Tweecnzeven I iante
J aa matig.
1870.
No. 7.
ZONDAG
13 FEBRUARI.
©fftciccl ©cbccltc
Een dieven-argument?
££ilckclt jkgchc Berichten.
Belgic.
B'ruiseii.
ltcicrcu.
0»$teiii*jjk.-IIongarijc.
Kerkelijke Slaat.
Spanje.
CJ
CI Cl
A I k II U S <1111
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal OCSfranco per post f O,SO,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER ZOON.
De Adverientiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddae
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommcr ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
KIEZERSLIJSTEN.
De VOORZITTER van den GEMEENTERAAD van
ALKMAAR roept bij deze op al degenen, die elders in de
Rijksbelasting zijn aangeslagen en verlangen dat die aanslag
vermeld worde op de kiezerslijsten dezer gemeente, voor den
Gemeenteraad de Provinciale Staten en de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, zich ter gemeente-secretarie te vervoe
gen vóór 15 February 1870, met hunne aanslagbillettcn in
de grondbelasting, dienst 1870, en van de personele belasting
en het patent, dienst 18*„.
Alkmaar
7 February 1870.
De Voorzitter voornoemd,
A. MACLAINE PONT.
BEVOLKING.
De onderstaande personen worden in hun belang verzocht
zich in de eerstvolgende acht dagen ter gemeente-secretarie
aan te melden;
Arie Strooper, laatste woonplaats Oterleek. Karei Akkerman,
1. w. Utrecht. Cornelia Maria Pukkel1. w. Utrecht. Dirk
Breginan1. w. Oterleek. Elisabeth Bakker, 1. w. Zaandam.
C. A. Teubner, 1. w. Zwolle. Zacharias Groet1. w. Helder.
Margaretha Leijding, 1. w. Uitgeest. Jacob Turkstra, 1. w.
Berkhout. Jacob de Jong, 1. w. Akersloot. Pieter Spruit,
1. w. Akersloot. Anna Catharina Muller, 1. w. Zijpe. Martha
Elisabeth Aalderink1. w. Amsterdam,
POLITIE.
Op j.l. Vrijdag 4 Febr. op straat te Alkmaar gevonden
een gouden oorhanger met rood steentjede daarop regtheb-
bende kan dezelve terug bekomen aan het commissariaat van
politie.
■i.g ji.
In de Heldersche en Nieuwedieper Courant wordt verzet
aangeteekend tegen een stelling, in de Alkmaarsche Courant
aangenomen bij de bespreking van de verschillende plannen
tot verbetering van ons belastingstelsel, vooral in verband
met de afschaffing der patentbelasting, en vervat in deze
woorden"Immers de regeldat ieder burger naar vermogen
//bijdraagt in de lasten van den staat, beveelt zich terstond
//bij ieder aan door zijn billijkheid en eenvoudigheid."
Eenvoudig zegt do H. en N. Courant ja, eenvoudig
is die regel, onnatuurlijk eenvoudig zelfs voor een politiek-
economischc kwestie, (het eenvoudige schijnt hier alzoo het
tegenovergestelde van het zegel der waarheid te zijn) maar
billijk? 't Is er ver van daan, 't is een dieven-argument.
't is dieven-moraalzooals de heer Hugenpoth het kras
maar waar heeft uitgedrukt. Maar laat qns de H. en A.
Courant zelve laten spreken: "Het is ons een raadsel zegt
//zij zoo men een stelsel billijk kan noemendat tot den
«belastingschuldige zegt: betaal, omdat gij bezit! Welk een
//wonderlijke redenering: omdat ik geld heb, moet ik dat
«gedeeltelijk afstaan Zoo zegt ook de struikroover: geef mij
»uw beurs, omdat gij een beurs bezit en ik niet. Is dat
»de taal, die den staat voegt f De staat moet zich onder-
"Werpcn aan het gemeene regt, en kan alleen zeggenbetaal,
«omdat gij schuldig zijt. En dus geen belasting meer, even
redig met het inkomen, maar evenredig met de diensten,
«die de belastingschuldige van den staat geniet, en het belang,
«dat hij heeft bij de instandhouding van den staat.
«Niemand brengt gaarne belastingen op. Maar men
«maakt het belastingwezen noodeloos hatelijk en verdacht,
«indien men bet in verband wil brengen met het
«inkomenwaarmede bet in onze oogen evenveel te
«maken heeft als met den Keizer van China. Welk een
«wonderlijk soort van regt en billijkheid zoude het toch zijn
«indien men in het dagelijksch teven wilde overbrengen,
«wat men in het staatsleven als iets geheel natuurlijks wil
«doen voorkomen. Laat ons onze meening verduidelijken met
«een triviaal voorbeeld. Een bakker klopt aan bij den arme
«en zegt: geef mij een stuiver, omdat uw inkomen gering
»is; en vraagt den rijke een gulden, omdat hij eenmaal rijk
«is, zoo begaat hy twee onbillijkheden, indien hij niet, wat
«waarschijnlijker is, tweemaal de deur wordt uitgezet, Maar
«laat dezelfde bakker zijne waren leveren aan beiden,
«en hij zal van den rijke twintig maal meer ontvangendan
«van den arme. Niet, omdat de een vermogend is, en de
«andere gebrek lijdt, maar omdat hy den rijke oene twjn-
«tig maal grootere waarde heeft geleverd. Zoo ook met den
//staat; de onvermogenden betalen weinig, de vermogenden
«veel, maar niet omdat zij vermogend zijn, en in evenredig-
«heid met hun fortuin, maar wel omdat zij meer diensten
//van den staat genietenen in evenredigheid met die diensten,"
Wat zegt gij van dit slot? 't Is voor de Alkmaarsche
Courant uiterst bevredigend; want het blijkt nu, dat ook de
H. en li. Courant eindigt met toe te stemmen wat zij is be
gonnen te bestrijden: 't is billijk dat ieder burger naar
vermogen bijdraagt in de lasten van den staat.
Ja maar zegt de H, en N, Courant al komen wij
tot dezelfde slotsom, al komt bot in de praktijk dikwerf op
hetzelfde neer, wij gaan toch van een verschillend beginsel
uit, en dat is niet onverschillig. Het is nooit van weinig
belang, of een beginsel juist of onjuist is, en vooral niet
in belastingzaken. Beiden willen wij den belastingschuldige
laten betalen naar zijn vermogen, da onvermogenden weinig,
de vermogenden veelmaar gij. alleen omdat zij vermogend
zijn en in evenredigheid met hun fortuinik daarentegen
omdat zij meer diensten van den staat genieten en in even
redigheid met die diensten.
Met uw verlof, H. en N. Courant, waar heeft de Alkmaarsche
dit beweerd Waar heeft zij gezegddat de vermogende
meer moet betalenalleen omdat hij beziten omdat hij ver
mogend is? Zij heeft het billijk genoemd, dat elk naar zijn
vermogen bijdraagt in de lasten van den staat, maar ze is
niet getreden in een uiteenzetting van de gronden waarop
zij dien regel aanneemt. Met welk recht doet gij dat nu
in hare plaatsen schrijft haar redeneeringen toewaarvan
gij geen recht hebt haar te verdenken? Datzelfde onrecht doet
gij den meesten staathuishoudkundigen aan. die het volgens uwe
eigene verklaring «voor het oogenblik nog" met de Al/cm.
Courant eens zijn. "Voor het oogenblik nog; hoe lang?
Totdat zij uw betooog zullen gelezen hebben misschien?
Middelerwijl blijven zij allen schuldig aan dezelfde dwaling,
die ook door de Brugn Kops wordt gedeeld, aan een wan
begrip waarvan «onze eerste staathuishoudkundige prof.
Vissering" zelfs «zich niet geheel heeft kunnen los maken,"
en waarvan gij met een vastheid van overtuiging die waar
lijk niet alledaagsch is, blijkbaar niet zonder cenig smart
gevoel getuigt: «Welk een wonderlijk taai leven zulk een
wanbegrip kan hebben, hoe het zich opdringt aan geleerde
en verstandige lieden, en als behoorde 't. zoo. de plaats
weer inneemt, waaruit gezonde redenering het reeds lang
had verdreven, zien wij nergens sterker dan hier."
Er kan niet aan gedacht worder. te onderzoeken hoe «de
meeste staathuishoudkundigen" tot dezelfde slotsom zijn ge
komen als de Alkm. Ct„ waarmee eindelijk ook de H. en iY. Cl.
instemt, dat het billijk is dat ieder burger naar zijn vermogen
draagt in de lasten van den staatmaar het is tamelijk zeker,
dat zij er niet toe gekomen zijn door het dieven-argument
omdat gij bezitmoet gij betalenen evenmin omdat zij
wat de 11. en N. Ct. vermoedt,, nog niet vrij zijn .van de
oude dwaling dat alle staatsuitgaven onvruchtbare uitgaven
zijn, niet anders dan een noodzakelijk kwaad, een jaarlijks
weggesmeten deel van het nationaal vermogen, waarin aan
in s hemels naam maar iedereen moet deelen in evenredigheid
met dat deel van het nationaal vermogen waarover hij de
beschikking heeft.
Waarom de Alkm. Ct. het billijk acht dat ieder in de
lasten van den staat bijdraagt naar zijn vermogen is niet
opzettelijk betoogdmaar voor een opmerkzaam lezer was
het toch niet onduidelijk aangegeven in haar nummer van
23 Januari waarin zij spreekt van «het beginsel, dat ieder
naar zijn vermogen moet bijdragen in de kosten van het
algemeene HUISHOUDEN, den staat." In die woorden ligt
voor de Alkm. Ct. de grond van het beginsel opgesloten,
't Geldt bier de kosten van het algemeene huishouden.
De uitgaven van den staat zijnbehooreu althans te zjjn
noodzakelijke uitgaven tot instandhouding van dat groote al-
gemeeene huishouden en uitgaven in het algemeen belang.
Daarom alleen, dat zij in het algemeen belang zijn moet
ieder tot, die uitgaven bijdragenAllen evenveel dat gaat
nietdat is zelfs onmogelijk bij de vele onvermogenden en
de niet minder velen die men bij zulk een verdeeling van
de lasten zeer spoedig tot onvermogenden zou makendoor
hen te doen dragen boven hunne krachten. Zoo komt men
er onvermijdelijk toe. ieder in de uitgaven vau het algemeene
huishouden te laten dragen naar zijn krachtendat is naar
zijn vermogen te meer omdat men in het algemeen mag
aannemen, dat de meest vermogende ook het meeste belang
heeft bij het, in orde houden van dat huishouden. De II.
en K. Ct. erkent dit ook in zekere mateen geeft bij voor
beeld toe, dat een vermogend man die zuinig op kamers leeft
en zjjn fortuin in papieren heeftiets meer moet betalen dan
zijn buurman de kantoorklerkdie van zijn wekelijksche ver
diensten op denzelfden voet leeft; maar, zegt zij, «omdat de
staat voor hem grooter kapitaal bewaart," dus hein grootere
diensten bewijst. «Hem in de algemeene uitgaven te doen
deelen evenredig met zijn vermogonware eene gruwzame
onrechtvaardigheid," voegt zij er bij, «want behalve dat eene,
«wat schenkt hem de staat dat deze niet zijn buurman geeft''"
Maar als een vermogend man nu niet zuinig leeft, wat
schenkt de staat hem dan meer dan den zinnig levenden
vermogende? Waakt de politie beter over hem? Gaat er
een veldwachter achter hem om hem te beschermen? Loopt
iemand die zuinig op kamers leeft, minder gevaar dat er bij
hem ingebroken of gestolen wordtdan hij die in een groot
huis woont? Ik kan inderdaad niet inzien, dat het zuinig
op kamers leven met een groot inkomen dat in papieren
bestaat, iemand minder behoefte doet hebben aan de algemeene
beseherming van persoon en goederen, dan het niet zuinig
leven in een groot huis met hetzelfde vermogen in papieren,
Maar, zegt de H. en li. H., men moet ook letten op den
aard van het bezit. Zoo zou pen grondbezitter meer diensten
vyn dpn staat genieten, dan de man die zijn vermogen achter
goede sloten en grendels in beproefde brandkasten bewaart;
wantzegt zijde staat moet voor hem een groote uitge
strektheid grond bewaken, en legt wegen en markten voor
hem aan, graaft kanalen voor hom enz. Inderdaad? Voor hem?
Of ook maar inzonderheid voor hem Meer dan voor anderen?
Het aanleggen van markten is voor de gemeenten nog zoo
nadcelig niet, en de grondeigenaar zal misschien wel de
schade willen overnemen, die zij daardoor lijden. Hebben
handel en nijverheid geen belang bij de wegen en kanalen
ïjn de man die ajjn geld heeft uitgezet, heeft hij geeu belang
bij den bloei van handel en nijverheid, waardoor de geldmarkt
wordt bepaald en het bedrag van den intrest aangegeven?
Is het hem onverschillig, of hij vier of zes percent ontvangt
Wat zou hij met, zijn geld beginnen, als handel en nijverheid
het niet van hem leenden, en hij er zoo de vruchten van ge
noot? Bi bpllben deje geen behoefte aan veiligheid, orde,
rechtszekerheid Als hij zijn geld op hypotheek uitzet, heeft
hij althans evenveel belang bij de bewaking van het land als de
grondeigenaar zelf. Zelfs als hij zijn geld in vreemde staatspa
pieren belegt, heeft hij belang bij de geldmarkt door handel en
nijverheid aangegeven. Immers als de rente bij voldoende
soliditeit bij voorbeeld niet vijf percent bedroeg, zou hij van
Rusland, Amerika of Oostenrijk niet zes, zeven tot tien
percent ontvangen. Of wat, is die hooge intrest anders
dan de gewone rente door de geldmarkt aangegeven
plu» do assuraytje-ppomje wpgens het minder vortrouwen dat
in deze staten wordt gesteld Als hij eindelijk zijn geld
heeft, belegd in Nedcrlandschc effecten, mag hij wel een aan
zienlijke bijdrage geven voor leger en vloot, want, niemand
heeft zeker weer belang bij de verdediging onzer onafhan
kelijkheid dan hij, Js het daarenboven waar, dat de land
eigenaar meer dienst van den staat vprdert ter bewaking van
een groote uitgestrektheid gronds, dan de man op kamers
ter bewaking van zijn papiereu? Neen immers, de grond zal
niet gestolen worden, noch verbranden; maar de papieren
loopen gevaar van beideondanks sloten en brandkast. En
het is immers feitelijk onwaar, dat de staat de akkers en
weiden bewaakt. Ik heb althans nooit iets van deze rijks-
veldwacht bespeurd. Maar er kan oproer komen, en men
kan den grond met geweld in bezit nemendaartegen moet
het openbaar gezag waken. Jaer kan oproer komenmaar
loopt dan de rijke man op kamers niet eerder gevaar van
plundering, in weerwil van sloten, grendels en "brandkast?
Waarom dit voorbeeld zoo breed uitgewerkt? Om aan
te toonen, dat het geheel ondoenlijk is, op eenigszins aanne
melijke gronden aan te toonen, wie het meeste belang heeft
bij de uitgaven voor de algemeene staatszorg, en wien de
staat de meeste diensten bewijst. Men verlieze niet uit het
oog, dat hier alleen sprake is van algemeene staatszorg, rijks
uitgaven en rijksbelastingen. Met gemeentebelastingen is
het geheel iets anders; daar is het stelsel van belastingheffing
in evenredigheid met de diensten die ieder door de gemeen
schappelijke gemeentehuishoudiug geniet, niet onmogelijk.
De schrijver in de 11. en IY. Ct. schijnt dit verschil zelf wel
gevoeld te hebben. Op het einde van zijn tweede opstel zegt
hij: «Waar dat mogelijk is. worde de belasting betaald voor
«eene bijzondere tak van staatsdienst door hen, die er gebruik
«van maken, zoo als thans reeds bij de posterijen en de tele-
«graphie het geval is. Voorol in de gemeentelijke huishouding
verdient dit aanbeveling." Opmerkelijk is het, dat de schrijver
van al de bijzondere takken der staatsdienst geen andere noemt
dan de posterijen en de telegraphiewaarbij reeds geschiedt
wat hij verlangt. Waarom geen andere takken genoemd?
Omdat hij zelf de onmogelijkheid inziet, daarbij denzelfden
maatstaf te gebruiken? Hij weet zeer wel, dat juist de pos
terijen en de telegraphie de eenige takken van staatsdienst zijn,
waarvan ieder vrijwillig gebruik maakt of niet. Maar laat hij
eens beproeven, de kosten van leger en vloot, van justitie,
van de departementen van Binnenlandsche en Buitenlandsche
Zaken en de rentebetaling en aflossing onzer nationale schuld
zóó door belasting te dekkendat ieder bijdraagt in even
redigheid met de diensten, die de staat hem door die ver
schillende takken van de algemeene dienst bewijst.
Waar de staat optreedt als particulier ondernemer en het
publiek zijn diensten aanbiedt, als bij de posterijen en de
telegraphie, daar is het stelsel van de U. en A. Courant als
van zelf aangewezen, en wordt het ook gevolgd; maar bij de
overige rijksuitgaven in het algemeen staatsbelang is het on
houdbaar. Bij de gemeentehuishouding kan het, in aanmer
king komenen daar heeft «onze eerste staathuishoudkundige
prof. Vissering," ofschoon misschien nog niet geheel los van
de oude dwalingen en wanbegrippen, ook niet vergeten er
op te wijzen. Handelende over plaatselijke belasting, stelt
hij ouder n". 940 van zijn Handboek ran praktische staathuis
houdkunde dezen regel: «De bijzondere aard der behoeften,
waarin door de gemeentelijke huishouding voorzien moet
worden, maakt het verkieslijk, het plaatselijke belastingstelsel
zooveel mogelijk dus in te rigten, dat aan elke bijzondere
behoefte eene bijzondere belasting beantwoorde;" aan de uit
werking dezer stelling wijdt hij verscheidene bladzijden, en
ondanks de groote bezwaren die hij er in ziet, meent hij dat
zij ernstige overweging verdient. Maar nog eens, wij hebben
hier met rijksuitgaven en rijksbelastingen te doen voor zaken
van werkelijk algemeen belang, waarvan het steeds ondoenlijk
zal zijnenkele speciale takken van staatsdienst uitgezonderd,
aan te wijzen welke klassen van personen er het meeste,
welke er minder belang bij hebben. Daarom kan volgehouden
worden, dat het billijk is. in die uitgaven ieder te deen bij
dragen in evenredigheid van zijn vermogen. Van uitgaven,
niet in het algemeen helang gevorderd, behoort de staat zich
te onthouden, W. v. d. K.
Do engelsche gasten hebben den 1 deelgenomen aan een
bal bij den engelschen gezant, den 2 aan een banket ten
hove (na 's middags met den Koning en de Koningin den
zoölogischen tuin en den plantentuin te hebben bezocht) en
den 3 aan een prachtig banket op het stadshuis, eene gala
voorstelling in den schouwburg en een bal in de Koninglijke
Harmonie. Den 4 hebben zij Brussel verlaten, na adressen
van dankbetuiging te hebben aangeboden aan den Koning
en de Koninginaan den burgemeester, en aan den britschen
gezant en na het bedrag eener inzameling a 3000 fr. aan
het gemeentebestuur tot een weldadig doel te hebben geschonken.
De sohapenkoopman JDessous le Moustier, te Hornuis
thans verwezen naar de assises van Henegouwenbeschuldigd
van den moord der 3 gebroeders Thirion, in het voorjaar van
'68 waardoor hij zich achtereenvolgens in het bezit heeft
gesteld van 6000 fr.; van het vergiftigen van zijnen schoon
vader Havrez in '68; van de vergiftiging zijner vrouw in '69,
en van het maken van een valsehen "wissel van 1000 fr.
Aan beide Huizen van den Landdag is den 5 door de
regeering voorgesteld om, uithoofde van de bijeenroeping
van den Rijksdag, de zitting te verdagen tot den 2™ Mei.
Het Huis der Afgevaardigden heeft besloten onmiddelijk tot
de eindberaadslaging overtegaan. Het Heerenhuis echter
heeft het voorstel naar eene bijzondere commissie van 15
leden verwezen en het den 7 met algem. tegen 11 st. ver
worpen in weerwil dat de graaf v. Bismarck zich krachtig
tegen de afstemming verzet had, als in strijd met het besluit,
dat de Rijksdag en de Landdag niet te gelijk zouden ver
gaderen en als een blijk van kleingeestigen naijver omtrent
dc belangen van Pruisen tegenover die van deu Bond. «In
dien gij voortgaat zeide hij van uw exclusief stand
punt een kloof te delven tusschen pruisische en duitsch-
nationale belangen, dan loopen onze wegen hemelsbreed uiteen
en zullen wij elkander waarschijnlijk niet wederzien."
Het Heerenhuis heeft denzelfden dag het wetsontwerp tot
opheffing der belasting op liet gemaal en het geslacht voor
alle stedenmet uitzondering voor Bromberg verworpen.
Aan deu hoogleeraar liiepert is, overeenkomstig het voor
stel der Academie van Wetenschappen, eene staatssubsidie
toegezegd van 2000 th. voor zijne wetenschappelijke reis
naar het Oosten; de hoogleeraar zelf had slechts 1200 th.
aangevraagd.
De Keizer van Oostenrijk heeft den Koning zijnen dank
doen betuigen voor de wijze, waarop de Aartshertog Karei
Lodewijk te Berlijn ontvangen is.
Den 5 hebben meer dan 250 leden der nationaal-liberale
partij in Noord-Duitschland te Berlijn eene vergadering ge
houden, onder voorzitting van den lieer r. Bennigsen die
in zijne openingsrede aandrong op nauwe aaneensluiting
tegenover het gevaar, dat uit de organisatie der clerikalen
en conservatieven zou kunnen ontstaan, indien die elementen
in de volgende zitting van den Landdag de meerderheid
mochten uitmakenen waardoor de regeering verleid zou
kunnen om weder den weg inteslaan van vóór 1866. Na
afloop der vergadering werd 4000 th. geteekend voor een
fonds, ter bestrijding der noodige kosten.
Te Keulen wordt een adres van sympathie geteekend aan
dr. Dollinger, 't welk reeds een aantal namen draagtook
van conservatieven en streng-catholieken.
De Noordduitsche Rijksdag is tegen den 14 bijeengeroepen.
De Koning heeft geweigerd het adres van antwoord der
Eerste Kamer te ontvangen, omdat het, de beginselen van
het ministerie aantastende zonder daarvoor eenige bevattelijke,
feitelijke of wettelijke gronden aantegeven, niet overeenkomt
met den geest van verzoening, waarop hij in de troonrede
had aangedrongen.
De goede verstandhouding tusschen den Koning en de
koninglijke prinsen is, door de bemoeiingen van hertog Karei
Theodoor en van den prins v. Hohenlohe weder hersteld.
OOSTENRIJK. Uit Praag is aan den beierschen hoog
leeraar Dollinger een adres van dankbetuiging gezonden
o.a. door 13 catholieke hoogleeraren. waaronder 5 geestelijken,
onderteekend.
Huis der Afgevaardigden. Den 7 heeft de heer Rech-
bauer een voorstel ingediend tot regeling der verhouding
tusschen Kerk en Staattot opheffing van het concordaat
en tot invoering van het burgerlijk huwelijk. Hij achtte het
meer dan ooit tijd zich met genoemde onderwerpen bezig te
houden, nu Rome een hinderpaal in den weg wilde stellen
aan de ontwikkeling der menschheid en nu de Kerk den
handschoen had toegeworpen aan den Staat. Het voorstel
werd verwezen naar eene commissie van 15 leden, waarvoor
o.a, stemden de aanwezige ministers Giskra en Stremayr
en een gedeelte der poolsclie leden. Vervolgens werd het
handelsverdrag met Engeland zonder discussie aangenomen.
HONGARIJE. De zetters in alle drukkerijen te Pesth
hebben den arbeid gestaakt. De uitgevers der dagbladen
zijn overeengekomen om, zoolang de strike duurt, aan hunne
gezamenlijke geabonneerden eene courant van een half vel
de belangrijkste berichten beknopt vermeldende, toetezenden
De onfeilbaarheidspetitie, door 410 prelaten onderteekend,
is den Paus toegezonden. Nog 100 andere prelaten zullen
voor de onfeilbaarheid stemmen, maar hebben om verschil
lende redenen de petitie niet geteekend.
Volgens de augsburgsche Allg. Zeitung heeft de welspre
kende redevoering, op 25 Jan. door msgr. Strossmayer, bis
schop van Bosnia en Smirnio, in het comité-generaal van
liet concilie gehoudeneen zeldzaam grooten indruk gemaakt.
Hij drong er op aan om alles, wat niet in verband staat
met de eenheid der Kerkaan den werkkring der con
gregatiën te onttrekken, om meer veelvuldig conciliën te
houden, om aan de provinciale Synoden invloed op de keuze
der bisschoppen te geven en om decentralisatie in de Kerk
intevoeren, wijl de eenheid wel is waar hare hemelsche har
monie uitdrukt, maar eene geest doodende, ondragelijke een-
toonigheid is, zoolang zij het recht en het eigenaardige van
de verschillende bestanddeelen der christenheid niet ontziet.
De bisschoppen van Tarbes en van Lerida zijn over
leden. D» vele sterfgevallen onder de vaderen van het con
cilie worden toegeschreven aan het te Rome heerschende
ongemeen gure weder, waartegen de woningen geene genoeg
zame beschutting aanbieden.
Americaansche en eenige fransche prelaten hebben een
postulatum onderteekend, waarbij het concilie wordt uitge-
noodigd de gallicaansche leerstellingen in 't algemeen te
veroordcelen en de belijdenis en verbreiding daarvan te verbieden.
In de, in het schema betreffende de dogmatiek voorgestelde
Canones de Ecclesia worden veroordeeld de afkeuring der
onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden, de meening
dat de Kerk eene aan het burgerlijk gezag onderworpen
vereeniging is, die dat de Kerk slechts raden en overreden,
maar niet gebieden en door straffen dwingen mag, die
dat de kerkelijke wetten geene kracht hebben, tenzij door
het burgerlijk gezag bekrachtigd, enz.
Op het oogenblik telt het concilie, behalve de Paus, 758
leden. 4 Prelaten zijn met verlof afwezig en 8 sedert de
opening overleden. "Van deze 770 belmoren 704 tot den
latijnschen ritus (276 uit Italië) en de overigen tot de ar-
menische en andere oostersche ritussen.
KoLONiëN. Uit Havanna is telegrafisch bericht ontvangen
dat de iusurgenten bij la Trinidad verslagen zijn en dat zij
aldaar 3 stukken geschut hebben verloren. 2 Generaals der
opstandelingen, met hunne gezinnen, hunne papieren en hun
geld. zijn op een ander punt van Cuba gevangengenomen.
"Volgens eene mededeeling in de Cortes, zijn de"insurgenten
in 2 ontmoetingen geslagen.