No. 33. Drieënzeventigste Jaargang 1871. Z O N 1) A G 13 AUGUSTUS. <;fv:kÊ r- f'/ xïfJïï V* #fftciccl «Bcbccltc. Onmogelijke discussie. Wetgevende vergaderingen. SStcfcclijfcöchc ficcichfctt. Frankrijk. A I k 11 A A c i AJ\ Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f O,GS, franco per post t O,SO, afzonderlijke nommers J Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERM'. COSTER ZOON. De A dvertentiën kosten van 1—5 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan"; ingezonden berichten een dag vroeger. De COMMISSARIS des KONINGS in de provincie NOORDHOLLAND Brengt ter kennis van belanghebbendendat door het verwisselen der deuren in de schutsluis jWillem III aan het Noordhollandseh Kanaal, de scheepvaart door die sluis zal gestremd zijn van af 11 lot en met uiterlijk 19 Augus tus e.k., zullen gedurende dien tijd alleen door de schutsluis Willem I kunnen geschut worden. Haarlem He Commissaris des Konings voornoemd 9 Augustus 1871. RÖELL. GEDEPUTEERDE STATEN der provincie NOORD HOLLAND Gezien een voorstel van den IJker der matengewigten en weegwerktuigen te Haarlem betreffende den herijk voor sommige gemeenten, tot den kring van het IJkkantoor Haar lem behoorendewaaronder enkele gemeenten waarvoor de tijdstippen voor den herijk reeds vroeger waren vastgesteld, doch 'die genoemde ijker verhinderd is geweest op de vast gestelde tijdstippen te bezoeken; Gelet op hunne besluiten van 28 December 1870 n". 32 (provinciaal blad n°. 102), van 8 Maart, 10 Mei, 7 Junij en 21 Junij 1871 n°. 45. 62, 57 en 35 (provinciale bladen n°. 15, 16, 33 en 39); Gelet op art. 15 der Wet van 7 April 1869 (Staatsblad n». 57) en op het Koninklijk besluit van 12 December 1870 n°. 27 Hebben goedgevonden I. met wijzigingvoor zooveel noodigvan hun besluit van 8 Maart' 11. n". 45 (prov. blad n°. 15), te bepalendat de herijk in de hierna te vermelden gemeenten zal plaats hebben als volgt te Egmond aan Zee, mede voor de ingezetenen van Egmond linnen (welke gemeente met Egmond aan Zee voor den herijk wordt zamengevoegd) op den 29 Augustus des voorm. van 9 tot 12 ure en des nam. van 1 tot 4 ure; te Schermerhornmede voor de ingezetenen van Zuid- en Noordschermer (welke gemeente met Schermerhorn voor den herijk wordt zamengevoegd) op den 30 Augustus, des voorm. van 9 tot 12 ure en des nam. van 1 tot 4 ure; te Zuidscharwoudetevens voor de ingezetenen van Broek op Langedijk, Noordscharwoude en Oudkarspel (welke gemeenten met Zuidscharwoude voor den herrijk worden zamengevoegd) op 31 Augustus en den 1 September en wel voor den inge zetenen van Broek op Langedijk op den 31 Augustus van des voorm. 9 tot des nam. 1 ure Zuidscharwoude op den 31 Augustus des nam. van 2 tot 5 ure Noordscharwoude op den 1 September des voorm. van 8 tot 12 ure; Oudkarspel op den 1 September des nam. van 1 tot 4 ure. II. de besturen der hiervoren genoemde gemeenten uit te noodigen, hunne ingezetenen met het bepaalde sub I, elk voor zooveel hunne gemeente betreftbekend te maken en om voorts te zorgen, dat de belanghebbenden aan het tijdstip voor den herijk tijdig worden herinnerd, opdat zij aan hunne verpligtingen behoorlijk kunnen voldoen. Gegeven te Haarlem den 26 Julij 1871. Gedeputeerde Staten voornoemd R b t I, Voorzitter. van Yladeracken Griffier. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennisdat zij in hunne vergadering van 4 Augustus 1871 hebben besloten, vasttestellen de na volgende bepalingen waaronder vergunning kan worden ver leend tot uit- of opstallingen op straat te Alkmaar, gedurende de kermisweekaan hen die zich daartoe aanmelden: «.dat zij op 1 Augustus 1871 in het bevolkingregister dezer gemeente zijn ingesehreveti b. dat zijdie met een beignets-, wafel- of poffertjeskraam of eenige andere kraam of tent wenschen te staan en niet te Alkmaar woonachtig zijn, bij hun verzoekschrift om ver gunning aan Burgemeester en Wethouders, overleggen eene verklaring van den Burgemeester der gemeenten, waar zij gedurende de laatste maand zijn geweestdat in die gemeenten de pokken rdet epidemisch heerschtenzullende het aantal toetelaten beignets-, wafel- en poffertjeskramen het getal van 5 niet te boven gaan en het getal draaimolens zich tot 2 bepalen. Burgemeester en Wethouders maken verder bekend, dat orgeldraaiers en muzijkanten niet te Alkmaar sedert een jaar gevestigd, alsmede alle bedelaars, straatkunstenaars, en verder alle photographielcramen en tenten, waarin voorspellingen worden gedaan of tentoonstellingen, van welken aard ook, plaats hebben, TEN STRENGSTE ZULLEN WORDEN GEWEERD. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, J. G. A. VERHOEFE, 1°. Btrgem. 5 Aug. 1871. NUHOUT van der VEEN, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter algemeene kennisdat door werkzaamheden aan den Munnikenweg onderdegemeenteOudorp, de PASSAGE langs dien weg, voor RIJTUIGEN, tot nadere aankondiging zal zijn GESLOTEN Burgemeester en Wethouders vccrucmd, Alkmaar, J. G. A. VERHOEFE, lBurgemeester. 9 Aug. 1871. Be Secretaris, NUHOUT van der VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. In aanmerking nemende, dat in den laatsten tijd, uit moed wil en laldadigheidvele beschadigingen aan de boomen en gewassen in den Stads-Hout en de Plantsoenen worden toe gebragtdie moeijelijk door de politie alleen kunnen worden tegengegaan en voorkomenwanneer de ingezetenen zeiven niet hunne medewerking ter bescherming dier sehoone wan deldreven heesters en gewassen verleenen. Roepen ten dringendste die medewerking der ingezetenen inen dragen die wandelplaatsen bij vernieuwing op aan hunne hoede en waakzaamheidopdat de moeite en kosten die aangewend worden om tot algemeen genoegen de plant soenen en den hout in orde te houden, mogen worden beloond. Burgemeester en Wethouders voornoemd. Alkmaar, J. G. A. VERIiOEEE, 1°. Burgemeester. 10 Aug. 1871. Be Secretaris NUHOUT van der VEEN. De KAMER van KOOPHANDEL en FABRIEKEN te AL K M A A R maakt bekend, dat van Maandag 14 tot Za- turdag 19 Augustus 1871, van's voormiddags 10 tot 's na middags 2 ure, in haar gewoon lokaal op het Stadhuis ter lezing zullen liggen 1. Een opgaaf van den handel en de scheepvaart van Groot- Brintanje en Ierland, gedurende de maanden Januarijen Februarij 1871. 2. Verzameling van consulaire en andere berigten en ver slagen over nijverheid, handel en scheepvaart 1871. I. 58. 3. Versiag van de Kamer van Koophandel te Hannover over 1870. 4. Tabellarisch overzigt vun den handel van Lubeck over 1869. Be Kamér van Koophandel en Fabrieken voornoemd, Alkmaar, F. M. AGHINA, Voorzitter. 12 Aug 1871. J. P. KRAAKMAN, Secretaris. POLITIE. Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie voor handen het navolgende gevondene, als: een notitieboekje; een bin nenwerk van een horologie een brileen kistje met pijpjes een parapluie; een gouden armbandgeëmailleerd. Lijst van brieven waarvan de geadresseerden onbekend zijn verzonden gedurende de le. der maand Juli 1871. J. van TWISKS. PETERHOED, Amsterdam; Wed. MOERSKO, DelfshavenA. A. PELERINLeiden; C. KLAIJLeimuiden, A. LIPPOLD, Naarden KROUW- SING, Nieuwediep, E. L. BRUINVIS, Nijmegen, W. van de BOL, Spaarne, A. BEEK, Uddel; Wed. BLOM, deZijpe. Van het Hulpkantoor Oudcarspel Mevr. ALERS, Amsterdam. Naar aanleiding van de opstellen in de Alkmaarsehe Courant over de houding der ultramontaansche partij ten opzichte van onze Grondwet, zegt de Nieuwe Noord-Hollander omtrent de gevoelens van den heer Alberdinck Thijm het volgende «Een der geloof koosde thema'sdat bespeeld wordt op alle mogelijke wijze, op alle mogelijke instrumenten in de dag bladpers en door allerlei soort van kranten virtuozen, zooals W. v. d. K., in de Alkmaarsehe Courantisdat de ultramon- tanen onzer Grondwet van 1848 vijandig zijn en haar zoeken te ondermijnen. Nu eens wordt deze, dan weder gene onder de Katholieken er bij gesleeptom ten voorbeeld te dienen. Zoo doet het de heer W. v. d. K. thans met iemanddie geheel het land door, algemeene achting geniet en verdient en slechts verguisd wordt door hen die hem niet kennen of door fanatieke papenhatersdiezoodra er over een Ka tholiek maar sprake iszeggen//Kan er van Nazareth iets goeds komen //De heer W. v. d. K., die noch de zienswijze, noch mis schien de persoon van Alberdingk Thijm kent, noemt hem in de eerste plaats als een der vijanden van onze Grond wet. Volgens hem, zou hij, sinds het verschijnen der En cycliek het geworden zijn. Om dit te betoogenworden brokstukken uit Alberdingk's geschriften aangehaald. //Schrijver dezesdie den heer Alberdingk Thijm sinds 15 jaren zeer van nabij kent, al zijn zienswijzen, geheel zijn wereldbeschouwing weetdurft verklarendat genoemde heer evenmin vóór, als na het verschijnen van de Encycliek een vijand onzer Grondwet was. Dit is het geval met de Nederlandsche Katholieken in bet algemeen. Schrijver dezes kent de meestendie onder hen naam hebbenen inderdaad, onze staatsinstellingen loopen al zeer weinig gevaar, zoo dat gevaar van den kant der Katholieken komen moet. «Het is alléén, omdat onze tegenstanders noch de ware beteekenis der Syllabus kennen, noch behoorlijk bekend zijn met hetgeen onder hunne Katholieke landgenootenwelke zij zoo verdacht zoeken te maken omgaatdat zij derge lijke valsche beschuldigingen verbreiden." Dat men na zulke woorden met zekere nieuwsgierigheid uitziet naar den naam waarmee het artikel onderteekend is is niet meer dan natuurlijk. Wie mag hij wel zijn die, geheel daar latende wat de heer Alberdingk Thijm heeft gespro ken of geschrevenmeent te kunnen volstaan met te zeggen ik ken dien heer, ik ken de meesten die onder de Neder landsche Katholieken naam hebbenen ik zeg dat het zóó is en niet anders F Ja, wie mag hij wel zijn? Maar die rechtmatige nieuwsgierigheid wordt niet bevredigd. Het stuk is niet onderteekeud Ziedaar dus een eiseh om niet alleen te gelooven op gezag, maar nog wel op het gezag van een onbekende. Dit belet echter den onbekenden schrijver niet, den liberalen de volgende woorden toe te voegen: //Plaats(t) //ma'ir als motto op uw liberale kranten het bekende leeke- «diclitje van Genestet die ulieder soort op het oog had //(Arme de Genestet, wat zullen uwe aagen bezwaard zijn //geweesttoen hij sohreef Geloof niet op gezagmeneer, Onthou dit wel ter deegen. Geloof alleen wat ik u leer En spreek my nimmer tegen," Goede hemelwat zou de Genestet wel gezegd hebben, 0 onbekend orakelals hij, niet //ulieder soort op het oog" dtiarvoor zouden wij altijd gewenscht hebben dat hij gena- diglijk behoed ware gebleven maar het oog op ulieder soort had gehad W, v. n. K. Voor velen onzer tijdgenooten is onze tijd onbetwistbaar de ijzeren eeuw. Sommigen gaan zoo ver van te geloovendat wij den vreeselijken tijd te gemoet gaanwaarin de laatste en hevigste plagen over het verstokte menschengeslaeht zullen worden uitgestort, doch dat ook onmiddellijk gevolgd zal wor den door dat duizendjarig rijk, waarin recht en gerechtigheid, vrede en eendracht zullen heersehen op aarde. //Op het laat ste der dagen zal men vreemde gezichten zien," zeggen zij op somber profetischen toonen wijzen op de teekenen des tijds als zoovele onwraakbare aanwijzingen van die dagen van jammer en ellendevan beproeving en straf. Ongeloof en revolutie hebben naar hunne meening alles bedorven. roeger stonden de Europeesche regeeringen de verdrukte of belaagde zwakke staten bij tegen den overmoed en de onderdrukking der sterkereen hielpen zij billijkheid en rechtvaardigheid handhaven. Thans zien zij lijdelijk toe, dat macht boven recht gaat. Vroeger waren meester en knecht natuurlijke bondgenooten. Thans staan zij als vijanden tegen over elkander. Vroeger bestond er een billijke regeling tus- sohen de velschillende belangen. Thans heerscht alleen het eigenbelangde strijd van allen tegen allen. Vroeger was de wet de uitdrukking van het recht. Thans is zij het per soonlijk gevoelen van de helft der ieden eener vergadering 4- 1. Enz. enz. enz. Reeds meer dan eens is in dit blad opgemerktdat de gebreken en kwalen van onzen tijd zeker niet gering zijn, maar dat in de geschiedenis van het menschdom of, om den kring wat te beperkenvan Europa en van ons eigen volk te vergeefs die gouden eeuw wordt gezocht, waarop de lofre denaars van het voorheen de droevig smachtende oogen hou den gericht. Op de vraag in welk land en omstreeks wel ken tijd zij werkelijkheid was geweest, werd geen antwoord gegeven. Beschouwde menzelf zoekende in de hoop van te vmdeneenig tijdperk wat meer van nabijdan scheen geen enkel aan het ideaal te beantwoorden. Voor bet oogen- blik bestaat er geen aanleiding om dit onderzoek nog eens in het algemeen to beproeven en vergelijkingen te maken tusscken het lieden en het verleden. Op één enkel punt worde voor een poos de aandacht gevestigdop de wethet uitgedrukte gevoelen van de helft 1 Laat ons zien wat daar vroeger van was. Bespeuren wij veel verschil Gaan wij terug tot het volkwaaraan wij onze rechtsinstellingen en rechtsbegrippen grootendeels hebben ont leend dan vinden wij, dat het gckeele volk bijeenkwam om uit te maken wat de wet zou bepalen dat later, toen bet volk te groot werd om daartoe bijeen te komen dit werk aan een vergadering werd opgedragen en dat nog later de Keizer bepaalde wat als recht zou gelden. Waar nu het volk of een vergadering de wet vaststelde, geschiedde dit steeds na onderling overleg en beraadslagingbij meerderheid van stemmenin hoofdzaak gelijk thans. Waar de vorst de be voegdheid had de wet vast te stellenwas de zaak natuurlijk eenvoudiger; zijn wil of die van zijn vertrouwden dienaar beslistena raadpleging van de daartoe aangewezen ambte naren en van wien hij zelf verkoos. En zoo is het ongeveer altijd geweest. Altijd besliste of de onbeperkte alleenheer- scher óf de meerderheid eener beraadslagende en stemmende vergadering. Maar wat bedoelt men dan met dat minachtend spreken van de helft 1 Vroeger, voorheen of welke andere even on bepaalde uitdrukking men gelieft te bezigen was de wet de uitdrukking van het recht, zegt men. Ei, ei, waren die vroegere wetten zoo uitmuntend zulke voorbeelden van recht en billijkheid Zij die dit blijkbaar zonder eenig na- danken zoo uit de hoogte verzekerenmogen zich eens de moeite getroostenvergelijkingen te maken tusschen de wet ten van vroeger eeuwen en die van den tegenwoordigen tijd. Misschien zou de laatste in de meeste opzichten nog mee vallen. Of meenen de lofredenaars van het voorheen, dat wanneer de wetgeving bij een enkel persoon berusthet recht beter verzekerd zou zijn, dan wanneer de wet de vrucht is van het onderling overleg van velen Zij zeggen het ons met. Ook zouden wij verlangend uitzien naar de gronden voor die meening. Maar zegt men het recht is toeh zoo onzeker niet. Het kan toeh niet zoo moeilijk zijn te bepalen wat recht en wat onrecht is. Daarvoor bestaan immers eeuwigevaste, onveranderlijke beginselen en regels, evenals er slechts ééne waarheid bestaat. Toegegevenmaar even zeker is het al thans dat men daarover in verschillende eeuwen verschillend heeft gedachtdat in vroegere eeuwen als recht en billijk werd beschouwd, wat thans bijna met eenparige stemmen als onrechtvaardig en onbillijk wordt veroordeelddat ook de beginselen en de regelen van het recht zich in den loop der eeuwen hebben ontwikkeld. Maar daarenboven gelieve men te bedenkendat de wet is de toepassing der rechtsbeginse len op de oneindig verscheiden handelingen der menschen, de regeling der verschillende verhoudingen en betrekkingen in ons maatschappelijk en familie-leven. Waar men op het ge bied van het staatsrecht komt, is het terrein van den wetgever onbegrensdzijn zijn bemoeiingen van zeer verschillenden aard, en heeft hij voortdurend de onderscheidene behoeften van land en volk te raadplegenverschillend naar de mate van ontwikkeling cn welvaartverschillend naar de eischen der tijden. Neemt men daarbij nu in aanmerking dat zich in den regel strijd van uiteenloopende belangen en samenloop zoo al geen strijdvan velerlei verschillende rechtsregelen en beginselen openbaren dan zal men lichtelijk begrijpen, dat de oplossing dezer kwestiën nog zoo dood eenvoudig niet is. Hier is inderdaad geen vraagbaak die ons antwoord geeft, geen orakel dat geraadpleegd kan wordengeen onfeilbaar gezag. Onderlinge voorlichting eigen onderzoek, eigen na denken eigen rede moeten ons hier den weg wijzen. En wat is dan meer geschikt om bet gewensebte doel te berei ken wat geeft betere waarborgen voor een goeden uitslag dan een beraadslagende en ten slotte met meerderheid van stemmen beslissende vergadering En wat spreekt men van de persoonlijke meeningen der ledender meerderheid Yerwacbt men dan een stem uit de wolkendie zal zeg gen hoe een of ander onderwerp van wetgeving behoort geregeld te worden Wat kan eenig mensch meer geven dan zijne opvatting van het rechtzijne meening omtrent de toepassing op bijzondere gevallenzijn gevoelen omtrent de beste regelingnaar zijn beste weten engelijk de Grondwet zegt, volgens eed en geweten? Gaat bet an ders in eenige vergadering ter wereld Beslist ook niet een vergadering, na beraadslaging en bij stemming, over ker kelijke en godsdienstige vraagstukken Wat beteekent dan toch dat kinderachtig smalen op de helft -f 1,|J De zaak moet toeh eindelijk tot een beslissing komenen boe wil men bij verschil van gevoelen, anders en beter bandelen dan baar uit te maken overeenkomstig het gevoelen der meerderheid? Weet men een betere manier, men deele haar mee. Zou men misschien de minderheid willen laten beslissen Maar als dat niet zoo iswat spreekt men dan van overbeersching der minderheidwaar alleen de vergadering bezig is baar oordeel op te maken Immers het is altijd de vergade ring, het lichaam, dat beslist, dat uitspraak doet. Zoo bevatten onze Grondwetonze Provinciale wet en onze Ge meentewet omtrent de Staten-Generaalde Provinciale Staten en den Gemeenteraad deze gelijkluidende bepaling//Alle besluiten worden door volstrekte meerderheid der stem mende leden opgemaak t." Daarom zegt men ook niet de meerderheid der ledenmaarde Tweede Kamerde Staten de Gemeenteraadde Rechtbankhet Hofde Sy node het Concilie heeft bepaaldheeft uitgemaakt. Dat lichaam, die vergadering heeft echter geen ander oordeel dan dat barer leden. Door hen spreekt de verga dering. En wat is nu redelijkerdan datbij verschil van gevoelenhet oordeel van de meeste leden wordt beschouwd als liet oordeel der vergadering? Die een betere oplossing weet, zal de menschlieid een belangrijke dienst bewijzen door baar mee te deelen. W. v. d. K. De heer Favre ismet 149 van de 27 4 uitgebrachte stemmenop nieuw door de parijsehe balie tot lid van haren raad van discipline verkozen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1871 | | pagina 1