KIESVERENIGINGEN.
Pruisen.
België.
Groot BriUanfe en Ierland.
Jttgczoubcti Stukken.
Rusland.
Vereenigde Stalen.
W v. d. K,
akens is zeer aanzienlijk. Al de uittrekkende manschappen
waren in nieuwe uniformen gekleed en volkomen uitgerust.
In de Bank bevonden zich 2 miljoen fr„ die staatseigen
dom warenen 8 miljoenwaaromtrent nog twij e ie
staat. Door het bomhardement zijn vele groote gebouwen
en 500 huizen verwoest, zijnde in de nabijheid der vesting
werken geheele straten tot puinhoopen geworden.1
Personen zijn van huisvesting beroofd. Meer dan 500 ofli-
cieren der bezetting en daaronder de commandant Uhnch
zijn op hun woord van eer ontslagen en meestal naar Awit-
serland vertrokken. Aan de mobiele garden, uitsluitend
uit elzassers bestaandeis verlof gegeven om naar hunne
haardsteden terugtekeeren. Het belegenngs-mateneel wordt
naar Parijs verzonden. Van de zijde der duitschers zijn
gedurende de belegering 906 man gedood of gekwetst, waar
onder 43 officieren. De capitulatieop 28 Sept., heett
juist 189 jaren plaats gehad na de inneming bij verrassing
door Lodewijk X'IV. Tot gouverneur der stad is benoemd
de genl. Ollech, tot dus ver gouverneur van Coblenz.
Tot vorming van een fonds tot schadeloosstelling der uit
Prankrijk verdreven duitschersontvangen alle fransche amb
tenaren, die aan de pruisische overheid niet de vereischte
gehoorzaamheid betoonenhun tractement niet in gereed gelcl>
inaar in bons op de fransche schatkisten wordt van de door
de duitschers bezette departementen eene oorlogscontnbutie
van 1 miljoen fr. geheven. De pruisische prefect te Nancy,
graaf Rernrd, beantwoordt de protesten daartegen gewoonlijk
met te wijzen op de duitsche stedenwelke thans in hare
belastingen nog de door Napoleon I geheven contribution
gevoelen.
Uit de mededeelingen van krijgsgevangenen en uit onder
schepte brieven is afteleidendat het garnizoen van Metz
slechts uit mobiele garden bestaat, en dat het leger rondom
die vesting gekantonneerd is. De voeding bestaat hoofdza
kelijk uit paardenvleeschbrood en groenten heeft men m
overvloedmaar zout en fourage ontbreken. Voor de paar
den is enkel gerst en groen voeder voorhanden. Besmette
lijke ziekten schijnen niet te heerschen. De afkondiging der
republiek is in de stad bekend gemaakt.
Den 27 en 28 nebben de franschen herhaaldelijk uitvallen
uit Metz gedaanmet het doel om sommige puntendie
den pruissen tot observatie der fransche stellingen dienden
te verwoestenhetwelk ten deele is geluktzijnde het I]00*
de pruissen zooveel mogelijk gespaarde kasteel Merci le Haut
in de asch gelegd. Van hunne zijde hebbeu de pruissen
sommige dorpen of gehuchten verbranddie het doen van
uitvallen gemakkelijk maakten. Den 2 Oct. hebben de pruissen
een door de franschen over de Moezel geslagen brug vernield
en in Mouilly-les-Metz en Neuilly brand gesticht. Den 3
heeft de divisie Kummer, in een groot voorpostengevecht, den
vijand met zware verliezen teruggeslagen. De pruisische over
heid heeft den genl. Bourbaki vergund om in Metz terug te
keeren, welke plaats hij na ontvangst eener voorgewende
boodschap der Keizerin verlaten had.
De gezondheidstoestand der duitsche belegeringstroepen
niet ongunstig. Het aantal zieken bedraagt nog geen 7 p.ct.
en de gevallen van rooden loopdie van geen boosaardig
karakter zijn, komen dagelijks minder voor.
In het laatst der vorige maand is de omstreeks 5 duitsche
mijlen lange spoorwegverbinding van Remilly naar Pont-a-
Mousson voltooid, waardoor de door Metz belemmerde route
van Saarbrücken naar Parijs hersteld is. Het terrein bood
vele moeilijkheden aan. Behalve het personeel der veldspoor-
wegen hebben 3000 werklieden uit de kolenmijnen bij Saar
brücken gedurende 40 dagen aan den spoorweg gearbeid.
De door de inneming van Straatsburg beschikbaar gewor
den troepen en de vierde, bij Freiburg verzamelde, reserve-
divisie zullen tot taak hebben om den Boven-Elzas met
Mulhouse en Colmar te bezetten en Belfort, Schelestadt en
Neubreisach intesluiten of intenemen. Na de volbrenging
hiervan zullen zij naar het binnenland van Frankrijk kunnen
worden gericht. Een gedeelte van het straatsburgsche bele
geringsleger zal ook voor Parijs dienst doen.
In den Elzas worden thans maatregelen genomenwelke
in verband staan met een duurzaam bezit dier provincie In
Mulhouse zal een garnizoen gelegd worden.
De te Hagenau verschijnende Amtliche Nachrichten van 3
Oct. meldendat de vraag omtrent het toekomstig lot van
het tegenwoordig in het generale gouvernement Elzas begre
pen grondgebied beslist is en dat de verbonden Staten over
eengekomen zijn, dat deze landstreek als bolwerk tegen verdere
fransche aanvallen met Duitschland zal vereenigd worden.
De [zetel van het gouvernement en de telegraaf-directie
worden onverwijld naar Straatsburg overgebracht.
Verdere Krijgsberichten.
De bataljons der landweer uit LandsbergFrankfort en
Woldenberg, tot het 13e legercorps behoorende, hebbenden
28met gering verliesop nieuw een uitval der bezetting
van Soissons afgeslagen. Die bezetting heeft eene wapen
schorsing verzocht om de gesneuvelden en gewonden van het
slagveld aftehalen.
De te Sédan in krijgsgevangenschap geraakte genl. Ducrot
die de gunst erlangd had om in zijn eigen rijtuig en zonder
escorte een deel van den weg naar Duitschland afteleggen
heeft, daarvan misbruik makende, met verbreking van zijn
eerewoordzich naar Parijs begeven.
De ontruiming van Orleans door genl. de Polhès vindt af
keuring. De stad was noch overweldigdnoch bedreigd.
Boerendie in de bossehen fransche huzaren voor pruissen
hadden aangezien, hadden alles in rep en roer en den genl.
er toe gebracht om het garnizoen te bevelen „voor de vijan
delijke overmacht terug te trekken." De Moniteur Univenel
verdedigt den generaal en zegt, dat zijne aftocht eene, bijna
geluktepoging is geweest om den vijand uittelokken hem
te vervolgen en den terugweg te versperren.
Fransche berichten. Een troep van 120 duitsche lanciers
heeft den 3 Boynes, Nibbelle en Chambon (Loiret) geplun
derd bij welke gelegenheid dapper gevochten is.
Den 4 heeft een levendig geweervuur op de hoogten bij
Epernon (Eure-en-Loire) plaats gehad, waarna de stad met
geschut beschoten is. 's Avonds is zijna een langdurig
door mobiele garden en franc-tireurs volgehouden gevecht,
door eene overmacht van pruissen bezet.
Een talrijk detachement pruisische cavallerie en infanterie,
't welk den 4 naar Fontainebleau oprukte, is, met verlies
van 60 man, door franc-tireurs naar Chailly teruggedrongen.
De gemeenteraad van Berlijn heeftop voorstel van d'.
Firchow, met alg. st. besloten om het gemeentebestuur te
verzoekenhet initiatief te nemen tot het uitvaardigen eener
oproeping aan Duitschlands inwoners, om het door het beleg
geteisterde Straatsburg ondersteuning te verleenen. Het ge
meentebestuur heeft aan dit verzoek voldaan en zelf 20000 th.
beschikbaar gesteld. De Koning heeft 5000, de Koningin 1000
th. ten behoeve der noodlijdendeu geschonken.
Het bestuur en de gemeenteraad van Koningsbergen hebben
besloten om bij adres aan den Koning te protesteeren tegen
de onwettige arrestatie der heeren Jacoby en Herbig, op last
van den genl. v. Falckenstein. De inhoud is per telegraaf
naar het kon. hoofdkwartier geseind en een afschrift aan
graaf Bismarck gezonden met verzoek tot ondersteuning (Ook
in de zuidduitsche Staten wordt de handelwijze van den gé
neraal zeer afgekeurd).
De genl. Löwenfeldtot dus ver gouv.-genl. van iosen,
is tot inspecteur der 2 reserve-corpsen van Glogau en Berlijn
benoemd.
De Staats-Anzeiger van 2 Oct. behelst een kon. besluit,
waarbij deniet tot den Elzas en Lotharingen behoorende
door het duitsche leger bezette fransche arrondissementen
gesteld worden onder een te Reims gevestigd gouvernement,
waarvan tot gouv.-genl. is benoemd de Groothertog van
Mecklenburg.
Te Berlijn is een informatie-bureau voor fransche gevangen
officieren opgericht. Volgens opgaven van den Staats-Ameiger
bedraagt het aantal der in Duitschland thans aanwezige 11 an-
sehe krijgsgevangenen 150,000.
Uit het kon. hoofdkwartier is vernomen, dat het onderlioud
tusschen Fame en Bismarck voornamelijk over den wapen
stilstand heeft geloopenwaarvoor laatstgenoemde eischteof
overgaaf van een gedeelte der parijsche vestingwerken en
daarbij openstelling van de gemeenschap van Parijs met ue
buitenwereld, of handhaving van den status quo m en bij
Parijsmet voortzetting van het beleg van Metz en over
gaaf van Straatsburg, Toul en Bitche. Over het afstaan
van grondgebied zeide de kanselier slechts ditdat hij zich
omtrent de vaststelling van nieuwe grenzen in het oosten
eerst kon uitlaten, wanneer Frankrijk het afstaan van grond
gebied in beginsel had aangenomen. De heer Favre ver
klaarde zich bereid tot geldelijke schadeloosstellingen, uit
eene in den Staats-Ameiger openbaar gemaakte circulaire van
graaf Bismarck aan de vertegenwoordigers van het N.-d. Ver-
mnd blijkt de juistheid van dit verslag, en tevens dat het
relaas van den heer Favre in vele opzichten onjuist is.
Aan de Oostzee-kusten zijn de tonnen en bakens weder
gesteld en de lichten weder ontstoken.
De Staats-Anzeiger bevat eene correspondentie tusschen
de heeren Favre en Bismarck. De eerste verzoekt, uit naam
van liet corps-diplomatiek, dat een bombardement van Parijs
vooraf zal aangekondigd en eenmaal 's weeks het afzenden
van een courier zal vergund worden. De ander weigertop
krijgskundige gronden, zulks toetestaan. Al bestaat er geen
bezwaar tegen het afzenden van open brieven van diploma
tieke agenten, binnen de belegerde stad is het geen geschikt
middenpunt van diplomatiek verkeer, en de gezanten der
neutrale mogendheden, die naar Tours zijn verhuisd, hebben
het ook aldus begrepen.
Het verbod van uitvoer van haver en zemelen is opgeheven.
De miliciens der infanterie en der onbereden artillerie van
de lichtingen van 1863, 64 en 65, benevens alle gehuwde
miliciens hebben onbepaald verlof ontvangen; het observatie-
leger, het leger van Antwerpen en de generale staf zijn met
1 Oct. ontbonden.
Den 27 heeft eene talrijke deputatie van vertegenwoordigers
van meer dan 100 der voornaamste londensche en provinciale
handels- en nijverheids-associatiën hare opwachting bij den
minister Gladstone gemaakt, om aantedringen op de onmid-
delijk officiëele erkenning der republikeinsche regeering te
Parijs en op verzet tegen de annexatie van fransch grond
gebied aan Duitschland. De minister gaf in zijn antwoord
3 punten in overweging: 1 internationale arbitrage; deze
was vóór het uitbreken van den oorlog te vergeefs voorgesteld;
2. bemiddeling; zoodra de gelegenheid zich aanbood, zou
hij zijnen invloed hiertoe aanwendenmaar de vredes-voor-
waarden moesten eerst bekend zijn, om die te kunnen aan
bevelen of ondersteunen; hij vreesde, dat de democratische
tij in Duitschland, die ae annexatie afkeurt, te zwak is
om zich te doen gelden; 3 erkenning; de parijsche regeering
beweert zelf niets anders dan "Voorloopig Bewind te zijn
en men kan haar niet erkennen zonder het fransche volk
vooruitteloopen.
Het londensche bonapartistische orgaan la Situation bevat
een manifest, den 26 Sept. door Keizer Napoleon aan den
Koning van Pruisen gerichtnadat graaf Bismarck hem
van den afloop der met den heer Favre gevoerde onder
handeling had kennis gegeven. Hij zal zich niet verzetten
tegen den val der dynastieindien Frankrijk daardoor beter
in staat zal zijn om den vijand over de natuurlijke grenzen
des lands terugtedringen. De poging van hetVoorl. Bewind,
om de verantwoordelijkheid van den oorlog op hem te wer
pen noemt hij een misslaghij had den oorlog verklarende,
slechts gehoor gegeven aan den nationalen wensch. De ver
werping der pruisische voorwaarden voor eenen wapenstil
stand acht hij eene daadFrankrijk ten volle waardig. IIu
betoogt, dat Duitschland meer belang heeft bij een verbond
met Frankrijk dan bij eene nederlaag van dat land, dat de
heer v. Bismarck niets zal teweegbrengenindien hij pogin
gen doet om de harten der franschen met vrees te vervullen,
eu dat, indieu men van beide zijden voortgaat om met mid
delen van geweld de kwestie te willen beslechten een toestand
zal geboren worden even nadeelig voor Duitschland als voor
Frankrijk [In het kon. pruisische hoofdkwartier weet men
niets van dit schrijven des Keizers. Diens secretaris verklaart
het voor onecht].
De Koningin heeft haren opperstalmeester, lord Alfred
Pagetdie tijdens het bezoek van Keizer en Keizerin Na
poleon aan Londen ter hunner beschikking is gesteld ge
weest naar Chiselhurst gezondenom aan Keizerin Eugenie
hare deelneming te betuigen.
26 getrokken kanonnen, 400,000 patronen en duizenden ge
weren medegenomen. Den 4 Oct. verliet die stad de stoomboot
Pille de Parisgeladen met wapenen en ammunitie.
De Keizer heeft den pruisischen genl. v. Moltke het kruis
2e. kl. der orde van S. George, de hoogste russische ridder
orde, verleend.
De geruchten omtrent eene vredebreuk met Turkije hebben
zooveel uitgebreidheid verkregendat den 26 Sept. eene
half-officiëele mededeeling is openbaar gemaaktdat de re
geering niet denkt aftewijken van het beginsel van onzij
digheid hetwelk bij den aanvang van den oorlog door haar
is aangenomen. De nieuwsbladen bespreken intusschen de
oostersche kwestie en de noodzakelijkheid om het tractaat,
van Parijs te doen vallen. De officiëele Regeeringsbode komt
op tegen de eischen der pruissentegen het afstaan van den
Elzas en Lotharingen en van de helft der fransche vloot.
Het laatste zou zooveel mogelijk verhinderd worden, dewijl
Pruisen anders in één dag Ruslands meerdere in de Oostzee
zou worden.
De heer Thiers heeft den 2 bij den Keizer gedineerd. Zijne
werkzaamheid te Petersburg had ten doel, het ontstaan van
het Yoorl. Bewind in Frankrijk in een zoo gunstig mogelijk
daglicht te stellen en Rusland te waarschuwen voor de ge
varen, welke voor hetzelve uit de vergrooting van Pruisen
zouden voortvloeien.
Van hier worden groote hoeveelheden commiesbrood naar
Frankrijk gezonden; onlangs is een fransch schip met wapenen
en ammunitie vertrokken en de fransche stoomboot, die den
17 Sept. uit Nieuw-York naar Havre en Brest vertrok, heeft
Naar aanleiding van het antwoord van den heer W. v. d. K.
op mijn onder bovenstaand opschrift ingezonden stuk, zij
het mij vergund nogmaals mijne beschouwingen te dier zake
mede te deelen.
De heer Wv. d. K. stemt toedat het met de kiesver-
eenigingen in den regel gaat zoo als ik dat in mijn ingezonden
stuk beschreef, doch zegt dat zulks met de centrale kiesver-
eeniging niet het geval is. Bij die vereeniging wordt noch
door het bestuur noch door één of meerdere ledenvooraf
eenige candidatuur aangeboden, en zou er alzoo van het
opdragen en aannemen van eene candidatuur, voor de alge-
meene vergadering, wel geen sprake kunnen zijn.
Ik herinner mij gehoord te hebben dat in de vergadering,
den 7 Mei 1869 te Alkmaar gehouden, in welke vergadering
de heer Knoop als candidaat gesteld is, voorlezing gedaan
is van een schrijven van dien Heer, waaruit kon of haast
moest worden afgeleid dat hem de candidatuur was aange
boden en hij die ook alreeds had aangenomen. Die brief is
in deze courant opgenomen, ik meen den eersten Zondag
na die vergadering.
Verder herinner ik mij in den morgen van den 4 Augustus
j.L, den dag der vergadering te Sehagen, vernomen te hebben
dat de heer Oevers Deynoot zeer in aanmerking zou komen
en iets later, maar nog altijd voor die vergadering, vernam
ik dat de heer Oevers Deynoot eene eventueele benoeming
niet zou aannemen.
Dit een en ander, meende ik gaf mij eenigzins het regt
om het er voor te houdendat het ook bij de centrale kies-
vereeniging, in meerdere of mindere mategaat als bij de
meeste vereenigingenalthans heb ik daaruit wel niet kunnen
afleiden, dat de onderwerpelijke vereeniging in dat opzicht,
zooals de heer W. v. d. K. schrijft, eene uitzondering maakt
op den vrij algemeenen regel.
Is mijne meening in dezen onjuist geweest, dan doe ik op
dat punt bij deze amende honorable.
Doch aangenomen dan al dat mijne meeningdat de in-
dividueele invloed der leden als het ware opgaat in het over
wipt van het bestuur, onjuist is, ook dan nog blijf ik van gevoelen,
dat de door mij voorgestelde inrichting voor kiesvereeni-
gingen beter is dan die van anderenbeter ook dan die der
centrale vereeniging.
Het grootste, zoo al niet het eenige voordeel van de cen
trale vereeniging zal wel daarin bestaan, dat de opgegeven
candidaten besproken worden en men eerst na gehoord en
weder gehoord te hebben zijne stem uitbrengt; doch een
eerste nadeel bestaat daarin dat, de ondervinding leert het,
die vergaderingen zoo schaarsch bezocht worden dat men
dat overleg bezwaarlijk een algemeen overleg kan noemen.
Behalve het nadeel alzoo van te weinig deelneming aan
de vergaderingen, bestaat ook nog het nadeel dat men, vooral
op grond van die weinige deelneminggevaar loopt van op
tweeërlei wijze overvleugeld te wordenals
1. Door kiezers van eene andere richting dan die van de
vereeniging; en
2. Ook door leden van dezelfde richtingb.v. Ingeval
eenig lid der vereenigingom welke reden dan ooker prijs
op stelt om de eene of andere onbekende grootheid tot can
didaat te doen stemmendan hebbe hij slechts te zorgen, dat
of uit de gemeente waar de vergadering gehouden wordt, of
ook uit eenige naburige gemeentenzoovele kiezerswelke
met hem eensgezind zijn, ter vergadering aanwezig zijn als
noodig is om de meerderheid uittemaken.
N u kan men wel zeggende verschillende candidaten
worden besproken en dan zou het welligt blijkendat de
opgegeven onbekende grootheid niet de gewenschte persoon
kan zijn, doch wanneer b.v. 60 kiezers daartoe besloten zijn,
dan laat men destelle 50 anderemaar praten wat men
praten wilen men stemt toch de onbekende grootheiden
wat dan P
Eene vereeniging met afdeelingen daarentegen zou het
gevolg hebben, dat men niet met 50 of 60, maar welligt met
1000 kiezers deelnam aan het gemeenschappelijk overleg. De
verkiezingszaak wordt zoo doende minder een zaak van de
vereeniging dan van de kiezers zeiven.
Is er redelijke grond om te vreezendat het plaatselijke
belang, of liever plaatselijke sympathie, gelden zou boven
het algemeen belang? Naar mijne meening zelfs geen schijn
of schaduw daarvan. Ook in de afdeelingen zouden natuur
lijk de genoemde personen besproken worden en het laat zich
niet denkenal noemde de eene of andere kiezer, uit
beleefdheid, dan ook al een buurman of vriend van hem,
een staatkundige b.v. van den vierden of vijfden rangdat
zulk eene candidatuur ook in eene plaatselijke afdeeling bijval
zou vinden, veel minder nog in andere afdeelingen. De
omstandigheid trouwens dat ook thans geene zoodanige can
didate;) gesteld worden isdunkt mij, een goede waarborg
dat zulks ook dan niet zou plaats hebben.
Zooals gezegd is, ook in de afdeelingsvergaderingen zou
den zeker de genoemde personen besproken worden, en wordt
reeds in die voorloopige vergaderingendoor het geheele
kiesdistrict heende volstrekte meerderheid van stemmen op
eenig persoon uitgebragt, dan zal het district de keuze^ van
zoodanig persoon zich wel niet behoeven te schamen. Wordt
bij die voorloopige stemmingen in de afdeelingen geene
zoodanige meerderheid verkregen, dan krijgt men in eene
algemeene vergadering met afgevaardigden nog de discussie
over de drie personen welke de meeste stemmen op zich
vereenigd hebben. Al ware nu, wat zich wel niet denken
laat, onder die drie één die niet voor zoodanige betrekking
in aanmerking behoorde te komen, dan is het wel volstrekt
ondenkbaar, dat in eene vergadering van afgevaardigden de
eindkeuze op zoodanig persoon zou worden uitgebragt. Eene
vergadering met afgevaardigden immers zal niet minder be
voegd zijn om eene goede keuze te doen dan de vergaderingen
met leden welke tot heden gehouden zijn.
Zoolang men niet duidelijk maken kan, dat er, ten eerste,
gevaar zou zijn dat eenig persoon op wien al dadelijk de
volstrekte meerderheid van stemmen uitgebragt werd, niet
ten volle waardig zou zijn om als candidaat 1e worden ge
proclameerd, en ten tweede, gevaar zou zijn dat uit eenig
drietal, met de meeste stemmen gekozen, door eene alge
meene vergadering met afgevaardigden, na zoo vele bespre
kingen als men maar wil, geene goede keuze zou kunnen
worden gedaan, zoo lang, zeg ik, blijf ik vereenigingen
met afdeelingen beter achten dan, zoo als tot nu toe, met
leden. Men zou trouwens al een zeer slechten dunk van de
rijpheid der kiezers moeten hebben om daarvoor eenige vrees
te voeden. De weinig talrijke opkomst in vergaderingen
met leden bewijst, dunkt mij, voldingend, dat die kiesver-
eenigingen niet den gewenschten bijval van de kiezers in het
algemeen ondervinden
De heer W. v. d. K. heeft mijn vorig schrijven zoodanig
opgevat, als of ik wilde dat elke gemeentelijke afdeeling,
zelfstandig, een candidaat zou kiezen.
Dit is niet het geval en is ook uit dat schrijven niet op
te maken. Mijne meening is, dat na bespreking, elke kiezer,
in de afdeelingsvergaderingzijne stem zal uitbrengen op
wien hij verlangt, en dat de gezamenlijke stemmen in de
verschillende afdeeling en op de verschillende candidaten uit
gebragt, zouden worden bijeengetrokkkenevenals bij eene
stemming met meerdere stembussenb. v. in eenige gemeen
telijke afdeeling worden uitgebragt60 stemmen, waarvan 40
op A 12 op B en 8 op C..., dan is Aniet de
candidaat van die afdeeling, maar worden bij zamentrekking
de 40 stemmen voor Ade 12 voor Ben de 8 voor
Cgevoegd bij de stemmen in de overige afdeelingen mede
op A B en Cuitgebragt.
Aangezien de vraag van den heer IP. v. d. K. aan de
kiezersof zij thans hunne neuzen voelenaan de kiezers en
niet aan mij gedaan wordtmeen ik die vraag onbeantwoord
te kunnen laten.
Winkel. H. KOOMEN.
Een frontverandering In het vuur is volgens het oordeel
van alle krijgskundigen een te gevaarli]ke maatregel, dan dat
men er anders dan bij volstrekte noodzakelijkheid toe mag
overgaan. In oorlogstijd gaat men geen nieuwe legerorgani-
satie invoeren. Zelfs is de belangstelling voor de bespreking
van een andere inrichting dan niet bijzonder groot. Zoo ook
vrees ik, dat de aanstaande verkiezing in dit district, waartoe
de liefhebberij om een plaatsvervanger te hebben ons nood
zaakt, de aandacht zal aftrekken van dezen strijd over de
beste inrichting eener kiesvereeniging. Ik hoop dus zeer kort
te zijnen laat de zaak verder aan het oordcel der belangstel
lende lezers over.
Slechts enkele opmerkingen.
Ik herhaal wat ik reeds gezegd heb Niemand kan bij de
Centrale Kiesvereeniging een candidatuur aanbieden, voordat
de vergadering een candidaat heeft gekozenook niet het
bestuur. Maar daarmee ontken ik nietdat men deze of gene
over een candidatuur kan polsen. Integendeel. De heer Koo
men herleze nog eenmaal wat ik in antwoord op zijn eerste op
merkingen schreef: «Het bestuur heeft hier geen candidaat,
biedt geen candidatuur aanen bij gevolg kan er ook geen
oandidatuur worden aangenomen. Ieder lid van de vereeni
ging, hetzij hij lid van het bestuur is of niet, kan een can
didaat voorstellen enzoo hij dit noodig of wensehelijk acht.
den persoon vooraf laten polsen of rondweg vragen, of hij
indien hij tot candidaat werd gekozen, de candidatuur zou
aannemen." Zelfs dat polsen is echter volstrekt geen regel.
Toen in 1869 de heer Gevers Deynoot als candidaat. werd
voorgesteld en 16 stemmen ontving, was hij niet gepolst.
Toen er in Augustus 1.1. weer een candidaat gekozen moest
worden kwam de heer Gevers daardoor van zelf onder de
aandacht. Inmiddels was beweerd, dat die heer geenerlei
candidatuur meer zou aannemen. Dit gaf aanleiding tot een
onderzoek door een tussehenpersoonen weldra kwam de stel
lige bevestiging dezer bewering. Wat men den heer Koomen
heeft gezegd, was dus zeer juist. Omtrent ééne zaak heb ik
mij vergist. Ik meende, dat de heer Knoop, toen hij in het
vorige jaar tot candidaat werd gekozen, vooraf niet was ge
polst, en dat zijn bekende brief eerst later was geschreven.
Deze candidaat was inderdaad vooraf gepolst, evenwel niet
door het bestuur, zelfs niet door een lid van het bestuur.
Overigens blijf ik bij mijn gevoelen, dat het hoofddoel eener
kiesvereeniging voor het geheele districtnamelijk het onder
ling overleggemist wordtals de kiezers in elke gemeente
afzonderlijk beraadslagen en stemmen. De voorstelling die
de heer Koomen zich maakt van de opkomst der kiezers
wanneer de door hem voorgestelde inrichting werd ingevoerd,
acht ik een illusie. Juist de plaatselijke vereenigingen lijden
door totaal gemis aan belangstelling, en de opkomst in de
vergaderingen is allertreurigst. Het meerdere politiek leven
dat de algemeene vergaderingen van kiezers uit verschillende
plaatsen van het district ten gevolge hebben, de onderlinge
beraadslaging en wrijving van denkbeelden wekken de belang
stelling, en verschaffen aan deze vergaderingen althans een veel
beter bezoek dan aan de plaatselijke bijeenkomsten. In ver
gelijking van andere kiesvereenigingen is een opkomst van
76, 56 of 51 personen, bij een ledental van 150, niet zoo
gering.
Op ééne zaak kom ik terug. Ik meende, dat de volkomen
wettige verkiesbaarheid van den heer Knoop als generaal in
actieve dienst genoeg was toegelichten was daarom ongene
gen naar aanleiding van het eerste opstel van den heer Koo
men er nog eens over te spreken. Na dien tijd is mij ge
bleken, dat daaromtrent inderdaad nog bij menigeen misver
stand heerscht. Ik geef zelfs niet toe, dat dit punt een kwestie
wordt genoemd. De zaak is te eenvoudigde wet spreekt
te duidelijk om verschil van meening toe te laten. Alleen
hij, die zich niet de moeite heeft willen getroosten om de Grond
wet in te zien, kan het geval van den heer Knoop gelijk
stellen -zooals de heer Koomen doet met de verkiezing
van iemand die den vereischten leeftijd niet heeft bereikt of
zijn burgerschapsrechten mist.
Art. 79 der Grondwet zegt«Om tot lid der Tweede Ka
mer verkiesbaar te zijn, wordt alleen vereischt dat men Ne
derlander, in het volle genot der burgerlijke en burgerschaps-
regten zij en den ouderdom van dertig jaren hebbe bereikt."
Iemand die dus een dezer vereischten mist, is niet verkies
baar, en als hij zijn geloofsbrieven inzond, zou hij niet worden
toegelaten. In zulke gevallen kan het gebeuren, dat de
verkozene met de indiening zijner geloofsbrieven wacht, tot
dat hij den gevorderden leeftijd heeft bereikt, of het genot
zijner rechten heeft teruggekregen.
Zoo iets bestond hier volstrekt niet.
Een officier in werkelijke dienst is even goed verkiesbaar
als ieder ander Nederlander. De wet maakt volstrekt geen
uitzondering. Toen de heer Knoop dan ook voor het eerst
in dit district tot candidaat gesteld en tot lid der Tweede
Kamer gekozen werd, was hij Luitenant-Generaal in werke
lijke dienst. Maar wat bepaalt nu art. 91 der Grondwet?
«Krijgslieden in werkelijke dienst, het lidmaatschap van eene
der beide Kamers aanvaardendezijn gedurende dat lidmaat
schap van rechtswege op nonactiviteit. Ophoudende lid te
zijn, keeren zij tot de werkelijke dienst terug."
De Generaal Knoop was dus in alle opzichten verkiesbaar,
en had, zoo hij gekozen was gewerden, terstond zitting kunnen
nemenindien hij gewild had. Maar daardoor zou hij op
non-activiteit zijn gekomen, en dat wilde hij niet, zoolang
hij in het leger noodig was. Daarom zou hij waarschijnlijk
eenige dagen gëwacht hebben met van zijn recht om zitting
te nemen gebruik te maken. Maar het gaat niet aan het
geval vau iemand die geen zitting kan nemenomdat men
hem niet zou toelatenwijl hij niet verkiesbaar wasgelijk
te stellen met dat van iemand die terstond zitting kan nemen,
maar vooreerst geen zitting wil nemenomdat hij meent
dat het vaderland zijn dienst in het leger behoeft. Men
heeft evenwel bezwaar gemaakt den Generaal Knoop terstond
te herkiezen, gelijk hij verdiende, omdat men vreesde, dat
de plaats in dc Kamer te lang onbezet zou blijvenWas
de Generaal Knoop echter herkozendan zat hij reeds sinds
acht dagen in de Kamer. Nu moet men zich de moeite eener
nieuwe verkiezing getroosten, en is de plaats van een der
Alkmaarsche afgevaardigden in de Tweede Kamer ten minste
gedurende vier weken onbezet.