Tweeenzeveniigste J aar gang. 1870. No. 28, ZONDAG 10 JULI. #fftciccl (Btbccltc. Beier één vogel in de hand dan lien in de lucht? L)u Postkantoor-Spaarbanken in de Tweede Kamer. A L k N 1 .4 G e co II A N T Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal 0,65, franco per post f 0,S0, afzonderlijke nonuners 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers KERM". COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 1—5 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER enWETÏÏOUDE11S van ALKMAAR noodigen bij deze ouders en voogden uit, die hunne kinde ren of pupillen met 1 A ugustus aanstaande op eene der openbare scholen wenschen geplaatst te zien, zich daartoe vóór 15 July 1870 aantemelden bij den hoofdonderwijzer of de hoofdon derwijzeres van de door hen verlangde school, voorzien van de bewijzen van geboorte en inenting of natuurlijke pokziektc der kinderen. Burgemeester en Wethouders vocrnceiAdy J. G. A. VERHOEEE, l. B. I)e Secretaris, NUHOUT van der "VEEN. Alkmaar, 4 Julij 1870. SCHUTTER IJ. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat het onder zoek der ligehaamsgebreken c. s. van de ingeschrevenen voor de Schutterij voor dit jaar, gehouden zal worden ten raadhuize dezer gemeenteop Donderdag den 14 Julij aanstaande 's namiddags ten 6 ure. Werkelijk dienstdoende schutters, die, wegens ligehaamsge breken, ontslag uit de dienst verlangen, knnnen hunne reclames tevens doen onderzoeken. Aan de belanghebbenden wordt herinnerddat alleen bij 'persoonlijke opkomt vrijstelling van dienst mag verleend worden, Burqemeester en Wethouders voornoemd J. G. A. VERHOEEE, ,1. B. De Secretaris NUHOUT van ij en VEEN. Alkmaar, Julij 1870. KENNISGEVING. Het HOOED van het Plaatselijk Bestuur te ALKMAAR brengt ten gevolge van art. 1 der wet van 22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der gemeente, dat het kohier voor de belasting op het, Per soneel No. 1, voor de dienst 1810/71, op den 80 Junij IS/0 door den Heer Provincialen Inspecteur in de provincie Noord- Ilolland executoir verklaard, op heden aan den Heer Ont vanger der directe belastingen binnen deze gemeente ter in vordering is overgegeven. Ieder ingezeten, die daarbij belang heeft, wordt vermaand op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te ge ven ten einde alle geregtelijke vervolgingenwelke uit na latigheid zouden voortvloeijen, te voorkomen. Alkmaar liet Hoofd van het Bestuur voorn den k Julij 1870.J. G. A. VERHOEEE, L B. VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK MAAR, op Woensdag, den lo Julij 1870, des middags ten 12 uur Namens den J oorzitter van den Baad, NUHOUT van deb. VEEN. POLITIE. Ter terugbekoming is aan het Commissariaat van politie voorhanden het navolgende gevondene, als; een trekhond (groot ras), een paar zwarte kousen (nog niet afgebreid), een zweep, een rozenkrans, een grijslinnen zaadzakeen zilveren vingerhoedeen snuifdoos, een boeselaarvier zakken niet tarwe en drie ledige graanzakken. De KAMER van KOOPHANDEL en FABRIEKEN te ALKMAAR maakt bekend, dat van Maandag 11 tot Zaturdag 16 Julij e.k., van 's voormiddags 10 tot |s na middags 2 ure, in haar gewoon lokaal op het Stadhuis, ter lezing zullen liggen: 1 Statistiek van den handel en de scheepvaart van het Ko ningrijk der Nederlanden over het jaar 1869, eerste ge deelte bevattende de staten van in-, uit- en doorvoer. 2. Verzameling van konsulaire en andere berigten en verslagen over nijverheid, handel en scheepvaart, deel III, 812. 3. Verslag van de Consul-Generaal in Persie, aanwijzende de handelsartikelen die voor den Nederlandschen handel in Persie te plaatsen zijn en die van daar uitgevoerd kunnen worden. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voornoemd, Alkmaar, E. M. AGHINAVoorzitter. 9 Julij 1870. J. P. KRAAKMAN, Secretaris. Door do Tweede Kamer is den laatsten Mei van dit jaar een wetsontwerp aangenomen houdende nadere regeling van de op hoog gezag ingevoerde suikercultuur en wijziging van art. 60 van het reglement op het beleid der Regeering van Ne- derlandsch Indïè. Bij dat wetsontwerp wordt aan die cul tuur op hoog gezag een einde gemaakt. Er zullen geen contracten meer met ondernemers worden gesloten], waarbij over een gedeelte der door de bevolking bebouwde velden voor de teelt van het suikerriet wordt beschikt, en de Re geering zich verbindt haar machtigen arm te verleenen om de noodige arbeiders te leveren. Aan dien dwang wordt een eind gemaakt, om door den vrijen arbeid vervangen te worden. Er zal niet meer beschikt worden over den grond der Javanen, en de suikerfabrikant zal alleen door het nitlooven van voldoend loon zich de noodige arbeiders kunnen verschaffen. Dat de niet-liberale leden der Tweede Kamer tegen dat wetsontwerp stemden, was te wachten; maar waarom stemden van Houten, de Roo vau Alderwerelt, Fransen van de Putte, Mirandolle, de Lange tegen? Waarom roept de heer W. Bosch, de op richter der maatschappij tot nut van den Javaan ons toe, zoo mogelijk te bewerken dat de Eerste Kamer het wetsont werp niet aanneme? Waarom verzoekt de heer van Wou- drichem van Vliet de Eerste Kamer haar goedkeuring aan dit wetsontwerp te onthouden? Niet omdat de Minister die het voordroeg daarin een an dere richting aanwees dan die heeren wenschen te volgen. Niet omdat de Minister een ander doel beoogt dan zij, maar omdat hij gedeeltelijk een anderen weg wil bewandelen om tot dat doel te komen dan deze heeren zouden verkiezen, en omdat de Minister zoo langzaam wil gaan. "Een hervormer met bedaarden tred" noemde de Alkmaarsche Courant den tegenwoordigen Minister van Koloniën bij zijn eerste optre den voor de Kamers. Dien naam heeft hij zich waardig betoond. Wel is zijn tred bedaardwel gaat hij langzaam, tergend langzaam voor velen. Hij spreekt over twintig ja- alsof het niet de helft van den tijd is dien het een mensch hier gegund is met zelfbewustzijn te leven. Nieuive invoering van suikerteelt op hoog gezag heeft niet plaats zegt de wet. Nu ja, dat spreekt van zelf; maar de bestaan de Waar de suikercultuur op hoog gezag bestaatzegt het ontwerp, eindigt de beschikking over gronden door de inlandsche bevolking voor eigen gebruik ontgonnen met den aanplant van het jaar 189U. Dat is inderdaad niet spoedig. Veertig jaren bestaat de verplichte suikerteelt op Javamen ziet het onrechtmatigehet onverdedigbarehet onhoudbare van den bestaanden toestand in, en men rekent dat er twintig jaren uoodig zullen ziju om uti dieu toestand tot een beteren te geraken. Zal dan de tegenwoordige toestand nog twintig jaren blijven bestaan? Ook dat niet. Behoudens de rechten bij het in werking treden dezer wet bij contract verkregen, wordt de beschikking over den grond der inlanders na den aanplant an het jaar 1878 jaarlijks trapsgewijze verminderd. Acht jaren lang zal dus op den bestaanden voet beschikt kunnen worden over de rijstvelden der Javanen, en dan volgt een tijd van overgang van twaalf jaren. Magere troost voor ve len der thaus levende bewoners van Java! Ook de heer Thorbecke, wien wel niemand koortsachtige gejaagdheid zal toeschrijven, en die steeds minder verdacht wordt van waag halzerij roekeloosheidonvoorzichtigheid en dergelijke on deugden ook de heer Thorbecke gaf den Minister inkorting der "termijnen van 1899 en 1878 in overweging. Acht jaren van voorbereidingtot het beramen van maatregelen voor het tijdperk van overgang, dat weder twaalf jaren zal duren. Die tijd is wel met echt Nederlandsche maat uitgemeten //Van nu tot 1878 is zóólang,zeide de heer Thorbecke dat er eenige jaren zullen verloopenalvorens de wet een feit wordenen iemand der belanghebbenden aan ernstige voorbereiding denken zal. Wordt daarentegen het^ begin der oplossing van gouvernements- in vrije cultuur zóó kort gestelddat men van stonden af op voorziening bedacht moet zijn, dan hebben wij van den aanvang af iets aan de wet. De impulsie welke de wet geven zal, moet aanhouden en voortwerken. Zij zal insluimeren, wanneer wij acht jaar tijd laten." De Minister, ofschoon toegevende dat een ver korting van den termijn misschien zonder bezwaar kon be paald wordenachtte zich toch niet geroepen daartoe zelf het voorstel te doen. Hij stelde zich geen partijmaar zou een voor stel tot verkorting afwachten. De heer Thorbecke had zijn op merkingen omtrent de termijnen besloten met deze woorden: //Vindt evenwel de Minister in korter tijdsbepaling bezwaar het geldt hier niet een blijvenden, maar een toestand van over- gang dan zal ik mij met, herhaalde aanbeveling, dat niet meer dan volstrekt noodig is toegegeven wordevergenoe gen." Toch kwam hij er liter nog even op terug, toen hij herinnerde dat de Minister Mijer, thans Gouverneur- Generaal kortere termijnen (van zes en negen jaren) had voorgestelden den Minister wederom vroeg Zijn deze lange termijnen (van acht en twaalf jaren) volstrekt noodig?" Ter loops zij aangemerkt, dat de opmerking van den heer Thorbecke, waarmede hij zich zeiven, en waarschijnlijk ande ren met hemtroostte over de lange termijnennamelijk dat het een toestand van overgang gold, omtrent den eersten termijn van acht jaren minder juist was. Van nu tot 1878 is geen tijdperk van overgang, maar van bestendiging van den tegenwoordigen toestand een tijdperk van voorbereiding tot den toestand van overgang, gelijk hij zelf het even te voren zoo juist had uitgedrukt. Hoe het zij, de termijnen zijn gebleven gelijk zij waren. Geen verkorting zelfs is voorgesteld. Bedrieg ik mijwanneer ik geloof dat zij aangenomen zou zijn geworden? Een amendement van den heer de Roo, waarbij onder anderen werd voorgesteld den uitersten termijn te bepalen op 1885 in plaats van 1890, werd wel verworpen, maar bevatte ook te gelijker tijd andere wijzigingen, die onder anderen door den lieer Thorbecke werden bestreden. Maar de bezwaren van de tegenstemmende heeren van Putte, Mirandolle en de Lange golden niet de beschikking over den grond, maar //de tusschenkomst des bestuurs tot bet verkrijgen van arbeiders en verdere hulpmiddelen, 1) zoo voor bet snijden en vervoeren van het riet, voor werk zaamheden in en bij de fabriekvoor den afvoer van de suiker als anderzins," waar dit volstrekt onmisbaar zon blijken. Dat leveren van arbeiders door de regeeringdat beschikken over den tijd en de krachten der inlanders was hun vooral een onoverkomelijk bezwaar tegen de aanneming der wet. Dat was hatelijker nog dan een inbeslagneming van den grond tegen voldoende schadeloosstellingal werd dan ook de bevol king volgens het ontwerp //voor haren arbeid b e h o o r 1 ij k betaald." Dat riekte naar slavernij, en mocht door geen Ne derlandsche wet bestendigd worden. In het belang der suikercultuur zelve, die gij en te recht, zoo mogelijk voor ondergang en teruggang wilt bewaren riepen zij den Minister toe moet gij den arbeid vrijlaten. De groote tegenzin van de bevolking tegen de suikercultuur is juist veroorzaakt door den gedwongen arbeid, zei de heer Mirandolle, en hij ontwikkelde zijn meening als volgt: //Dat de druk, op die wijze op de bevolking gelegdgroot //was, blijkt hieruit, dat de klagten niet kwamen van de //bevolking,' die dien druk in stilte duldde, maar van de //gouvernements-ambtenareu, die belast waren door de Hoo- 1) De uitdrukking karakteristiek. «arbeiders e» verdere hulpmiddelen'3 is //ge Regering de bevelen omtrent de suikercultuur ten uit- //voer te brengen. De Regering heeft daarop wel getracht //dien druk te verminderen, doeli haar aandeel in de winst //wilde zij behoudendus nu werd die last gelogd op de //schouders van de fabrikanten. Deze klaagden echter wel //en zoo is de gcheele historie van de suikerindustrie niets "anders dan een pogen der Regering om den last van den //eenen rug op den anderen over te brengenzonder haar //aandeel in de winst prijs te geven. Nu spreekt het wel van //zelf dat de bevolking, die van deze regeling telkens het //slagtoffer was, weinig daarmede kon ingekomen zijn. Maar er is meer. Al die pogingen die men in het werk //stelde om den toestand der bevolking te verbeteren, waren //voornamelijk verliooging van het plantloon. Die pogingen //konden weinig baten, omdat de plantloonen geregeld werden, //en dat kon niet anders, in verhouding tot de productie. De //productie is eerst bekend na afloop van de industriële //campagne, dus 16 maanden later werd pas uitbetaald voor //hetgeen in het begin van de werkzaamheid was verrigt. //Wie kan nagaan welke de individuen waren die regt hadden «op betaling? De groote fout was dus dat de regte man //de betaling niet ontving. Maar daarenboven, omdat het //plantloon betaald werd naar mate van de productie, zoo //gebeurde hetals een planter ijverig en vlijtig zijn grond «bebouwd had en dus een hooge productie verkreeg, terwijl •zijn huurman het werk had laten verloopen en dus weinig «of geen productie had, dat de betaling echter werd omgeslagen «over de geheele productie, en zoo ontvingen beiden gelijke «betaling; zoodat er zoodoende eene premie gegeven werd //aan de luiheid, ten koste van hem die ijverig en naarstig «ziju werk had verrigt. Kan het nu wel anders dan dat de «bevolking met de wijze van werken, zoo als die tot hiertoe «plaats vond, weinig ingenomen is? //Op welke wijze wil de Minister nu dien tegenzin overwinnen? «Hij laat alles in denzelfden toestand en verlengt dien «nog 20 jaren, en nu zal men zich moeten voorstellen, dat «hetgeen men 40 jaren lang gedaan heeft met geen ander «resultaat dan tegenzin en afkeer bij de bevolking op te «wekkendat ditzelfde nu na die 20 jaren ingenomenheid //zal hebben gekweekt! Dezelfde oorzaken die, na 40 jaar //gewerkt te hebben, tegenzin hebben opgewekt, zullen na «nog 20 jaren een tegenovergesteld gevolg hebben. Dezelfde «weg die na 40 jaar ons gevoerd heeft tot onoverkomelijken «tegenzin en afkeer, zal ons, indien wij dien nog 20 jaar «volgen, tot ingenomenheid van de bevolking voor die cul- «tures brengen. Is dit niet aannemelijk «Nu zal de Minister er op wijzen, dat de toestand niet «tot 1890 altoos dezelfde blijven zal, maar dat van 1878 «tot 1890 de aanplant jaarlijks zal verminderen, zoodat men «eindelijkna die 12 jaren, geen gedwongen aanplant, geen «tusschenkomst van het Gouvernement meer hebben zal. «Vermindert men echter den druk, indien men het aantal «individuenwaarop die druk weegtvermindert Zullen «niet integendeel zijdie onder den druk blijven zuchten «bij het zien dat hun buurman er van bevrijd wordter «nog meer tegen ingenomen worden De Minister gaf echter op dit punt niet toe, hoeveel sym pathie hij ook verklaarde te hebben voor den vrijen arbeid. Hij bleef het onuitvoerbaar achten, en wilde zich niet ver antwoordelijk stellen voor een opheffing van alle tusschenkomst van het bestuur tot verkrijging van arbeiders, anders gezegd tot dwangarbeid. Gaarne wilde hij zich daarentegen tot het volstrekt onvermijdelijke bepalen. Helaas, het schijnt dat het belang van de schatkisthet onontbeerlijke batig slot, al werd het niet met ronde woorden erkendalweer de termijnen van beschikking over den grond der inlanders heeft verlengd, en den dwangarbeid voorloopig gehandhaafd. Of zou niet het uitloven van goed loon den dwang overbodig maken De suikerfabrikanten zei de Minister verkeeren tegenwoordig in zulk een toestand dat zij tegemoetkoming noodig hebben. Dit hebben in de laatste jaren allen erkend die op de hoogte van de zaken waren. In 1865 werd dit erkend door een bij uitstek des kundig Minister Fransen van de Putte), die in April 1866 zelfs voorstelde, aan alle suikercontractantenreeds werkende of die alsnog zouden willen werken met vrije arbeiders, ver mindering toe te staan van de hoeveelheid suiker die zij ver plicht zijn tegen lagen prijs aan het gouvernement te leveren. Daarom wilde de tegenwoordige Minister ruime termijnen toestaan in het belang van alle betrokkenen. De fabrikanten zonden daardoor voordeeliger zaken kunnen doen, maar het zou «in de eerste plaats strekken in het belang der bevolking, aangezien de winnende hand mild is." Maar dan toch altijd immers eerst in de tweede plaats, aan gezien de winnende hand der fabrikanten, die den horen des overvloeds over de bevolking moet uitstorten, vooraf moet gaan Doch waarom dan het voorbeeld van andere Minis ters niet gevolgden aan de fabrikanten vermindering van verplichte levering toegestaan Zoo zouden de fabrikanten toch ook mild kunnen zijn, en «door die mildheid van de fabrikanten jegens de bevolking zei de Minister zou een verhouding ontstaandie de bezwaren zou wegnemen welke thans nog den overgang van de verplichte tot de vrije cultuur beletten." Maar dan zou de schatkist schade lijdenEn zoo zou de thans aangenomen regelingdie in het belang van alle partijen heetdoch waarvan de bevolking in de eerste plaats den druk ondervindt, wel eens kunnen blijken in de eerste plaats in het belang van onze schatkist te zijn. Verdienen dan het adres van den heer van Vliet en de poging van den heer Bosch ondersteuning, en is het wen- schelijk dat de Eerste Kamer de wet verwerpe? Wie zich geroepen achte dit te heslissen, niet de schrijver van deze beschouwingen. Acht jaren is zeker een lange tijdtwaalf jaren van overgang evenzeer; maar wie weet wat er zou gebeuren als de wet werd verworpen, en de tegen woordige Minister van Koloniën aftrad Zouden wij iets beters krijgen En spoedig Spoedig, in zulke za ken De leden der Eerste Kamer kunnen beter op de hoogte zijn om die vragen te beantwoorden, en de beant woording ervan zal van invloed zijn op hunne beslissing, t Is geen wijsheid, het bereikbare g o e d e te verwerpen ter wille van het onbereikbare betere. Maar evenmin mag men met iets gebrekkigs zich tevreden stellenals iets goeds bereikbaar is. De wet bevat overigens uitstekende voor schriften waarvan het alleen te hopen is dat zij geen doode letter mogen blijvenmaar krachtig worden gehandhaafd. Zij mogen hier ten besluite volgen «Bij de regelingen en overeenkomsten ter zake, neemt de «Gouverneur-Generaal in acht: dat geene onderneming op hoog gezag worde voort- «gezet, waar de druk voor de bevolking, in verhand met «de voorschriften van deze wet beschouwd, overschrijdt het- «geen het flnantieel belang van den Staat in billijkheid vor- deren mag; «4. dat gelijktijdig over niet meer dan één vijfde der «velden van elke betrokken dessa worde beschikt, tenzij de «bevolking zelve afwijking van dit voorschrift verlange; «c dat de bevolking voor de afgifte van den grond be- «hooriijk worde schadeloos gesteld en voor haren arbeid be- «hoorlijk betaald; nd. dat de tusschenkomst des bestuurs tot beplanting «met suikerriet Van de bij 2°. bedoelde gronden, zoo spoe- «dig doenlijk, in overleg met den fabrikant, ophoude; ue. dat de middelen tot verwerking van het riet geëven- «redigd zijn aan de uitgestrektheid van den aanplant; dat voor het drijven der molens of andere toestellen «niet beschikt worde over water, benoodigd voor den eigen «landbouw der bevolking; ng. dat tot het verkrijgen van arbeiders en verdere hulp- «middelen, zoo voor het snijden en vervoeren van het riet, «voor werkzaamheden in en bij de fabriek, voor den afvoer «van de suiker, als anderzinsde tusschenkomst des bestuurs «aan de ondernemers niet verleend wordebuiten volstrekte, «telkens te bewijzen onmisbaarheid; nh. dat aan den lande een billijke cijns verzekerd worde, //zoowel over het product van den vrijen, als over dat van «verpligten aanplant; ui. dat elke overeenkomst en elke wijziging, beide ter- stond na de sluiting, worde openbaar gemaakt in het officiëele «nieuwsblad." W. v. d. K. (Overgenomen uit de Economistaflevering Juni en Juli.) Bij de behandeling der Postwet is ook de zaak der post kantoor-spaarbanken in de 2e Kamer ter sprake gekomen. Onze lezers kennen het onderwerp 1Door den heer Fokker was voorgesteld om aan het slot der wet een artikel op te nemenkrachtens hetwelk postkantoren tot ontvang van spaarpenningen zouden kunnen worden aangewezenterwijl een Alg. maatregel van inwendig bestuur (Kon. besluitden Raad van State gehoord) de verdere regelen dienaangaande zoude stellen. Het doel was slechts het beginsel bij de wet te doen vaststellen. Deze eerste poging om de zaak in onze instellingen op te nemen, mogt echter niet gelukken. Als voordeelen werd gewezen op het groot gemak voor de min dere standendie elk oogenblik van den dagen overal gereede gelegenheid tot zekere belegging van spaarpenningen zouden vinden; terwijl de algemeenheid der rijkskassen gele genheid geeft om het eenmaal gestorte overal elders weder op te vragen, zoodat men niet aan locale inrigtingen gebon den is. Deze voordeelen hebben zich vooral in Engeland getoondalwaar de zaak een tiental jaren geleden door den minister Gladstone is ingevoerden wel met groot sueees In denzelfden geest vond de zaak navolging eerst in Belgie, daarop in Frankrijk, en in den aanvang van dit jaar ook in den N.-Duitschen hond. Als bezwaren werden aangevoerddc meerdere omslag voor de administratiede concurrentie die de bestaande spaar banken zonden ondergaan, het uitbreiden der bemoeijingen van den Staatdie aan particulieren behoort over te laten wat door particulieren kan verrigt worden. Geen dezer bezwaren komt ons in casu afdoende voor. Wat het eerste betreftzal men toch moeten erkennen dat hetgeen in Engeland en België dag aan dag op de postkan toren geschiedtook bij onze postadministratie moet kunnen plaats vindentenzij men zou willen bewerendat onze administratie niet zoo goed is, hetgeen toch wel niet het gevai zal zijn En nu de laatstgenoemde bezwaren. De concurrentie, maar het geldt hier toch geen zaak van industrie. Gesteld dat de maatregel in zeer ruimen zin doorging, dan nog wordt aan niemand zijn broodwinning beuomen of moeijelijk gemaakt? Een particuliere spaarbank te houden is geen beroepgeen broodwinning, gelijk b. v. het invorderen van pretentieswelk bedrijf het rijk toch niet schroomde op zich te nemen. Spaar banken worden door liefdadige personen of inrigtingen op touw gezet, en kosteloos beheerd. Het doel is niet daarvoor winst te hekomendoch alleenaan minvermogenden gelegen heid te geven tot belegging van spaarpenningen. Kan men nu, in het publiek belang, afkeuren dat het rijk daartoe ook medewerke De particuliere banken zouden immers daarbij ongestoord hunnen gang kunnen gaan. „Ja," zegt men welligt, „maar die zouden worden bena deeld door het groote gemak der nieuwe wijze van beleg ging zonde men meer naar de postkantoren gaan. j) zie Economist 1862, p. 2S v., naschrift der redactie, ook vooral het artikel van Mr. IV. R.Boer: Do Spaarbanken in Groot- Biittannië", Econ. 1868, p. 645. D Zooilat thans in een negental jaren een bedrag van 14 mil- lioen pond sterling of p. m. 170 millioen guldens in deze postkantoor spaarbanken te goed is, ruim een derde (circa l) van betgeen al de gewone spaarbanken gezamenlijk over een reeks van jaren als verschuldigde inleggelden kunnen aanwijzen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1870 | | pagina 1