No. 8.
Drieënzeven t igste
Jaargang
1871.
ZONDG
19 FEBKÜAR I.
(Dfficiccl (Scbccltc
Een misverstand.
£2HcfccIijfc0cïte ficricfttcn.
Belgie.
l*ruisen.
Ooslcnrük-lIongar{je.
Italic.
A I. k M A A K S i: Is CO III A A T.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post 1 O,SO,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM*. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels f 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend noramer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
Bij deze Courant behoort een Bijblad.
De COMMISSARIS DES KONINGS in de provincie
NOORD-HOLLAND herinnert alle autoriteiten, en een
ieder die daarbij belang beeftaan de bepalingen der wet
van den 8 November 1815 (Staatsblad No. 51), en aan den
inhoud van art. 29 der wet van den 5 October 1841 (Staats
blad No. 40), betreffende de verevening van schuldvorderin
gen ten laste van het Rijkmet aanmaning om zoodanige
schuldvorderingen, zoo spoedig mogelijk, immers vóór den
eersten Julij aanstaande in te dienen, aangezien aan die wets
bepalingen zoo nu ah in het vervolg, stiptelijk de hand zal
worden gehouden. De Commissaris des Rollings voorn.,
Haarlem, den 10 Feb. 1871. ROÉLL.
P O S T E R IJ E N.
De Directeur van het Postkantoor te Alkmaar brengt ter
kennisse van het publiekdat de brievenbestellers bij liet doen
hunner bestelling voorzien zijn van eenen voorraad frankeer
zegels van 5 cents en dat zij mede ter bekoining van andere
soorten van frankeerzegels, verpligt zijn het algemeen behulp
zaam te wezen.
Verder wordt ter kennisse van belanghebbenden gebragt
dat er gelegenheid bestaat tot verzending van eene derde
maandelijksche brievenmaal naar Ned. Indie langs den weg
van Brindisi en Suëz.
De eerstvolgende expeditie der bedoelde brievenmaal vindt
plaats op 17 Maart en vervolgens om de vier weken met
den trein die te 10.83 's morgens van hier vertrekt.
Daar de fransclie pakketbooten van Singapore naar Batavia
regtstreeks doorstoomen zonder onderweg aan te leggen
geschiedt met deze brievenmaal geene verzending van brieven
enz. naar lliouw, Banka en Palembang. GOUWE.
POLITIE.
Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie
voorhanden het navolgende gevondene, alseen kinderzak met
eenig geldeen ring met sleutelseen bonte manchet.
Zoo durf ik noemen het groote verschil van zienswijze
dat er volgens den schrijver van de hoofdartikelen in de
Heldersche Courant tusschen hem en mij zou bestaan omtrent
de verdediging van ons vaderland. Aan een misverstand
durf ik toeschrijven zijn verklaring dat onze beschouwingen
in dit opzicht geheel uiteenloopenaan een misverstand wijt
ik het dat mijn artikel hem zoo onaangenaam heeft getroffen,
wat mij op mijne beurt natuurlijk weer onaangenaam heeft
aangedaan. Mogen de nadere toelichtingen die van mij ge
vraagd worden en die ik zeer gaarne geef, er toe bijdragen
om ons beide uit die droevige stemming op te beureu!
Niet dat wij bet nu juist omtrent alle punten eens zullen
zijndoch dat is ook volgens de H. Ct. zelve niet noodza
kelijk. Als wij in de hoofdzaak maar niet tegen elkander
overstaan. Of de H. Ct. het gevaar van oorlog voor ons
land iets grooter acht dan ik, en haar vertrouwen op ons ver
dedigingsvermogen mede iets grooter is dan het mijneis
van ondergeschikt belang. De vraag iszijn wijwat de
hoofdzaak betreftwat de strekking onzer artikelen aangaat,
tegenstanders of bondgenooten
Het doet mij leeddat ik genoodzaakt ben te beginnen
met den uitroep hoe is het mogelijkdat men zoo slecht
zoo onnauwkeurig kan lezen Als men zoo slecht verstaan
wordt, zelfs door zijn geestverwanten en bondgenootenzou
men waarlijk den lust en den moed verliezen, om ooit. weer iets
te schrijven. Als een dagbladschrijver, die volgens de H. Ct.
zelve verplicht is tot onderlinge vergelijking en gezette over
weging van hetgeen hij leestaan onze woorden een zin en
een strekking geeft, die in strijd zijn met hetgeen er in goed
verstaanbaar Hollandsch te lezen staatals hij ons dingen
laat zeggen die wij niet gezegd hebbenwat moeten wij dan
verwachten van het groote publiek, dat alweder volgens de
zelfde 11. Ct. het geschrevene slechts vluchtig doorloopt 1
Op één misverstand moet ik allereerst wijzen. De heer
v. d. K. zegt de II. Ct. schijnt de toekomst beden
kelijker te achten dan vroeger, hij erkent de mogelijkheid
dat wij ons eenmaal tegen Pruisen te verdedigen zullen heb
ben. hij betwijfelt zeer of onze verdedigingsmiddelen voldoende
zijnen toch acht hij om verschillende redenen het gevaar
zoo groot niet. Hoe is dat mogelijk Ja, als ik mij zoo
bad uitgedruktzou de redeneering al vrij zonderling wezen.
Ik heb echter van tweeërlei gevaar gesproken, en dat twee
ërlei gevaar wordt door de II. Ct. verward. Mijn redeneering
was deze: lk acht om verschillende redenen het gevaar
dat wij met Pruisen in oorlog zullen geraken, niet zoo groot;
maar als wij over onze verdediging spreken, behooren wij niette
min ons het geval van een oorlogen wel van een oorlog met
Pruisen voor te stellen en dan doet zich terstond de vraag
voor: Zijn onze verdedigingsmiddelen voldoende? Is dit
duidelijk? Nog niet? Dan zal ik mijn meening nog eens met an
dere woorden trachten uit te drukken. Sommigen zijn overtuigd
dat ons onvermijdelijkhetzij dan na korter of langer tijd
een oorlog met Pruisen staat te wachten. Ik zie dat nog
niet inik acht dat gevaar nog zoo groot niet. Maar als ik
ga.spreken over onze verdediging, doet dit minder ter zake.
Al acht ik het oorlogsgevaar niet zoo dreigend als vele an
deren dit belet nietdat ik bij een bespreking van onze
verdediging mij het geval voorsteldat wij ons tegen Prui
sen dat is tegen Duïtschland, moeten verdedigenwant vau
dien kant dreigt ons zeker het meeste gevaar en ik vraag mij
afkunnen wij ons met de hoop op een goeden uitslag
verdedigen? Laat ik tot verduidelijking een vergelijking
gebruiken. Ik wil voor mijn veiligheid zorgen. Nu acht ik
1Die ik later, om aan het verzoek der H. Ct. te voldoen,
gaarne wil mededeelen.
hier in Alkmaar het gevaar, dat mijn voordeur 's nachts door
dieven opengebroken zal worden niet bijzonder groot; maar
dit belet nietdat ik een voldoende sluiting begeer. Ik zal
immers niet tegen den slotenmaker zeggenhet kan met een
oud, zwak slotje wel toe, want er is toch niet veel gevaar
van inbraak. Neen, als ik een slot op mijn deur begeer,
dan stel ik mij het geval voor dat iemand hij mij wil ste
len en ik wenseh de sluiting zoo mogelijk voldoende.
Als ik mijn inboedel tegen brandschade verzekerkomt het
er weinig op aan of ik het gevaar van brand iets grooter
of kleiner acht. Ik voor mij althans vind het dwaas of al
thans zeer onvoorzichtig, als iemand aldus redeneert: er bestaat
mijns inziens geen bijzonder groot gevaar, dat mijn inboedel
ooit zal verbrandenen daarom zal ik hem maar voor de
helft van de waarde verzekeren. Neen, als men zijn inboedel
verzekertbehoort men dit zóó te doendat men in geval
van brand voldoende schadevergoeding ontvangt, en als men
een slot op zijn deur laat maken dient het sterk genoeg te
zijn om een dief buiten te houden, onverschillig of het gevaar
van brand of diefstal wat meer of wat minder groot is te
achten. Zoo ook is het [dicht te vragen zijn onze verde
digingsmiddelen voldoende in geval van een oorlog met.
Pruisen? ofschoon men het gevaar, dat zulk een oorlog zal
uitbreken, niet zoo groot acht als sommigen het voorstellen.
De H. Ct. schrijft mij de meeuing toe, dat onze middelen
van verdediging al zeer weinig vertrouwen verdienen. Op
welken grond Omdat ik verschillende vragen doe waarop
ik een antwoord noodig oordeel Ik heb omtrent het vol
doende of niet voldoende geen eigen meening uitgesproken;
ik heb alleen gewezen op hetgeen thans bij ons volk de ge
moederen verontrust, en ik heb beweerd, dat wij mogen vor
deren dat onze Regeeringdat onze deskundigen de zaak
zullen onderzoeken bij het licht, dat de ondervin
ding in den thans, zoo wij hopen geëiudig-
den oorlog over de krijgswetenschap heeft
doen opgaan. Maar die vragen bewijzen voor het
minst, dat er aan getwijfeld wordt, of onze verdedigingsmid
delen wel voldoende zijn zegt de II. Ct. Daarin heeft zij
volkomen gelijk. Dien twijfel acht ik niet alleen geoorloofd
maar zelfsna hetgeen er in den thans geschorsten krijg is
voorgevallenplichtmatig,
Maar er is geen nieuw onderzoek noodig zegt de H.Ct.
de zaak is voldoende onderzochten zij vraagt mij of ik
mij de stukken die de heer Knoop over onze verdediging
geschreven heeft, nog wel herinner. Ik heb ze meer dan eens
onder de aandacht van het publiek gebrachten kan ze dus be
zwaarlijk geheel hebben vergeten. De II. Ct. ziet echter voorbij,
dat ik een onderzoek wenschelijk acht bij het licht, dat
de ondervinding in den thans, zoo wij ho
pen geëindigden oorlog over de krijgswe-
tenschap beeft doen opgaan. De H.Ct. beroept
zich op den heer Knoop. Uitstekend. Merkwaardig is het,
dat juist in het Eebruari-nunnner van de Gids een nieuw
artikel van den heer Knoop is verschenen over den militairen
toestand ran Nederland. Een bewijsdat ook deze krijgs
kundige thans een nieuw onderzoeknieuwe inlichtin
gen aan het Nederlaudsche volk noodig acht. Ziedaar, één
onzer meest bevoegde deskundigen heeft reeds aan mijn ver
langen voldaandat de H. Ct. ongegrond achtte
In zijn inleiding zegt de heer Knoop //Verbazend is dp
"loop der gebeurtenissen geweest. Men had misschien ge-
«dachtdat de overwinning aan de zijde van Duitschlaud
//zou zijnmaar niemand had zich kunnen voorstellendat
«reeds in de eerste maanden die overwinning zoo volkomen
//zou wezen en de Fransclie legers zoo ontzettende en zoo
//smadelijke nederlagen zouden ondergaan. Die uitkomst heeft
«de gemoederen op de geduchtste wijze geschokt,"
Schier in gelijke bewoordingen sprak ik over de veront
ruste gemoederen.
Iets verder zegt hij: //Door de gebeurtenissen van den
//laatsten tijd wordt de toestand van Europa geheel veranderd,
//en daarom betaamt het ons, Nederlanders,
//r ij pel ij k te overwegen wat wij thans te doen
»h eb ben voor de ver zekering va n ons onaf-
//hankelijk volksbesta a n." Wat zegt de H. Ct.
daarvan Zij is inderdaad al zeer ongelukkig geweest met
haar beroep op den heer Knoop. De man, naar wiens vroe
gere geschriften zij ons verwijst, komt zelf tusschen beide,
en verklaartde toestand is geheel veranderden daarom
belaamt het ons rijpelijk te overwegen wat wij thans voor
onze verdediging hebben te doen. Is dit iets anders dan
ik van onze deskundigen heb gevraagd?
Hiermede acht ik de hoofdzaak reeds uitgemaakt. De door
mijn tegenpartij opgeroepen en door mij niet gewraakte des
kundige heeft in mijn voordeel beslistmaar er zijn nog een
paar punten waarop ik meen niet te mogen zwijgen. De II.
Ct. schrijft in het eerste der beide tegen mijn opstel gerichte
artikelen het volgende//wanneer het Dagblad zegt//de vij-
//and moet achter eiken boom en eiken dijk de Nederlanders
//als uit den grond zien verrijzen om den vaderlandsellen
//grond te verdedigen tot. op den laatsten druppel bloeds
«dan noemt de heer v, d. K. dat «groote woorden, zelfmis
leiding anders niet."
Met uw verlofH. Ct., dat heb ik niet gezegden nog
eens verbaas ik er mij overhoe gij zoo onnauwkeurig kunt
lezen. Ik kan niet? anders doendan betgeen ik inderdaad
geschreven heb hier nog eens woordelijk te laten volgen
en het verbazend verschil zal ieder in 't oog vallen. «Wat
«vroeger ons nog eeuige gerustheid gaf, is thans, na het
«schouwspel van den oorlog in Frankrijkverdwenen, Of
«gelooft men nog aan den waarborg van persoonlijken moed?
«Is, bij voorbeeld, wat het Dagbladvan Z.-Holl. en's Graven-
«hage onlangs schreef inderdaad geruststellend? Men oordeele.
Van de natie" leest men daar «bedenke ieder die
«een krachtigen mannenarm te zijner beschikking heeftdat
«er binnen kort wel eens een tijd zou kunnen komen, wraarin
«onze onafhankelijkheid alleen daardoor te behouden zal zijn,
«dat hij die de overweldiging mogt willen ondernemen
«achter eiken boom en achter eiken dijk de Nederlanders als
«uit den grond zie oprijzen om den vaderlandschen bodem
«te verdelgen tot op den laatsten druppel bloeds." Ja,
«zoo heeft vroeger menigeen gedacht en gesprokenmaar
«wiedie kalm nadenkt en de ernst der zaak verdient
«wel kalm nadenken zal daarin thans nog een waarborg
«vinden Groote woordenzelfmisleidinganders niet.
«Neen, als onze onafhankelijkheid alleen daardoor te behou-
«den isdat de overweldiger achter eiken boom en achter eiken
«dijk de tegenstanders als uit den grond ziet oprijzen dan
«is onze onafhankelijkheid niet te verdedigen. Of hebben de
«Franschen minder gedaan? Wat de 38 millioen Fransehen
«niet. hebben kunnen verhinderen, zullen dat 3j millioen
/Nederlanders kunnen beletten? Laat ons de waarheid rus-
«tig in 't, gelaat zien. 't Is beter dan ons zeiven te bedrie-
«gen. De Franschen hebben alles opgeofferd om den vader-
«landschen bodem aan de Duitsche legers te betwistengeld,
«goed en bloed. Hun land ligt verwoesthunne dorpen zijn
«verbrand, hunne vestingen tot puin geschoten, hunne huizen
«geplanderd, duizenden en tienduizenden hunner zijn jam-
«merlijk verminkt of vonden een gruwelijkeu dood. Wat
«lieeft het hun gebaat Zij zullen moeten eindigen met de
«eischen van den overwinnaar toe te staan. Laat ons toch
«niet den bespottelijken eigenwaan voeden, dat onze dapper-
«heid, onze kracht en o nz e opoffering meer zouden vermogen."
Spreek ik nn met minachting van persoonlijken moed
Noem ik het zelfmisleiding, groote woorden en anders niet,
als iemand zegt, dat de vijand achter eiken boom en achter
eiken dijk de tegenstanders als uit den grond moet zien op
rijzen Immers neen. Maar als iemand zoo oppervlakkig
zoo onnadenkendzoo onwetendzoo weinig op de hoogte
van de eischen des tijds is, dat hij durlt. zeggen, dat alleen
daardoor onze onafhankelijkheid behouden kan worden,
dan heb ik recht die taal zelfmisleiding en groote woorden
te noemendan heb ik recht op Frankrijk te wijzen en op
hetgeen daar tot verdediging des lands is gedaan; dan heb
ik recht te vorderendat met wat meer eerbied over de
dapperheid en de zelfopoffering van het Fransche volk wordt
gesproken. Of zijn zij niet bij honderdduizenden als uit den
grond verrezen tot verdediging van den vaderlandschen bo
dem? Nog eens, bespottelijke eigenwaan is bet, dat ons
volkdat wij Nederlanders ineer zouden doen. En nu
mocht gij wenschen, dat gij u niet op den heer Knoop hadt
beroepeno h. Ct. Ik ben verplicht hem weer te laten
spreken. Hoor, wat hij schrijft in datzelfde artikel in de
Gids, dat schier te gelijker tijd met mijn opstel het licht zag:
«Wij willen een naauw verband tusschen het leger en het
/overige des volkshet leger moet een volksleger zijn; maar
«een leger moet het toch altijd bljjven; het leger te ont-
«binden en voor de verdediging van het vaderland tegen
«een buitenlandschen vijand uitsluitend te rekenen op het
«volkdat dan in massa de wapenen opvatdat zou een
«dwaze handeling zijndat zou het wis verderf van Neder-
«land aanbrengen. Maar het geheele weerbare gedeelte des
«volks zou geoefend zijn in bet gebruik der wapenen; is
«dat dan alles, is dat voldoende? Het is niets anders dan
«het a-b-e van het krijgswezen; gij hebt daardoor mannen,
«die met, geweer en sabel en kanon en paarden weten om te
«gaanmaar kunnen zij vermoeijenissen en ontberingen
«verduren; weten zij in hunne behoeften te voorzien; weten
«zij zich te behelpenkennen zij hunne aanvoerdersver-
«trouwen zij daarop; zijn zij gewoon aan orde en gehoorzaam-
«heid dat laatste vooral is eene hoofdzaak dat geeft
«vastheid en zaïnenhang aan de corpsendat is de kracht
«van een leger, en dat ontbreekt bijna altijd bij eene on-
«voorbereide volkswapening.
«Gij beroept u op Zwitserland, maar heeft het Zwitsersche
«krijgswezen al een ernstige proef doorgestaan Zie Frankrijk
«heden ten dage; zie hoe daar zelfs de geestdrift en
«de onmiskenbare dapperheid van het gewa-
«pende volk niet vermogend zijn om te vergoeden wat
«er aan orde en zaïnenhang ontbreekt. Enbedrieg u zeiven
«niet, g ij z ij t geen Zwitsers, g ij z ij t geen Fran-
«schen, gij zijt een veel minder militair volk
«dan die beide volkeren. De Nederlander heeft zijn
«vaderland lief, hij wil gaarne zich daarvoor opofferingen
«getroosten, hij wil gaarne daarvoor strijden en den dood
«braveren aan dapperheid ontbreekt het hem niethij kan een
«voorbeeldig, een uitmuntend soldaat worden, mits hij den
«tijd heeft om dit te wordenmits hij goed worde aauge-
«voerdmits hij zich aan kan sluiten bij een legermacht
«waarin reeds vastheid en zamenhang bestaat. Een leger in
«eens uit het niet oproepen, een leger improviseren, dat gaat
«bij geen enkel volk zeer goed; maar dat gaat aller-
«m instbij ons Nederlanders. Wie zich voorstelt
«dat het voldoende isbij het uitbreken van een oorlog ons
«volk te wapen te roepen en dan daar dadelijk heirscbaren
«uit te vormenin staat om met goed gevolg het land te
«verdedigendie vormt zich een droombeelddie bereidt
«zich eene bittere teleurstelling voorindien de roepstem al
«gehoor vindt en de massa des volks de wapenen opvat
«dan ontstaat hierdoor toch niets anders dan eene gewapende
«menigte, zonder zamenhang, die bij de eerste aanraking
«met eene geregelde magt des vijands als kaf voor den wind
«zal verstuiven. Wat wij hier zeggen, moge niet aange-
«naam of vleijend luidenmaar de waarheid is heten die
//hebben wij noodig te weten; ook bij een volk is in zelf-
«kennis kracht gelegen."
Wat dunkt u Generaal Knoop schijnt ook niet van
meeuingdat onze onaf hankelijkheid alleen daardoor be
houden kan wordendat de overweldiger achter eiken boom
en achter eiken dijk de Nederlanders als uit den grond ziet
oprijzenom den vaderlandschen bodem te verdedigen tot
op den laatsten druppel bloedsInderdaaddit zijn niet
anders dan groote woorden dit is zelfmisleiding en ik blijf
er bij dat in een zoo ernstige zaak het Nederlandsche volk
niet misleid mag worden. De Generaal Knoop houdt blijk
baar niet van misleidingen zegt ons volk harde maar nut
tige waarheden. Bij een volgende gelegenheid hoop ik de
aandacht nog eens meer bepaald op zijn «woord over den
militairen toestand van Nederland" te vestigen.
W. v. d. K.
Den 2 heeft te Brussel de aangekondigde processie plaats
gehad naar de hoofdkerkten einde gebeden uittestorten ten
behoeve des Pausen. Eene groote menigte geestelijken en
landlieden waren daartoe uit de provinciën overgekomen.
Eenige jongelieden hebben zich in den optocht gemengd
en de Brabanfonne en de Marseillaise aangeheven.
De petitiën aan den Koning, ten gunste van het wereldlijk
gezag van den H. Stoel, zijn in Vlaanderen door 80000, in
Henegouwen door 60000 personen onderteekend.
De minister d'Anethan heeft eene commissie van 10 leden
benoemdom van advies te dienen over de vraagof de
kamers van koophandel (welker leden door de regeering
worden benoemd) behouden of opgeheven moeten worden.
Den 10 overleed te Ixellesruim 80 jaren oud, de baron
E. C. de Gerlache, honorair le president van het hof van
cassatie en gewezen voorzitter van het Nationaal Congres
en van de Kamer van Vertegenwoordigers.
De Kamer van Afgevaardigden heeft den 7, met alg. st.,
het gevraagde crediet van 6J miljoen fr., tot uitbreiding van
het materieel der staatsspoorwegentoegestaan.
Den 14 heeft de minister Kervyn v. Lettenhoveomtrent
het niet vragen van het advies van Ged. Staten van Luik
over bet overnemen door den Staat der opleidingsschool van
dan kanunnik Habets gezegddat de minister v. d. Peere
boom reeds in 1864 advies over deze geenszins nieuwe zaak
ingewonnen heeft en dat de regeeringal luidt zoodanig
advies ontkennendniet verplicht is zich daarnaar te ge
dragen. De oppositie heeft zich met deze verklaring niet
tevreden gesteld.
De Keizer heeft de waardigheid van „Kroonprins des
Duitschen Rijks" met het praedicaat „Keizerlijke Hoogheid"
aan den Kroonprins en aan eiken toekomstigen troonopvol
ger verleend.
In de zitting der Kamer van Afgevaardigden van den 8
hebben de Afgevaardigden uit Noord-SleeswijkKryger en
Ahlmann, even als in vorige jaren, den eed op de constitutie
geweigerd zij zijn vervolgens met bijna alg. st., onbevoegd
verklaard om zitting te nemen en hebben hun mandaat ne-
dergelegd.
De oostenrijksche Delegatie heeft de voorstellen harer com
missie om de meeste der door de regeering aangevraagde
gelden tot verhooging van 's Rijks weerbaarheid te weigeren
of aanzienlijk te verminderen allen aangenomen behalve dat
om de vermeerdering der ruiterij in vredestijd niet 8000 man
(jaarlijks 4 miljoen kostende) aftestemmen. Den 7 is de
zitting gesloten; graaf v. Beust deelde mede, dat de Keizer
het na overleg tusschen de 2 Delegatiën tot stand gekomen
budjet voor 1871 bekrachtigd heeft.
Oostenrijk.. De Keizer heeft onder dankbetuiging ont
slag verleend aan graaf Potocki als president-minister, en
voorts aan de ministers TaaffeTschabuschniggStremayer
en Petrino. Ten opzichte van graaf Taaffe is nadere beschik
king voorbehoudendr. Stremayer is benoemd tot raadsheer
in het hooggerechtshof. Graaf Hohemdart is benoemd tot
minister van binn. zaken en belast met het vormen van een
nieuw kabinet, in welke taak bij geslaagd is.
De officiëele W iener-Zeitung kondigt aandat het nieuwe
bewind zich op den grondslag der bestaande staatsregeling
plaatsende zich vóór alles zal toeleggen op het bevorderen
van verzoening, aan alle wettige eigendommelijkheden de
meeste ruimte latendezonder hachelijke compromissen met
het separatismusten koste der eenheid van den Staat
aantegaan. De regeering zal aan den Rijksdag en aan de
Landdagen voordrachten indienen tot invoering eener met
de Rijks-eenheid vereenigbare uitbreiding der wetgevende
en administratieve autonomie van de verschillende landen,
van rechtstreeksche verkiezingen voor al de Landdagen enz.
Bij Keiz. besluit van den 8 is eene onbeperkte amnestie
verleend voor alle politieke en drukpersdelicten.
Behalve de minister van binn. zakentevens president
graaf Hohenwarttot dus ver stadhouder van Beneden-Oos
tenrijk en de minister van financiën bn. v. Holzgethandie
ook in het vorige kabinet dezelfde betrekking vervulde, zijn
de leden van het nieuwe bewind weinig bekende personen
waaronder 2 czechen (onderwijs en justitie) en niet één pool.
De Verfassuugs-partij is er weinig mede ingenomen, en vooral
gekant tegen een czechischen minister van onderwijs
Hongarije. De minister van onderwijs en eeredienst bn.
Eötvös is in den nacht van 23 F'ebr. overleden. "Wegens
dit sterfgeval is van het gebouw der Academie eene zwarte
vlag uitgestoken en geene zitting van het Volkshuis gehouden.
De kardinaal Antonelli heeft een protest uitgevaardigd tegen
de aankomst van den Kroonprins en zijne gemalin te Rome
en het betrekken van het tiuirinaal door deze personen; hij
beklaagt zich daarin tevens over de oprichting van een ge
nootschap van vrijdenkers, dat zijne vergaderingen openlijk
aankondigtdaarvan verslag in de dagbladen doet en eerdaags
een orgaan zal uitgeven tot bestrijding der r. c. godsdien
stige begrippen.
Msgr. de Mérode heeft geprotesteerd tegen het betrekken
door italiaansche troepen der op zijne kosten in bet pretori-
aansche kamp gebouwde kazerne „Maccao" en tegen het voor
dat gebouw lossen van saluutschotenter gelegenheid dei-
komst van den Kroonprins en diens gemalin.
De gouverneur van Rome heeft 2 revolutionaire bladen in
beslag genomenwelke voor den Paus honende artikelen
inhielden.
De Kamer van Afgevaardigden heeft het art. der wet be
treffende de aan den Paus te verleenen waarborgen, hetwelk
's Pausen dotatie vaststeltden 9 aangenomen.
Art. 7, dat de onschendbaarheid der pauselijke paleizen
vaststelt, heeft den II aanleiding gegeven tot eene levendige