Tweeenzeven t igste J aargang. 1870. No. 20. LO Ni A G 15 MEI. (Ü>ffictccl (öebccltc aanbesteding. De voorgestelde wijziging der armenwet. 2®lckclijï*schc Berichten. België. Luxemburg. Pruisen. Wiirtemberg. Oostenriik-lloiigariie. A I k M A A Doze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal 0,65, franco per post, f ©,80. afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER ZOON. R NT. De Advertentiën kosten van 1—5 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. Rij dn ze Courant behoort een bijblad. PROVINCIALE WATERSTAAT van Noord-Holland. Op Donderdag den 19 Mei 1870. des namiddags ten halt drie ure zal aan het lokaal van het provinciaal bestuur van Noordholland te Haarlembij enkele inschrijving worden aanbesteed; a. De doinbeplanting en liet stellen van rietschut tingen op Texel en den vasten wal van Noord holland, in drie perceelen. b. Het leveren van brikzet- en stortsteen en bet bestorteu der ïleldersche zeewering, in twee perceelen. De bestekken zijn, tegen betaling van 20 cents per exem plaar, verkrijgbaar' aan het lokaal van het provinciaal bestuur voornoemdaan het bureau voor buitenlandsche paspoorten op het Stadhuis te Amsterdam en bij den Opzigter van den Waterstaat W. Ph. de Kruijff te Helder. Nadere inlichtingen kunnen worden verkregen bij den Hoofdingenieur van den Waterstaat te Haarlemhij urn Ingenieur J. M. F. Ifellan te Alkmaar en bij den Opzigter W. Ph. de Kruijff te Helder. P A T ENTEN. BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat de in de maanden Eebruarij Maart en April 1870 aangevraagde pa tenten van de gemeente-seeret arie kunnen worden afgehaald, van 16 tot en met 80 Mei 1870, 's morgens van 9 tot 2 uren Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 14 Mei 1870. De ^etans, NUHOUT VAN DER VEEN. De KAMER van KOOPHANDEL en EABRIEKEN te ALKMAAR maakt bekend, dat van Maandag 16 tot Zaturdag '21 Mei e.k., van 's voormiddags 10 tot 's na middags 2 ure, in haar gewoon lokaal op het Stadhuis, ter lezing zullen liggen: 1 Statistiek van het Koningrijk der Nederlanden, behelzende de staten van de in-, uit- en doorgevoerde voornaamste handelsartikelen gedurende de maand Maart 1870. 2. Een opgaaf van den handel en de scheepvaart van Groot- Brittanje en Ierland, gedurende de maand Jan uarij lb/0. 3. Tabellarisch overzigt van den handel teLubeck in 1868. 4. Kort verslag van den handel te Libau in 1869. 5. Verzameling van konsulaire en andere berigten en verslagen over nijverheid, handel en scheepvaart. III, 3 en 4. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voornoemd. Alkmaar E. M. AGHINA, Voorzitter. 13 Mei 1870. J. P. KRAAKMAN, Secretaris. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 1«. helft der maand April 1870. G. E. HENSE, Amsterdam GELEIN Haarlemmermeer; A. SPAANDERS, Harderwijk; Mej. H G IJ ZEN BERG MeppelH. C. van VELZEN. Nieuwediep; A. NANNES, Stolwijk; J. SCHOORLWogmeer; K. SCHOLTEN, IJs- selmuiden. Van het hulpkantoor te Wogmm P. BAND, Edam. Gedurende de maand Januari'] 1870. BelgieGebr. RENANT, Aalst. FrankrijkP. MAURITS, Paris. Het wetsontwerp datna verwerping van alle voorgestelde wijzigingen, op 8 April 1.1. door de Tweede Kamer met 54 tegen 14 stemmen onveranderd is aangenomen, zal, wanneer het door de Eerste Kamer is goedgekeurd, op de bur gerlijke armenverzorging van belangrijken invloed zijn. Het heft het zoogenaamde domicilie van onderstand op. Zooals bekend is, wordt volgens de bestaande wet van 28 Juni 1854 door de burgerlijke besturen aan de armen onderstand ver leend voor rekening van hun geboorteplaats. Is de verblijf plaats van den arme tevens zijn geboorteplaatsdan is de zaak eenvoudig; maar is dit niet het geval, dan is de gemeente waar de arme werd geborenverplicht den onderstand die hem door het armbestuur zijner verblijfplaats wordt verstrekt, te ver goeden. Dit //restitutiestelsel" vervalt van zelf door de voor gestelde wijziging. Overigens blijft het stelsel der wet ge heel onveranderd. Het hoofdbeginsel, dat de ondersteunin der armen in de eerste plaats wordt overgelaten aan de ker kelijke en bijzondere instellingen van weldadigheid, blijft be waard. Geen burgerlijk bestuur mag onderstand aan armen verkenen, dan na zich zooveel mogelijk overtuigd te hebben dat zij die ondersteuning niet van kerkelijke of bijzondere instellingen van weldadigheid kunnen erlangen, en dan nog alleen bij volstrekte onvermijdelijkheid. De arme die van goc- nerlei kerkelijk armbestuur noch van eenige andere instelling van weldadigheid onderstand kan verkrijgen, meldt zich aan bij bet burgerlijk bestuur van de gemeente waar hij op dat oogenblik verblijft, en dat bestuur beslist op zijn aanvraag. maar altijd voor eigen rekening, onverschillig waar die arme is geboren. Op zich zelf is dit stellig een voordeel. Onderstand ge ven voor rekening van een andere gemeente isin verband met de voorwaarde der volstrekte onvermijdelijkheid, wat ai te gemakkelijk. Het burgerlijk bestuur moet zich overtuigen dat de arme bij de kerk en hij de particuliere inrichtingen te vergeefs heeft aangeklopt; in de tweede plaats, dat de ondersteuning volslrekt onvermijdelijk is; want de onder stand dien het verleentheeft niets te maken met welda digheid 't is een bloote politiemaatregel. Dit is een lastig en onaangenaam werk. Geen wonder, dat wij dan ook in de bij hot nieuwe wetsontwerp gevoegde Memorie van Loe- lichting lezen: "Menig burgemeester die aanvankelijk met lofwaardige volharding het beginsel getrouw bleef, liet het allengs los. Het was toch eigenlijk slechts iu het belang van vreemde gemeentendat hij zich al die moeite aan de wei gering verbonden getroostte, en die vreemde gemeenten be kreunden zich in het geheel niet om het belang der zijne. Men verloor uit het oog, dat men, zich zeiven ontlastende door een ander te bezwarendien anderen tot gelijke hande ling jegens zich aanspoorde." Inderdaad, een zoo strenge, schier hatelijke vasthoudend heid in het belang van andere gemeeuten is niet te vergen. En bovenal moeilijk wordt het standpunt van het burger lijk bestuur door deze omstandigheid, dat de kerkelijke arm besturen niet op restitutie kunnen bedeelen, niet de geboor teplaats als domicilie van onderstand aannemenmaar eenvou dig naar vermogen allen bedeelen die binnen de grenzen der gemeente of der parochie wonen. Een kerkelijk armbestuur kan ook geen ander stelsel aannemen. Waar weldadigheid de drijfveer moet zijn, gaat het niet aan voor rekening van een ander wel te doenmet de rechter hand een aalmoes uit te reiken en met de linker zich te gelijkcr tijd schadeloos te stellen door een greep in anderer beurs. Vóór 1854, on der dc wet van 1818 waren ook de kerkelijke armbesturen gebonden aan een daarbij bepaald domicilie van onderstand, de vierjarige inwoning, en tot restitutie van verleenden on derstand door andere besturen verplicht. Te recht merkt de Regeering opdat een terugkeer tot zulk eeu toestaud onmo gelijk is. Geen burgerlijke wet mag aan de kerkgenootschap pen dwang opleggen, noch hun voorschrijven hoe zij hunne bedeeling hebben in te richten. Onze armenwet laat in be ginsel de ondersteuning der armen aan de kerkelijke en bij zondere instellingen van weldadigheid over, en komt slechts waar deze te kort schieten, bij volstrekte onvermijdelijkheid te hulp. De Staat dient zich dus in dit opzicht te schikken naar de kerkgenootschappen. Hij moet den toestand aanne men zooals die is, en aanvullen wat ontbreekt en nogtans onmisbaar is. Een ander domicilie van onderstand aan te ne men dan de kerkgenootschappen hadden aangenomen, was daarom een fout. Wat was dan ook het gevolg? Een arme, elders geboren, meldde zich om onderstand aan bij het kerkelijk armbestuur van zijn woonplaats. Het arm bestuur verkeerde in den toestand waarin zich natuurlijk de meeste armbesturen bevinden: het had veel moeite om zelfs aan de meest gegronde aanvragen om onderstand te voldoen. Zijn reglement schreef wel voor, alle leden der kerk die binnen de grenzen der gemeente wonen te ondersteunenmaarniemand is toch verplicht meer te doen dan hij kan. Als het de armen die elders geboren zijn afwijst, dan houdt het voor eerst des te meer over voor de in de gemeente geboren armen, en die van elders zijn gekomen kan het zonder bezwaar voor de gemeentekas naar het burgerlijk armbestuur verwijzen. Im mers dit bestuur zal weinig bezwaar maken den gevraagden onderstand te verleenen, daar de geboorteplaats van den arme dien toch moet vergoeden. Is het dan geen dwaasheid, zijn eigen armen, die iu de gemeente zijn geboren, te benadeelen door onderstand te geven aan vreemden, die anders toch door het burgerlijk armbestuur voor rekening van hun geboorte plaats geholpen worden Zoo wordt de arme verwezen naar het burgerlijk armbestuur. Dit ziet den toeleg van het ker kelijk bestuur. Het behoort dieu tegen te gaan; maar welke dat ondersteuning wil in zeer ruimen kring, van alle behoef- tigen die binnen het kerkelijk ressort der gemeente wonen allereerst en bij voorkeur van de lidmaten der gemeente en hunne kinderendoch daarnavoorzoover de beschikbare middelen strekken, ook van armen die geen lidmaten zijn, hij de Hervormden klaagde de Synode in hare cironlaire van den 15 November 1858 over nalatigheid in deze woorden: //Maar hebben wij^ ruime stoffe van blijdschap en moeten wij vele kerkeraden en Diaconiën prijzen wegens de ge trouwheid en liefde, waarmede zij hunne roeping in dezen vervullen, Broeders! wij mogen u niet onkundig laten van de redenen, waarom wij dezen lof niet aan alle mogen toebrengen, ja, ons zelfs over de handelwijze van sommige Diaconiën zeer zouden moeten bedroevenzoo wij haar niet voornamelijk aan misverstand omtrent de beteekenis en be doeling van liet Synodaal reglement toe wilden schrijven. //Zoo worden er Diaconiën gevonden, die, nu eens in de kerkelijke bepalingen dan weder in de voorschriften der bur gerlijke armenwet, eene aanleiding zoeken, om zich aan de ondersteuning van die armen te onttrekken, welke wegens het wettig ingevoerde reglement onbetwistbaar de voorwerpen van hare zorgen zijn; die, ofschoon haar de middelen niet ontbre ken, weigeren om in de behoeften van de arme lidmaten der gemeente te voorzienwanneer zij elders geboren zijnof de vrijheid, haar door het reglement gelaten, dermate misbrui ken, dat zij hare armenverzorging willekeurig inkrimpen en de behoeftigen "aan de zorg van het burgerlijke armbestuur overlaten, uit overweging doorgaans, dat de oefening der liefdadigheid zieh geene banden mag doen aanleggenmaar daarbij vergetende, dat de liefde, naar gelang zij ruimer en oubekrompener werd geoefend, immer de hechte band der volmaaktheid bevonden is. »Zoo zijn erdie de arme lidmaten wel niet zonder onder steuning laten, maar zoodra deze gestorven zijn, hunne ach- tergelatene kinderen aan de barmhartigheid der burgerlijke armbesturen overgeven, ofschoon deze kinderennaar dc letter en den geest van art. 7 in niet mindere mate dan de arme lidmaten der gemeente aan de zorg der diakenen zijn aanbe volen; ofschoon de naauwe betrekking, waarin hunne vaders eu moeders tot de gemeente gestaan hebben, hun veeleer moest dringenom zich het lot dier weezen en verlatenen met vermeerderde naauwgezetheid aan te trekkenen het doel dat art. 12 ten aanzien van de kinderen der bedeelden be oogt, bij een groot aantal van hen dreigt verijdeld te worden, wanneer zij aan de burgerlijke armbesturen worden overgedra gen, die als zoodanigen geene weldadigheid uit het beginsel van godsdienst oefenen. Het spreekt toch wel van zelve, datwanneer arme lidmaten verzorgd wordenhierin hunne kinderen ook begrepen zijn, en in art. 7 derhalve geene kinderen zouden genoemd zijnwanneer daaronder niet de minderjarigen moeten verstaan worden, door den dood van lidmaten als hulpelooze weezen achtergebleven, terwijl zelfs de meerderjari gen, al mogen zij geene belijdenis des geloofs hebben afge legd, wegens hunne Hervormde afkomst niet van de zorg der diakenen zijn uitgesloten en slechts de beperktheid van de middelenover welke diakenen te beschikken hebbenhun in het dringend belang der andereu grond kan geven, om hunne zorg vooreerst niet verder uit te strekken. //Broeders! wanneer gij genoemde of soortgelijke wijzen van handelen toetst aan de beginselen of hoofdbepalingen van het Synodaal reglement, die wij u hierboven herinnerd hebben dan zult gij het zeiven erkennen, dat vele Diaconiën daarmede van de kerkelijke verordening afwijkenen den aard en het doel der kerkelijke armenverzorging dikwijls ten eenenmale miskennen. En, wanneer hieruit dau gedurig botsingen en oneenigheden tusschen de burgerlijke en kerkelijke armbesturen ontstaan en daarover door de Hooge Regeering aanhoudend klagtenbij de Synode of hij hare Commissie worden ingediend dan wraakt gij het gewisselijk niet, dat wij tot u allen de ernstige opwekking rigten, om u toch getrouw en naauwge- zet aan de voorgestelde regelen te houden." verdienen aller behartiging. "Ofschoon het regiement dan ook al verklaart, dat de arme lidmaten en hunne kinderen allereerst en bij voorkeur de voor werpen van hare zorg zijn, immers omdat deze tot hare gemeente iu de naauwste eu teederste betrekking staan en zij de huis- genooteu des geloofs zijn, wier welzijn der gemeente ter liefde van haren Heer het meest ter harte moet gaan; het bedoelt geenszins, dat de Diaconiën hare armenverzorging tot den kring van hare lidmaten en hunne kinderen zullen beperken; het wil ook bevorderen, dat zij, die geene lidmaten zijn, die, hetzij ze door den doop in hare gemeenschap zijn inge lijfd, hetzij ze door geboorte uit Hervormde ouders of door den overgang hunner ouders tot de Hervormde kerk gere kend mogen worden tot haar in betrekking te staande vruch ten der Christelijke liefdadigheid plukken, indien hare mid delen daartoe ook maar eenigermate strekken en de verzor ging der arme lidmaten hierdoor niet behoeft te worden in gekrompen. Ja, het beoogt aan de kerkelijke armenverzorging van lieverlede den ruimsten omvang te geven, door den diake nen aan te bevelen, dat zij doen, wat in hun vermogen is, om, vooral door beroep op de liefdadigheid der gemeente, hunne middelen meer en meer uit te breiden. Wanneer alle hoogere kerkelijke besturen in dezen geest hun invloed doen gelden, krachtig en bij voortduring doen gelden, dan kan het beginsel onzer armenwet meer en meer een feit worden: de ondersteuning der armen wordt in den regel overgelaten aan de kerkelijke en bijzondere instellingen van weldadigheid; alleen bij uitzondering komt het burgerlijk bestuur te hulp, v- T)- onaangenaamheden! En dat voor een vreemde gemeente! In derdaad, ieder zal instemmen met de woorden der Memorie van Toelichting//Pal te staan voor het beginsel der wet, zich eene reeks van onaangenaamheden en twisten op den hals te halen, nu door de vervulling eener eenvoudige for maliteit zoowel het kerkelijk armbestuur als de gemeentekas van aanzienlijke uitgaven kon worden ontlastdit was van de meeste burgerlijke besturen te veel gevergd." De hoogere kerkbesturen mochten daar al tegen opkomen, en de armbesturen tot meer ijver, tot inspanning van alle krachten en tot nauwgezette opvolging van de kerkelijke re glementen aansporen, niet alle waren even volgzaam, vooral niet daar waar de liefdegiften karig vloeiden. Bij de Her vormden waar overigens de Synode krachtig waakt voor de opvolging van het Synodaal reglement voor de diaconieën De nieuwe wet immers het is wel te verwachten dat de Eerste Kamer het voorbeeld der Tweede zal volgen de nieuwe wet neemt deze moeilijkheid, deze nadeelige plichts betrachting voor de kerkelijke besturen, dezen strijd tusschen kerkelijk en burgerlijk armbestuur weg. Men mag verwachten, dat dit een spoorslag mag zijn voor de kerkelijke armbesturen om nog meer dan vroeger alle krachten in te spannen om hunne inkomsten te vermeerderenten einde in den ruimsten kring aan hunne schoone roeping te voldoen. Wanneer voort aan een door een kerkelijk armbestuur afgewezen behoeftige on derstand ontvangt van het burgerlijk armbestuur, geschiedt dit altijd ten koste der gemeentekas, dat is: ten koste van de beurzen der ingezetenen. Het Synodaal reglement voor de diaconiën der Nederlandsche Hervormde kerk bevat in dit opzicht uit stekende voorschriften, en de woorden voorkomende in de reeds vermelde toelichtende circulaire van 15 November 1858 Kamer van Atgevaardigden. Den 7 is de wetsvoor- dracht tot het verleenen eener som van 15 miljoen fr., ten behoeve van onderscheidene werken van algemeen nutmet 66 tegen 1 st. aangenomen. Een wetsontwerp werd inge diend tot het verleenen van concessie voor spoorwegen van Eeekelen over Hoogstraeten naar de lijn Turnhout-Tilburg met een zijtak van Hoogstraeten naar de nederlandsche gren zen in de richting van Breda, en van Antwerpen naar de zelfde grenzen in de richting van Woensdreclit. Op den spoorweg tusschen Luxemburg en Arlon, bij het station Bommeldingenis een, van eene helling dalende, zwaar beladen goederentrein tegeneen stiistaanden personen trein aangereden, waardoor 13 reizigers omgekomen en 19 a 20 gekwetst zijn. De stationschef en 2 beambten zijn in hechtenis genomen. Tolparlement. Den 5 is het voorstel van den heer Bamberger, om de beoogde eenheid van het muntstelsel ook ot het gebied der zuidduitsehe Staten uittestrekken, aange nomen, in weerwil der bedenkingen van eenige zuidduitsehe Afgevaardigden, die daarin eene overschrijding van de be voegdheid der vergadering meenden te zien, hoewel zij ove rigens de noodzakelijkheid eener hervorming van het munt stelsel erkenden. Den 6 hebben baron v. Patow en anderen, bij de tweede le zing van het ontwerp tot hervorming van het tarief voorge steld om het invoerrecht op ruw ijzer, overeenkomstig het den 3 verworpen voorstel-Niendorf, op 2^ s.gr. vasttestellen, het van de rijst te heffen recht tot 15 s.gr. te verlagen, maar daarentegen de door de regeeringen voorgestelde ver hooging der belasting op de koffie tot 5J th. goedtekeuren en van de verlaging der inkomende rechten op de katoenen garens aftezien. De minister Delbrilck verklaardedat de regeeringen zich met dit amendement als een ondeelbaar ge heel wilden vereenigen, en met 186 tegen 84 st. werd liet aangenomen. Den volgenden dag werd het tarief in zijn geheel met 179 tegen 65 st. goedgekeurd en de zitting ver volgens door den Koning gesloten. Noordduitsche Rijksdag. Den 9 zijn de zittingen her vat en is een aanvang gemaakt met de derde lezing van het budjet voor het Verbond. Verscheidene verzoekschriften waren ingekomen ten betooge, dat, zooals reeds in Mecklen burg bestaatop den Staat de verplichting rust om hun die In een strafproces zijn vrijgesproken, eene schadevergoe ding toetekennen. De 10 heeft de heer Lasker zijn voorstel herhaald 0111 den post van 30000 th., als bijdrage van Pruisen voor het waar nemen van uitsluitend pruisische belangen door het Bonds- ministerie van buit. zaken, te schrappen. Nadat de minister Delbrück de billijkheid der bijdrage verdedigd had, werd liet voorstel met eene groote meerderheid verworpen. De 9 is te Stuttgart overleden de troonopvolger prins I're- derik, broeder desKoninggeboren in 1808. Zijn zoon Wilhelm, thans de vermoedelijke troonopvolger, jis 22 jaren oud. OOSTENRIJK. Op het einde van April bedroeg de vlottende schuld slechts 818 minder dan het bij de wet bepaalde maximum van 412 miljoen. De poolsche partijhoofden Orocholski, kmolka, Ayblickiemcz

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1870 | | pagina 1