No. 1.
Vierënzeventigste Jaargang.
187 2.
7 JANUARI.
Z O N 1) G
©fficiccl (fScbccltc.
7,
7,
Ook over den gedenktoren le Dillenburg.
Bestrijding der
Rundvee
Longziekte
onder het
door
afmaking.
SSlcfcclijfcschc Berichten.
DnUschland
fllclgic.
Frankrijk.
I I. k M AIDS C II K CIII
AN
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post 1 0,8©,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERM". COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 1—5 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR.
Gezien de verklaring van den heer O. Dorleck, genees
heer alhier, gedagteekend 1 Januarij 1872. houdende dat
Mariama Koopman, oud Ij jaren, woneude te Alkmaar,
aan de Nieuwstraat, is overleden aan variolae en dat het bed
met toebehooren waarop zij is overleden, behoort te worden
onteigend en verbrand.
Gelet op art. 69 2" lid der wet van 28 Augustus 1851
(Stbl. n°. 125)
Besluiten van Abraham Machiel Koopman vader der over
ledene woneude te Alkmaar, van beroep Kleermaker, ten
algemeenen nutte te onteigenen een wiegeen kaverdoppen
bedtwee haverdoppen kussensdrie katoenen tusschensloo-
peneen veren kussen en een wiegenkleed.
Gelasten de in beslagneming van voornoemde goederen
de onmiddelijke verbranding en de openbare kennisgeving
van dat besluit door middel van de Alkmaarsche Couranten
en mededeeling aan heeren Gedeputeerde Staten dezer pro
vincie. Burgemeester en tf ethouderx voornoemd,
Alkmaar. A. MACLAINE PONT.
1 Jan. 1872. üe Secretaris.
NUHOUT VAN DER VEEN.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR brengt
ter algemeene kennisdat de Koninklijke Pruisische Lan-
drostij te Osnabrückinvoer van rundvee uit Nederland
herkomstig, in bet district Aschendorf verboden heeft.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd,
2 Jan. 1872. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR
verzoeken de ingezetenen hunne rekeningen ten laste der
gemeente, over 1871, ten spoedigste in te leveren bij den
gemeente-architect. Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
5 Jan. 1872. De Secretaris.
NUHOUT van der VEEN.
POLITIE.
Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie voor
handen het navolgende gevondenealseen schaapeen
Boujfant.
POSTER IJ EN.
De DIRECTEUR van het POSTKANTOOR te ALK
MAAR maakt bekend, dat de brievenmalen naar Ned. Indië
via Brindisi voortaan over Frankrijk en Italië worden ver
zonden. Briefport 60 c. per 15 grammen.
Drukwerk 10 c. e 40
Monsters 10 c. 40
Elke week heeft eeue verzending plaats, waarvoor de cor
respondentie Donderdag 's avonds uiterlijk 7 uur aan het
Postkantoor moet bezorgd zijn in de bijbussen uiterlijk
6 uur. Vertrekdagen zijn
Januarij
4.
11,
18,
25.
February
1,
8,
15,
22,
Maart
14,
21.
28.
April
4,
11,
18,
25.
Mei
2.
9,
16.
23,
Junij
6,
13,
20,
27,
Julij
4,
11,
18,
25,
Augustus
1,
8,
15,
22.
September
5,
12,
19,
26.
October
3,
10,
17,
24.
November
14,
21.
28.
December
5.
12.
19,
26.
N.B. De verzending naar Riouw, Banca en Palembang
geschiedt om de 11 dagen, eerste verzending Don
derdag 11 Januarij a.s.
Gedrukte stukken moeteu 2 dagen eerder dan op de bier-
voren vermelde datums bezorgd worden.
De Directeur voornoemd,
GOUWE.
Lijst van brieven waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de 2«. helft der maand November 1871.
J. HUGTENBERG, Alkmaar; II. van der VEER
Dedemsvaart; J. SCHUURMAN, in den Hout; J. BOERSE.
KolbornDE JONG, Opmeer; Wed. J. C. VAN RIJKE-
VORSEL Purmerend.
Van het hulpkantoor de Rijp
S. van VEEN Alkmaar.
Ook Is er dan al meer over geschreven Jain het
Nieuws van den dagen als dat niet gebeurd waszou de
Alkmaarsche Courant er hoogst waarschijnlijk vooralsnog niet
over schrjjven. «Ik wou dat ik er over zwijgen konmaar
ik mag 't niet doen" luidt de inleiding van bet artikel in de
Kleine Courant." Ik wou dat ik over dat artikel zwijgen kon
maar ik kan niet.
Op den 14™ April van dit jaar zal te Dillenburg in Nas
sau tusschen de bouwvallen van het oude slothet voorbe
reidend werk worden begonnen voor de stichting van een
gedenkteeken aan den man dien onze voorvaderen den «vader
des vaderlands" noemden. Den 11™ April 1533 werd Prins
Willem I daar geboren. Op 29 Juni zal er te midden van de
zooveel mogelijk ontgraven en tegen verder verval beschermde
overblijfsels des kasteels de eerste steen worden gelegd van
een gedenktorenvan waar de bezoeker een goed over
zicht zal hebben over de stad en den schoonen omtrek en
die reeds van verre de aandacht zal vestigen op den hoogst
merkwaardigen bouwval. Dien dag zal bet juist drie honderd
jaren geleden zijn, dat Prins Willem, na een vijfjarig ver
blijf als uitgeweken vluchteling in het kasteel zijner vaderen,
dit oord verliet om er nooit terug te keerenmaar om zich
aan het hoofd te stellen van een om zijn vrijheid worstelend
volkom de grondlegger te worden van een nieuwen staat.
Duitsehers hebben het plan ontworpen, Duitschers zullen
het uitvoeren. Een Commissiewaarvan het hoofd van het
Dillenburgsch gymnasium de woordvoerder isheeft de zaak
in Januari 1866 ter band genomen, en ondanks de twee be
langrijke oorlogenna dien tijd door Duitschland gevoerd
niet losgelaten.
Ruim f 25,000 is er noodig. Dat geld is nog lang niet
bijeen. Toch wil men met het werk een aanvang maken in de
overtuiging dat de noodige ondersteuning niet achterwege
zal blijven nu de Duitsche Keizer hulp heeft toegezegd, nu
er een bijdrage van een lid van het Nederlandsche vorsten
huis is ontvangenennu een paar Nederlanders in
Augustus van bet, vorige jaar een bezoek aan de ruïnen van
den ouden burg gebrachten beloofd hebben het plan in hun
land bekend te maken en er geldelijke bijdragen voor te zul
len vragen van hunne landgenooten. Aan die belofte hebben
die Nederlanders gevolg gegeven. Eén van hende beer
W. Francken Az. heeft in «Een uitgewerkte Reisherinne
ring" onze aandacht op de zaak gevestigd, en vraagt, onze
geldelijke ondersteuning, 't Moet een nationale zaak
wordenschrijft het drietal dat ons tot medewerking op
roept daartoe is samenwerking van velen noodig. Zij
hebben een aantaleen groot aantal hunner landgenooten
tot een vergadering te Utrecht uitgenoodigd weinigen
daarvan zullen wel gelegenheid hebben om aan die uitnoo-
diging te voldoen waarop een reeds ontworpen plan ter
beoordeeling zal worden overgelegd, en verdere maatregelen
zullen worden genomen ter uitvoering daarvan.
Het Nieuws van den dag vindt deze zaak „hoogst beden
kelijk," wou wel zwijgen maar „mag 't niet doen," en moet
het plan „afkeuren om der wille van hooger belangen."
Met ziet betde zaak wordt ernstigverontrustend schier.
En met een beklemd gemoed vraagt nu zeker menigeen
welke vreeselijke bezwaren de Kleine Courant dan toch wel
beeftof welk gevaar ons dreigt. Laat ons zien.
1°. 't Geldt hier een onderneming in het buitenland.
2°. Wij moeten ons geld bewaren voor onze eigen feest
vieringen in dit en de volgende jaren en voor een grootscbe
stichting in den Briel.
Een onderneming buiten 's lands. Ja wel
het slaat, er, zelfs driemaal. Van bet Nieuws van den Dag
zou men de stelling verwachten, dat de bedoeling, de zin de
beteekenis vaneen monument, het beginsel dat er door wordt ge
huldigd de geest die er uit spreektover onzen bijval moest
beslissen. Mis geraden, 't Is de plaats waar, die hier
alles afdoet. Wij hebben hier te doen met een onderneming
een onderneming! waarom niet een speculatie
in het buitenland. Dus, Nederlanders, past op je zak
ken. Wel zeker, 't was ook maar een onderneming
in het buitenland, die voor drie eeuwen door Wil
helmus van Nassouwe op zijn voorvaderlijk slot te Dillenburg
werd beraamdmaar die onderneming is ons ten goede
gekomen, 't Was te Dillenburg, in het buitenland,
dat. de «zilverkamer" door den eigenaar zeiven werd geplun
derd. maar dat was om zich geld. te verschaffen voor onze
bevrijding. De Nederlanders van 1568 vonden den afstand
naar Dillenburg niet te groot, om er den Prins te gaan ver
zoeken hen niet aan hun lot, over te laten. Op 11 April
verschenen daar de Nederlandsche gezanten om hem te drin
gen tot hen te komen. Maar alserin 1872 sprake is om op 14
April het werk aan te vangen tot oprichting van een waardig ge
denkteeken op die plek, en men daartoe van Nederlanders
geldelijke bijdragen vraagt, hoort men de wedervraag, of elke
onderneming buiten 's lands, waarbij den Zwijger
rechtmatige hulde wordt gebracht, aanspraak mag maken op
onze medewerking Let welelke.
Men zou vragen: wat bewoog die Dillenburg ers om voor hun
graaf Willem, die met zijn geld en goed het land uittrok voor
een buitenlandsche onderneming, een gedenktoren
te willen oprichten? De rector van het Dillenburgsche gym
nasium August Spiess geeft het antwoord„Hier
zegt hij -was Willem vau Oranje in 1567 en volgende
jaren onvermoeid in woord en schrift, door onderhandelin
gen en legertoerust.ingen bezig voor dat gruote werkdat
niet alleen de verdere geschiedenis der Nederlandenmaar
ook de ontwikkeling van geheel West-Europa tot, vrijheid
op staatkundig en godsdienstig gebied een nieuwe baan
opende."Men wil een „werk van dankbare piëteit jegens
den mandie voor staatkundige en godsdienstige vrijheid
meer dan iemand geleden eu gestreden heeft, en aan wiens
karakter-vastheid en staatsmans-wijsheid de nieuwere tijd zoo
veel verschuldigd is." Geven deze Dillenburgers geen
blijk van ietwat ruimer blik en breeder opvattingdan die
door de grenzen van een bepaalden staat wordt beperkt
Het Nieuws v. d. Dag spreekt er vandat ook de Dillen-
burgers van hunne zijde niets hebben bijgedragen tot, de
graftombe te Delft of het standbeeld in den Haag, en dat ook
de naald voor Willem III in Torbay buiten onze medewer
king is opgericht. Maar hebben deze zaken nu iets met
elkander gemeen zoodat er zelfs maar in de verte ver
gelijkingen kunnen gemaakt worden Heeft, dan de Zwijger
zijn leven aan ons gewijd of aan de Dillenburgers En ge
schiedde de buitenlandsche onderneming, waartoe Willem lil
aan de Engelsche kust landde in ons belang of in dat van
Engeland?
Maar wij hebben ons geld noodig voor onze eigene natio
nale feesten. Neen, bet, geldt hier geen financiëele kwestie.
Blijkbaar is het hier niet te doen om groote bijdragen, maar
om iets van velen, van zeer velen, opdat de
zaak een nationaal karakter drage. Wat men ons zal voor
stellen w a t men ons zal vragen, is nog onbekenddat zal
in de vergadering te Utrecht besproken worden. Een afkeu
ring van het plan is alleen daarom reeds voorbarig te noemen.
De uitnoodigingsbrief spreekt er van, om door de macht
van het kleine iets groots tot stand te brengen en
een eenvoudig blijvend en waardig teekeu van ons na
tionaal gevoel in den Willemstoren achter te laten. Als nu
allen die dit zonder eenig nadeel kunnen doen. een gulden of
vijftig eenten bijdragen, eu de overigen zich onthouden, dan zal
dit onze eigen feesten zeer zeker niet, benadeelen. Integendeel
het, zal ons voorloopig in de rechte stemming brengen. De bij
dragen van enkele welvarenden, die het Nieuws wil afstaan,
beteekenen niets. Juist de bijeengebrachte penningen van
duizenden geven beteekenis en karakter aan de zaak.
Ééne hoop blijft nog over. De hoop bleef gelukkig op
den bodem van Pandora's doos. Het oordeel over den Wil
lemstoren past niet in de Kleine Courant. Dat blad is niet
gewoon zoo slecht, te redeneeren en zoo bekrompen te oor-
deelen. Er spreekt in dat artikel een koopmansgeest,het
tegenwoordig Amsterdam onwaardig, 't Is een ondoordacht
artikelzooals wij er allen van tijd tot tijd schrijven. De
schrijver is aanvankelijk ontstemd geraakt door den te ster
ken aandrang vau den heer Francken op onze bijdragen.
En daarvoor bestond reden. Als men al dadelijk begint met
te zeggen't is schande als ge 't niet doet. dan gevoelt een
onafhankelijk man grooten lust om te weigeren, en hij krijgt
een tegenzin tegen het geheele plan. De toon van den heer
Francken herinnerde onzen schrijver aan de vaderlandsche
vervloekingen van Helmers, en de gevolgen zijn ver
klaarbaar. Toch mag de wijze waarop een zaak wordt aan
bevolen, geen invloed hebben op ons oordeel over de zaak
zelve. Dat weten wij allen zeer goedmaar wij vergeten
het iecier op zijn beurt. Later zien wij dat in. Zoo blijft
de hoop dat het Nieuwsal moge het de brochure van den
heer Francken naar hartelust critiseeren, toch zal inzien dat
het plan zelf ons aller bijval verdient. Misschien komt zoo
ook het k aderland op zijn even ondoordachte instemming
met het, oordeel der Kleine Courant terug. W. v. d. K.
De Economist vau December 1871 bevat het volgende ar
tikel van Dr. H. van Capelle.
Sedert de invoering der wet tot regeling van het veeartse-
nijkundig Staatstoezigt en de veeartsenijkundige politie op 1
Januarij 1871, wordt hier te lande een krachtige poging ge
daan om onzen veestapel te bevrijden van de besmettelijke
longziektedie gedurende veertig jaren groote verwoestin
gen onder bet, rundvee heeft aangeriebt, en millioenen sebats
beeft doen verloren gaan.
De maatregelen tegeu die ziekte bevolen, zoowel bij de aan
gehaalde wet als bij bet Koninklijk besluit vau 4 December
1870 {Staatsblad n°. 190), bestaan hoofdzakelijk in het afmaken
van de aangetaste rundeven en gestrenge afzondering van de
verdachtedat zijn de runderen, die met aangetaste in aan
raking of in dezelfde verblijfplaats zijn geweestof vermoed
worden aan de longziekte te lijden.
Over het doeltreffende dier maatregelen zijn niet allen het
eens; ook in de beide Kamers der Staten-Generaal bestaat
daarover verschil van gevoelen. Eene korte uiteenzetting
van de gronden waarop die maatregelen steunen en mede
deeling van de uitkomsten die reeds verkregen zijn, schijnt,
daarom noch overbodig noch ontijdig.
De tegenstanders van de afmaking doen het voorkomen
alsof de Regeringverleid door de gunstige uitkomsten bij
de veepest daardoor verkregendien maatregel blindelings
op de longziekte beeft, toegepasteene ziekte die volgens
ben inheemsch is in Nederland, en waarvan de besmettelijk
heid zelfs twijfelachtig is. Zij geven daarom de voorkeur
aan inenting van bet rundvee.
Van de beantwoording der vraagof de longziekte zich
uitsluitend door besmetting voortplant, hangt af welke maat
regelen met goed gevolg tot bestrijding kunnen worden toe
gepast. Zoo die vraag ontkennend moet beantwoord worden,
zou het onzinnig zijn de ziekte door afmaking te bestrijden.
Wie zullen ons hierin beter kunnen voorlichten dan de
voornaamste veearlsenijkundigen van Europa, die, in 1867
te Zurich in een congres vereeuigdbijna eenparig hebben
verklaard dat de longziekte zich iu onze luchtstreek uitslui
tend door besmetting voortplant.
Op die uitspraak rust het voorschrift dat runderen door
longziekte aangetast,afgemaakt moeten worden en dat de
bost- en buiksingewanden begraven moeten worden. Het
vleeseb en de huid worden geacht de smetstof niet te ver
spreiden. Vernietiging dus der smetstof, bij de veepest met
gunstig gevolg toegepastmoet dezelfde diensten bij de
longziekte bewijzen.
De maatregel zou echter op zich zelf nutteloos zijn als
niet tegelijk alle verdachte rundereu van het verkeer wierden
buitengesloten en vau ander vee afgezonderd gehouden. Al
het vee toch dat in de onmiddelijke nabijheid van longziek
vee is geweestloopt gevaar van door dezelfde ziekte te
worden aangetast en een nieuwe bron van besmetting te wor
den. Vervoer van die verdachte beesten was vroeger een
van de voornaamste redenen van verbreiding der smetstof.
Dat gevaar van ziek worden der verdachte beesten duurt vrij
langongeveer drie maanden. Na de afmaking vau de aan
getaste runderen worden daarom alle verdachte gemerkt en
gedurende drie maanden afgezonderd gehouden, terwijl nabij
de plaats waar zij bewaard worden, een waarschuwingsbord
geplaatst wordtvermeldende dat daar vee is dat aau eene
besmettelijke ziekte lijdt. De plaats waar de zieke dieren
gestaan hebben en de voorwerpen waarmede zij in aanraking
zijn geweest, worden volgens bepaalde voorschriften ontsmet.
Men ziet uit het bovenstaande dat de Regering niet op
losse gronden den strijd tegen de longziekte beeft aanvaard
en niet roekeloos 's Lands gelden in die onderneming ge
waagd heeft. De strijd is nog niet volstredenmaar toch
hoop ik straks door mededeling van de tot hiertoe verkre
gen uitkomsten aan te toonen datbij volharding op den
ingeslagen weg, de overwinning zoo goed als zeker is.
Vooraf een enkel woord om reden te gevenwaarom niet
uitsluitend door inenting de kwaal bestreden wordt.
Aannemende dat beesten die met stof uit de long van een
aan longziekte gestorven of daaraan lijdende geslagt rund
zijn ingeëntvoor bet vervolg tegen den invloed der smetstof
bestand zijnzou algemeene inenting van al liet rundvee in
Nederland ons tijdelijk van de longziekte bevrijden. Maar
daarna zou men met de inenting moeten voortgaan van al
het nieuw aangekochte en van het aangefokte vee, anders
zou de longziekte spoedig op nieuw van buiten door besmette
beesten worden ingevoerd.
Algemeene inenting is van de veehouders niet te verwach
ten daarvoor zijn te velen onder ben tegen dien maatregel
ingenomen. Zal dan de Regering voor de inenting van
bijna anderhalf millioen runderen zorg dragen Zal zij daar
voor even zooveel guldens aan de schatkist onttrekken (elke
inenting tegen den matigen prijs van f 1 gerekend) en met
de inenting blijven voortgaan, nadat de ziekte geweken is
Die weg tot bestrijding der ziekte zou veel kostbaarder
zijn dan de thans gevolgde, en daar de gansche questie eene
financiële is, schijnt hierin reeds genoegzame grond aanwezig
om de inenting als eenig wapen tegen de longziektedooi
de Regering aan te wendenaf te keuren. Daar komt nog
bijdatbij dusdanige gedwongen inenting, van Rijkswege
alle verliezen ten gevolge der inenting geledenhetzij van
gebeele beesten betzij van staarten of staartpluimenver
goed zouden moeten worden.
Aan inenting van Regeeringswege valt dus niet te denken,
maar dit neemt niet weg dat dit middel door de Regering
wordt aangeprezen en zooveel mogelijk bevorderd.
Gaan wij thans na welke de uitkomsten zijn door de af
making van longzieke runderen en de afzondering van ver
dachte na verloop van bijna een jaar verkregen.
{IFordt vervolgd.)
De Keizer heeft den minister van oorlog v. Roon op diens
verzoek ontheven van bet beheer van liet departement van
marineen tot minister van marine benoemd den genl,
v. Stosch.
Pruisen. Prins Friedrich Carl beeft van den Koning vai
Spanje de orde van het Gulden Vlies ontvangen.
Blijkens de jongste volkstelling heeft Berlijn 828,000
Breslau 200,000, Elberfeld-Barmen 160,000, Keulen 130,000.
Koningsbergen 112,000, Maagdenburg 110,000, Hannover
105,000, Frankfort 104,000. Dantzig 100,000, Stettin 97,000,
Altona 95,000, Aken en Dusseldorp elk 80000, Crefeld 70000
en Posen 60000 inwoners.
Beieren. De regeering heeft bepaalddat de gezant bij
den Heiligen Stoel zich alleen bezig houden zal met die za
ken welke beiersclie onderdanen in pauselijke dienst of leden
van geestelijke corporatiën betreffenzullen alle overige zaken
komen ten laste van den gezant bij den Koning van Italië.
Swarzburg-Rudolstadt. Door bewerking van den mi
nister v. Bertrab is met, den bisschop van Paderborn een
verdrag gesloten, waarbij de r. c. ingezetenen des lands onder
diens kerkelijk gezag gebracht, en hem dezelfde bisschoppelijke
rechten als bij in Pruisen vermag uitteoefenen toegekend
worden.
Elzas-Lotharingen. Bij de laatste volkstelling is ge
bleken dat Straatsburg omstreeks 80000 inwoners teltte
gen 84000 vóór den oorlogin beide gevallen het garnizoen
van 7000 man daaronder begrepen. De vermindering laat
zich verklaren door de groote sterfte ten gevolge van den
oorlog en bet gebrek aan werklieden in Frankrijkzoodat
aan emigratie op groote schaal niet te deuken valt.
De ministers Malou en d'Aspremont-Lgnden zijn als Seuaals-
leden en de ministers Delcour en Monc.heur als Vertegenwoor
digers met nagenoeg alg. st. in de kiesdistricten S. Nicolaas,
Leuven en Namen herkozen.
De door den gemeenteraad van Brussel vastgestelde be
grooting voor 1S72 bedraagt nagenoeg 21,170,000 fr. De
nog in overweging zijnde begrooting voor Antwerpen bedraagt
ruim 6,200,000 fr.
Door het comité uit de burgerwacht te Brussel, dat voor
nemens is geweest den burgemeester Anspach een blyk van
erkentelijkheid aantebieden (hetgeen hij stellig afgewezen
heeft), is hem op den nieuwjaarsdag een adres overhandigd.
Ijii\cinbiirg.
De regeering heeft bezwaren ingebracht tegen de exploi
tatie der spoorwegen ten behoeve en voor rekening der duit
sche regeering. De fransche Oosterspoorwegmaatscbappij bad
in der tijd de exploitatie gepacht voor 3 miljoen fr. 'sjaars.
en bij bet frankfortsche vredestractaat heeft Frankrijk de
concessie dier maatschappij overgenomen en aan de duitsche
regeering overgedragen.
Het parijsche gemeenteraadslid Ranc verdedigt zich in le
Constitutionnel tegen de gedurige aanvallen waaraan hij bloot
staat. Den 20 Maart is hij te Parijs gekomenonbewust
van alles wat 2 dagen te voren was voorgevallen, en dadelijk
beijverde bij zieb om met eenige democratische vrienden een
verzoeningscomité opterichten. Zonder zich eandidaat gesteld
te hebbenwerd hij den 26 tot lid der Commune verkozen,
en bij nam bet mandaat aan om zijne verzoenende pogingen
op het raadhuis te kunnen voortzetten en om de rust en
orde in het 9e. arr'. te kunnen handhaven. In bet laatste
was hijmet behulp van zijnen door den krijgsraad vrijge
sproken vriend Ulgsse Parentgeslaagd. Op 4 Aprilna
het sneuvelen van Duval en ilourenstoen alle hoop om
den strijd te doen staken vervlogen was, had bij zijn ontslag
ingezonden en sedert te Parijs in diepe afzondering geleefd.
De parijsche advocaat Lachaud verdedigt in le Droit de
vrijspraken van Tonnelet en Berlin tegen de aanvallen der
duitsche dagbladpers en de depecke van den duitschen Rijks
kanselier. Tonnelet bad een pruisischen soldaat omgebracht
in een geval van wettige zelfverdediging, dewijl hij de aan
gevallene was, en Bertin was door de geleden oorlogsrampen
in zijne verstandelijke vermogens gekrenkt, gelijk de door
hem gekwetste pruis na zijn herstel zeker zal bevestigen.
Te Ckarleville (Ardennen) is in den nacht van 2425
Dec. in eene fransche cantine een moordaanslag gepleegd op
2 beierscbe soldatenvan welk de een doodelijk de ander
zwaar gekwetst werd.