D) ieënz even i igste Jaargang.
1871.
2 JULL
No. 27.
Z O N G
<?)ft*iciccü <*5ebccltc
Een veroordeelde wetenschap.
PoIÜtcfc ®ÜCt*2tcftt.
P
A k
li s if
x
T.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f O,63, franco per post t O,SO,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers IIERM1. COSTER ZOON.
Bij deze Courant behoort een Bijblad..
IA N
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in liet eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
SCHUT T E R IJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis van de belanghebbenden: dat het ouder-
zoek der ligchaamgebreken en verdere reclames van de in
geschrevenen van dit jaar, gehouden zal worden ten raad-
huize dezer gemeente, op Donderdag fi Julij aanstaande,
's namiddags 1eu 5J. ure.
Werkelijk dienstdoende schutters, die, wegens ligchaams-
gebreken c.s. ontslag uit de dienst verlangen, kunnen hunne
reclames tevens doen onderzoeken.
Aan de belanghebbenden wordt herinnerddat, ingevolge
de wet, alleen bij persoonlijke opkomst vrijstelling van dienst
mag verleend worden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
23 Junij 1871. De Secretaris
NUHOUT VAN DEK VEEN.
KENNISGEVING.
Het HOOED van bet Plaatselijke Bestuur te ALKMAAR
brengt, op grond van art. 1 der wet van 2 i Mei 1815 (Staats
blad nc. 22) bij deze ter kennis van de ingezetenen der g.-
meente, dat het kohier voor de belasting op bet Personeel
dienst 1871/72 op den 24 Junij 1871 door den Heer Pro
vincialen Inspecteur der direcie belastingen in Noordbolland
executoir verklaard op heden aan den Heer Ontvanger der
Rijks directe belastingen binnen deze gemeente ter invorde
ring is overgegeven.
Ieder ingezetendie daarbij belang heeft, wordt vermaand
op de voldoening van zijnen aanslag behoorlijk acht te geven,
ten einde alle geregtelijke vervolgingen, welke uit nalatigheid
zouden voortvloeijen, te voorkomen.
Alkmaar, Het Hoofd van het Bestuur voorn..
den 27 Junij 1871.A. MACLAINE PONT.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de eerste helft der maand Juni.
J. L. GIELEN P. J. van den MUIJSENBERG, Am
sterdamANTON1E JANSEN, Boekei; JOHAN BAK
KER, Edam; JAN van NEE, Heemskerk; P. BOODE
lieer HugowaardNAATJE VISSER (2 stuks), 's Graven-
hageTEUNIS SINGER, Leimuiden.
Van de hulpkantoren
Oudcarspel: PIETER MINKE, Heer Hugowaard.
Rustenburg: JACOB LEEGWATER, Axwijk.
SchoorldamPIET DEKKER, Haarlemmermeer.
Wognum: J. HOELAND, Heer Hugowaard.
li.
De staathuishoudkunde vindt geen genade in de oogen der
Katholieke bewegingspartij. Dat was reeds vroeger bekend.
In 1869 verscheen als No. 9 der Katholiek-Nederlandsche
brochuren-vereeniging een geschrift van Mr. J. J. W. van den
Biesen, getiteld «De Kerk en de Volkswelvaart," dat geheel
in denzelfden geest was geschreven als de uitvallen van de
Rieuire Noord-Hollander tegen Mr. de Brüyn Kofs. De
onkunde van dien schrijver en zijn algeheele onbevoegdheid
om over staathuishoudkunde te oordeelen is reeds dadelijk
zonneklaar aangetoond in een vlugschrift van Mr. A. J. B.
Stoffels waarvan de titel als opschrift boven dit opstel
is geplaatst. Dit geschrift was van te meer beteekenis, om
dat de beer Stoffels Katholiek is, er. met warmte en
liefde spreekt over de leer zijner Kerk. //Mijn geloof is mij
heilig en dierbaar schrijft hij. Dat geloof is zóó edel
en zóó grootseh dat ik niet onverschillig kan toezien, dat
bet door andersdenkenden wordt miskend wegens de onedele,
kleine handelingen van die mannenwelke zich aan 't hoofd
der quasi Katholieke beweging hebben gesteld. Watzegik?
door andersdenkenden Ja, maar ook door mijne geloofs-
genooten."Verder: «Ik belijd en huldig de waarheid van
het geloof en van de kerkleermaar ik kom op tegen ver
keerde voorstelling van de wetenschap." En nog eens' //Als
Katholiek kom ik mij beklagen over de hevigeonwaardige,
onhebbelijke taalwaardoor in onze dagen en in ons land de
zoogenaamde Katholieke pers zich zoo treurig onderscheidt.
Moet dan de heiligheid en de waarheid van ons geloof door
schelden en schreeuwen betoogd worden? Moet de luister
en de heerlijkheid van den godsdienst door straattaal bevor
derd worden? Moet bet recht der kerk verkregen worden
door insinuatie, intrigue, verdachtmaking en begoocheling?
Men leze de Tijd, de A. Noordbranter, het Dompertje, de Maas
en Roerbode.
Deze Katholiek, vol liefde voor zijn kerk, maar tevens
vol liefde voor de door hem beoefende wetenschapis met
verontwaardiging vervuld over de wijze waarop Mr. van den
Biesen zich over de staathuishoudkunde uitlaat, Mr. van
den Biesen, die zegt. hij volkomen zijn eigen erken
ning rechtvaardigt, «dat hij veel tijd en ingenomenheid nut
teloos aan de economisten heeft verspild." Wat toch heeft
Mr. v. d. B. gedaan Ziehier boe Mr. Stoffels zijn werk
omschrijft: "De staathuishoudkunde wordt door het slijk
gebaald; walgelijke, misdadige afdwalingen worden voorge
steld als de leerstellingen van de meeste economisten. Tot
dat einde worden uittreksels van vreemde schrijvers uit koorts
achtige tijdperken aangehaald. De ernstige werken van de
meest wetenschappelijke mannen in ons" eigen land en in
onze eigene taal worden in onvergeeflijke onkunde geïgno
reerd ofmet nog onvergeeflijker boos opzetverzwegen.
Verzwegen in een werkwaarin de goede trouw hoog ver
beven en aangeprezen wordt als eerste emanatie van gods
dienst en rechtvaardigheid Dc schri|ver overtuigt Mr.
v. d. B. schier op elke plaats van dwaling, van onkunde,
van onjuiste redeneering, van scheeve voorstelling. Sommige
beweringen laat hij echter geheel zonder tegenspraak, //voor
eerst omdat" zoo schrijft „dergelijke grofheden geen
antwoord verdienenten tweede omdat ik van mijn stand
punt, als leeraar in het gelasterde vak, de wetenschap alleen
wensch te verdedigen of te bespreken tegen ernstige, eerlijke,
wetenschappelijke bedenkingen."
Zoo spreekt Mr. Stoffels over een geschrift, waarvan de
Tijd had verklaard, //dat de inhoud, de geest en de strekking
onberispelijk is." Hij toont aandat de leer der staathuis
houdkunde niet is in strijd met de leer der Kerkmaar dat
zij daarmede overeenstemt en haar ondersteunt. Om te doen
uitkomen dat Mr. v. d. B. de leer der staathuishoudkunde
onjuist voorstelt, beroept Mr. Stoffels zich juist op de ge-
schritten van den heer de Bruyn Kops, wiens staathuishoud
kunde onlangs werd voorgesteld als tot het materialisme en
de commune voerende.
Mr. v. d. B. had beweerd, dat de economisten door maat
schappelijke welvaart verstaan //liet vergaderen en ophoopen
van schatten en het dienen van dc teugellooze begeerlijkheid
van eigen lusten en belangen."
De staathuishoudkunde, antwoordt Mr. Stoffels, verstaat
door welvaart niets anders dan «de gelegenheid om door ar
beid in zijne behoeften te voorzien." Wie anders zegt is
geen economist. Hij haalt daarop de woorden van den heer
de Bruyn Kops aan
//Tót eenig antwoord op de vraagwat moet ik doen om
welvaart te verkrijgen r zal men hooreuwerken en eer
lijk zijn."
«Verbetering van het levenslot der talrijkste en armste
klasse is de leus der staathuishoudkunde."
«Dat, is het groote doel der staathuishoudkunde, of liever
hel is liet, doel van Christendom en ware menschenliefde."
Ook de Hoogleeraar Vissering achtte zich verplicht tegen
de valsche voorstelling der staathuishoudkunde door Mr. v.
o. B. op te komen en riep als slotsom zijner beschouwing
dien schrijver toe: «Ik zeg u: leer eerst kennen vóór gij oor
deelt. Al wat ge uwen lezers van Quesnay en Smith en
Malthus opdischtis niets anders dan napraten van hetgeen
gij hier en daar uit de tweede en derde hand hebt opgeraapt,
ik zeg u en ik tart u om bet, in goeder consciëntie tegen
te spreken: gij hebt noch de Physiocraiienoch de Inquiry,
noch dc Essay on the principle of population gelezen. Ik zeg
u: uwe citaten uit Say, Clément Mill zijn niet anders dan
eene armzalige schijuvertooning van geleerdueid, alsof gij deze
schrijvers bestudeerd hadt. Ik zeg u wanneer gij Eourier
en Proudhon onder de economisten rangschikt en hunne be
weringen op rekening var. dezen steltdan getuigt dit een
voudig öf van schromelijke onwetendheidóf van schaamt,e-
looze kwade trouwenz."
Dat de partij zelvedie aanvankelijk Mr. v. d. B. met
uitbundigen lof overlaaddetot bet inzicht is gekomen van
zijn algeheele onbevoegdheid, schijnt te blijken uit een
strooibiljet, tegen de jongste verkiezingen aan deRoomsch-
Katbolieke kiezers in de gemeente Haarlemmermeer tot aan
beveling van Mr. desAmorie van der Hoeven toegezon
den waarin ouder anderen ten opzichte van de vroegere
c&ndidatuur van den heer v. d. B. wordt gezegd«Heeft
de heer van den Biesen het toen niet kunnen halen dit
bewijst niets anders dan dat tegenover mijnbeer Rutgers van
Rosenburg een bekwamer man gesteld bad moeten worden
en geen aankom eling van weinig beteeken i s."
De Nieuwe Aoord-Hollander schijnt echter nog altijd van het
gevoelen van den beer v. d. B. te zijn. Heeft dit blad geen
kennis genomeu van het geschrift van Mr. Stoffels Met de
wederlegging daarvan zou liet een voor zijn stelsel hoogst
nuttig werk doen. Doch de N. N. H. staat in dit district
niet alleen. De Nieuwe Alkmaarsche staat zijn bondgenoot
bij de verkiezingen ook in dit opzicht ter zijevenwel met
groote omzichtigheid. Zij v e r o o r d e e 11 de wetenschap
der staathuishoudkunde nieto neendaartoe is zij immers
te verlichtmaar zij wantrouwt haarzij waarschuwt
tegen bespiegelingen vreemd aan de werkelijkheid,
zij waarschuwt tegen boerenbedrog. Hoort, wat zij
noodig achtte tegen den verkiezingsdag over den heer de
Bruyn Kops te zeggen:
«Zijn speciale studiën hebben tot onderwerpstaathuis
houdkunde.
«Nu behooren wij geenszins tot hen, welke op die weten
schap .zoo dat vak van kennis dien naam reeds verdient
met geringschatting nederzien.
«Maar hare beoefenaars wenschen wij te houden bij hun
studeervertrekzij moeten blijven vertoeven op de hoogte
der bespiegelingen en niet nederdalen in de vlakte der wer
kelijkheid hoogstens kunnen zijvan uit hun standpunt
op het practische leven eenige lichtstralen doen vallen.
«Tot op dit oogenblik toch hebben zij te weinig positieve
resultaten verkregen dan dat zij recht zouden hebben om
als vertegenwoordigers van werkelijke toestanden op te treden.
«Vooral met betrekking tot nijverheid en landbouw hebben
zij dikwerf beginselen en theoriën verkondigd, die weinig
goede vruchten opleverden.
«Geen wonder dan ook dat industriëlen en landbouwers
huiverig zijn om aan die mannen der staathuishoudkundige
wetenschap, maar die zoo weing «afweten" van het fabriek
wezen of van het landbouwbedrijf, de behartiging hunner
belangen op tc dragen.
«Inzonderheid onze landlieden zijn het gansch niet onge
zonde begrip toegedaan, dat die «bestudeerde heeren"'de
beste raadslieden voor de «boeren" niet zijn, en dat het 't al
lerbeste moet heeten, wanneer elk zich houdt op zijn eigen
terrein.
//Nu is het wel waar, dat men ook hierin kan overdrijven
en dat men de stem der practische wetenschap te gering kan
achten; maar in onze dagen van pogingen tot «boerenbedrog'
op allerlei wijs, is te groote voorzigtigheid iu deze welligt
nog zoo kwaad niet".
l)e N. Alkm. Ct. heeft, eerbied voor de wetenschap, maar
hare beoefenaars moeten in het studeervertrek blijven. Zij
moeten blijven vertoeven op de hoogte der bespiege
lingen en niet nederdalen in de v 1 a k t, e der werk e-
1 ij k h c i d.De hemel beware ons voor zulk een wetenschap,
die in de lucht blijft zweven en zich niet om de werkelijk
heid bekommert! Van zulk een wetemsehap zouden zekerde
industriëelen en landbouwers niet gediend willen zijn. en zij
zouden groot gelijk hebben. Maar weet de A. Alkm. dan
niet, dat. juist de staathuishoudkunde van mannen als de
Bruyn Kops en Vissering afkeerig is van die hoogte der
bespiegelingen, en zich alleen beweegt in de vlakte der wer
kelijkheid zich steunende op de ervaring,, op waar
neming, op feiten en cijfers? Weet zij niet, dat
zij juist daarom de sterkste tegenstanders zijn van de dwaal
leer der communisten en socialisten, van Eourier en Proud
hon en de mannen der Communedie zich niet om de
werkelijkheid bekreunenmaar liunne bespiege
lingen tot werkelijkheid willen maken Laat de heer de
Bruyn Kops het haar dan leeren.
In zijn populaire Beginselen der Staathuishoudkunde zegt hij
van de wetten die de huishouding der maatschappij beheerschen
»I)e wetenschap is tot de moeijelijke keunis dier wetten ge
komen door oplettend na te gaan en waar te nemen al wat
in de maatschappij gebeurt, en daaruit vaste regels op te
maken. Als eene zaak verscheiden malen plaats heeften
telkens door hetzelfde verschijnsel wordt opgevolgdtrekt
zulks eindelijk de aandachten men begint te vermoeden
dat de eene zaak wel eens de oorzaak van de andere zoude
kunnen zijnalsdan onderzoekt men naauwkeurig den aard
en de werking van beidenen ontdekt zoo haar verband."
En wat is één zijner grieven tegen de communisten en
socialisten en de zoogenaamde maatschappelijke hervormers, tot
bestrijding van wier dwalingen en daarop gebouwde gevaar
lijke leerstellingen hij j uist de staathuishoudkunde
verplicht acht Dit«Zij zien den mensch aan voor een
wezendat in dezeltde omstandigheden altijd op dezelfde
wijze zal handelen, en dat daarom die richting zal volgen,
welke de hervormer hem geeft, in één woord, zij beschou
wen het menschdom als iets dat men kan vormen en kneden
als een patiëntwaarop de geneesheer (de hervormer) veilig
zijn proeven kan nemen. Dit is eene miskenning der men-
schelijke natuur; men moet den mensch nemen zooals God
hem geschapen heeft," enz.
Het blijkt alzoo dat ook de Nieuwe Alkm. volmaakt onjuist
is in hare voorstelling van de beginselen der staathuishoudkunde,
daarmee volkomen onbekend is en de werken der personen, die
zij beoordeeltniet heeft, ingezien. Haar eerbied voor de we
tenschap der staathuishoudkunde is gelijk aan den eer
bied dien sommige menschen voor de waarheid hebben en
die hierin bestaat, dat zij altijd op een eerbiedigen
afstand van de waarheid blijven. W. v. d. K.
Alexandre Dumas predikt onthouding van feesten en bals,
van genot en vermaaken verkondigt matigheid, zedigheid
en geduld. De tijd van boete is gekomen en die zal tien
jaren duren. Tien jaren lang moet Erankrijk werken, bij
dag en bij nachtzonder, verpoozingmet opoffering van
alle genoegens. Nu, dat is een goede leer, zal men zeg
gen, die in Frankrijk thans meer dan ooit op haar plaats is.
Maar is de wijze waarop de leer wordt gepredikt, wel ge
schikt om ons vertrouwen in te boezemen Ook hier is
blijkbaar effect maken weer bet groote doel. 't Is of bet
geen crust isof het er alleen om te doen is iets pikants te
zeggen. Of wie glimlacht niet, als hij het slot van Dumas' be
schouwingen leest? «Wanneer door de geheele wereld bet regel
matig en krachtig geluid zal weergalmen van dien algemeenen
arbeid, dan moet op de vraag wat dat geluid toch is, iedereen
kunnen antwoorden: Dat is Erankrijk, dat aan zijn vrijma
king en hervorming arbeidt." Ziedaar weer bet tooneel-
matige de lust om vertooning te maken. Wat heeft eigenlijk
«de geheele wereld" met dien arbeid van Erankrijk tc maken?
Men zou stil zijn weg kunnen gaan, en niet zooveel gedruiscb
maken. Nu geeft bet ons den indruk, of het niet om den
arbeid zeivenmaar hoofdzakelijk om het gedruiscb te doen
is. Gelijk men op het tooneel alleen de vertooning
maakt van een maaltijd te houden, van te eten en te drinken,
doch niet werkelijk eet of drinkt, gelijk men daar een fabriek ver
toont door te kloppente stampen en te rammelendoch
geen wezenlijken arbeid verricht, en een gevecht voor s te 11
door met de zwaarden tegen elkander en op de schilden te
slaanzonder er aan te denken inderdaad een gevecht te
leveren, zoo schijnt het ook hier vooral om de t o e s c h ou
we r s te doen vertooning maken van a r b e i d het
doel te zijn. Europade geheele wereld moet „het regel
matig en krachtig geluid van den algemeenen arbeid" hooren
en er naar luisteren. Als men E'rankrijks grenzen nadert
moet het wezen of men een groote fabriek voorbijgaat. Wat
drommel L dat, toch voor een leven, dat ik daar hoor? vraagt
men. Dat is Erankrijk, dat, aan zijn vrijmaking en hervorming
arbeidtluidt het antwoord. Diable
Gebrek aan ernst schijnt wel de groote kwaal te zijn van
zeer velen die in Erankrijk schrijven of spreken. Niet wat
men zegt of schrijft is de hoofdzaakmoe hoe men het
zegt. Vandaar dan ook, dat aan de betuigingen van berouw
over vroegere dwalingen en verkeerde inzichtendie thans
in Frankrijk niet, zeldzaam zijngeen groot gewicht kan
gehecht worden. Men komt er zoo rond voor uitdat noch
het gevoel van verantwoordelijkheid en schuld, noch bet gevoel
van schaamte zeer groot, kan zijn. In den beroemden
Paris-Guidedie in 1867 bij gelegenheid der wereldtentoon
stelling verscheentwee dikke boekdeelenwaarin de voor
naamste schrijvers vau Erankrijk in ruim 130 verschillende
artikelen de merkwaardigheden van Parijs beschrijvendeelt
de heer Henry de Péne ons mededat hij voor eenige
jaren onder een pseudonyme medewerkte aan het Parijsche
feuilleton in de Indépendance beigewaarin toen zekere be
kende hoofdpersoon van de Parijsche bals onder den naam
van Rigolbochc populair, bekend en beroemd werd gemaakt,
't, Was maar een grap, zegt bij; ik weet zelf niet, hoe wij
op dat dwaze idee zijn gekomen. Wij hadden die Rigol-
boehe zeiven nooit gezien, wij kenden haar alleen van hooren
Wij
zeggen,
plaatsen,
te nemen
hadden er pleizier in, haar op een voetstuk te
niet om baar zelve, maar om eens
:lve, maar om eens een proefje
va tl den invloed van het blad
waarin w ij schreven. Het gerucht dat deze dwaas
heid maakte, overtrof verre onze verwachting en onzen wensch.
Aangemoedigd door den goeden uitslag en bovenal, gelijk tfit
altijd met de dagbladpers het geval isdoor tegenspraak
opgewekt om ons stelsel vol te houden was het artikel het
begin van een gekeelen veldtocht, lligolboche werd beroemd
door de geheele wereld zooals Thérésa het iets later werd.
De schrijver erkentdat bij wel eenig berouw beeft gevoeld
van zooveel te hebben bijgedragen om deze «beroemdheid"
op het schild te tillen. Toen bij den triumftocht zijner heldin
aanschouwde de gansche zedelijke en verstandelijke wereld
uitdagende en bespottendevergeleek hij zich met den
leerling van den toovenaar bij Goethe die wel water kan
doen te voorschijn komenmaar het middel niet kent om
den wassenden en alles overstelpenden stroom te doen stil
staan. De schrijver deelt ons dit alles echter zoo gemak
kelijk en blijkbaar met zooveel zelfbehagen mee, dat er,
ondanks zijn erkenning van schuld, op zijn afdoende bekeering
niet te veel vertrouwd schijnt te kunnen worden.
In dienzelfden „Gids in Parijs" komt een artikel voor,
geschreven door een vrouw, madame Emmeline Raymond
over «de Mode en de Parisienne" twee van elkander onaf
scheidelijke denkbeelden. De schrijfster bespreekt de vraag,
hoe bet mogelijk isdat de Parijsche vrouwdie iu den
regel noch door schoonheid, noch door kennis, noch door geest
uitmuntzoo grooten invloed uitoefent en door de mode de
geheele beschaafde wereld beheerscht. Voor een groot deel
schrijft zij dit verschijnsel toe aan haar buitensporige inge
nomenheid met zich zelve, haar onwankelbaar geloof aan baar
eigen meerderheidwaardoor zij geen mededingster erkent
noch kan dulden. Zij gelooft altijd in zich zelve, met over
tuiging met warmtezonder ooit door den geringsten
twijfel geschokt te worden. Deze verheerlijking van zich
zelve ontwikkelt natuurlijk een sterke dosis ijdelheidde
lust om te schitteren, of althans om de aandacht te trekken,
is te gelijk het doel en de oorsprong van al hare gedachten
en daden. Om daartoe te geraken is zij onvermoeid waak
zaam en werkzaam, en legt zij zich zelve en anderen dikwijls
de pijnlijkste ontberingen op. Zou deze karakterschets van
de Parijsche vrouwen ook voor een groot gedeelte niet toe
passelijk zijn op de manlijke helft der bevolking van Frank
rijk Is die dwaze ingenomenheid met zich zeiven, die lust,
om te schitterenom met de pen of met het woord zijn geest
en gevatheid te toonen, niet de eigenlijke leidsman, in plaats
van nauwgezet onderzoek en liefde tot de waarheid?
Zoolang deze karaktertrek zich nog zoo sterk vertoont en
iu vele opzichten de overheerschende blijkt, te zijn bestaat
er zeker niet veel hoop. dat in E'rankrijk zich een andere
een betere geest zal openbaren. Het volk zal altijd verblind,
en daardoor geleid en misleid en gevangen kunnen worden
door den schijnen die daarin het beste slaagtis zijn
meester. Hoe spoedig is de oude natuur weer boven geko
men Na den ongelukkigen oorlog en de herhaalde jam
merlijke nederlagen zou men meenen dat het leger van zijn
hoog standpunt in de schatting der EVanschen zou zijn af
gedaald dat er een einde zou zijn gekomen aan zijn ver
heerlijking. Toch is het bedwingen der commune in Parijs
voldoende geweest om de geestdrift voor het leger weer te
doen ontvlammen en Thiers altijd dezelfdedie ook niets
vergeten en niets geleerd schijnt te hebbenschenkt aan elk
regiment een exemplaar van zijn geschiedenis van het Con
sulaat en het Keizerrijkverkondigende de blijde boodschap
dat daar is geboren en heeft geheerscht op aarde Napoleon I!
Maar Thiers is ook in vele opzichten een man van het
Napoleontische stelsel. Krijgsroem en invloed naar buiten acht.
bij voor Erankrijk de begeerlijkste goederen. In beginsel
was bij sterk voor een oorlog met Pruisenbij verschilde
allleen in meening omtrent het geschikte oogenblik voor
den strijd en daarin oordeelde bij juist.
Waarheidsliefde is nog tegenwoordig evenmin als vroeger
een kenmerkende eigenschap der regeering. Dat vóór en
gedurende den oorlog het Franscbe volk stelselmatig is mis
leid en met valsche berichten bedrogenwordt door niemand
meer ontkend dat Duitschland na den slag van Sedan niet
den Elzas en Lotharingen heeft geëischt als prijs van den
vrededat als voorwaarde voor een wapenstilstand alleen
is gevorderd de afstand vau Straatsburg, en dat Jules Ea-
vre zelfs niet heeft willen spreken over vredesvoorwaarden
is eerst onlangs duidelijk aan het licht gekomen. En nu de
tegenwoordige regeering? Eén staaltje is voldoende, maar
het is dan ook vau treurig gewicht en van noodlottige be
teekenis.
De Engelsche pers heeft zich zeer ongunstig uitgelaten
over de eerste handelingen van het Franscbe leger in het ver
overd Parijs. «Veel onschuldig bloed is vergoten, zegt de
Daily Newsom niet te spreken van de executies van man
nen en vrouwendie door geen rechtbank ter wereld ter
dood veroordeeld zouden zijn. Europa is hierdoor veront
waardigd en diplomatische depêches weerspiegelen den af
schuw der verschillende regeeringen. Versailles is beschaamd
over hetgeen het gedaan heeften tracht een sluier over
de onherroepelijke gruwelen te werpen." Dit laatste doet
zeker de regeeriug van Versailles eer aan. Maar men
kan zulke dingen toch zoo maar niet erkennen of zonder
tegenspraak laten. De Gaulois en de Figaro, een paar bladen
wier totaal gebrek aan waarheidszin, wier kwade trouw en onbe
schaamdheid gelukkig slechts zelden geëvenaard worden, geheel
vergetende dat zij in de eerste opgewondenheid de executiën
zonder voorafgaand onderzoek luide hebben toegejuicht,
ontkennen thans flinkweg, dat gebeurd zou zijn wat zij zelvcn
eerst met blijkbare ingenomenheid hebben vermeld. Dit, is
zeker sterkntaar wat het regeeringsorgaan het Journa l
Ofjiciel heeft gedaan is nog veel krasser, kan in de gevolgen
veel noodlottiger zijn. Het vertelt aan het volkdat de
Engelsche regeering de Engelsche dagbladen heeft omge
kocht heeft betaald om die gruwelen te verzinnen en zoo
doende het Eransche volk te lasteren. Dc Eranschcnge