Tweeenzeven t igste
J aargang.
No. 47.
1870.
ZONDAG
20 ff O V E 11 B E R.
Een verlaten post?
politiek (fDucrstdtt,
S&Xcfcclijfischc Berichten.
Bclgic.
Luxemburg.
A IK M A A IS S C H E C
A A
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal O,GS, franco per post f O,SO,
afzonderlijke nommers S Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers 1LERM'. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
Bij deze Courant behoort een Bijblad.
Ter gemeente-secretarie liggen ter inzage, 's morgens van
9 2 ure
de voorwaarden waarop de Directie der Marine te Wil
lemsoord op Vrijdag 2 December 1870, des voormiddags ten
11 ureaau den minst inschrijvende in het openbaar zal
aanbesteden: het wasscken en appreteren van goederen voor
het hospitaal der marine te Willemsoord gedurende 1871.
POLITIE.
Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie
voorhanden het navolgende gevondene, als: een gouden oor
hanger.
Nederland lijdt op het oogenblik weer aan een ongesteld
heid, die een kwaal dreigt te worden, aan een ministeriëele
crisis. Evenals nu een lichte ongesteldheid op zich zelve
geen ongerustheid inboezemt, maar wanneer zij zich gedurig
herhaalttoch lastig wordtonze werkzaamheden belemmert,
onze veerkracht verslapt, onze krachten sloopt en daardoor
langzamerhand een verontrustend karakter krijgt, - zoo werkt
ook die veelvuldige herhaling van een ministeriëele crisis be
lemmerend uitputtend en verslappend op ons politiek leven,
en geeft zij geen gunstige getuigenis van onze staalkundige
gezondheid. Wanneer bet eene ministerie zoo spoedig het
andere vervangt, dan lijdt al dadelijk de parlementaire werk
zaamheid er onder, dan wordt het onmogelijk een eenigszins
omvangrijke taak behoorlijk in één geest en richting af te
werkenmaar dan blijkt ook nog iets andersiets dat nog
verontrustender is.
Komen verschillende richtingen of, wil men, verschillende
partijen achtereenvolgens aan het bestuur, dan tracht de eene
partij het volk zooveel mogelijk weer terug te doen gaan op
den weg, waarop het onder de leiding der andere partij met
groote moeite een onbeduidend eind was vooruitgegaan.
Zoo krijgt het volk in zijn politieke ontwikkeling veel van
een leger, dat door allerlei marschen en contra-marschen wordt
vermoeiden bij slot van rekening altijd achteraan komt
nooit op het juiste oogenblik is waar het wezen moet, en
bij gevolg altijd te kort schiet, wanneer het zich met een andere,
beter aangevoerde legermacht moet meten. Zou ook het volk,
dat zich bij afwisseling in verschillende richtingen beweegt,
nu eens eenige schreden tot zeker doel voortgaat, en dan
weer op den weg terugkomtgeen gevaar loopen te kort te
schieten in de mededinging met andere natiën op het veld
van algemeene ontwikkeling
Maar, zal men zeggen de richting der partijen verschilt
in ons land zooveel niet. Er zijn wel anti-revolutionairen
en ultramontanenmaar die komen toch niet aan het bestuur;
zij worden alleen gebruikt om de conservatieven op het kussen
te brengen; maar tussehen liberalen en conservatieven is ei
genlijk het onderscheid zoo groot niet. Mannen die op de
hoogte zijn hebben immers gezegddat er geen principiëel
verschil tussehen die twee partijen bestaat; de conservatieven
zijn alleen wat meer aan het oude gehecht; 't zijn menschen
van de sleurzij vormen de achterhoede der liberalen, zooals
men bij sommige slecht georganiseerde en weinig krijgshaf
tige legers een troep achterblijvers heeft, of wel een zwaren
trein bagagewagensdie de bewegingen vreeselijk belemmert.
Daarenboven weet men nog niet, of dit verdwijnende liberale
ministerie door een conservatieve regeering zal worden ver
vangen wie weet, of het niet door geestverwanten opgevolgd,
of het zelfs niet aangevuld en opgelapt zal worden? Zoo'n
afwisseling van ministerie kan dus bij ons zooveel kwaad niet.
Zooveel kwaad niet Maar getuigt dan zelfs dat geringe
verschil in richting aangenomen dat het inderdaad zoo
gering is niet van groote weifeling bij het mondige ge
deelte van het Nederlandsche volk Getuigt het niet van
zwakheid van overtuigingvan gebrek aan overtuiging mis
schien Bewijst het niet, dat de blik beneveld is, dat men
fecn helderescherp afgeteekendeduidelijke voorstelling
eeft van hetgeen men wil, van den weg dien men het
volk wil leiden? Wanneer een partij haar programma dui
delijk omschrijft, met juistheid opgeeft wat zij verlangt
en wat zij tot stand wil brengendan moeten toch de voor
standers en tegenstanders zich afscheiden, dan moet bet
duidelijk wordenwie daartoe willen medewerken en wie
niet. Bepaalt men zich bij ons inderdaad niet te veel tot
algemeenheden? Er wordt zeer weinig gedaan, om bij de
stemhebbende bevolking heldere begrippen vèn de verschil
lende richtingen in het staatkundig leVen te verspreiden,
om die begrippen wortel te doen schieten en er de vastheid
van een^ overtuiging aan te geven. Het publiek hoort nu
eens zóó dan weer anders pratenleest van daag iets in
deze richting, morgen iets in een andere, maar altijd met
weinig belangstellingmet volkomen gebrek aan lust tot
onderzoek en daardoor blijft het wijfelen en kiest geen partij
het weet eigenlijk niet wat het wil, wat het wenscht en
nuttig oordeelt.
Daarenboven stelt het publiek over het algemeen al zeer
weinig vertrouwen in de kracht der overtuiging van zooge
naamde politieke leidersvan personen die over politieke aan
gelegenheden handelen, dieerover schrijven of spreken, of zich
met de verkiezingen bemoeien. Ongeveer evenveel vertrouwen
als het in de persoonlijke overtuiging van een paar tegen elk
ander pleitende advokaten stelt. Velen beschouwen dien twist
en dat geschrijf als een soort van spiegelgevecht, waarin het
alleen te doen is om zijn tegenstander den voet te lichten, om
te kunnen zeggenik heb het gewonnen, en victorie te kun
nen roepen. Zij meenen, dat strijdlust en bemoeizucht eigen
lijk de groote drijfveeren zijn, en dat de lust om het hoogste
woord te voerenom iets te zeggen te hebbenom in de
regeering te zitten (alsof het een vermakelijk hombre-kransje
was), de gemoederen in beweging brengt. Daaraan hebben
sommige politieke woordvoerders groote schuld. Immers de
groote kracht hunner bestrijding bestaat in verdachtmaking
van de tegenpartij. Er moet wantrouwen gezaaid worden te
gen haar, de eerlijkheid harer bedoelingen moet in twijfel
getrokken, lage bijoogmerken, zoo mogelijk baatzuchtige be
doelingen moeten haar ten laste gelegd worden. Het naam
loos geschrijf, dat in de dagbladen regel, en daarbuiten
zeer gebruikelijk is, maakt dit mogelijk, en bederft eigenlijk
onzen staatkundigen dampkring. Wanneer het gewoonte was
zijn naam te noemen, zou dit kwaad spoedig verminderen
en langzamerhand geheel verdwijnen. Niemand die op eenige
achting in de openbare meening aanspraak maaktzou zijn
naam willen leenen tot zulk een onedele wijze van strijdvoe-
ren. Deed hij liet, hij zou zeer spoedig allen invloed verliezen.
Maar niet alleen bij het groote publiek wordt dit gebrek
aan politieke overtuiging en aan geloof in elkanders overtui
ging aangetroffen. Of is men gewoonstelsel tegenover stel
selplan tegenover plan, ontwerp tegenover ontwerp te plaat
sen Neenmen vergenoegt zich doorgaans met bestrijding,
met tegenwerpingenmet opeenstapeling van bezwaren. Dit
is een verlammendeeen doodende manier van politieken
strijd. Welk belasting ontwerp bijvoorbeeld bestaat er, waar
tegen hetzij in beginsel en theoriehetzij wat de uitvoering
betreft, niet verschillende bezwaren zijn aan te voeren Wil
men nu het ontwerp om die bezwaren afkeurendan zal er
moeilijk eenig ontwerp worden aangenomen. Er blijft niets
overdan verschillende ontwerpen in hoofdtrekken althans
tegenover elkander te plaatsen en een keuze te doen. De
drnhemche Courant heeft dezer dagen aangetoond, hoe ho
peloos het in dit opzicht staat geschapen met onze rechter
lijke organisatie. Achtereenvolgens zijn zoovele verschillende
ontwerpen verworpen, dat er moeilijk nog een ander kan
worden voorgesteld. De Kamer heeft zoo dikwijls gezegd
wat zij niet wildat zij eindelijk zelve eens behoorde te
zeggen wat zij wel wil.
Waarom treedt het ministerie af? Zoo enkele leden wen-
schen ontslagen te worden, is er dan zooveel ge
brek aan medewerking, aan krachtigen wil, aan vastheid van
overtuiging en helderheid van denkbeelden, aan burgermoed
in de liberale partijdat er voor hen geen plaatsvervangers
zijn te vinden Er schijnt inderdaad een lusteloosheid, een
slapheid, een gebrek aan vertrouwen te bestaan, ook aan ge
past vertrouwen in eigen krachteen gebrek aau vertrouwen
in de kracht der liberale partijstellig een gebrek aan ver
trouwen op haren steuntoch geen gebrek aan geloof in
de deugdzaamheid harer beginselen
Zal de liberale partij in Nederland vrijwilliguit besef
van onmachtuit lusteloosheid of gebrek aan moed, het be
stuur prijs geven en de conservatieven uitnoodigen om het
over te nemen Zoo iets is nog nooit gezienen het is
voor de liberale partij te hopen dat het ook nu niet gezien
wordt. Een partij die geen afstand wil doen van het be
wind, ook al kan een herhaalde Kamerontbinding haar den
vereischten steun niet verschaffenverdient de veroordeeling
van elk constitutioneelgezind burger. Maar er is een ander
uiterste dat evenzeer afkeuring verdienthet verlaten van
zijn post, eer men behoorlijk is afgelost. Zoo de conserva
tieve partij bij de tegenwoordige samenstelling der Staten-
Generaal de regeering durft aanvaardendan is haar over
moed duidelijk. Maar zoo de liberale partij het bewind
vrijwillig prijs geeft, dan blijkt haar gebrek aan moed
even duidelijk.
Wat is erger?
Is de liberale partij inderdaad krank? Ja, maar het is
een ontwikkelingsziekte, zegt een bevoegd beoordeelaar. God.
geve dat het waar is. Maar zoo oppervlakkig gezienzou
men eerder geneigd zijn de verschijnselen voor kenteekenen
des ouderdoms te houden. Waar bespeurt men sporen van
jeugdig, overvloedig leven? Welke nieuwe plannen, nieuwe
inzichtenver reikende ontwerpen worden ons geopenbaard?
Hoort men niet veeleer het knorren, pruttelen en critiseeren
van den ouden dag? Als Jan Salie niet aan het woord is,
Jan Cordaat is het ook niet. 't Heeft nog het meest van
Jantje Contrarie. W. v. d. K.
Geen vrede, geen wapenstilstand. Dat is de treurige ze
kerheid. die wij in de laatste dagen gekregen hebben. De
oorlog wordt voortgezet, en wij weten niet wanneer en hoe
hij zal kunnen eindigen. Aan wie de schuld? Ja, aan wie
de schuld van den loop der gebeurtenissen, die nu niet meer
zoo gemakkelijk is te beheerschen als sommigen meenen. Al
lerlei tegenstrijdige gevoelens, allerlei onvereenigbaretegen
elkander opwegende gronden doen zich bij ons op, wanneer
wij een oordeel willen uitspreken.
De groote zwarigheid is de eisch van Pruisen tot afstand
van grondgebied. Hij staat den vrede in den weg. Aan
den eenen kant is het onmogelijkin te stemmen met de
geruchtmakende verontwaardiging der Eranschenmet hun
schreeuwen over het ongehoorde onrecht dat hun geschiedt
en hun beroep op het meegevoel en de hulp van Europa.
Welk mensch zou geen meegevoel, geen medelijden hebben
met een natie die zooveel lijdt als thans de Eransche Maar
meegevoel hebben wij ook met de Duitschers, voor wier
opofferingen en verliezen wij niet blind mogen zijn. Zoo er
in het volkenrecht sprake kan zijn van straf, dan heeft
Erankrijk een zware straf verdiendomdat het zonder eenige
voldoende reden Pruisen heeft aangevallen. Medelijden heeft
men ook met den misdadiger die zijn welverdiende straf
ondergaat. En in zeker opzichttot zekere hoogte is
Erankrijk aan zulk een misdadiger gelijk, zelfs wat den
eisch tot afstand van grondgebied betreft. Het isdunkt
mijniet twijfelachtigof Erankrijk zouzoo het Pruisen
had overwonnen, uitbreiding van grondgebied ten koste van
Duitsclnand geëischt hebben. Onder zulke omstandigheden
is het onmogelijk, in te stemmen met de klacht van Erank
rijk over de veroveringszucht van Pruisenover zijn kemel
tergenden eisch tot inlijving van een stuk Fransch grondge
bied. Wij kunnen bezwaarlijk iemand gelijk geven, als hij
zich beklaagt over een onrechtdat hij zelf heeft getracht
een ander aan te doen.
Zullen wij er dan de Eranschen een verwijt van maken,
dat zij den vaderlandschen grond met aile kracht verdedigen
en er geen duim van willen afstaan Yolstrekt niet. Het
zal elk volk toch wel geoorloofd zijn, zijn goed en bloed
veil te hebben voor het behoud van zijn grondgebiedals
allen, in de eerste plaats de bewoners der betwiste landstre
ken verklaren niet te willen leven onder vreemde overkeer-
sching Zoo dan kan het niet andersof wij moeten den
Eranschen het recht toekennengeen vrede te willen sluiten
ten koste van een deel huns lands. Al mochten wij meenen,
dat zij aan de ellende van hun eigen land een einde moester,
maken door in het offer te berustendat hun eigen dwaas
heid en moedwil schier onvermijdelijk hebben gemaakt, al
mochten wij wenscken, dat zij het van hunne ijdelheid kon
den verkrijgente bukken voor den wil des overwinnaars
dien zij zeiven hebben aangevallen en door hun overmoed
getergd, al mochten wij begeeren, dat zij bereid waren de
vernedering te ondergaan als rechtmatige boete voor hun
misdaad de eisch zelf blijft in strijd met de onvervreemd
bare rechten van menschen en volken. Hebt gij er alles
voor over, ongelukkig volk, om te voorkomendat gij zei
ven zoudt, ondergaan wat gij zonder gewetensbezwaar van
anderen zoudt eisehenwanneer gij er de macht toe hadt
dan toont dit op nieuw uw totaal gebrek aan eerbied voor
de rechten van anderenuw ellendigen eigenwaanuw on-
draaglijken overmoed, die inderdaad gestraft en bedwongen
dient te wordenzal Europa rust kunnen hebben, maar wij
kunnen u het recht niet ontzeggen den oorlog voort te
zetten. Misschien zult gijdoor zelf te ondervinden hoe
ondraaglijk dat af kappen van een stuk des lands, die roof
van een deel zijner bewoners is, er toe gebracht worden,
wat minder lichtvaardig, wat minder onrechtvaardig, wat
minder door aanmatiging wreed en ongevoelig te zijn, wan
neer het de heilige rechten geldt, van volken die maar bar
baren, dat is geenEranschen zijn. Uw^ellendige ingenomenheid
met u zeiven heeft u wreed gemaakt voor anderenblind
voor hunne rechten. Gij hebt de andere volken niet beschouwd
als uws gelijkenniet als menschen van gelijke beweging
als gij. Gij hebt hen getrapt zonder wroegingomdat gij,
van uw hooge voortreffelijkheid overtuigdu "inbeeldet dat
uw juk hun de nog ontbrekende beschaving zou leeren, om
dat gij niet geloofdet, dat zij evenveel gevoel voor vernede
ring hadden als gij, dat zij onder uwe trappen zooveel le
den als gij onder gelijke omstandigheden zoudt doen. Mis
schien zult gij door eigen lijden tot nadenken gebracht
worden. Menschen die zeiven veel geleden en ondervonden
hebben hebben doorgaans medelijden met het lijden en de
beproevingen van anderenen zullen niet licht medewerken
om anderen leed en onrecht aan te doen. Strijd nu eens
zelf den goeden strijd voor eigen haardin dien strijd
zijn wij niet tegen u. De herinnering daaraan zal u mis
schien weerhouden later andere volken tot dien strijd te nood
zaken.
Aanvankelijk verdiende Pruisen den bijval van Europa.
Op een schandelijke wijze met een oorlog bedreigdgreep
het tot zelfverdediging naar de wapenen, en versloeg zijn
vijand. Dat het zich met bloot tot zelfverdediging bepaalde,
maar tevens den driesten aanvaller een ernstige tuchtiging
wilde toedienenwie zou het wraken Yan dat voornemen
spraken reeds bij het begin van den oorlog de reizigers die
de Duitschers naar hunne vanen zagen trekken, Van op
gewondenheid en overmoed geen spoor luidde één dier
berichten de meesten zijn weemoedig over de vreeselijke
ramp die de oorlog over hun vaderland brengtmaar tevens
vast beslotenwat het ook mocht kosten alles te wagen om
den overmoed der Eranschen voor goed te fnuiken."— In
derdaad dat hebben zij verdienden de intocht in de vijan
delijke hoofdstad zou geen te hooge prijs zijn voor de op
offeringen der Duitschers. Als echter de Pruisische Koning
veroveraar wil worden, overschrijdt hij de grens waartoe de
bijval der volken hem kan volgen. Hij wordt gelijk aan den
aanvaller, en pleegt hetzelfde onrecht, dat hij begonnen is
op zoo rechtmatige wijze te straffen.
Niemand mag iets anders wenschen dan een toestand, die
den vrede in Europa mogelijk maakt en bevorderten te
gelijk aan de volken de gelegenheid verschaft om zich te
ontwikkelenwelvaart en bloei te genieten. Die iets anders
wil, is een vijand van zijn eigen volk evenzeer als van den
Europeeschen vrede. De ellendige Eransche regeering die
dezen oorlog begonheeft de eenheid van Duitschland
plotseling in het leven geroepen. Dat was zeker geen
kwaad, en kon slechts strekken om een zeer noodzakelijk te
genwicht tegen Erankrijks macht en overmoed te vormen.
De avontuurlijke en lichtzinnige politiek van het Fransche
Keizerrijk, dat slechts voor zijn eigen belangen zorgde en
zich zeer weinig om het ware belang van Erankrijk, veel
minder om dat van Europa bekommerde, heeft zijn opper
macht willen grondvesten door Pruisen klein te maken. Dat
doel was verderfelijk. Nu de aanslag misluktzou inder
daad het veelbesproken evenwicht tot stand kunnen komen.
Daarom kon men zich verheugen in de zegepraal der Duit-
sche wapenen, want zelfs tegenover het vereenigde Duitschland
was Frankrijk, niet onder den verlammenden en verstik-
kenden druk van bet Keizerrijkmaar onder een verstandig,
vrijheidlievend beheer, een voldoend tegenwicht. Wordt ech
ter de noord-oosthoek van Erankrijk bij Pruisen ingelijfd,
dan wordt Pruisen daardoor niet s1 erker, want zoodra liet
zich naar een anderen kant wildoen gelden, dreigt aan deze
zijde gevaar. Wat erger is, bij het sluiten van "een vrede
op zulke voorwaarden behoeft men geen profeet te zijn om,
binnen een niet te langen tijdeen tweeden vreeselijken
Eransch-Duitschen oorlog te kunnen voorspellen.
Wat ieder begrijpt en voorziet, kan alleen de Pruisische
regeering dat niet voorzien Ziet zij niet indat zij door
te groote verbittering van Erankrijkdoor het niet tijdelijk
bezettenmaar voor goed inlijven van twee Eransche pro
vinciën voor Pruisen een voortdurende lastpost, een blijvend
bezwaar schepteen bezit dat bestendige bewaking eiseht
En dat kan toch het belang van Pruisen, van Duitschland
niet zijn. Maar het belang van het Pruisische volk
en dat yan een Ministerie Bismarck zijn die twee wel één?
Heeft dit Ministerie, dat geen steun vindt bij de meerder
heid des volksmaar dat zijn kracht zoekt en vindt in oor
logssucces, geen behoefte aan een toestand', die een groot
leger, althans een geheel het volk omvattende legerinrichting
vordert
En dan het Pruisische volk ziet dat niet in, dat het te
ver gaatdat het zich zelf een last op den hals haaltzich
noodeloos op een gevaarlijke post plaatst, die voortdurend
veel van zijn beste krachten zal onttrekken aan den arbeid
voor eigen geluk en eigen welvaart? Ach, wat ziet een volk
inwanneer een regeering als die van von Bismabck
het verblindt door zooveel schitterends, door zooveel krijgs
roem door het hoogste wat me i ooit hoopte te bereiken
de vereeniging van Duitschland? En als dan die regeering
gesteund wordt door een krachtigen adeldoor een talrijke
aristocratische en militaire partijdoor een geestelijkheid
nauw met die regeering verbonden en wederkeerig op haar
steunende Als die regeering daarenboven nu eens den
bijval wint van een democratische partij, die rechtstreeksche
inmenging van de regeering wenscht in de wetten der sa
menleving, die brood en spelen van de regeering vraagt, dan
weer diezelfde woelige democratische partij als een schrik
beeld gebruikt om de behoefte te bewijzen aan een krachtig,
schier onverantwoordelijk gezag, welke hoop blijft er dan
over voor een partij, die met haar grooten landgenoot Goethe
van oordeel is, dat de beste regeeringsvorm die is welke het
volk leert zich zelf te regeeren
Helaas, als wij de volken zoo dapper, zoo alles opofferend
zien tegen een nabuur die het de wet wil voorschrijven, dan
smart het ons te dieper, dat zij zoo weinig veerkracht be-
toonen om in hun eigen huishouding vrij te zijnom naar
een voor alien gelijke wet bestuurd te worden, en niet naar
de willekeur en het welbehagen van eenige meesters, om zich
zeiven te regeeren. Waarom hebben de Eranschen niet voor
jaren dezelfde geestkrachtdenzelfden moed dezelfde opof
fering gewijd aan de bestrijding van dat Napoleontische
Keizerrijk, dat hen zoolang heeft onderdrukt en nu zoo
diep rampzalig maakt? Omdat zij geen begrip van ware
burgerlijke en staatkundige vrijheid hebbenomdat zij zieh
als kinderen laten verblinden door een zekere ingebeelde na
tionale grootheid, door een ijdelen uiterlijken glans, en daar
door hun eigen ketenen niet voelen, de schande van hun ei
gen knechtschap niet zien. Zal het Duitsche volk wijzer zijn?
Het is zeker minder ijdel, minder oppervlakkig, beter onder
wezen en verstandiger dan het Eransche, maar het bezit toch
evenzeer talrijke en krachtige bestanddeelendie de ontwik
keling der ware volksvrijheid in den weg staan, en een
ernstige strijd zal noodig zijn om zich die vrijheid in eigen
huis te verwerven. Tegen binnenlandsche dwingelandij zijn
de volken doorgaans zoo weinig standvastig, zoo weinig op
offerend. Hun burgermoed is in den regel zooveel minder
dan hun oorlogsmoed. Hun goedhun bloedhun leven
hebben zij veil in den strijd tegen vreemden dwangmaar
als het van hen geëischt wordt pal te staan in den strijd
tegen binnenlandschen dwangniet door wapengeweldmaar
door de verdediging der beginselen van ware volksvrijheid,
dan deinzen zij voor de minste onaangenaamheidvoor de
geringste opoffering, voor de kleinste inspanning terug.
W. v, d. K.
Bij kon. besluit is eene commissie benoemd tot herziening
van de bestaande wetgeving op de schutterijen.
Prins Napoleon is den 7 te Brussel aangekomen en aan het
Hotel de Saxe afgestapt.
Graaf Vilain XIIII is in de den 9 gehouden zitting der
Kamer van Afgevaardigden tot voorzitter gekozen.
De regeering heeft dien dag bij de Kamer een ont
werp ingediend tot verlaging van den census voor de
gewestelijke verkiezingen op 20 en voor de gemeentelijke
verkiezingen op 10 fr. Het aantal kiezers voor de gemeen
teraden zou daardoor van 230422 tot 355000, en voor de
provinciale Staten van 111461 tot 225000 stijgen en dat
voor de Kamers op 105031 blijven. Den 10 is door 12 leden
bovendien een voorstel ingediend tot herziening van 3 arti
kelen der kieswet, welke op de verkiezing van leden der Kamers
betrekking hebben, alsmede door den heer Punch een voor-
stel tot het verplichtend stellen van het lager onderwijs.
De rechtbank te Brussel heeft den 11 zekeren A. Laurent,
een franschmanveroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf
en 100 fr. boete, wegens het zenden van 2 brieven aan Keizer
Napoleon op Wilhelmshöhewaarbij deze vermaand werd
100000 fr., poste restante te Brussel te zenden, zullende de
schrijver anders met 3 vrienden, die te Londen waren en betrek
king met de omgeving der Keizerin hadden aangeknooptden
keizerlijken prins ontvoeren en naar Erankrijk overbrengen
ofbij verhindering hierin, vermoorden. Van Wilhelmshöhe
waren de brieven onmiddelijk naar de brusselsche policie ge
zonden. Laurent heeft het feit niet ontkendmaar beweerd
het in een ijlende koorts of in een vlaag van waanzin bedre
ven te hebben.
Le Bien Public maakt een, in eene samenkomst van Afge
vaardigden uit alle diocesen des lands opgesteld adres open
baar, hetwelk aan de groote mogendheden is gericht en
waarin de zaak van den Paus wordt bepleit. Een exemplaar
van dat adres zal den Koning worden aangeboden, met ver
zoek, het bij de buitenlandsche regeeringen te ondersteunen.
De Raad van State heeft den Prins-Stadhouder een adres
van dankbetuiging aangebodenwegens „de onwaardeerbare
di,enst", gedurende de jongste crisis door dien "Vorst aan het
land bewezen.