Tweecnzeven I iante J aa matig. 1870. No. 7. ZONDAG 13 FEBRUARI. ©fftciccl ©cbccltc Een dieven-argument? ££ilckclt jkgchc Berichten. Belgic. B'ruiseii. ltcicrcu. 0»$teiii*jjk.-IIongarijc. Kerkelijke Slaat. Spanje. CJ CI Cl A I k II U S <1111 Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal OCSfranco per post f O,SO, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER ZOON. De Adverientiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddae 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommcr ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. KIEZERSLIJSTEN. De VOORZITTER van den GEMEENTERAAD van ALKMAAR roept bij deze op al degenen, die elders in de Rijksbelasting zijn aangeslagen en verlangen dat die aanslag vermeld worde op de kiezerslijsten dezer gemeente, voor den Gemeenteraad de Provinciale Staten en de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zich ter gemeente-secretarie te vervoe gen vóór 15 February 1870, met hunne aanslagbillettcn in de grondbelasting, dienst 1870, en van de personele belasting en het patent, dienst 18*„. Alkmaar 7 February 1870. De Voorzitter voornoemd, A. MACLAINE PONT. BEVOLKING. De onderstaande personen worden in hun belang verzocht zich in de eerstvolgende acht dagen ter gemeente-secretarie aan te melden; Arie Strooper, laatste woonplaats Oterleek. Karei Akkerman, 1. w. Utrecht. Cornelia Maria Pukkel1. w. Utrecht. Dirk Breginan1. w. Oterleek. Elisabeth Bakker, 1. w. Zaandam. C. A. Teubner, 1. w. Zwolle. Zacharias Groet1. w. Helder. Margaretha Leijding, 1. w. Uitgeest. Jacob Turkstra, 1. w. Berkhout. Jacob de Jong, 1. w. Akersloot. Pieter Spruit, 1. w. Akersloot. Anna Catharina Muller, 1. w. Zijpe. Martha Elisabeth Aalderink1. w. Amsterdam, POLITIE. Op j.l. Vrijdag 4 Febr. op straat te Alkmaar gevonden een gouden oorhanger met rood steentjede daarop regtheb- bende kan dezelve terug bekomen aan het commissariaat van politie. ■i.g ji. In de Heldersche en Nieuwedieper Courant wordt verzet aangeteekend tegen een stelling, in de Alkmaarsche Courant aangenomen bij de bespreking van de verschillende plannen tot verbetering van ons belastingstelsel, vooral in verband met de afschaffing der patentbelasting, en vervat in deze woorden"Immers de regeldat ieder burger naar vermogen //bijdraagt in de lasten van den staat, beveelt zich terstond //bij ieder aan door zijn billijkheid en eenvoudigheid." Eenvoudig zegt do H. en N. Courant ja, eenvoudig is die regel, onnatuurlijk eenvoudig zelfs voor een politiek- economischc kwestie, (het eenvoudige schijnt hier alzoo het tegenovergestelde van het zegel der waarheid te zijn) maar billijk? 't Is er ver van daan, 't is een dieven-argument. 't is dieven-moraalzooals de heer Hugenpoth het kras maar waar heeft uitgedrukt. Maar laat qns de H. en A. Courant zelve laten spreken: "Het is ons een raadsel zegt //zij zoo men een stelsel billijk kan noemendat tot den «belastingschuldige zegt: betaal, omdat gij bezit! Welk een //wonderlijke redenering: omdat ik geld heb, moet ik dat «gedeeltelijk afstaan Zoo zegt ook de struikroover: geef mij »uw beurs, omdat gij een beurs bezit en ik niet. Is dat »de taal, die den staat voegt f De staat moet zich onder- "Werpcn aan het gemeene regt, en kan alleen zeggenbetaal, «omdat gij schuldig zijt. En dus geen belasting meer, even redig met het inkomen, maar evenredig met de diensten, «die de belastingschuldige van den staat geniet, en het belang, «dat hij heeft bij de instandhouding van den staat. «Niemand brengt gaarne belastingen op. Maar men «maakt het belastingwezen noodeloos hatelijk en verdacht, «indien men bet in verband wil brengen met het «inkomenwaarmede bet in onze oogen evenveel te «maken heeft als met den Keizer van China. Welk een «wonderlijk soort van regt en billijkheid zoude het toch zijn «indien men in het dagelijksch teven wilde overbrengen, «wat men in het staatsleven als iets geheel natuurlijks wil «doen voorkomen. Laat ons onze meening verduidelijken met «een triviaal voorbeeld. Een bakker klopt aan bij den arme «en zegt: geef mij een stuiver, omdat uw inkomen gering »is; en vraagt den rijke een gulden, omdat hij eenmaal rijk «is, zoo begaat hy twee onbillijkheden, indien hij niet, wat «waarschijnlijker is, tweemaal de deur wordt uitgezet, Maar «laat dezelfde bakker zijne waren leveren aan beiden, «en hij zal van den rijke twintig maal meer ontvangendan «van den arme. Niet, omdat de een vermogend is, en de «andere gebrek lijdt, maar omdat hy den rijke oene twjn- «tig maal grootere waarde heeft geleverd. Zoo ook met den //staat; de onvermogenden betalen weinig, de vermogenden «veel, maar niet omdat zij vermogend zijn, en in evenredig- «heid met hun fortuin, maar wel omdat zij meer diensten //van den staat genietenen in evenredigheid met die diensten," Wat zegt gij van dit slot? 't Is voor de Alkmaarsche Courant uiterst bevredigend; want het blijkt nu, dat ook de H. en li. Courant eindigt met toe te stemmen wat zij is be gonnen te bestrijden: 't is billijk dat ieder burger naar vermogen bijdraagt in de lasten van den staat. Ja maar zegt de H, en N, Courant al komen wij tot dezelfde slotsom, al komt bot in de praktijk dikwerf op hetzelfde neer, wij gaan toch van een verschillend beginsel uit, en dat is niet onverschillig. Het is nooit van weinig belang, of een beginsel juist of onjuist is, en vooral niet in belastingzaken. Beiden willen wij den belastingschuldige laten betalen naar zijn vermogen, da onvermogenden weinig, de vermogenden veelmaar gij. alleen omdat zij vermogend zijn en in evenredigheid met hun fortuinik daarentegen omdat zij meer diensten van den staat genieten en in even redigheid met die diensten. Met uw verlof, H. en N. Courant, waar heeft de Alkmaarsche dit beweerd Waar heeft zij gezegddat de vermogende meer moet betalenalleen omdat hij beziten omdat hij ver mogend is? Zij heeft het billijk genoemd, dat elk naar zijn vermogen bijdraagt in de lasten van den staat, maar ze is niet getreden in een uiteenzetting van de gronden waarop zij dien regel aanneemt. Met welk recht doet gij dat nu in hare plaatsen schrijft haar redeneeringen toewaarvan gij geen recht hebt haar te verdenken? Datzelfde onrecht doet gij den meesten staathuishoudkundigen aan. die het volgens uwe eigene verklaring «voor het oogenblik nog" met de Al/cm. Courant eens zijn. "Voor het oogenblik nog; hoe lang? Totdat zij uw betooog zullen gelezen hebben misschien? Middelerwijl blijven zij allen schuldig aan dezelfde dwaling, die ook door de Brugn Kops wordt gedeeld, aan een wan begrip waarvan «onze eerste staathuishoudkundige prof. Vissering" zelfs «zich niet geheel heeft kunnen los maken," en waarvan gij met een vastheid van overtuiging die waar lijk niet alledaagsch is, blijkbaar niet zonder cenig smart gevoel getuigt: «Welk een wonderlijk taai leven zulk een wanbegrip kan hebben, hoe het zich opdringt aan geleerde en verstandige lieden, en als behoorde 't. zoo. de plaats weer inneemt, waaruit gezonde redenering het reeds lang had verdreven, zien wij nergens sterker dan hier." Er kan niet aan gedacht worder. te onderzoeken hoe «de meeste staathuishoudkundigen" tot dezelfde slotsom zijn ge komen als de Alkm. Ct„ waarmee eindelijk ook de H. en iY. Cl. instemt, dat het billijk is dat ieder burger naar zijn vermogen draagt in de lasten van den staatmaar het is tamelijk zeker, dat zij er niet toe gekomen zijn door het dieven-argument omdat gij bezitmoet gij betalenen evenmin omdat zij wat de 11. en N. Ct. vermoedt,, nog niet vrij zijn .van de oude dwaling dat alle staatsuitgaven onvruchtbare uitgaven zijn, niet anders dan een noodzakelijk kwaad, een jaarlijks weggesmeten deel van het nationaal vermogen, waarin aan in s hemels naam maar iedereen moet deelen in evenredigheid met dat deel van het nationaal vermogen waarover hij de beschikking heeft. Waarom de Alkm. Ct. het billijk acht dat ieder in de lasten van den staat bijdraagt naar zijn vermogen is niet opzettelijk betoogdmaar voor een opmerkzaam lezer was het toch niet onduidelijk aangegeven in haar nummer van 23 Januari waarin zij spreekt van «het beginsel, dat ieder naar zijn vermogen moet bijdragen in de kosten van het algemeene HUISHOUDEN, den staat." In die woorden ligt voor de Alkm. Ct. de grond van het beginsel opgesloten, 't Geldt bier de kosten van het algemeene huishouden. De uitgaven van den staat zijnbehooreu althans te zjjn noodzakelijke uitgaven tot instandhouding van dat groote al- gemeeene huishouden en uitgaven in het algemeen belang. Daarom alleen, dat zij in het algemeen belang zijn moet ieder tot, die uitgaven bijdragenAllen evenveel dat gaat nietdat is zelfs onmogelijk bij de vele onvermogenden en de niet minder velen die men bij zulk een verdeeling van de lasten zeer spoedig tot onvermogenden zou makendoor hen te doen dragen boven hunne krachten. Zoo komt men er onvermijdelijk toe. ieder in de uitgaven vau het algemeene huishouden te laten dragen naar zijn krachtendat is naar zijn vermogen te meer omdat men in het algemeen mag aannemen, dat de meest vermogende ook het meeste belang heeft bij het, in orde houden van dat huishouden. De II. en K. Ct. erkent dit ook in zekere mateen geeft bij voor beeld toe, dat een vermogend man die zuinig op kamers leeft en zjjn fortuin in papieren heeftiets meer moet betalen dan zijn buurman de kantoorklerkdie van zijn wekelijksche ver diensten op denzelfden voet leeft; maar, zegt zij, «omdat de staat voor hem grooter kapitaal bewaart," dus hein grootere diensten bewijst. «Hem in de algemeene uitgaven te doen deelen evenredig met zijn vermogonware eene gruwzame onrechtvaardigheid," voegt zij er bij, «want behalve dat eene, «wat schenkt hem de staat dat deze niet zijn buurman geeft''" Maar als een vermogend man nu niet zuinig leeft, wat schenkt de staat hem dan meer dan den zinnig levenden vermogende? Waakt de politie beter over hem? Gaat er een veldwachter achter hem om hem te beschermen? Loopt iemand die zuinig op kamers leeft, minder gevaar dat er bij hem ingebroken of gestolen wordtdan hij die in een groot huis woont? Ik kan inderdaad niet inzien, dat het zuinig op kamers leven met een groot inkomen dat in papieren bestaat, iemand minder behoefte doet hebben aan de algemeene beseherming van persoon en goederen, dan het niet zuinig leven in een groot huis met hetzelfde vermogen in papieren, Maar, zegt de H. en li. H., men moet ook letten op den aard van het bezit. Zoo zou pen grondbezitter meer diensten vyn dpn staat genieten, dan de man die zijn vermogen achter goede sloten en grendels in beproefde brandkasten bewaart; wantzegt zijde staat moet voor hem een groote uitge strektheid grond bewaken, en legt wegen en markten voor hem aan, graaft kanalen voor hom enz. Inderdaad? Voor hem? Of ook maar inzonderheid voor hem Meer dan voor anderen? Het aanleggen van markten is voor de gemeenten nog zoo nadcelig niet, en de grondeigenaar zal misschien wel de schade willen overnemen, die zij daardoor lijden. Hebben handel en nijverheid geen belang bij de wegen en kanalen ïjn de man die ajjn geld heeft uitgezet, heeft hij geeu belang bij den bloei van handel en nijverheid, waardoor de geldmarkt wordt bepaald en het bedrag van den intrest aangegeven? Is het hem onverschillig, of hij vier of zes percent ontvangt Wat zou hij met, zijn geld beginnen, als handel en nijverheid het niet van hem leenden, en hij er zoo de vruchten van ge noot? Bi bpllben deje geen behoefte aan veiligheid, orde, rechtszekerheid Als hij zijn geld op hypotheek uitzet, heeft hij althans evenveel belang bij de bewaking van het land als de grondeigenaar zelf. Zelfs als hij zijn geld in vreemde staatspa pieren belegt, heeft hij belang bij de geldmarkt door handel en nijverheid aangegeven. Immers als de rente bij voldoende soliditeit bij voorbeeld niet vijf percent bedroeg, zou hij van Rusland, Amerika of Oostenrijk niet zes, zeven tot tien percent ontvangen. Of wat, is die hooge intrest anders dan de gewone rente door de geldmarkt aangegeven plu» do assuraytje-ppomje wpgens het minder vortrouwen dat in deze staten wordt gesteld Als hij eindelijk zijn geld heeft, belegd in Nedcrlandschc effecten, mag hij wel een aan zienlijke bijdrage geven voor leger en vloot, want, niemand heeft zeker weer belang bij de verdediging onzer onafhan kelijkheid dan hij, Js het daarenboven waar, dat de land eigenaar meer dienst van den staat vprdert ter bewaking van een groote uitgestrektheid gronds, dan de man op kamers ter bewaking van zijn papiereu? Neen immers, de grond zal niet gestolen worden, noch verbranden; maar de papieren loopen gevaar van beideondanks sloten en brandkast. En het is immers feitelijk onwaar, dat de staat de akkers en weiden bewaakt. Ik heb althans nooit iets van deze rijks- veldwacht bespeurd. Maar er kan oproer komen, en men kan den grond met geweld in bezit nemendaartegen moet het openbaar gezag waken. Jaer kan oproer komenmaar loopt dan de rijke man op kamers niet eerder gevaar van plundering, in weerwil van sloten, grendels en "brandkast? Waarom dit voorbeeld zoo breed uitgewerkt? Om aan te toonen, dat het geheel ondoenlijk is, op eenigszins aanne melijke gronden aan te toonen, wie het meeste belang heeft bij de uitgaven voor de algemeene staatszorg, en wien de staat de meeste diensten bewijst. Men verlieze niet uit het oog, dat hier alleen sprake is van algemeene staatszorg, rijks uitgaven en rijksbelastingen. Met gemeentebelastingen is het geheel iets anders; daar is het stelsel van belastingheffing in evenredigheid met de diensten die ieder door de gemeen schappelijke gemeentehuishoudiug geniet, niet onmogelijk. De schrijver in de 11. en IY. Ct. schijnt dit verschil zelf wel gevoeld te hebben. Op het einde van zijn tweede opstel zegt hij: «Waar dat mogelijk is. worde de belasting betaald voor «eene bijzondere tak van staatsdienst door hen, die er gebruik «van maken, zoo als thans reeds bij de posterijen en de tele- «graphie het geval is. Voorol in de gemeentelijke huishouding verdient dit aanbeveling." Opmerkelijk is het, dat de schrijver van al de bijzondere takken der staatsdienst geen andere noemt dan de posterijen en de telegraphiewaarbij reeds geschiedt wat hij verlangt. Waarom geen andere takken genoemd? Omdat hij zelf de onmogelijkheid inziet, daarbij denzelfden maatstaf te gebruiken? Hij weet zeer wel, dat juist de pos terijen en de telegraphie de eenige takken van staatsdienst zijn, waarvan ieder vrijwillig gebruik maakt of niet. Maar laat hij eens beproeven, de kosten van leger en vloot, van justitie, van de departementen van Binnenlandsche en Buitenlandsche Zaken en de rentebetaling en aflossing onzer nationale schuld zóó door belasting te dekkendat ieder bijdraagt in even redigheid met de diensten, die de staat hem door die ver schillende takken van de algemeene dienst bewijst. Waar de staat optreedt als particulier ondernemer en het publiek zijn diensten aanbiedt, als bij de posterijen en de telegraphie, daar is het stelsel van de U. en A. Courant als van zelf aangewezen, en wordt het ook gevolgd; maar bij de overige rijksuitgaven in het algemeen staatsbelang is het on houdbaar. Bij de gemeentehuishouding kan het, in aanmer king komenen daar heeft «onze eerste staathuishoudkundige prof. Vissering," ofschoon misschien nog niet geheel los van de oude dwalingen en wanbegrippen, ook niet vergeten er op te wijzen. Handelende over plaatselijke belasting, stelt hij ouder n". 940 van zijn Handboek ran praktische staathuis houdkunde dezen regel: «De bijzondere aard der behoeften, waarin door de gemeentelijke huishouding voorzien moet worden, maakt het verkieslijk, het plaatselijke belastingstelsel zooveel mogelijk dus in te rigten, dat aan elke bijzondere behoefte eene bijzondere belasting beantwoorde;" aan de uit werking dezer stelling wijdt hij verscheidene bladzijden, en ondanks de groote bezwaren die hij er in ziet, meent hij dat zij ernstige overweging verdient. Maar nog eens, wij hebben hier met rijksuitgaven en rijksbelastingen te doen voor zaken van werkelijk algemeen belang, waarvan het steeds ondoenlijk zal zijnenkele speciale takken van staatsdienst uitgezonderd, aan te wijzen welke klassen van personen er het meeste, welke er minder belang bij hebben. Daarom kan volgehouden worden, dat het billijk is. in die uitgaven ieder te deen bij dragen in evenredigheid van zijn vermogen. Van uitgaven, niet in het algemeen helang gevorderd, behoort de staat zich te onthouden, W. v. d. K. Do engelsche gasten hebben den 1 deelgenomen aan een bal bij den engelschen gezant, den 2 aan een banket ten hove (na 's middags met den Koning en de Koningin den zoölogischen tuin en den plantentuin te hebben bezocht) en den 3 aan een prachtig banket op het stadshuis, eene gala voorstelling in den schouwburg en een bal in de Koninglijke Harmonie. Den 4 hebben zij Brussel verlaten, na adressen van dankbetuiging te hebben aangeboden aan den Koning en de Koninginaan den burgemeester, en aan den britschen gezant en na het bedrag eener inzameling a 3000 fr. aan het gemeentebestuur tot een weldadig doel te hebben geschonken. De sohapenkoopman JDessous le Moustier, te Hornuis thans verwezen naar de assises van Henegouwenbeschuldigd van den moord der 3 gebroeders Thirion, in het voorjaar van '68 waardoor hij zich achtereenvolgens in het bezit heeft gesteld van 6000 fr.; van het vergiftigen van zijnen schoon vader Havrez in '68; van de vergiftiging zijner vrouw in '69, en van het maken van een valsehen "wissel van 1000 fr. Aan beide Huizen van den Landdag is den 5 door de regeering voorgesteld om, uithoofde van de bijeenroeping van den Rijksdag, de zitting te verdagen tot den 2™ Mei. Het Huis der Afgevaardigden heeft besloten onmiddelijk tot de eindberaadslaging overtegaan. Het Heerenhuis echter heeft het voorstel naar eene bijzondere commissie van 15 leden verwezen en het den 7 met algem. tegen 11 st. ver worpen in weerwil dat de graaf v. Bismarck zich krachtig tegen de afstemming verzet had, als in strijd met het besluit, dat de Rijksdag en de Landdag niet te gelijk zouden ver gaderen en als een blijk van kleingeestigen naijver omtrent dc belangen van Pruisen tegenover die van deu Bond. «In dien gij voortgaat zeide hij van uw exclusief stand punt een kloof te delven tusschen pruisische en duitsch- nationale belangen, dan loopen onze wegen hemelsbreed uiteen en zullen wij elkander waarschijnlijk niet wederzien." Het Heerenhuis heeft denzelfden dag het wetsontwerp tot opheffing der belasting op liet gemaal en het geslacht voor alle stedenmet uitzondering voor Bromberg verworpen. Aan deu hoogleeraar liiepert is, overeenkomstig het voor stel der Academie van Wetenschappen, eene staatssubsidie toegezegd van 2000 th. voor zijne wetenschappelijke reis naar het Oosten; de hoogleeraar zelf had slechts 1200 th. aangevraagd. De Keizer van Oostenrijk heeft den Koning zijnen dank doen betuigen voor de wijze, waarop de Aartshertog Karei Lodewijk te Berlijn ontvangen is. Den 5 hebben meer dan 250 leden der nationaal-liberale partij in Noord-Duitschland te Berlijn eene vergadering ge houden, onder voorzitting van den lieer r. Bennigsen die in zijne openingsrede aandrong op nauwe aaneensluiting tegenover het gevaar, dat uit de organisatie der clerikalen en conservatieven zou kunnen ontstaan, indien die elementen in de volgende zitting van den Landdag de meerderheid mochten uitmakenen waardoor de regeering verleid zou kunnen om weder den weg inteslaan van vóór 1866. Na afloop der vergadering werd 4000 th. geteekend voor een fonds, ter bestrijding der noodige kosten. Te Keulen wordt een adres van sympathie geteekend aan dr. Dollinger, 't welk reeds een aantal namen draagtook van conservatieven en streng-catholieken. De Noordduitsche Rijksdag is tegen den 14 bijeengeroepen. De Koning heeft geweigerd het adres van antwoord der Eerste Kamer te ontvangen, omdat het, de beginselen van het ministerie aantastende zonder daarvoor eenige bevattelijke, feitelijke of wettelijke gronden aantegeven, niet overeenkomt met den geest van verzoening, waarop hij in de troonrede had aangedrongen. De goede verstandhouding tusschen den Koning en de koninglijke prinsen is, door de bemoeiingen van hertog Karei Theodoor en van den prins v. Hohenlohe weder hersteld. OOSTENRIJK. Uit Praag is aan den beierschen hoog leeraar Dollinger een adres van dankbetuiging gezonden o.a. door 13 catholieke hoogleeraren. waaronder 5 geestelijken, onderteekend. Huis der Afgevaardigden. Den 7 heeft de heer Rech- bauer een voorstel ingediend tot regeling der verhouding tusschen Kerk en Staattot opheffing van het concordaat en tot invoering van het burgerlijk huwelijk. Hij achtte het meer dan ooit tijd zich met genoemde onderwerpen bezig te houden, nu Rome een hinderpaal in den weg wilde stellen aan de ontwikkeling der menschheid en nu de Kerk den handschoen had toegeworpen aan den Staat. Het voorstel werd verwezen naar eene commissie van 15 leden, waarvoor o.a, stemden de aanwezige ministers Giskra en Stremayr en een gedeelte der poolsclie leden. Vervolgens werd het handelsverdrag met Engeland zonder discussie aangenomen. HONGARIJE. De zetters in alle drukkerijen te Pesth hebben den arbeid gestaakt. De uitgevers der dagbladen zijn overeengekomen om, zoolang de strike duurt, aan hunne gezamenlijke geabonneerden eene courant van een half vel de belangrijkste berichten beknopt vermeldende, toetezenden De onfeilbaarheidspetitie, door 410 prelaten onderteekend, is den Paus toegezonden. Nog 100 andere prelaten zullen voor de onfeilbaarheid stemmen, maar hebben om verschil lende redenen de petitie niet geteekend. Volgens de augsburgsche Allg. Zeitung heeft de welspre kende redevoering, op 25 Jan. door msgr. Strossmayer, bis schop van Bosnia en Smirnio, in het comité-generaal van liet concilie gehoudeneen zeldzaam grooten indruk gemaakt. Hij drong er op aan om alles, wat niet in verband staat met de eenheid der Kerkaan den werkkring der con gregatiën te onttrekken, om meer veelvuldig conciliën te houden, om aan de provinciale Synoden invloed op de keuze der bisschoppen te geven en om decentralisatie in de Kerk intevoeren, wijl de eenheid wel is waar hare hemelsche har monie uitdrukt, maar eene geest doodende, ondragelijke een- toonigheid is, zoolang zij het recht en het eigenaardige van de verschillende bestanddeelen der christenheid niet ontziet. De bisschoppen van Tarbes en van Lerida zijn over leden. D» vele sterfgevallen onder de vaderen van het con cilie worden toegeschreven aan het te Rome heerschende ongemeen gure weder, waartegen de woningen geene genoeg zame beschutting aanbieden. Americaansche en eenige fransche prelaten hebben een postulatum onderteekend, waarbij het concilie wordt uitge- noodigd de gallicaansche leerstellingen in 't algemeen te veroordcelen en de belijdenis en verbreiding daarvan te verbieden. In de, in het schema betreffende de dogmatiek voorgestelde Canones de Ecclesia worden veroordeeld de afkeuring der onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden, de meening dat de Kerk eene aan het burgerlijk gezag onderworpen vereeniging is, die dat de Kerk slechts raden en overreden, maar niet gebieden en door straffen dwingen mag, die dat de kerkelijke wetten geene kracht hebben, tenzij door het burgerlijk gezag bekrachtigd, enz. Op het oogenblik telt het concilie, behalve de Paus, 758 leden. 4 Prelaten zijn met verlof afwezig en 8 sedert de opening overleden. "Van deze 770 belmoren 704 tot den latijnschen ritus (276 uit Italië) en de overigen tot de ar- menische en andere oostersche ritussen. KoLONiëN. Uit Havanna is telegrafisch bericht ontvangen dat de iusurgenten bij la Trinidad verslagen zijn en dat zij aldaar 3 stukken geschut hebben verloren. 2 Generaals der opstandelingen, met hunne gezinnen, hunne papieren en hun geld. zijn op een ander punt van Cuba gevangengenomen. "Volgens eene mededeeling in de Cortes, zijn de"insurgenten in 2 ontmoetingen geslagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1870 | | pagina 1