No. 1. Vierënzeventigste Jaargang. 187 2. 7 JANUARI. Z O N 1) G ©fficiccl (fScbccltc. 7, 7, Ook over den gedenktoren le Dillenburg. Bestrijding der Rundvee Longziekte onder het door afmaking. SSlcfcclijfcschc Berichten. DnUschland fllclgic. Frankrijk. I I. k M AIDS C II K CIII AN Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post 1 0,8©, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HERM". COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 1—5 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien de verklaring van den heer O. Dorleck, genees heer alhier, gedagteekend 1 Januarij 1872. houdende dat Mariama Koopman, oud Ij jaren, woneude te Alkmaar, aan de Nieuwstraat, is overleden aan variolae en dat het bed met toebehooren waarop zij is overleden, behoort te worden onteigend en verbrand. Gelet op art. 69 2" lid der wet van 28 Augustus 1851 (Stbl. n°. 125) Besluiten van Abraham Machiel Koopman vader der over ledene woneude te Alkmaar, van beroep Kleermaker, ten algemeenen nutte te onteigenen een wiegeen kaverdoppen bedtwee haverdoppen kussensdrie katoenen tusschensloo- peneen veren kussen en een wiegenkleed. Gelasten de in beslagneming van voornoemde goederen de onmiddelijke verbranding en de openbare kennisgeving van dat besluit door middel van de Alkmaarsche Couranten en mededeeling aan heeren Gedeputeerde Staten dezer pro vincie. Burgemeester en tf ethouderx voornoemd, Alkmaar. A. MACLAINE PONT. 1 Jan. 1872. üe Secretaris. NUHOUT VAN DER VEEN. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR brengt ter algemeene kennisdat de Koninklijke Pruisische Lan- drostij te Osnabrückinvoer van rundvee uit Nederland herkomstig, in bet district Aschendorf verboden heeft. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 2 Jan. 1872. A. MACLAINE PONT. BURGEMEESTER enWETHOUDERS van ALKMAAR verzoeken de ingezetenen hunne rekeningen ten laste der gemeente, over 1871, ten spoedigste in te leveren bij den gemeente-architect. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 5 Jan. 1872. De Secretaris. NUHOUT van der VEEN. POLITIE. Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie voor handen het navolgende gevondenealseen schaapeen Boujfant. POSTER IJ EN. De DIRECTEUR van het POSTKANTOOR te ALK MAAR maakt bekend, dat de brievenmalen naar Ned. Indië via Brindisi voortaan over Frankrijk en Italië worden ver zonden. Briefport 60 c. per 15 grammen. Drukwerk 10 c. e 40 Monsters 10 c. 40 Elke week heeft eeue verzending plaats, waarvoor de cor respondentie Donderdag 's avonds uiterlijk 7 uur aan het Postkantoor moet bezorgd zijn in de bijbussen uiterlijk 6 uur. Vertrekdagen zijn Januarij 4. 11, 18, 25. February 1, 8, 15, 22, Maart 14, 21. 28. April 4, 11, 18, 25. Mei 2. 9, 16. 23, Junij 6, 13, 20, 27, Julij 4, 11, 18, 25, Augustus 1, 8, 15, 22. September 5, 12, 19, 26. October 3, 10, 17, 24. November 14, 21. 28. December 5. 12. 19, 26. N.B. De verzending naar Riouw, Banca en Palembang geschiedt om de 11 dagen, eerste verzending Don derdag 11 Januarij a.s. Gedrukte stukken moeteu 2 dagen eerder dan op de bier- voren vermelde datums bezorgd worden. De Directeur voornoemd, GOUWE. Lijst van brieven waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2«. helft der maand November 1871. J. HUGTENBERG, Alkmaar; II. van der VEER Dedemsvaart; J. SCHUURMAN, in den Hout; J. BOERSE. KolbornDE JONG, Opmeer; Wed. J. C. VAN RIJKE- VORSEL Purmerend. Van het hulpkantoor de Rijp S. van VEEN Alkmaar. Ook Is er dan al meer over geschreven Jain het Nieuws van den dagen als dat niet gebeurd waszou de Alkmaarsche Courant er hoogst waarschijnlijk vooralsnog niet over schrjjven. «Ik wou dat ik er over zwijgen konmaar ik mag 't niet doen" luidt de inleiding van bet artikel in de Kleine Courant." Ik wou dat ik over dat artikel zwijgen kon maar ik kan niet. Op den 14™ April van dit jaar zal te Dillenburg in Nas sau tusschen de bouwvallen van het oude slothet voorbe reidend werk worden begonnen voor de stichting van een gedenkteeken aan den man dien onze voorvaderen den «vader des vaderlands" noemden. Den 11™ April 1533 werd Prins Willem I daar geboren. Op 29 Juni zal er te midden van de zooveel mogelijk ontgraven en tegen verder verval beschermde overblijfsels des kasteels de eerste steen worden gelegd van een gedenktorenvan waar de bezoeker een goed over zicht zal hebben over de stad en den schoonen omtrek en die reeds van verre de aandacht zal vestigen op den hoogst merkwaardigen bouwval. Dien dag zal bet juist drie honderd jaren geleden zijn, dat Prins Willem, na een vijfjarig ver blijf als uitgeweken vluchteling in het kasteel zijner vaderen, dit oord verliet om er nooit terug te keerenmaar om zich aan het hoofd te stellen van een om zijn vrijheid worstelend volkom de grondlegger te worden van een nieuwen staat. Duitsehers hebben het plan ontworpen, Duitschers zullen het uitvoeren. Een Commissiewaarvan het hoofd van het Dillenburgsch gymnasium de woordvoerder isheeft de zaak in Januari 1866 ter band genomen, en ondanks de twee be langrijke oorlogenna dien tijd door Duitschland gevoerd niet losgelaten. Ruim f 25,000 is er noodig. Dat geld is nog lang niet bijeen. Toch wil men met het werk een aanvang maken in de overtuiging dat de noodige ondersteuning niet achterwege zal blijven nu de Duitsche Keizer hulp heeft toegezegd, nu er een bijdrage van een lid van het Nederlandsche vorsten huis is ontvangenennu een paar Nederlanders in Augustus van bet, vorige jaar een bezoek aan de ruïnen van den ouden burg gebrachten beloofd hebben het plan in hun land bekend te maken en er geldelijke bijdragen voor te zul len vragen van hunne landgenooten. Aan die belofte hebben die Nederlanders gevolg gegeven. Eén van hende beer W. Francken Az. heeft in «Een uitgewerkte Reisherinne ring" onze aandacht op de zaak gevestigd, en vraagt, onze geldelijke ondersteuning, 't Moet een nationale zaak wordenschrijft het drietal dat ons tot medewerking op roept daartoe is samenwerking van velen noodig. Zij hebben een aantaleen groot aantal hunner landgenooten tot een vergadering te Utrecht uitgenoodigd weinigen daarvan zullen wel gelegenheid hebben om aan die uitnoo- diging te voldoen waarop een reeds ontworpen plan ter beoordeeling zal worden overgelegd, en verdere maatregelen zullen worden genomen ter uitvoering daarvan. Het Nieuws van den dag vindt deze zaak „hoogst beden kelijk," wou wel zwijgen maar „mag 't niet doen," en moet het plan „afkeuren om der wille van hooger belangen." Met ziet betde zaak wordt ernstigverontrustend schier. En met een beklemd gemoed vraagt nu zeker menigeen welke vreeselijke bezwaren de Kleine Courant dan toch wel beeftof welk gevaar ons dreigt. Laat ons zien. 1°. 't Geldt hier een onderneming in het buitenland. 2°. Wij moeten ons geld bewaren voor onze eigen feest vieringen in dit en de volgende jaren en voor een grootscbe stichting in den Briel. Een onderneming buiten 's lands. Ja wel het slaat, er, zelfs driemaal. Van bet Nieuws van den Dag zou men de stelling verwachten, dat de bedoeling, de zin de beteekenis vaneen monument, het beginsel dat er door wordt ge huldigd de geest die er uit spreektover onzen bijval moest beslissen. Mis geraden, 't Is de plaats waar, die hier alles afdoet. Wij hebben hier te doen met een onderneming een onderneming! waarom niet een speculatie in het buitenland. Dus, Nederlanders, past op je zak ken. Wel zeker, 't was ook maar een onderneming in het buitenland, die voor drie eeuwen door Wil helmus van Nassouwe op zijn voorvaderlijk slot te Dillenburg werd beraamdmaar die onderneming is ons ten goede gekomen, 't Was te Dillenburg, in het buitenland, dat. de «zilverkamer" door den eigenaar zeiven werd geplun derd. maar dat was om zich geld. te verschaffen voor onze bevrijding. De Nederlanders van 1568 vonden den afstand naar Dillenburg niet te groot, om er den Prins te gaan ver zoeken hen niet aan hun lot, over te laten. Op 11 April verschenen daar de Nederlandsche gezanten om hem te drin gen tot hen te komen. Maar alserin 1872 sprake is om op 14 April het werk aan te vangen tot oprichting van een waardig ge denkteeken op die plek, en men daartoe van Nederlanders geldelijke bijdragen vraagt, hoort men de wedervraag, of elke onderneming buiten 's lands, waarbij den Zwijger rechtmatige hulde wordt gebracht, aanspraak mag maken op onze medewerking Let welelke. Men zou vragen: wat bewoog die Dillenburg ers om voor hun graaf Willem, die met zijn geld en goed het land uittrok voor een buitenlandsche onderneming, een gedenktoren te willen oprichten? De rector van het Dillenburgsche gym nasium August Spiess geeft het antwoord„Hier zegt hij -was Willem vau Oranje in 1567 en volgende jaren onvermoeid in woord en schrift, door onderhandelin gen en legertoerust.ingen bezig voor dat gruote werkdat niet alleen de verdere geschiedenis der Nederlandenmaar ook de ontwikkeling van geheel West-Europa tot, vrijheid op staatkundig en godsdienstig gebied een nieuwe baan opende."Men wil een „werk van dankbare piëteit jegens den mandie voor staatkundige en godsdienstige vrijheid meer dan iemand geleden eu gestreden heeft, en aan wiens karakter-vastheid en staatsmans-wijsheid de nieuwere tijd zoo veel verschuldigd is." Geven deze Dillenburgers geen blijk van ietwat ruimer blik en breeder opvattingdan die door de grenzen van een bepaalden staat wordt beperkt Het Nieuws v. d. Dag spreekt er vandat ook de Dillen- burgers van hunne zijde niets hebben bijgedragen tot, de graftombe te Delft of het standbeeld in den Haag, en dat ook de naald voor Willem III in Torbay buiten onze medewer king is opgericht. Maar hebben deze zaken nu iets met elkander gemeen zoodat er zelfs maar in de verte ver gelijkingen kunnen gemaakt worden Heeft, dan de Zwijger zijn leven aan ons gewijd of aan de Dillenburgers En ge schiedde de buitenlandsche onderneming, waartoe Willem lil aan de Engelsche kust landde in ons belang of in dat van Engeland? Maar wij hebben ons geld noodig voor onze eigene natio nale feesten. Neen, bet, geldt hier geen financiëele kwestie. Blijkbaar is het hier niet te doen om groote bijdragen, maar om iets van velen, van zeer velen, opdat de zaak een nationaal karakter drage. Wat men ons zal voor stellen w a t men ons zal vragen, is nog onbekenddat zal in de vergadering te Utrecht besproken worden. Een afkeu ring van het plan is alleen daarom reeds voorbarig te noemen. De uitnoodigingsbrief spreekt er van, om door de macht van het kleine iets groots tot stand te brengen en een eenvoudig blijvend en waardig teekeu van ons na tionaal gevoel in den Willemstoren achter te laten. Als nu allen die dit zonder eenig nadeel kunnen doen. een gulden of vijftig eenten bijdragen, eu de overigen zich onthouden, dan zal dit onze eigen feesten zeer zeker niet, benadeelen. Integendeel het, zal ons voorloopig in de rechte stemming brengen. De bij dragen van enkele welvarenden, die het Nieuws wil afstaan, beteekenen niets. Juist de bijeengebrachte penningen van duizenden geven beteekenis en karakter aan de zaak. Ééne hoop blijft nog over. De hoop bleef gelukkig op den bodem van Pandora's doos. Het oordeel over den Wil lemstoren past niet in de Kleine Courant. Dat blad is niet gewoon zoo slecht, te redeneeren en zoo bekrompen te oor- deelen. Er spreekt in dat artikel een koopmansgeest,het tegenwoordig Amsterdam onwaardig, 't Is een ondoordacht artikelzooals wij er allen van tijd tot tijd schrijven. De schrijver is aanvankelijk ontstemd geraakt door den te ster ken aandrang vau den heer Francken op onze bijdragen. En daarvoor bestond reden. Als men al dadelijk begint met te zeggen't is schande als ge 't niet doet. dan gevoelt een onafhankelijk man grooten lust om te weigeren, en hij krijgt een tegenzin tegen het geheele plan. De toon van den heer Francken herinnerde onzen schrijver aan de vaderlandsche vervloekingen van Helmers, en de gevolgen zijn ver klaarbaar. Toch mag de wijze waarop een zaak wordt aan bevolen, geen invloed hebben op ons oordeel over de zaak zelve. Dat weten wij allen zeer goedmaar wij vergeten het iecier op zijn beurt. Later zien wij dat in. Zoo blijft de hoop dat het Nieuwsal moge het de brochure van den heer Francken naar hartelust critiseeren, toch zal inzien dat het plan zelf ons aller bijval verdient. Misschien komt zoo ook het k aderland op zijn even ondoordachte instemming met het, oordeel der Kleine Courant terug. W. v. d. K. De Economist vau December 1871 bevat het volgende ar tikel van Dr. H. van Capelle. Sedert de invoering der wet tot regeling van het veeartse- nijkundig Staatstoezigt en de veeartsenijkundige politie op 1 Januarij 1871, wordt hier te lande een krachtige poging ge daan om onzen veestapel te bevrijden van de besmettelijke longziektedie gedurende veertig jaren groote verwoestin gen onder bet, rundvee heeft aangeriebt, en millioenen sebats beeft doen verloren gaan. De maatregelen tegeu die ziekte bevolen, zoowel bij de aan gehaalde wet als bij bet Koninklijk besluit vau 4 December 1870 {Staatsblad n°. 190), bestaan hoofdzakelijk in het afmaken van de aangetaste rundeven en gestrenge afzondering van de verdachtedat zijn de runderen, die met aangetaste in aan raking of in dezelfde verblijfplaats zijn geweestof vermoed worden aan de longziekte te lijden. Over het doeltreffende dier maatregelen zijn niet allen het eens; ook in de beide Kamers der Staten-Generaal bestaat daarover verschil van gevoelen. Eene korte uiteenzetting van de gronden waarop die maatregelen steunen en mede deeling van de uitkomsten die reeds verkregen zijn, schijnt, daarom noch overbodig noch ontijdig. De tegenstanders van de afmaking doen het voorkomen alsof de Regeringverleid door de gunstige uitkomsten bij de veepest daardoor verkregendien maatregel blindelings op de longziekte beeft, toegepasteene ziekte die volgens ben inheemsch is in Nederland, en waarvan de besmettelijk heid zelfs twijfelachtig is. Zij geven daarom de voorkeur aan inenting van bet rundvee. Van de beantwoording der vraagof de longziekte zich uitsluitend door besmetting voortplant, hangt af welke maat regelen met goed gevolg tot bestrijding kunnen worden toe gepast. Zoo die vraag ontkennend moet beantwoord worden, zou het onzinnig zijn de ziekte door afmaking te bestrijden. Wie zullen ons hierin beter kunnen voorlichten dan de voornaamste veearlsenijkundigen van Europa, die, in 1867 te Zurich in een congres vereeuigdbijna eenparig hebben verklaard dat de longziekte zich iu onze luchtstreek uitslui tend door besmetting voortplant. Op die uitspraak rust het voorschrift dat runderen door longziekte aangetast,afgemaakt moeten worden en dat de bost- en buiksingewanden begraven moeten worden. Het vleeseb en de huid worden geacht de smetstof niet te ver spreiden. Vernietiging dus der smetstof, bij de veepest met gunstig gevolg toegepastmoet dezelfde diensten bij de longziekte bewijzen. De maatregel zou echter op zich zelf nutteloos zijn als niet tegelijk alle verdachte rundereu van het verkeer wierden buitengesloten en vau ander vee afgezonderd gehouden. Al het vee toch dat in de onmiddelijke nabijheid van longziek vee is geweestloopt gevaar van door dezelfde ziekte te worden aangetast en een nieuwe bron van besmetting te wor den. Vervoer van die verdachte beesten was vroeger een van de voornaamste redenen van verbreiding der smetstof. Dat gevaar van ziek worden der verdachte beesten duurt vrij langongeveer drie maanden. Na de afmaking vau de aan getaste runderen worden daarom alle verdachte gemerkt en gedurende drie maanden afgezonderd gehouden, terwijl nabij de plaats waar zij bewaard worden, een waarschuwingsbord geplaatst wordtvermeldende dat daar vee is dat aau eene besmettelijke ziekte lijdt. De plaats waar de zieke dieren gestaan hebben en de voorwerpen waarmede zij in aanraking zijn geweest, worden volgens bepaalde voorschriften ontsmet. Men ziet uit het bovenstaande dat de Regering niet op losse gronden den strijd tegen de longziekte beeft aanvaard en niet roekeloos 's Lands gelden in die onderneming ge waagd heeft. De strijd is nog niet volstredenmaar toch hoop ik straks door mededeling van de tot hiertoe verkre gen uitkomsten aan te toonen datbij volharding op den ingeslagen weg, de overwinning zoo goed als zeker is. Vooraf een enkel woord om reden te gevenwaarom niet uitsluitend door inenting de kwaal bestreden wordt. Aannemende dat beesten die met stof uit de long van een aan longziekte gestorven of daaraan lijdende geslagt rund zijn ingeëntvoor bet vervolg tegen den invloed der smetstof bestand zijnzou algemeene inenting van al liet rundvee in Nederland ons tijdelijk van de longziekte bevrijden. Maar daarna zou men met de inenting moeten voortgaan van al het nieuw aangekochte en van het aangefokte vee, anders zou de longziekte spoedig op nieuw van buiten door besmette beesten worden ingevoerd. Algemeene inenting is van de veehouders niet te verwach ten daarvoor zijn te velen onder ben tegen dien maatregel ingenomen. Zal dan de Regering voor de inenting van bijna anderhalf millioen runderen zorg dragen Zal zij daar voor even zooveel guldens aan de schatkist onttrekken (elke inenting tegen den matigen prijs van f 1 gerekend) en met de inenting blijven voortgaan, nadat de ziekte geweken is Die weg tot bestrijding der ziekte zou veel kostbaarder zijn dan de thans gevolgde, en daar de gansche questie eene financiële is, schijnt hierin reeds genoegzame grond aanwezig om de inenting als eenig wapen tegen de longziektedooi de Regering aan te wendenaf te keuren. Daar komt nog bijdatbij dusdanige gedwongen inenting, van Rijkswege alle verliezen ten gevolge der inenting geledenhetzij van gebeele beesten betzij van staarten of staartpluimenver goed zouden moeten worden. Aan inenting van Regeeringswege valt dus niet te denken, maar dit neemt niet weg dat dit middel door de Regering wordt aangeprezen en zooveel mogelijk bevorderd. Gaan wij thans na welke de uitkomsten zijn door de af making van longzieke runderen en de afzondering van ver dachte na verloop van bijna een jaar verkregen. {IFordt vervolgd.) De Keizer heeft den minister van oorlog v. Roon op diens verzoek ontheven van bet beheer van liet departement van marineen tot minister van marine benoemd den genl, v. Stosch. Pruisen. Prins Friedrich Carl beeft van den Koning vai Spanje de orde van het Gulden Vlies ontvangen. Blijkens de jongste volkstelling heeft Berlijn 828,000 Breslau 200,000, Elberfeld-Barmen 160,000, Keulen 130,000. Koningsbergen 112,000, Maagdenburg 110,000, Hannover 105,000, Frankfort 104,000. Dantzig 100,000, Stettin 97,000, Altona 95,000, Aken en Dusseldorp elk 80000, Crefeld 70000 en Posen 60000 inwoners. Beieren. De regeering heeft bepaalddat de gezant bij den Heiligen Stoel zich alleen bezig houden zal met die za ken welke beiersclie onderdanen in pauselijke dienst of leden van geestelijke corporatiën betreffenzullen alle overige zaken komen ten laste van den gezant bij den Koning van Italië. Swarzburg-Rudolstadt. Door bewerking van den mi nister v. Bertrab is met, den bisschop van Paderborn een verdrag gesloten, waarbij de r. c. ingezetenen des lands onder diens kerkelijk gezag gebracht, en hem dezelfde bisschoppelijke rechten als bij in Pruisen vermag uitteoefenen toegekend worden. Elzas-Lotharingen. Bij de laatste volkstelling is ge bleken dat Straatsburg omstreeks 80000 inwoners teltte gen 84000 vóór den oorlogin beide gevallen het garnizoen van 7000 man daaronder begrepen. De vermindering laat zich verklaren door de groote sterfte ten gevolge van den oorlog en bet gebrek aan werklieden in Frankrijkzoodat aan emigratie op groote schaal niet te deuken valt. De ministers Malou en d'Aspremont-Lgnden zijn als Seuaals- leden en de ministers Delcour en Monc.heur als Vertegenwoor digers met nagenoeg alg. st. in de kiesdistricten S. Nicolaas, Leuven en Namen herkozen. De door den gemeenteraad van Brussel vastgestelde be grooting voor 1S72 bedraagt nagenoeg 21,170,000 fr. De nog in overweging zijnde begrooting voor Antwerpen bedraagt ruim 6,200,000 fr. Door het comité uit de burgerwacht te Brussel, dat voor nemens is geweest den burgemeester Anspach een blyk van erkentelijkheid aantebieden (hetgeen hij stellig afgewezen heeft), is hem op den nieuwjaarsdag een adres overhandigd. Ijii\cinbiirg. De regeering heeft bezwaren ingebracht tegen de exploi tatie der spoorwegen ten behoeve en voor rekening der duit sche regeering. De fransche Oosterspoorwegmaatscbappij bad in der tijd de exploitatie gepacht voor 3 miljoen fr. 'sjaars. en bij bet frankfortsche vredestractaat heeft Frankrijk de concessie dier maatschappij overgenomen en aan de duitsche regeering overgedragen. Het parijsche gemeenteraadslid Ranc verdedigt zich in le Constitutionnel tegen de gedurige aanvallen waaraan hij bloot staat. Den 20 Maart is hij te Parijs gekomenonbewust van alles wat 2 dagen te voren was voorgevallen, en dadelijk beijverde bij zieb om met eenige democratische vrienden een verzoeningscomité opterichten. Zonder zich eandidaat gesteld te hebbenwerd hij den 26 tot lid der Commune verkozen, en bij nam bet mandaat aan om zijne verzoenende pogingen op het raadhuis te kunnen voortzetten en om de rust en orde in het 9e. arr'. te kunnen handhaven. In bet laatste was hijmet behulp van zijnen door den krijgsraad vrijge sproken vriend Ulgsse Parentgeslaagd. Op 4 Aprilna het sneuvelen van Duval en ilourenstoen alle hoop om den strijd te doen staken vervlogen was, had bij zijn ontslag ingezonden en sedert te Parijs in diepe afzondering geleefd. De parijsche advocaat Lachaud verdedigt in le Droit de vrijspraken van Tonnelet en Berlin tegen de aanvallen der duitsche dagbladpers en de depecke van den duitschen Rijks kanselier. Tonnelet bad een pruisischen soldaat omgebracht in een geval van wettige zelfverdediging, dewijl hij de aan gevallene was, en Bertin was door de geleden oorlogsrampen in zijne verstandelijke vermogens gekrenkt, gelijk de door hem gekwetste pruis na zijn herstel zeker zal bevestigen. Te Ckarleville (Ardennen) is in den nacht van 2425 Dec. in eene fransche cantine een moordaanslag gepleegd op 2 beierscbe soldatenvan welk de een doodelijk de ander zwaar gekwetst werd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1872 | | pagina 1