Tweeenzeventigsle
J aargang.
1870.
No. 21.
Z O N I) A G
22 MEI.
(Officieel (öcbccltc
Laatste Inschrijving voor de Schutterij,
IMngsdag^len l i'Uriag'e? Slciu.s.
f)o(itick ©ucrsiclit.
Mlckcltjkschc ISetrichteu.
IK e 1 gi e.
ALkMAARSCHE COl'UANT.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal O.G&, franco per post f O, SO,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers 11EItMv COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 1—5 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR
maken zoowel aan de ingezetenen dier gemeente als aan de
bewoners der omstreken bekend, dat met September a.s. de
Rijks hoogere burgerschool met driejarigen cursus alhier in
eene met vijfjarigen cursus zal worden veranderddat vol
gens art. 17 der wet, houdende regeling van het middelbaar
onderwijs, aan eene dergelijke school onderwijs wordt ge
geven in de volgende vakkena. wiskundeb. beginselen
van de theoretische en toegepaste mechanicavan de kennis
van werktuigen en van de technologie; c. natuurkunde en
hare voornaamste toepassingen; d. scheikunde en hare voor
naamste toepassingen; e. beginselen der delfstof-, aard-, plant
en dierkunde; f. die der kosmographie; g. de gronden van
de gemeente- provinciale- en staats-inrigting van Nederland;
h. staathuishoudkunde en statistiek, inzonderheid van Neder
land en van zijne koloniën en bezittingen in andere wereld-
deelen; i. de aardrijkskunde; k. de geschiedenis; l. de ne-
derlandsche taal en letterkunde; m. de fransche taal en let
terkunde; n. de engelsche taal en letterkunde; o. de hoog-
duitsehe taal en letterkunde; p de beginselen der handels
wetenschappen, daaronder die der warenkennis en het boek
houden; q. het schoonschrijven; r. het hand- en regtlijnig
teekenenen s. gymnastiek
dat zij die wenschen toegelaten te worden tot de lessen dier
school, de vereischte kennis moeten bezitten om het onder
wijs in de 1" klasse met vrucht te kunneu volgen; dat het
programma van de vereischteu bestaat uit het volgende
Nederlandsehe Taal.
Met oordeel lezen van eene eenvoudige leesstof. Eenige
kennis van zins- en spraakkundige ontleding. Kennis van
de voornaamste spelregels. Kennis van de verbuiging der
naamwoorden en de vervoegieg der werkwoorden. Eenige
geoefendheid in het schrijven zonder taal- en spelfouten
blijkende uit een dictee,
Fransche Taal.
Kennis der veranderingen bij lidwoorden, zelfstandige naam
woorden bij voegelijke naamwoorden voornaamwoorden en
werkwoorden, de onregelmatige ingesloten. De kennis zal
moeten blijken door een mondeling examen en door het ver
talen van eenige Nederlandsche volzinnen in het Fransch.
Genoegzame woordenkennis om een eenvoudig opstel in
proza uit het Eransch in het Nederlandsch over te brengen.
Gescheidenis.
Bekendheid met de hoofdpersonen en voornaamste feiten
uit de algeraeene geschiedenis. Eene meer uitgebreide keu
nis van die des vaderlands.
Aardrijkskunde.
Kennis van de hoofdtrekken der natuur- en staatkundige
aardrijksbeschrijving van Europa, als: de loop der groote ri
vieren, de ligging en loop der voornaamste gebergte en berg
ketens, de verdeeling van het werelddeel in landen en staten,
de grenzen van deze, de betrekkelijke ligging van de meest
bekende steden enz., een en ander vaardig op eene blinde
kaart aan te wijzen. Eenige meerdere kennis van Nederland.
Rekenkunde.
Vaardigheid om getallen en t.iendeelige breuken in cijfers
uit te drukken en omgekeerd, in cijfers uitgedrukte getallen
en tiendeelige breuken uit te spreken. Een duidelijk begrip
van eene gewone breuk (teller en noemer), kennis van de
gewone herleiding der verschillende soorten van breuken en
van de gronden waarop die herleidingen berusten. Kennis
van de vier hoofdregels, toegepast op geheele getallen, tien
deelige en gewone breuken. Bekendheid met het metrieke
stelsel, waaronder wordt verstaan een goed begrip van de
verhouding tusschen de verschillende maten en hare onder-
deelen en veelvoudenbenevens kennis van de in het dage-
lijksch leven meest gebruikelijke maten. Vaardigheid in de
oplossing van eenvoudige vraagstukken met benoemde en
onbenoemde getallen. Vooral wordt daarop acht gegeven
of de aspirant gewend is zulks zorgvuldig en oordeelkun
dig te doen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
AlkmaarA. MACLAINE PONT.
22 April J870. De Secretaris
NUHOUT van dek VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden
Dat de verkiezing van een Lid voor den Gemeenteraad
alhier, in vervanging van den heer Dr. 1.. de Sonnavilledie
als zoodanig heeft bedankt, zal plaats hebben ten raadlniize
dezer gemeente, op Woensdag 15 Junij e.k., en zoo er eene
herstemming mogt noodig zijn, op Woensdag 29 Junij daar
aanvolgende in beide gevallen van des voormiddags 9 tot
des namiddags 5 uur.
Burgemeester en Wethouders vcoruemd,
Alkmaar. A. MACLAINE PONT.
18 Mei 1870. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
POLITIE.
Ter terugbekoming is aan het commissariaat van politie
voorhanden het navolgende gevondeneals29 stuks J duims
kantdeelen, een achterkrat van een wagen en een onderstuk
van een gouden oorhanger.
Maar menig boschjen, voor geneucht,
En menig grotvoor rust geschapen
aldus besluit Byron, volgens ten Kates vertalingeen prachtige
beschrijving van Griekenlands schoonen grond en heerlijk
klimaatWaarin de zeevrijbuiter loert,
Wiens bark, verborgen in 't gebladert',
De prooi verbeidt, die argloos nadert,
En zich 't verderf in de armen voert;
Want naauw weerklinkt de zeemansluit.
En rijst de maan ten golven uit.
Of, sluipend uit zijn krocht getreden,
Met luchte riemspaan voortgegleden
Stort zich de nachtdief op zijn buit,
En doet zijn vrolijke avondzangen
Door reutiend doodsgehuil vervangen.
't Is vreemd voorwaar, dat in een oord,
Dat, vloeiende van zaligheden,
Zoo schoon was als een Hof van Eden,
En zelfs den GodeD had bekoord,
De menschwaanzinnig voortgejaagd
Den grond ter woesterny hervormt,
En iedre bloem ter neder stormt,
Die nooit één zweetdrop had gevraagd
Maar steeds hem voor te komen zocht
Door goedig 't hoofdjeii op te steken.
En dit alleen scheen af te smeken,
Dat liy haar schoonheid sparen mocht
Vreemd, dat waar enkel vrede lacht.
De hartstocht woedt in al zijn kracht,
En tyranny en zondensehuld
Dit heerlijk land in duister hult:
Het is, als zag men 't throongestoelt'
Der overwonnen Englendrommen
Door Satans Geestenheir beklommen
Van helsche razerny doorwoeld;
Zóó schoon zóó rein zóó vol verrukking
Is heel die frissche lustwarand,
Zóó afschuwwekkend de onderdrukking
Van ee:i gevloekten dwingeland!
Zoo zong Byron vóór een halve eeuw, in 1813. Omtrent
den ellendigen toestand van Griekenlands bewonersook
omtrent hun diepe zedelijke verdorvenheid bestond geen ver
schil van gevoelen. Eeuwen van drukkende, vernederende,
verlagende en verguizende slavernij hadden haar gewone vruch
ten voortgebracht. Een gelijkstelling met het in het oosteu
zoo verachte hondenras had hen langzamerhand doen afdalen
tot den laagsten trap van zedelijkheid, en alle verheven ge
voelens elk hooger strevenelk begrip van eigenwaarde
elk gevoel van recht, plicht en eerlijkheid in hen gedood.
Zy kruipenin het slijk begraven
getuigt onze dichter
Als slaven van een bende slaven,
Yan 't wiegjen naar het graf,
Alleen door 't kwade in vlam gezet.
Door iedre zondenvlek besmet,
Die hen beneden 't dier verlaagt,
En de Englen schaamte in 't aanschijn jaagt!
Hun sluwe geest, hun list alleen
Is van de glorie nagebleven
Die 't hoofd der Vaadren mocht omzweven,
Maar als een meteoor verdween.
Vergeefs zou hen de vrijheid smeken,
Hun ziel van uit heur boei te ontslaan,
Den nek manmoedig op te steken,
Hun bloedig juk aan stuk te breken.
En te overwinnen of vergaan.
In zijn laatste meening heeft de dichter, zooals hem zeiven
later is gebleken, zich bedrogen. Aan moed ontbrak het. den
Griek niet. Het roovers- en vrijbuitersbedrijf was wel in
staat geweest dien levendig te houden. Een bevrijdingskrijg
tegen den gehaten Turk had reeds wegens het avontuurlijke
alleen veel aantrekkelijks voor hemveel dat met zijn lust
en neiging overeenkwam. Maar zich daarna te gedragen als
een rustig, ordelijk volk van de negentiende eeuw, als een
vrij, zich zelf besturend volk met een constitutioneel Koning
schap een Volksvertegenwoordiging en verantwoordelijk
Ministerie, alles overeenkomstig de staatkundige behoeften
of begeerten der beschaafde Europeesche natiën van onzen
tijd, dat was een geheel andere zaak. Daarvoor was het
Grieksclie volk ten eeneu male ongeschikt, daarvoor ontbra
ken alle vereischten. Het had nooit de school doorloopen
van eigen geleidelijke ontwikkeling. Zijn verleden had het
integendeel een levenswijzegewoonten en denkbeelden eigen
gemaakt, die onvereenigbaar zijn met de hoedanigheid van
een goed staatsburger; het had hen afkeerig gemaakt van het
gewone dagelijksche leven van den rustigen burger, van ge-
zetten arbeid, zorgzaam overleg, taai geduld en onvermoeide
werkzaamheid, die aan een volk welvaart en vooruitgang
verzekeren.
Griekenland kwam daarenboven onder de voogdij van eenige
beschermende mogendheden. Dit was, als gewoonlijk, op zich
zelf reeds een groot ongeluk. Daardoor werd zijn zorge
loosheid gevoeden het gevoel van verantwoordelijkheid
voor eigen daden onderdrukt. Immers de voogden zouden
zorgen en raad geven. Alweder als gewoonlijk, waren de
voogden het oneens en voerden zij een geheimen oorlog, om
elkander uit de voogdij te verdringen en zich bij den pupil
het overwicht te verschaffen. Rusland, Frankrijk en Enge
land deden te gelijker tijd hun invloed te Athene gelden,
streden om den voorrangbegunstigden de staatkundige
partijen in het land die zich het meest bereid toonden om
hunne leiding te volgenen bevorderden op die wijze krachtig
de onderlinge verdeeldheid die reeds het volk begon te ver
scheuren. Eindelijk begon Griekenland zijn nieuw leven met
de voor bet verarmde en uitgezogen land drukkende rente
van een vrij aanzienlijke schuld wegens leeningen tijdens den
bevrijdingsoorlog, en was de bevolking niet gewoon in de
belasting iets anders te zien dan de hatelijke afpersing van
een overweldiger, die naar willekeur en ten eigen bate over
goed en bloed beschikte.
Toch scheen Europa met een blijde en blinde hoop vervuld.
Van al die distelen zou men zeker weldra druiven lezen.
De afstammelingen der beroemde Hellenen immers de
bewoners van denzelfden grond zouden al die bezwaren
spoedig gelukkig te boven komen. De oudervinding heeft
echter die schoone, maar ongegronde verwachting niet ver
wezenlijkt. Regeeringloosheid, tweespaltarmoede traag
heid afkeer van rustigen dagelijkschen arbeidneiging tot
een avontuurlijk levenroof en wat daarvan in sommige
gevallen schier onafscheidelijk is moord kenmerken van tijd
tot tijd nog steeds sommige gedeelten van het Grieksclie
grondgebied. Nu begint Europa boos te worden. Waarom?
Omdat misschien Griekenland al de gegevens bezat om spoe
dig een welvarenden en ordelijken staat te worden? Nie
mand zal het beweren. Neen, Mevrouw Europa is boos omdat
zij zich bedrogen ziet in haar eigen dwaze verwachting, omdat
zij is teleurgesteld in haar zeer ongegronde hoop. Zij had
van dat kind zulke] schoone verwachtingenen nu beant
woordt hij er niet aan is dat geen reden om bedroefd en on
tevreden en boos op den jongen te worden? Het over
vallen van een Engelsch reisgezelschap door een rooverbende
in de van ouds beroemde velden van Marathon, schier onder
den rook van de hoofdstad, en het vermoorden van een viertal
gevangenen bij een wellicht onverantwoordelijk onverstandige
vervolging door de troepen, terwijl over een losgeld onder
handeld werd, hebben de maat doen overloopen. In de eerste
drift heeft de Engelsche dagbladpers er zelf van gesproken
een vloot naar de Grieksclie wateren te zenden, en zelf de
roovers te straffen en uit te roeien. Ook de Grieksche re
geering zou zware boete moeten doen.
Dat men pijnlijk getroffen wordt door een moord in koelen
bloede en in elk geval zonder noodzaak of zelfsbelang op
een viertal landgenooten gepleegd is zeer begrijpelijk. Maar
mag men de Grieksche regeering aansprakelijk stellen voor
het bestaan en de handelingen van rooverbenden op haar
grondgebied? Evenmin als de regeering van Italië. Ook
dit laatste land was ook onder de vorige regeeringen het
eigenlijke vaderland van de roovers. De roovers behoorden
tot de bijzonderheden van het land. Napels zonder lazzaroni
was Napels, Calabrië zonder roovers was Calabrië niet meer.
Nu behoort het ongetwijfeld tot de eerste plichten eener
regeering voor de openbare veiligheid te zorgen en bij gevolg
het rooversbedrijf tegen te gaan en uit te roeien. Doch
daartoe is een talrijke gewapende macht, veel geld en ook
tijd noodigwanneer het ingeworteld is in het leven en de
zeden van het volk. Elke nieuwe regeering heeft tal van
moeilijkheden te overwinnen en betrekkelijk veel tijd noodig
om zich behoorlijk te vestigen en ie regelen, en dan in Italië
in het dun bevolktebergachtige en boschrijke zuidelijk
ItaliëBevreemdend mag het dan ook genoemd worden
dat sommige dagbladen de tegenwoordige Italiaansche regee
ring, die nauwelijks een tiental jaren telt, er een verwijt
van makendat de openbare veiligheid er nog altijd zeer
onvoldoende is. Heeft men dan zijn herinnering van den
vorigen toestand verloren Het is daarom volstrekt niet
noodig de tegenwoordige regeering in alle opzichten te
verdedigen en haar bestuur voor te stellen als de volmaakt
heid nabijkomende. Men kan al het gebrekkigeverkeerde
of ondoelmatigedat er in te vinden mag zijntoegeven
toch is het niet te ontkennendat de onveiligheid en het
rooversbedrijf de vruchten zijn waaraan men de vorige regee
ringen kan kennendieal wil men veel verzachtende om
standigheden zoeken in volksaard en terreintijd genoeg
gehad hebben om in deze zaken verbetering te brengenmaar
het niet hebben gedaan. In plaats van te smalen op de machts
ontwikkeling ter verzekering der openbare veiligheid en be
teugeling van het rooversbedrijf, behoorden dezelfde bladen
deze maatregelen van ganscher harte toe te juichen, en de roovers
niet voor te stellen als mishandelde rustige onderdanen, wier
eenige misdaad zou bestaan in trouw aan hun verdreven vorst.
Griekenland en te arm en te zwak om te kunnen ver
wachten dat het de roovers zal uitroeien en allerwege vei
ligheid zal doen heerschen op de openbare wegen. Willen
vreemde mogendheden de regeering daarin behulpzaam zijn
dan mogen zij het daarenboven wel kosteloos doen, want de
reeds drukkende schuld van het land kan niet bezwaard wor
den. Inmiddels zal men geduld moeten hebbenen Grie
kenland en Zuid-Italië niet gelijk stellen met Frankrijk
Duitschland EngelandBelgië of Nederland. Men berus
te voorloopig in het feit dat het daar nog tamelijk onveilig
ismen reize er met behoedzaamheidof blijve thuis wan
neer men geen gevaar wil loopen. Men bedenke hoe het
vóór 20Ü en 100 jaren nog bij ons en elders gesteld was.
Vóór twee eeuwen was het Haagsche bosch zonder sterk
geleide niet genietbaar, en was men er ernstig op bedacht
een groote drijfjacht te houden om het van boos gespuis te
zuiveren. In 1661 werden er twee dames op een morgen
wandeling overvallen en in een afgelegen herberg gevangen
gezetwaaruit het ééne van haar gelukte te ontsnappen
waarna zij hulp inriep tot ontzet van de andere. In 1666
werd de advokaat Rooseboom op een zomer-avond met ééne
zijner nichten op een wandeling in de maliebaan door een
paar mannen met ontbloote degens overvallendie hem op
den grond wierpenzijn nicht met een touw om den hals
een eind weg voortsleurdenen beiden mishandelden en be
roofden. Ook in de steden was het 's avonds zeer onveilig.
Het behoorde volstrekt niet tot de zeldzaamhedendat de
ingezetenen 's nachts verschrikt werden door een woest ru
moer op straat, door vloeken en kretengevolgd door wa
pengekletter en een dof gesteun of gekermdat zijn ver
klaring vindt wanneer de dienaren der justitie in den vroe
gen morgen een lijk van de straat opnemen en wegbrengen.
Die in van Lennep's "Ferdinand Huyck" van de bende van
Jaco en Zwarten Piet heeft gelezen, heeft ook zeker geen gun
stig denkbeeld gekregen van de veiligheid in Holland en Utrecht
in de vorige eeuw. Bij plakkaat van 1760 van de Staten
van Holland, later nog herhaald en versterktwerden alle
bewoners van het platte land die boven de zestien jaren waren
verplicht zich van wapenen te voorzien en op het luiden
der klok, samen te komen, ten einde hunne door de omzwer
vende landloopers met roof bedreigde buren bij te staan. In
1770 was de overlast van de landloopers in de Meierij van
den Bosch zoo grootdat er in overeenstemming met den
Bisschop van Luik een generale jacht op hen werd bevolen.
Maar men behoeft zelfs geen eeuw terug te gaan. Als
de Engelschen zich herinnerden hoe het voor een paar jaren
met de veiligheid in Londen gesteld was, hoe daar 's avonds
ook zelfs het leven in gevaar was, dan zouden zij waarschijn
lijk niet zoo'n hoogen toon aanslaan tegen die arme en zwakke
Grieksche regeering. W. v. d. K.
Nadat dezer dagen de groote destilieerderij der heeren
v. d. Bergh en Comp. te Antwerpen was afgebrand, is in den
nacht van 1213 de bindrotting-fabriek der heeren v. Oye
v. Deurne $r Zoon die aan ruim 500 menschen werk gaf
in de asch gelegd.
De chineesche ambassade heeft den 15 Brussel verlaten
om zich naar Florence, Madrid en Lissabon te begeven.
Kamer van Afgevaardigden. Den 12 is met alg. st.
aangenomen een wetsontwerp tot het toekennen van 150 fr.
aan eiken loteling, die minstens 1 vol jaar bij zijn corps ge
diend heeft, en van 12 centimes daags voor het tijdsverloop,
't welk hij verder in vredestijd onder de wapenen doorbrengt,
waarvoor hij na zijn 55" levensjaar, of, door de krijgsdienst
ongeschikt voor een maatschappelijk beroep wordende, vroeger,
eene lijfrente of pensioen zal genietengelijkstaande met J
der in zijn credit gebrachte som. Tot goedmaking der
kosten van eerste oprichting van het lijfrentefonds en van
een fonds voor remplaceering wordt een crediet geopend van
50 miljoen en jaarlijks eene subsidie op de staatsbegrooting
gebracht.
Den 13 zijn aangenomen de voordracht tot het afstaan door
den Staat van de citadel van Gentdie tot het verleenen
van verschillende spoorweg-concessiënenmet 55 tegen
33 st., die tot het toestaan van een crediet van 100000 fr.
ter zake der in 1871 te Londen te houden internationale
tentoonstelling. Den 14 is ook de voordracht tot overneming
door den Staat van eenige particuliere spoorwegen met 53
tegen 10 st., goedgekeurd en de Kamer daarna gescheiden.
Senaat. Den 12 is het budjet voor het dep', van justitie
met 32 tegen 16 st. en vervolgens een crediet van 17 milj.
fr. voor de hermunting van uit den omloop genomen pas
munt goedgekeurd.
Den 14 is met 33 tegen 3 st. goedgekeurd de voordracht
tot afschaffing van de rechten op het zout en de vischtot
invoering van het uniform-port en tot verhooging van den
accijns op de sterke dranken.
Den 18 zijn aangenomen de wetsvoordrachten tot het af
staan door den Staat aan de stad Gent van hare citadel en
tot het verleenen van eene lijfrente aan gewezen miliciens.