HI 1^1 No. 40. Drieënzeventig ste Jaargang. 1871, ZONDAG vdasaa 12 NOVEMBER. #ffictceï (Bcbccltc De „schrikgestalte." - =-.> - -•*» €®lckcltjfi0clic Berichten. Duitschlaml. L k A A G Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post t 0,8 0, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers IIKRM'. COSTER ZOON. Bij deze Covrant behoort een Bijblad wekelijksche berichten. v~—tl' bevattende T -.ytStr*#1 De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. i'-SÏEri T O L I T I E. Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie voor handen het navolgende gevondene, als twee gaspijpen een koe; een gouden oorringetje en een bril. Lijst van brieven waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de le. helft van October 1871. GILLEN, ZAADNOORDIJK. Amsterdam; A. AS- SENDELET, Buitenhuizen; J. PRINKES, 's Gravenhage; A. BRUIN Oevertneer. Yan de hulpkantoren: Eg mond aan Zee: ENGEL MOLENAAR, Nieuwediep. Hoogwoud: A. VES8ER, de Sluis. Midden-BeemsterW. SNIEKERS, Rotterdam. OudcarspelK. ZWAGERMAN Langedijk. De RijpJACOB SCHOOMER Ju. Alkmaar. Zoo luidde het opschrift van een artikel in de Alkmaarsche Courant van 23 Januari 1870, dat over een algemeene inkom stenbelasting handelde; en ook in het laatst van 1871 kan hetzelfde opschrift niet ongepast worden geacht boven een artikel over hetzelfde onderwerp. Het blijkt inderdaad, dat een int omstenbelasting nog voor velen in Nederland een schrikbeeld isdat hen met ontzetting vervulthun denk kracht benevelthun kalmte van geest verstoorten hen on geschikt maakt voor rustig onderzoek, 't Is de gewone uit werking van de vrees voor spoken. In plaats van de schrik gestalte nader te treden en te onderzoeken, of hij met wér kelijkheid of met een spel zijner verbeelding te doen heeft wordt de met spokenvrees behebte door het noemen van den naam alleen als met verlamming geslagenen evenzoo is het noemen van het woord „inkomstenbelasting" reeds voldoende om tal van Nederlanders kippenvel te bezorgen. Toch zijn wij iets vooruitgegaan. Vroeger durfde men het woord niet noemen. De Minister Betz diende in 1862 een Herziening van het patentrecht in<j.ie niets anders was dan een belasting der verschillende soorten van inkomsten waaronder een „veel verbeterde en vermeerderde" uitgave van de patentbelasting. De Minister van Bosse schreef nog in 1869: „De tijd schijnt nog niet gekomen, dat de tegenzin en het vooroordeel tegen een algemeene inkomstenbelasting genoegzaam zijn geweken." De „welgezinde," „vaderland lievende," „nationale" leidslieden des volks vreesden dan ook niet, dat rondweg een inkomstenbelasting aan de Ka mers zou worden voorgesteldtot zulk een vermetele dwaasheid achtten zij geen minister, hoe radicaal overigens in staatmaar als goede herders duchtten zij, dat de wolf in een schapenvacht zou binnensluipenen waarschuwden tegen „vermomde inkomstenbelastingen."- Dat tijdperk ligt achter den rug. De tegenwoordige Minister van Financiën is onbeschaamd genoeg om de zaak bij den naam te noe men en zonder omwegen een ontwerp van wet in te dienen tot algemeene belasting op de inkomsten tegen vervanging van het recht van patent en den accijns op het geslacht. De best.rij ders hebben dus niet meer te onderzoeken, of soms eet schild waarop een engel prijkt den duivel beschut, en of onder de monnikspij een paardevoet te zien is. De „schrikgestalte" treedt hun met open vizier te gemoet. Hier is geen masker, geen vermomming, de Minister stelt een algemeene belasting op ie inkomsten voor. Ter vervanging van het recht van patent en van den accijns op het geslacht. Deze bijvoeging heeft haar waarde en be- teekenis. Reeds in het genoemde artikel in het nummer de zer courant van 23 Januari 1870 werd opgemerkt, dat de afschaffing der patentbelasting steeds in verband wordt ge vonden met de invoeringzoo al niet van een algemeene inkomstenbelastingdan tochwat in beginsel op hetzelfde neerkomt, van een stel belastingen op de verschillende soor ten van inkomsten. Het eerste der vier artikelen over dit onderwerp was dan ook geheel gewijd aan //een veroor deelde wet", die geen andere is dan de Nederlandsche patent wet. Het is dan ook onmogelijk, het denkbeeld van de af schaffing der patentwet en van andere onhoudbare belastingen af te scheiden van hetdenkbeeld derinvoeringvaneenalgemeene inkomstenbelasting.Die over het eene spreekt, kan van het andere niet zwijgen. Als professor Vissering in zijn //Handboek vanprak- tische staathuishoudkunde" van een inkomstenbelasting spreekt, zegt hij//Zoo zal het nog wel langen tijd eene waarheid blijven //dat er maar twee wegen zijn om de belasting naar het •vermogen in haren zuiversten vorm in de belastingstelsels •der volken te doen opnemenof de groote nood van den staat, die met terzijdestelling van elke andere overweging dwingt haar als uiterste toevlugt aan te grijpenof do //overtuiging, bij de beschaafde klassseu des volks gevestigd, //dat zij met voordeel dienen kan om eene andere slechtere •te vervangen. Den eersten weg zijn onze ouderen menig- //malen gedwongen geweest te bewandelen. Moge het ons •en onzen nakomelingen beschoren zijn, dat wij met volkomen •vrijen wil den tweeden volgen." Zou die tijd thans reeds zijn aangebroken Zou het ons thans beschoren zijnmet volkomen vrijen wil een algemeene inkomstenbelasting in te voeren ter vervanging van andere slechtere belastingen Zon de overtuiging bij de beschaafde klassen des volk gevestigd zijndat dit thans behoort te geschieden Maar zijn dan die andere belastingen zoo slechtdat zij noodzakelijk afgeschaft en vervangen moeten worden? Wat de patentbelasting betreft ja. Wat den accijns op het geslacht betreftja. De patentbelasting. Hier is het vergund te herhalen wat reeds vroeger is opgemerkt. Daarom wordt hier nog eens herinnerddat de invoering der patentbelasting samenvalt met de afschaffing der gilden. Dit dient in het oog gehouden te worden bij de vraaghoe men ooit tot zulk een belasting gekomen is; een belasting op de uitoefening van handel, beroep, bedrijf, handwerk en nering; een belasting op den arbeid; een belasting alleen op het inkomen voortvloeiende uit den arbeiddie de volkswelvaart verhoogt en die dus eerder behoorde te worden aangemoedigdmet, vrijstelling van alle andere inkomsten. De Nederlandsche Maatschappij ter be vordering van Nijverheid had volkomen recht in haar //Verslag' van 1861 te klagen//Hij die door zijne vlijt aan anderen werk en brood verschaft, door zijn arbeid grondstoffen van •mindere waarde tot eene hoogere brengtden nationalen •rijkdom vermeerdertmoet hier te landeoin dit te doen •zeker geld, patent, betalen. Inkomsten, even groot of nog grooter, maar uit andere bronnen voortvloeijendeworden van deze opbrengst ten eenen male verschoond." Hoe kon zulk een belasting in ons vaderland worden in gevoerd Toen men tot de overtuiging kwamdat de beper- ing in de uitoefening van het bedrijf door de gilden moets plaats maken voor de vrijheid van ieder om elk hand werk of elke nering uit te oefenen waar hij mocht verkiezen, was het begrijpelijkdat men voor de uitoefening van deze nieuwe vrijheid een zekere som ten bate van de schatkist eischte. Zoo kon inderdaad de patentbelasting als verva nging van het oude gildenwezen met warme overtuiging en klem van redenen verdedigd worden. W aar de herinnering aan de gilden nog leeftwaar nog een schaduw is overgebleven van het denkbeeld, dat de staat geroepen is om naar gelang van omstandigheden de uitoefening van handel en bedrijf te be perken of vrij te laten, daar kan het denkbeeld van een pa tentbelasting ingang vinden, daar kan men de traag behan delen. wat beter is: gildenwezen of patentbelasting. Waar andere denkbeelden zijn doorgedrongen, waar men het stelsel van vrijheid in handwerk en nering heeft aangenomen, daar is voor het patent evenmin plaats als voor het gildenwezen. Bij ordonnantie van 2 December 1S05 werd in de Ba- taafsche Republiek ingevoegd het recht van patent op allen handelneringenberoepen en bedrijven en merkwaardige samenvoeging! - eenige andere objecten van weelde of vermaak. De uitoefening van een nering of bedrijf schijnt in die ge lukkige tijden ais een voorwerp van weelde of vermaak be schouwd te zijnDeze wet bepaalde in haar eerste hoofdstukdat niemand, behalve de uitdrukkelijk vrijgestel den eenigen handeleenig beroep enz. zou mogeu uitoefe nen tenzij voorzien van een patentaf te geven door de gemeentebesturen, dat hun recht gaf gedurende een jaar den daarin vermelden handel, het bedrijf, beroep of de nering binnen den geheelen omtrek der Republiek uit te oefenen. In het tweede hoofdstuk bevatte de eerste afdeeling het tarief, de tweede een verdeeling der beroepen neringen en bedrijven in acht klassenhandelde de derde over de patenten voor de open bare vermakelijkhedenen regelde de vierde afdeeling de belasting op het dragen van haarpoeder, hetzij met rond of gekapt haar, paruikentourtjesof wat dies meer waszonder eenige exceptie, waartoe een acte van consent vereischt werd, geschreven op zegels van vijf gulden, alleen goed voor het loopende jaar, welke acte men verkreeg op een daartoe gedaan verzoek aan het gemeentebestuur. Ook grondslag uitmaakt der tegenwoordige heffing van het patent recht. En die thans nog heerschende wet werd reeds bij haar invoering door den oud-minister van Financiën O-ogel bij de vroegere wet achtergesteld en genoemd //een wan- •drochtelijx voortbrengsel," een wet //die zoo geraffineerd is, •zoo kunstig uitgebreid en zoo willekeurig, dat het meestal van het goedvinden van geïnstrueerde ambtenaren of van •menschenmet de innerlijke waarde der bedrijven onbekend, •afhangt te beslissenwat elk werkzaam mensch voor het verlof om de kost te winnen betalen zal." Voorts was de wet volgens den oud-minister zoo ingerichtdat hij niet twijfelde //of de instructiën en teregtwijzingen aan de ambtenaren besloegen een boekdeeltje van dubbele dikte •als de oorspronkelijke wet; dat deze veelal uitloopen om de •ambtenaren les te geven in de wijze, hoe men best van elk •belast persoon het meest afhalen kan, spreekt van zelve •anders voldeed men niet aan het oogmerkwaarom het •willekeurige in de wet is ingevoegd." Een koopprijs aan den staat betaald voor het verlof om de kost te winnenziedaar de wars definitie van de patent belasting want het Verslag der Maatschappij heeft het met juistheid uitgedrukt //zij is bovendien eene belasting, •die niet wordt geheven van bestaande bezittingen of van •reeds verkregen en zekere inkomsten, maar gedeeltelijk van •winsten die nog niet zijn behaald en die misschien nooit •zullen genoten worden. De Staat eischt geen gedeelte slechts van voordeelen hij legt er beslag op eer ze verkregen zijn; •hij eischt voordeel voor zichook bij nadeelige onderne- •mingen van den industrieel; hij vergroot de schade van «den nijvereindien deze bij zijne inspanning teleurstelling •en verlies lijdt. Zijn eenige maatstaf is de ijver dien men •vertoont en wel in den vorm voornamelijk van het aantal •werklieden, die men in dienst gebruikt. Al is het ook nog zoo zeker, dat de eene of andere onderneming onvoordeelig «gaat, al is het van algemeene bekendheid dat op het eene •of andere fabrikaat verloren wordtde fabrikantdie op •hoop van betere tijden zijn volk aan den gang houdt, in plaats van hen aan hun lot over te latenmoet daarvoor •betalen. De wet oordeelthij heeft werkliedenalzoo ook •winsten." Is het vreemd, dat de Maatschappij van Nijverheid dan ook de wet op het recht van patent aldus aan de kaak stelt •Eene wet, in beginsel en toepassing voor geene verdedi- •ging vatbaareene wetwat haren aard betreft gansch en «al verouderd en volstrekt niet meer in eenige verhouding •tot onzen vooruitgeganen tijd eene wetstrijdend met vele regelen van goede staathuishoudkunde en overvloeijende •van onrechtvaardigheden; eene wet, drukkende alléén op hen •die de beste krachten leveren aan den Staat; eene wet, de •vrijheid ontnemende aan ontwikkeling; eene wet, verwarrende •door hare rangen, klassen, tabellen en tarieven, zamengevoegd «uit wijzigingenaanvullingen en ministeriëele besluiten •eene wetduister voor den ambtenaar en even duister voor •den schuldpligtige." Men voltrekke dan ook eindelijk het veroordeelend vonnis in zoovele instantiën bevestigd, herhaaldelijk herzien en altijd juist bevonden Men verdrijve eindelijk de schim van het gildenwezen uit onze winkels en werkplaatsen En dan de belasting op het geslacht, past zij in onze huis houding? Kan de accijns op het rundvleesch behouden blijven, waar de belastingen op het gemaal, op de brandstoffen, op het schapen- en varkensvleesch zijn afgeschaft? Wat de Memorie van Toelichting van deze belasting zegt is kort maar zaakrijk. Op de belasting op de patenten «sedert lang veroordeeld" zegt de Minister - «volgt, in onbillijkheid en belemmering de belasting op het geslacht. Die belasting drukt nog altijd •op de behoorlijke volksvoeding, en zoolang deze belasting blijft bestaan zal men de ware vrucht missen van de afschaf- •fing der belasting op het schapen- en varkensvleesch. De •ongelijke concurrentie van het belaste rundvleesch houdt dit //(het schapen- en varkensvleesch) duurder dan het zou be- «hoeven te zijn, indien ook het rundvleesch onbelast was. «Bovendien werkt deze belasting als eene premie van uitvoer, «en kost zij door de wijze van heffing aan de gezamenlijke •belastbaren veel meer dan zij aan den Staat zou behooren op •te brengen." Een premie op den uitvoer. Dit alléén is reeds voldoende om deze belasting af te keuren. Voert men het rund naar Engelandmen is vrijde- Staat wil van dit rund geen geld I heffenmaar slacht men het hier, om het vleesch als voedsel aan eigen landgenooten te verkoopen, dan treedt de Staat op en vordert zijn aandeel. Wordt het rundvleesch door de afschaffing van den accijns is blijven drukken wordt ook de vrijgestelde soort (het scha pen- en varkensvleesch) niet gebaat. De hooge prijs van het rundvleesch houdt natuurlijk ook het andere vleeseh op prijs. Daalt 1: et rundvleesch slechts eenigermate door de afschaf fing van den accijnshet schapen- en varkensvleesch zal ins gelijks dalen, en zoo geniet men eerst de vrucht van de afschaf fing der belasting die ook van dit vleeseh vroeger geheven werd. Blijft de belasting op het rundvleesch behoudende afschaffing van den accijns op het andere vleeseh treftals alle halve maatregelen, geen doel. W. v. d. K. vreemdelingenlanger dan een maand hier te lande verblijf houdende, waren verplicht dadelijk na hunne aankomst zich van zulk een acte te voorziengeschreven op een zegel van vijftig stuivers. De vijfde afdeeling regelde de patenten op het recht van de jacht ten bedrage van vijf guldenwelke alle jagershetzij liefhebbers of niet, voor elk loopend jaar j gehouden warén te nemen. Men zietde uitoefening van j niet verkrijgbaar in zoo ruimen kring als men zoo gaarne handel of bedrijf werd zoo ongeveer gelijk gesteld met de i zou wenschende Staat werkt althans niet meer mee om liefhebberijen van te jagen en haarpoeder te dragen! j den prijs te verhoogenbet wordt althans voor een grooter Deze wet is vervangen door de wet van 21 Mei 1819, aantal verkrijgbaar. Thans, nu alleen van zekere soort van die ofschoon later gewijzigd en aangevuld nog altijd den j vleesch de belasting is afgeschaft, terwijl zij op de andere soort De Nordd. Allgem. Zeitmg vestigt de aandacht op de sa menwerking der ultramontanen met de communistender zwarte met de roode jezuieten, en maakt de opmerking, dat die 2 doodvijanden van Duitsehland en van den modernen Staat juist in Belgie hun vereenigingspunt hebben, niette genstaande Belgie het land isdat sedert 1864 aan de niet zelfzuchtige, maar zelfopofferende bescherming van Duitseh land alles te danken heeft, zoodat de vrije belgische drukpers niets beter te doen heeft dan de zwarte en de roode inter nationalen te bestrijden, wier samenwerking een voortdurend gevaar voor Belgie's toekomst oplevert. De Bondsraad heeft de voorgestelde gouden munt van 15 mark verworpen en zich voor stukken van 10, 20 en 30 mark verklaard; de nieuwe stukken zullen den Rijks-stempel dragen, maar Beieren, Wurtemberg, Saksen, Hessenen Hamburg hebben het muntrecht voor eiken Staat afzonderlijk bedongen. Pruisen Baden Brunswijk en Lubeck hadden gewilddat alleen het Rijk het muntrecht bezitten en de kosten van intrekking der in waarde verminderde stukken dragen zou. Dit verschil is dus beslistdattot aan de uitvaardiging eener wet op het intrekken van het grove noord en zuid-duitsche zilvergeld, het munten geschiedt op kosten des Rijks in de muntinricktingen der Statenwelke zich daartoe bereid verklaren. De nieuwe stukken zullen niet alleen voor de openbare kassenmaar ook in het dagelijksch verkeer wettig betaalmiddel zijn. De waarde-verhouding tusschen zilver en goud is van 15 j tot 1 bepaald. Rijksdag. Den 31 Oct. is in tweede en den 2 Nov. in derde lezing aangenomen het wetsontwerp, waarbij de Keizer gemachtigd wordt om toetet.reden tot het in 1869 tusschen Italië en Zwitserland gesloten tractaat betreffende het aan leggen en het subsidiëeren van den S. Gothard-spoorweg en om aan die onderneming eene subsidie van het Rijk a 20 miljoen fr. te verzekeren, daaronder begrepen de te verwachten bijdragen der duitsche regeeringen en spoorwegmaatschappijen. Den 2 is bij eerste en tweede lezing behandeld het door den heer Biisingmet het oog op Mecklenburgingediende voorsteldat in de constitutie zal worden bepaalddat in eiken Staat des Rijks eene gekozen Volksvertegenwoordi ging, ter goedkeuring der wetten en van het budj etmoet bestaan. De mecklenburgscke minister v. Biilowlid van den Bondsraadbestreed het voorstelde schildering der mecklenburgsche toestanden was overdrevenhet was niet noodig dat in alle Staten de constitutie op één leest geschoeid washet was min wenschelijk een Staat tot grondwetsveran dering te dwingenbovendien was in Mecklenburg een plan daartoe aanhangig. Na langdurige discussiën is het voor stel met 185 tegen 88 st. aangenomen. Den 4 is bij tweede lezing art. 1 van het ontwerp tot oprichting van een Rijks-oorlogsfonds aangenomen, na verwer ping van een door prins Bismarck, op grond van noodlottig tijdverlies bestreden amendement van den heer v. Hoverbeck, dat in den regel niet over dat fonds beschikt zou mogen worden zonder toestemming van den Rijksdag. Vervolgens zijn art. 2 dat over het aanvullen van het fonds handelt en door de commissie geschrapt was na op verlangen van den minister van financiën eenigszins gewijzigd te zijn en art. 3 aangenomen. De rapporteur Miguel had betoogd, dat het bedrag van 40 miljoen niet te veel was want de mobi lisatie van het noordduitscke leger had in 1870 van 15 Juli tot 3 Aug. 2 miljoen th. daags gekost, terwijl Saksen nog wel zijn eigen kosten bestreed. Den 6 is de wet op het Rijks-oorlogsfonds bij derde lezing onveranderd aangenomen. De Afgevaardigde v. Bonin stelde voor, den Rijks-kanselier te verzoeken om een onderzoek intestellen naar de wijze van bijhouden der bevolkingsregisters in de verschillende Staten, en, mocht de uitkomst niet bevre digend zijn, dit onderwerp door de Rijkswetgeving goed en overal volgens hetzelfde beginsel te doen regelen. Hoewel de heer Mallinckrodt meendedat het voorstel nederkwam op het algemeen invoeren der in de Rijnlanden reeds be staande registers van den burgerlijken standwerd het met eene groote meerderheid aangenomen. Den 7 zijn de voornaamste posten der begrooting voor buitenl. zaken en den 8 is liet voorstel-Biising bij derde le zing met eene groote meerderheid goedgekeurd. De sociaal democratische Afgevaardigde Bebel onderwierp bij die gele genheid de Rijksconstitutie aan eene scherpe critiek, en noemde deze en andere duitsche eonstitutiën het papier niet waard waarop zij geschreven zijnde voorzitter ontnam hem daarop, met goedkeuring der meerderheid, het woord. De Afgevaardigden ïasker en Miguelondersteund door 161 leden der verschillende liberale fractiënhebben een voorstel tot wijziging der Rijksconstitutie ingediend, strek kende om de bevoegdheid van het Rijk tot wetgeving, thans beperkt tot strafrecht, rechtsvordering, obligatierechthan delsrecht en wisselrecht, uittebreiden over het geheele ge bied van het burgerlijke recht en der rechterlijke organisatie. Pruisen. De inzameling van gelden voor Chicago ter beurze te Berlijn heeft tot 1 Nov. 205UO th. opgeleverd. In eene den 5 te Berlijn gehouden en door ongeveer 4000

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1871 | | pagina 1