhet moet
«naauw met dat volk verbonden blijven, het moet niet anders
«zijn dan het gewapend gedeelte van het vol k."
(Krijgs- en geschiedkundige geschriften, deel III, bladz. 337).
Die somtijds een blik heeft geworpen in die geschriften, zal
weten, dat de schrijver het den plicht van een officier als Ne-
derlanclsch burger acht, met hart en ziel deel te nemen aan de
groote belangen die ons volk in beweging brengeneen on
derzoek in te stellen en zieh een oordeel te vormen omtrent,
alles wat ons land en volk betreft. De oppervlakkigste lezer
weet ookdat generaal Knoop zieh bij de bespreking van
krijgszaken al zeer weinig laat voorstaan op zijn militairen
rang, en dat hij niemand die onderzocht en nagedacht
heeft de bevoegdheid betwist om er zijn oordeel over uit
te brengen. «Om de algemeene beginselen van de krijgswe-
«tenschap magtig te wordenzegt hij is het voldoende
«te lezen en na te denken; het is daartoe geen volstrekt
«vereischtede krijgsmanskleeding te hebben gedragenof
«te midden van krijgsgewoel en wapengedruisch te hebben
«verkeerd. Zie op onze regenten uit de lGde en 17de eeuw,
«hun krachtige en mannelijke geest deinst niet terug voor de
«taak om legers en vloten te besturen; en burgers blijvende,
«weten zij toch zeer goed krijgszaken te regelen. Maar
«die tijd is zoo ver van onszegt menwelnuneem dan
«een man van den tijd waarin wij leven; neem den Fransch-
«man Thiers." (Geschriften deel IV, bladz. 110.)
Neen men behoeft de krijgsmanskleeding niet te dragen
om over onze verdedigingsmiddelen te kunnen oordeelen.
Maar zoo behoeft men ook de uniform niet af te leggen om
zich Nederlandsch staatsburger te gevoelen en te beraadsla
gen over de verschillende belangen van zijn land en zijn
volk. Een man als Knoop is altijd en gevoelt zich altijd Ne
derlandsch burger. Dat gevoel neemt men niet aan.cn legt
men niet af met een kleedingstuk. Het zit niet in den rok,
maar het zetelt in het hart. Juist het afleggen van de uni
form zou een vermoeden wettigen, dat men zich met de uni
form minder burger gevoelt. Juist m Knoop, in den burger
officier bij uitnemendheiddie als militair steeds burger
bleef, is het een iijne karaktertrek, dat hij als volksverte-
genwoordiger ook de militaire uniform niet aflegt. Maar
beklaaglijk is het, dat in Nederland de dagbladpers op een
zoo lagen trap staat, dat men daarin een man als Knoop durft
beoordeelen, zonder blijkbaar iets van zijn vele geschriften
gelezen te hebben. Beklaaglijk is het, dat ons volk dien
toestand duldt, en geen hoogere eischen stelt aan de per
sonen die de openbare gedachtenwisseling in de dagbladen
leiden.
Het hoofddenkbeeld door den heer Knoop in zijn rede
ontwikkeld is dit: de onkosten van ons krijgswezen mogen
niet als een assurantiepenning beschouwd worden. "VVij
hebben hier niet zoozeer met een geldkwestie te doen, maar-
veeleer met een kwestie van eer en vaderlandsliefde. «Ik
noem het geheel verkeerd zeide hij de zaken zoo voor
te stellen, alsof het Nederlandsche volk tevreden is een som
gelds te besteden en tegen het bestuur te zeggen: zorg dat
gij een leger hebt, zorg voor onze onafhankelijkheid. Neen,
de verdediging van onze onafhankelijkheid is de taak van allen."
Zoo is het. Het Nederlandsch Ministerie van Oorlog, het
leger staat niet buiten onsniet buiten het volk. Het zijn geen
aannemers van pnse verdediging. Het is geen assurantiemaat
schappij, waarin wij onze onaf hankelijkheid kunnen verzekeren
tegen betaling van een vaste premie, zonder dat wij verder
naar iets behoeven om te kijken en ooit tot iets meer verplicht
zijn. Neen. het is onze eigen zaak. Ons krijgswezen is
één der takken vin ons algemeen staatsbestuur. Een officier
is evenzeer, niet minder en niet meer een burger dan een
rechter, een leerair, een koopman of boer. De vertegen
woordigers van het Nederlandsche volk moeten in onderling
overleg bepalen wat er noodig is voor onze veiligheid, en het
geld dat daarvoor vereischt wordt zal zeker niet meer zijn dan
het Nederlandse!» volk in staat is te dragen. Wat meer is,
des gevorderd moet het voorschrift der Grondwet geen doode
letter blijven: «Het dragen der wapenen tot handhaving der
onafhankelijkheid van den Staat en tot beveiliging van zijn
grondgebied, blijft een der eerste plichten van alle"ingezetenen."
Ja, er kan bezuii igd wordenhet schijnt onwedersprekelijk
dat er bij somruL- wapenen weelde heerscht, dat er aan
praalzucht en liefhebberij geofferd wordt. Daar moet een
eind aan komen. Daartegen moet het verzet gericht zijn.
Men moet eenvotdigheid en doelmatigheid vragen. Men
moet geen leger legeeren om parade te maken, maar een
deugdelijk leger, icn wapening en oefening van een deel des
volks, van geheel liet volk gedurende een zeker aantal jaren
als het noodig is mverschillig of dit iets, minder, evenveel,
of iets meer kost dan wij thans betalen. Maar het gaat niet
aante beginnen met te zeggen: zooveel geld geven wij en
niet meer, daar iroet ge mee toe. Het gaat niet aan, in volks
vergaderingen, zoider zich verder om iets te bekommeren
alleen vermindering van uitgaven te vragen. W. v. d. K.
Ook te Alkmaar is oen afdeeling van het Schoolverbond
opgericht. Rij lie' sluiten der vergadering waarin tot die op
richting werd besot,en, 30 November, telde zij reeds 98
leden. Misschien zijn er na dien tijd nog enkeie namen
bijgekomenmaar ,eker is het, dat op de lijst nog de namen van
zeer velen ontbrebn van wie men met grond mag aannemen
dat zij het doel vin het verbond toejuichen. Waarom zijn
zij dan nog niet ttegetreden?
Sommigen zeer :eker omdat er geen haast bij de zaak is,
omdat zij immers iltijd nog kunnen toetreden. Men denkt
er niet aan, men tergeet het, men verzuimt op de lijst te
gaan teekenen of zich mondeling of schriftelijk als lid aan
te melden.
Welnu, men is tr ni nog eens aan herinnerd.
Maar is het zo« noodig dat ik juist lid word? Vraagt
deze of gene. Ik vil gaarne, waar ik kan, het schoolbezoek
bevorderenmaar iit kan ik ook doen zonder lid te worden
van een afdeeling «an het Schoolverbond. Waarom al die
beweging? Waanm een verbond? Heeft men dan zoo'n
behoefte aan miju j0 centen contributie? Och neen, die
contributie is op zich zelve niets waard; maar «zij die
het lidmaatschap ran het Verbond aanvaarden, verklaren
daarbij persoonlijk alles te zullen in het werk stellen wat
strekkeu kan om htm bijzonderen kring de bedoelingen van
het Verbond te Bevorderen," is één der hoofdbeginse
len van het Siloolverhond. Die openlijke persoonlijke toetre
ding zegt reedt iets; zij geeft een zedelijken steun. En
daarbij't is eelherinnering voor ons zeiven een herinnering
om, waarde gelïjenheid er zieh toe aanbiedt, in dit opzicht
onzen plicht 1e Len. Wij vergeten zoo licht en verzuimen
zoo gemakkelijk. Door te teckenen als lid legt men zieh zeiven
een plicht op, sehrjjft men zicli een taak voor. En dan is
er in alle dingen samenwerking noodig, onderlinge bespreking
niet alleen van de geschiktste middelen om tot het doel te
komenmaar ook somtijds een zekere regeling en verdeelin°-
van den arbeid. Dit maakt liet werk gemakkelijkdit voor^
komt botsingen en misverstand, dit maakt dat de bemoeiingen
van den een die van den ander steunen, voorbereiden of vol
tooien, dat niet alle kracht op één punt wordt verspild en
een ander :eel van het te bearbeiden veld braak blijft liggen.
Samenwerking en onderlinge verstandhouding zijn altijd
noodig, maar velen moeten werkzaam zijn tot bereiking van
het zelfde doel, en waar velen werkenmaar elk afzonderlijk
is geen ««-/«/'«werking.
Bestrijd! g van een maatschappelijk kwaad mag niet over
gelaten worden .tan enkelen, het is een volkszaak, en alleen
wanneer het. inderdaad een volkszaak wordt, zal het slagen.
Omtrent de middelen die liet Schoolverbond zal aanwenden
is nog niets be list. Elke afdeeling heeft dit voor zich zelve uit
te maken. Er /jjn hier endaar enkele middelen aan de hand
gedaan, in ovrrveging gegeven. Zoo moet vooral bij de ouders
het plichtbesef v,u-den opgewekt om hun kinderen onderwijs
te doen geven. Persoonlijke bespreking van dit onderwerp
met de ouders »1 daartoe wel het beste zijn. Geen deftige
toespraak, expresse ijk daartoe vervaardigd, bij officieel huis-