Tweeenzeven t igste J aargang. No. 47. 1870. ZONDAG 20 ff O V E 11 B E R. Een verlaten post? politiek (fDucrstdtt, S&Xcfcclijfischc Berichten. Bclgic. Luxemburg. A IK M A A IS S C H E C A A Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal O,GS, franco per post f O,SO, afzonderlijke nommers S Cents. Brieven franco aan de Uitgevers 1LERM'. COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. Bij deze Courant behoort een Bijblad. Ter gemeente-secretarie liggen ter inzage, 's morgens van 9 2 ure de voorwaarden waarop de Directie der Marine te Wil lemsoord op Vrijdag 2 December 1870, des voormiddags ten 11 ureaau den minst inschrijvende in het openbaar zal aanbesteden: het wasscken en appreteren van goederen voor het hospitaal der marine te Willemsoord gedurende 1871. POLITIE. Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie voorhanden het navolgende gevondene, als: een gouden oor hanger. Nederland lijdt op het oogenblik weer aan een ongesteld heid, die een kwaal dreigt te worden, aan een ministeriëele crisis. Evenals nu een lichte ongesteldheid op zich zelve geen ongerustheid inboezemt, maar wanneer zij zich gedurig herhaalttoch lastig wordtonze werkzaamheden belemmert, onze veerkracht verslapt, onze krachten sloopt en daardoor langzamerhand een verontrustend karakter krijgt, - zoo werkt ook die veelvuldige herhaling van een ministeriëele crisis be lemmerend uitputtend en verslappend op ons politiek leven, en geeft zij geen gunstige getuigenis van onze staalkundige gezondheid. Wanneer bet eene ministerie zoo spoedig het andere vervangt, dan lijdt al dadelijk de parlementaire werk zaamheid er onder, dan wordt het onmogelijk een eenigszins omvangrijke taak behoorlijk in één geest en richting af te werkenmaar dan blijkt ook nog iets andersiets dat nog verontrustender is. Komen verschillende richtingen of, wil men, verschillende partijen achtereenvolgens aan het bestuur, dan tracht de eene partij het volk zooveel mogelijk weer terug te doen gaan op den weg, waarop het onder de leiding der andere partij met groote moeite een onbeduidend eind was vooruitgegaan. Zoo krijgt het volk in zijn politieke ontwikkeling veel van een leger, dat door allerlei marschen en contra-marschen wordt vermoeiden bij slot van rekening altijd achteraan komt nooit op het juiste oogenblik is waar het wezen moet, en bij gevolg altijd te kort schiet, wanneer het zich met een andere, beter aangevoerde legermacht moet meten. Zou ook het volk, dat zich bij afwisseling in verschillende richtingen beweegt, nu eens eenige schreden tot zeker doel voortgaat, en dan weer op den weg terugkomtgeen gevaar loopen te kort te schieten in de mededinging met andere natiën op het veld van algemeene ontwikkeling Maar, zal men zeggen de richting der partijen verschilt in ons land zooveel niet. Er zijn wel anti-revolutionairen en ultramontanenmaar die komen toch niet aan het bestuur; zij worden alleen gebruikt om de conservatieven op het kussen te brengen; maar tussehen liberalen en conservatieven is ei genlijk het onderscheid zoo groot niet. Mannen die op de hoogte zijn hebben immers gezegddat er geen principiëel verschil tussehen die twee partijen bestaat; de conservatieven zijn alleen wat meer aan het oude gehecht; 't zijn menschen van de sleurzij vormen de achterhoede der liberalen, zooals men bij sommige slecht georganiseerde en weinig krijgshaf tige legers een troep achterblijvers heeft, of wel een zwaren trein bagagewagensdie de bewegingen vreeselijk belemmert. Daarenboven weet men nog niet, of dit verdwijnende liberale ministerie door een conservatieve regeering zal worden ver vangen wie weet, of het niet door geestverwanten opgevolgd, of het zelfs niet aangevuld en opgelapt zal worden? Zoo'n afwisseling van ministerie kan dus bij ons zooveel kwaad niet. Zooveel kwaad niet Maar getuigt dan zelfs dat geringe verschil in richting aangenomen dat het inderdaad zoo gering is niet van groote weifeling bij het mondige ge deelte van het Nederlandsche volk Getuigt het niet van zwakheid van overtuigingvan gebrek aan overtuiging mis schien Bewijst het niet, dat de blik beneveld is, dat men fecn helderescherp afgeteekendeduidelijke voorstelling eeft van hetgeen men wil, van den weg dien men het volk wil leiden? Wanneer een partij haar programma dui delijk omschrijft, met juistheid opgeeft wat zij verlangt en wat zij tot stand wil brengendan moeten toch de voor standers en tegenstanders zich afscheiden, dan moet bet duidelijk wordenwie daartoe willen medewerken en wie niet. Bepaalt men zich bij ons inderdaad niet te veel tot algemeenheden? Er wordt zeer weinig gedaan, om bij de stemhebbende bevolking heldere begrippen vèn de verschil lende richtingen in het staatkundig leVen te verspreiden, om die begrippen wortel te doen schieten en er de vastheid van een^ overtuiging aan te geven. Het publiek hoort nu eens zóó dan weer anders pratenleest van daag iets in deze richting, morgen iets in een andere, maar altijd met weinig belangstellingmet volkomen gebrek aan lust tot onderzoek en daardoor blijft het wijfelen en kiest geen partij het weet eigenlijk niet wat het wil, wat het wenscht en nuttig oordeelt. Daarenboven stelt het publiek over het algemeen al zeer weinig vertrouwen in de kracht der overtuiging van zooge naamde politieke leidersvan personen die over politieke aan gelegenheden handelen, dieerover schrijven of spreken, of zich met de verkiezingen bemoeien. Ongeveer evenveel vertrouwen als het in de persoonlijke overtuiging van een paar tegen elk ander pleitende advokaten stelt. Velen beschouwen dien twist en dat geschrijf als een soort van spiegelgevecht, waarin het alleen te doen is om zijn tegenstander den voet te lichten, om te kunnen zeggenik heb het gewonnen, en victorie te kun nen roepen. Zij meenen, dat strijdlust en bemoeizucht eigen lijk de groote drijfveeren zijn, en dat de lust om het hoogste woord te voerenom iets te zeggen te hebbenom in de regeering te zitten (alsof het een vermakelijk hombre-kransje was), de gemoederen in beweging brengt. Daaraan hebben sommige politieke woordvoerders groote schuld. Immers de groote kracht hunner bestrijding bestaat in verdachtmaking van de tegenpartij. Er moet wantrouwen gezaaid worden te gen haar, de eerlijkheid harer bedoelingen moet in twijfel getrokken, lage bijoogmerken, zoo mogelijk baatzuchtige be doelingen moeten haar ten laste gelegd worden. Het naam loos geschrijf, dat in de dagbladen regel, en daarbuiten zeer gebruikelijk is, maakt dit mogelijk, en bederft eigenlijk onzen staatkundigen dampkring. Wanneer het gewoonte was zijn naam te noemen, zou dit kwaad spoedig verminderen en langzamerhand geheel verdwijnen. Niemand die op eenige achting in de openbare meening aanspraak maaktzou zijn naam willen leenen tot zulk een onedele wijze van strijdvoe- ren. Deed hij liet, hij zou zeer spoedig allen invloed verliezen. Maar niet alleen bij het groote publiek wordt dit gebrek aan politieke overtuiging en aan geloof in elkanders overtui ging aangetroffen. Of is men gewoonstelsel tegenover stel selplan tegenover plan, ontwerp tegenover ontwerp te plaat sen Neenmen vergenoegt zich doorgaans met bestrijding, met tegenwerpingenmet opeenstapeling van bezwaren. Dit is een verlammendeeen doodende manier van politieken strijd. Welk belasting ontwerp bijvoorbeeld bestaat er, waar tegen hetzij in beginsel en theoriehetzij wat de uitvoering betreft, niet verschillende bezwaren zijn aan te voeren Wil men nu het ontwerp om die bezwaren afkeurendan zal er moeilijk eenig ontwerp worden aangenomen. Er blijft niets overdan verschillende ontwerpen in hoofdtrekken althans tegenover elkander te plaatsen en een keuze te doen. De drnhemche Courant heeft dezer dagen aangetoond, hoe ho peloos het in dit opzicht staat geschapen met onze rechter lijke organisatie. Achtereenvolgens zijn zoovele verschillende ontwerpen verworpen, dat er moeilijk nog een ander kan worden voorgesteld. De Kamer heeft zoo dikwijls gezegd wat zij niet wildat zij eindelijk zelve eens behoorde te zeggen wat zij wel wil. Waarom treedt het ministerie af? Zoo enkele leden wen- schen ontslagen te worden, is er dan zooveel ge brek aan medewerking, aan krachtigen wil, aan vastheid van overtuiging en helderheid van denkbeelden, aan burgermoed in de liberale partijdat er voor hen geen plaatsvervangers zijn te vinden Er schijnt inderdaad een lusteloosheid, een slapheid, een gebrek aan vertrouwen te bestaan, ook aan ge past vertrouwen in eigen krachteen gebrek aau vertrouwen in de kracht der liberale partijstellig een gebrek aan ver trouwen op haren steuntoch geen gebrek aan geloof in de deugdzaamheid harer beginselen Zal de liberale partij in Nederland vrijwilliguit besef van onmachtuit lusteloosheid of gebrek aan moed, het be stuur prijs geven en de conservatieven uitnoodigen om het over te nemen Zoo iets is nog nooit gezienen het is voor de liberale partij te hopen dat het ook nu niet gezien wordt. Een partij die geen afstand wil doen van het be wind, ook al kan een herhaalde Kamerontbinding haar den vereischten steun niet verschaffenverdient de veroordeeling van elk constitutioneelgezind burger. Maar er is een ander uiterste dat evenzeer afkeuring verdienthet verlaten van zijn post, eer men behoorlijk is afgelost. Zoo de conserva tieve partij bij de tegenwoordige samenstelling der Staten- Generaal de regeering durft aanvaardendan is haar over moed duidelijk. Maar zoo de liberale partij het bewind vrijwillig prijs geeft, dan blijkt haar gebrek aan moed even duidelijk. Wat is erger? Is de liberale partij inderdaad krank? Ja, maar het is een ontwikkelingsziekte, zegt een bevoegd beoordeelaar. God. geve dat het waar is. Maar zoo oppervlakkig gezienzou men eerder geneigd zijn de verschijnselen voor kenteekenen des ouderdoms te houden. Waar bespeurt men sporen van jeugdig, overvloedig leven? Welke nieuwe plannen, nieuwe inzichtenver reikende ontwerpen worden ons geopenbaard? Hoort men niet veeleer het knorren, pruttelen en critiseeren van den ouden dag? Als Jan Salie niet aan het woord is, Jan Cordaat is het ook niet. 't Heeft nog het meest van Jantje Contrarie. W. v. d. K. Geen vrede, geen wapenstilstand. Dat is de treurige ze kerheid. die wij in de laatste dagen gekregen hebben. De oorlog wordt voortgezet, en wij weten niet wanneer en hoe hij zal kunnen eindigen. Aan wie de schuld? Ja, aan wie de schuld van den loop der gebeurtenissen, die nu niet meer zoo gemakkelijk is te beheerschen als sommigen meenen. Al lerlei tegenstrijdige gevoelens, allerlei onvereenigbaretegen elkander opwegende gronden doen zich bij ons op, wanneer wij een oordeel willen uitspreken. De groote zwarigheid is de eisch van Pruisen tot afstand van grondgebied. Hij staat den vrede in den weg. Aan den eenen kant is het onmogelijkin te stemmen met de geruchtmakende verontwaardiging der Eranschenmet hun schreeuwen over het ongehoorde onrecht dat hun geschiedt en hun beroep op het meegevoel en de hulp van Europa. Welk mensch zou geen meegevoel, geen medelijden hebben met een natie die zooveel lijdt als thans de Eransche Maar meegevoel hebben wij ook met de Duitschers, voor wier opofferingen en verliezen wij niet blind mogen zijn. Zoo er in het volkenrecht sprake kan zijn van straf, dan heeft Erankrijk een zware straf verdiendomdat het zonder eenige voldoende reden Pruisen heeft aangevallen. Medelijden heeft men ook met den misdadiger die zijn welverdiende straf ondergaat. En in zeker opzichttot zekere hoogte is Erankrijk aan zulk een misdadiger gelijk, zelfs wat den eisch tot afstand van grondgebied betreft. Het isdunkt mijniet twijfelachtigof Erankrijk zouzoo het Pruisen had overwonnen, uitbreiding van grondgebied ten koste van Duitsclnand geëischt hebben. Onder zulke omstandigheden is het onmogelijk, in te stemmen met de klacht van Erank rijk over de veroveringszucht van Pruisenover zijn kemel tergenden eisch tot inlijving van een stuk Fransch grondge bied. Wij kunnen bezwaarlijk iemand gelijk geven, als hij zich beklaagt over een onrechtdat hij zelf heeft getracht een ander aan te doen. Zullen wij er dan de Eranschen een verwijt van maken, dat zij den vaderlandschen grond met aile kracht verdedigen en er geen duim van willen afstaan Yolstrekt niet. Het zal elk volk toch wel geoorloofd zijn, zijn goed en bloed veil te hebben voor het behoud van zijn grondgebiedals allen, in de eerste plaats de bewoners der betwiste landstre ken verklaren niet te willen leven onder vreemde overkeer- sching Zoo dan kan het niet andersof wij moeten den Eranschen het recht toekennengeen vrede te willen sluiten ten koste van een deel huns lands. Al mochten wij meenen, dat zij aan de ellende van hun eigen land een einde moester, maken door in het offer te berustendat hun eigen dwaas heid en moedwil schier onvermijdelijk hebben gemaakt, al mochten wij wenscken, dat zij het van hunne ijdelheid kon den verkrijgente bukken voor den wil des overwinnaars dien zij zeiven hebben aangevallen en door hun overmoed getergd, al mochten wij begeeren, dat zij bereid waren de vernedering te ondergaan als rechtmatige boete voor hun misdaad de eisch zelf blijft in strijd met de onvervreemd bare rechten van menschen en volken. Hebt gij er alles voor over, ongelukkig volk, om te voorkomendat gij zei ven zoudt, ondergaan wat gij zonder gewetensbezwaar van anderen zoudt eisehenwanneer gij er de macht toe hadt dan toont dit op nieuw uw totaal gebrek aan eerbied voor de rechten van anderenuw ellendigen eigenwaanuw on- draaglijken overmoed, die inderdaad gestraft en bedwongen dient te wordenzal Europa rust kunnen hebben, maar wij kunnen u het recht niet ontzeggen den oorlog voort te zetten. Misschien zult gijdoor zelf te ondervinden hoe ondraaglijk dat af kappen van een stuk des lands, die roof van een deel zijner bewoners is, er toe gebracht worden, wat minder lichtvaardig, wat minder onrechtvaardig, wat minder door aanmatiging wreed en ongevoelig te zijn, wan neer het de heilige rechten geldt, van volken die maar bar baren, dat is geenEranschen zijn. Uw^ellendige ingenomenheid met u zeiven heeft u wreed gemaakt voor anderenblind voor hunne rechten. Gij hebt de andere volken niet beschouwd als uws gelijkenniet als menschen van gelijke beweging als gij. Gij hebt hen getrapt zonder wroegingomdat gij, van uw hooge voortreffelijkheid overtuigdu "inbeeldet dat uw juk hun de nog ontbrekende beschaving zou leeren, om dat gij niet geloofdet, dat zij evenveel gevoel voor vernede ring hadden als gij, dat zij onder uwe trappen zooveel le den als gij onder gelijke omstandigheden zoudt doen. Mis schien zult gij door eigen lijden tot nadenken gebracht worden. Menschen die zeiven veel geleden en ondervonden hebben hebben doorgaans medelijden met het lijden en de beproevingen van anderenen zullen niet licht medewerken om anderen leed en onrecht aan te doen. Strijd nu eens zelf den goeden strijd voor eigen haardin dien strijd zijn wij niet tegen u. De herinnering daaraan zal u mis schien weerhouden later andere volken tot dien strijd te nood zaken. Aanvankelijk verdiende Pruisen den bijval van Europa. Op een schandelijke wijze met een oorlog bedreigdgreep het tot zelfverdediging naar de wapenen, en versloeg zijn vijand. Dat het zich met bloot tot zelfverdediging bepaalde, maar tevens den driesten aanvaller een ernstige tuchtiging wilde toedienenwie zou het wraken Yan dat voornemen spraken reeds bij het begin van den oorlog de reizigers die de Duitschers naar hunne vanen zagen trekken, Van op gewondenheid en overmoed geen spoor luidde één dier berichten de meesten zijn weemoedig over de vreeselijke ramp die de oorlog over hun vaderland brengtmaar tevens vast beslotenwat het ook mocht kosten alles te wagen om den overmoed der Eranschen voor goed te fnuiken."— In derdaad dat hebben zij verdienden de intocht in de vijan delijke hoofdstad zou geen te hooge prijs zijn voor de op offeringen der Duitschers. Als echter de Pruisische Koning veroveraar wil worden, overschrijdt hij de grens waartoe de bijval der volken hem kan volgen. Hij wordt gelijk aan den aanvaller, en pleegt hetzelfde onrecht, dat hij begonnen is op zoo rechtmatige wijze te straffen. Niemand mag iets anders wenschen dan een toestand, die den vrede in Europa mogelijk maakt en bevorderten te gelijk aan de volken de gelegenheid verschaft om zich te ontwikkelenwelvaart en bloei te genieten. Die iets anders wil, is een vijand van zijn eigen volk evenzeer als van den Europeeschen vrede. De ellendige Eransche regeering die dezen oorlog begonheeft de eenheid van Duitschland plotseling in het leven geroepen. Dat was zeker geen kwaad, en kon slechts strekken om een zeer noodzakelijk te genwicht tegen Erankrijks macht en overmoed te vormen. De avontuurlijke en lichtzinnige politiek van het Fransche Keizerrijk, dat slechts voor zijn eigen belangen zorgde en zich zeer weinig om het ware belang van Erankrijk, veel minder om dat van Europa bekommerde, heeft zijn opper macht willen grondvesten door Pruisen klein te maken. Dat doel was verderfelijk. Nu de aanslag misluktzou inder daad het veelbesproken evenwicht tot stand kunnen komen. Daarom kon men zich verheugen in de zegepraal der Duit- sche wapenen, want zelfs tegenover het vereenigde Duitschland was Frankrijk, niet onder den verlammenden en verstik- kenden druk van bet Keizerrijkmaar onder een verstandig, vrijheidlievend beheer, een voldoend tegenwicht. Wordt ech ter de noord-oosthoek van Erankrijk bij Pruisen ingelijfd, dan wordt Pruisen daardoor niet s1 erker, want zoodra liet zich naar een anderen kant wildoen gelden, dreigt aan deze zijde gevaar. Wat erger is, bij het sluiten van "een vrede op zulke voorwaarden behoeft men geen profeet te zijn om, binnen een niet te langen tijdeen tweeden vreeselijken Eransch-Duitschen oorlog te kunnen voorspellen. Wat ieder begrijpt en voorziet, kan alleen de Pruisische regeering dat niet voorzien Ziet zij niet indat zij door te groote verbittering van Erankrijkdoor het niet tijdelijk bezettenmaar voor goed inlijven van twee Eransche pro vinciën voor Pruisen een voortdurende lastpost, een blijvend bezwaar schepteen bezit dat bestendige bewaking eiseht En dat kan toch het belang van Pruisen, van Duitschland niet zijn. Maar het belang van het Pruisische volk en dat yan een Ministerie Bismarck zijn die twee wel één? Heeft dit Ministerie, dat geen steun vindt bij de meerder heid des volksmaar dat zijn kracht zoekt en vindt in oor logssucces, geen behoefte aan een toestand', die een groot leger, althans een geheel het volk omvattende legerinrichting vordert En dan het Pruisische volk ziet dat niet in, dat het te ver gaatdat het zich zelf een last op den hals haaltzich noodeloos op een gevaarlijke post plaatst, die voortdurend veel van zijn beste krachten zal onttrekken aan den arbeid voor eigen geluk en eigen welvaart? Ach, wat ziet een volk inwanneer een regeering als die van von Bismabck het verblindt door zooveel schitterends, door zooveel krijgs roem door het hoogste wat me i ooit hoopte te bereiken de vereeniging van Duitschland? En als dan die regeering gesteund wordt door een krachtigen adeldoor een talrijke aristocratische en militaire partijdoor een geestelijkheid nauw met die regeering verbonden en wederkeerig op haar steunende Als die regeering daarenboven nu eens den bijval wint van een democratische partij, die rechtstreeksche inmenging van de regeering wenscht in de wetten der sa menleving, die brood en spelen van de regeering vraagt, dan weer diezelfde woelige democratische partij als een schrik beeld gebruikt om de behoefte te bewijzen aan een krachtig, schier onverantwoordelijk gezag, welke hoop blijft er dan over voor een partij, die met haar grooten landgenoot Goethe van oordeel is, dat de beste regeeringsvorm die is welke het volk leert zich zelf te regeeren Helaas, als wij de volken zoo dapper, zoo alles opofferend zien tegen een nabuur die het de wet wil voorschrijven, dan smart het ons te dieper, dat zij zoo weinig veerkracht be- toonen om in hun eigen huishouding vrij te zijnom naar een voor alien gelijke wet bestuurd te worden, en niet naar de willekeur en het welbehagen van eenige meesters, om zich zeiven te regeeren. Waarom hebben de Eranschen niet voor jaren dezelfde geestkrachtdenzelfden moed dezelfde opof fering gewijd aan de bestrijding van dat Napoleontische Keizerrijk, dat hen zoolang heeft onderdrukt en nu zoo diep rampzalig maakt? Omdat zij geen begrip van ware burgerlijke en staatkundige vrijheid hebbenomdat zij zieh als kinderen laten verblinden door een zekere ingebeelde na tionale grootheid, door een ijdelen uiterlijken glans, en daar door hun eigen ketenen niet voelen, de schande van hun ei gen knechtschap niet zien. Zal het Duitsche volk wijzer zijn? Het is zeker minder ijdel, minder oppervlakkig, beter onder wezen en verstandiger dan het Eransche, maar het bezit toch evenzeer talrijke en krachtige bestanddeelendie de ontwik keling der ware volksvrijheid in den weg staan, en een ernstige strijd zal noodig zijn om zich die vrijheid in eigen huis te verwerven. Tegen binnenlandsche dwingelandij zijn de volken doorgaans zoo weinig standvastig, zoo weinig op offerend. Hun burgermoed is in den regel zooveel minder dan hun oorlogsmoed. Hun goedhun bloedhun leven hebben zij veil in den strijd tegen vreemden dwangmaar als het van hen geëischt wordt pal te staan in den strijd tegen binnenlandschen dwangniet door wapengeweldmaar door de verdediging der beginselen van ware volksvrijheid, dan deinzen zij voor de minste onaangenaamheidvoor de geringste opoffering, voor de kleinste inspanning terug. W. v, d. K. Bij kon. besluit is eene commissie benoemd tot herziening van de bestaande wetgeving op de schutterijen. Prins Napoleon is den 7 te Brussel aangekomen en aan het Hotel de Saxe afgestapt. Graaf Vilain XIIII is in de den 9 gehouden zitting der Kamer van Afgevaardigden tot voorzitter gekozen. De regeering heeft dien dag bij de Kamer een ont werp ingediend tot verlaging van den census voor de gewestelijke verkiezingen op 20 en voor de gemeentelijke verkiezingen op 10 fr. Het aantal kiezers voor de gemeen teraden zou daardoor van 230422 tot 355000, en voor de provinciale Staten van 111461 tot 225000 stijgen en dat voor de Kamers op 105031 blijven. Den 10 is door 12 leden bovendien een voorstel ingediend tot herziening van 3 arti kelen der kieswet, welke op de verkiezing van leden der Kamers betrekking hebben, alsmede door den heer Punch een voor- stel tot het verplichtend stellen van het lager onderwijs. De rechtbank te Brussel heeft den 11 zekeren A. Laurent, een franschmanveroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf en 100 fr. boete, wegens het zenden van 2 brieven aan Keizer Napoleon op Wilhelmshöhewaarbij deze vermaand werd 100000 fr., poste restante te Brussel te zenden, zullende de schrijver anders met 3 vrienden, die te Londen waren en betrek king met de omgeving der Keizerin hadden aangeknooptden keizerlijken prins ontvoeren en naar Erankrijk overbrengen ofbij verhindering hierin, vermoorden. Van Wilhelmshöhe waren de brieven onmiddelijk naar de brusselsche policie ge zonden. Laurent heeft het feit niet ontkendmaar beweerd het in een ijlende koorts of in een vlaag van waanzin bedre ven te hebben. Le Bien Public maakt een, in eene samenkomst van Afge vaardigden uit alle diocesen des lands opgesteld adres open baar, hetwelk aan de groote mogendheden is gericht en waarin de zaak van den Paus wordt bepleit. Een exemplaar van dat adres zal den Koning worden aangeboden, met ver zoek, het bij de buitenlandsche regeeringen te ondersteunen. De Raad van State heeft den Prins-Stadhouder een adres van dankbetuiging aangebodenwegens „de onwaardeerbare di,enst", gedurende de jongste crisis door dien "Vorst aan het land bewezen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1870 | | pagina 1