No. 25. Vierenzeventigste Jaargang 1872. ZONDAG 23 JUNI. M aan dags* lie V coma r kt i< AI k maar. De Schoolwet onvoldoende gebleken. Sffilekcltjkscïtc ficrichtctt. ■ftuitsclilanri. Belgie. Luxemburg. Frankrijk. en A i, h M A A It S G B E C O I! I! A Al T. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post t 0,8O, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers 11E R Mv COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. Aan belanghebbenden wordt berigt dat op eene vergadering, met 11 H. Veehouders en Veekoopers gehouden een van af 3 Junij e.k. steeds toene mende aanvoer van vette koefjcn ter reeds bloeijende wekelijksche veemarkt alhier is toegezegd. J.l. Maandag werden aldaar o.a. 448 vette kalveren en 104 vette varkens aangevoerd. Voor koopers en verkoopers zijn premiën tot een bedrag van f 500 aangeboden. De Kamer van koophandel en Fabrieken te Alkmaar, Alkmaar, T. L. KOORN, Vice-President. 18 Mei 1872. J. P. KRAAKMAN, Secretaris De KAMER van KOOPHANDEL eu EABRIEKEN te ALKMAAR maakt bekenddat van Maandag 2 4 tot Zaturdag 29 Junij 1872, van 's voormiddags 10 tot s na middags 2 ure, in haar gewoon lokaal op het Stadhuis ter lezing zullen liggen 1. Statistiek van het Koningrijk der Nederlanden, behelzende de staten van de in- uit- en doorgevoerde voornaamste handelsartikelen gedurende de maanden Maart en April 1872. Verzameling van consulaire en andere berigten en ver slagen over nijverheid, handel en scheepvaart 1871, deel III. 3—6. Verslag van den president en verslag van de commissaris sen der Nederlandsche Bank, uitgebracht in de algemeene vergadering van stemgeregtigde aandeelhouders op 15 Mei 1872. Lijst van de Nederlandsche oorlog- en koopvaardijschepen met hunne onderscheidings-scinen. Bijgewerkt tot 17 April 1872. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Alkmaar. AlkmaarP. M. A CHINA Voorzitter. 22 Junij 1872. J. P. KRAAKMAN, Secretaris. 2. 4. Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn, verzonden gedurende de 2e. hell t der maand Mei 1872. J. HILLE, Burgerdam; D. RISDEN, Haarlem; S. KOR, den Helder; P. STRIJBES, Hrnsbroek; A. BULJS, Nieuwe- brug; J. SCHUT, Ursem; J. BAKKER, Wieringerwaard J. W. BEEKMAN Zierikzee. Ons lager onderwijs en de wet van 1857, waarbij het is geregeld hebben in den laatsten tijd stof gegeven tot velerlei beschouwingendie in den regel voor beide even ongunstig uitvielen. Het was nu eens niet over art. 23 en wat daarmee in verband staat. Eindelijk heeft men ook eens op andere zaken geleten zich afgevraagd, hoe de wet heeft gewerkt welke vruchten de nieuwe regeling heeft afgeworpen en of die vruchten een goede getuigenis geven van den boom die ze droeg. Onder de vele stemmen die zich in den laatsten tijd over dit onderwerp hebben doen hoorenverdient in de eerste plaats de officiëele genoemd te wordende stem van het ministeriëel verslagdat de onderteekening draagt van den staatsman, wiens dood ons nog steeds zijn machtigen indruk doet gevoelen. Het bevat een overzicht van den toestand van het lager onderwijs op 31 December 1869 vergeleken met dien op 31 December 1857, alzoo over een tijdvak van twaalf jaren. Uit dat overzicht blijkt het volgende 1°. Het schoolverzuim is niet belangrijk verminderdin enkele opzichten zelfs toegenomen. In Januari 1869 gingen er in ons land gemiddeld van de 100 jongens van 6, 7 en 8 jaar 21 en van de 10 1 meisjes van denzelfden leeftijd 24 in 't geheel niet op de dagschool; van de 100 jongens van 9, 10 en 11 jaar was het getal dat geen dagschool be zocht 20, en van de 100 meisjes van denzelfden leeftijd 26. Nu bezochten ongetwijfeld sommige van deze kinderen de avondschooldoch wat beteekent dat voor kinderen van 6 tot 11 jaren 2». De belangstelling in het herhalings-onderwijs is niet toegenomen. Het aantal leerlingen der avondscholen was van 1862 tot 1869 met 1884 jongeus verminderd. Hierbij mag echter niet vergeten wordendat inmiddels de burger avondscholen volgens de wet, op het Middelbaar onderwijs zijn opgericht, die vele leerlingen der herhalingscholen tot zich hebben getrokken; in 1869 werden deze avondscholen bezocht door 2116 jongens, wat tegen het verlies van 1884 op de gewone lagere avondscholen zou kunnen opwegen indien men kon vergeten, hoevelen van de 2116 leerlingen der burgeravondscholen vroeger behoorden tot de bevolking van andere inrichtingenteckenscholen of industriescholen die ten gevolge van de oprichting der burgeravondscholen zijn vervallenen hoevelen van de leerlingen dier vervallen instellingen thans in 't geheel geen onderwijs ontvangen. Maar wat te zeggen van de belangrijke vermindering van het aantal meisjes onder de leerlingen der avond- of herha lingscholen Van 1862 tot 1869 was het van 5482 tot op 3974 gedaald en dit verlies van 1508 meisjes wordt door niets vergoed. 3°. Het onderwijzend personeel is in dc meeste ssholen onvoldoende voor het aantal leerlingen. De Minister zegt daaromtrent het volgende: „Niettegenstaande de aanzienlijke toeneming van het hulppersoneelwerd dit toch bij het einde van 1869, ofschoon meestal in overeenstemming met art 18, bij een aantal scholen onvoldoende geacht voor de werkelijke behoefte. Over 't geheel openbaarde zich dan ook volgens de berigten bij de gemeentebesturen nog niet de zoozeer wenschelijke gezindheid om dat artikel in een mildeu geest toe te passen. Hierbij komt datalthans bij de meeste scho len ten platten lande, het verschil tusschen het getal school traande kinderen in den zomer en in den winter meesta' zoo groot is. dat daardoor ook het middencijfer der leerlingen uiterst laag wordt. Dientengevolge bleef bij zeer vele scho len de hoofdonderwijzer belast met een taakdie zijn krach ten te boven ging en waardoor zijn onderwijs meestal niet veel vruchten kon opleveren.'- Later verklaart de Minister zich omtrent de ontoereikende hulp nog nader. „Het, on derwijzend personeel leest men in het „Overzigt"— in de gewone lagere school is ook doorgaans te weinig talrijkom aan zoovele onderscheiden vakken den noodigen tijd te kun nen wijden; de onderwijzer, die gewoonlijk ten minste 70 leerlingen voor zijne rekening heeft,kan niet geregeld aan het lezen schrijven en rel enen den noodigen tijd ontwoeke ren tot behandeling van onderwerpendie soms vrij uitvoe rige toelichting vorderen." Ziedaar drie belangrijke zaken, die het genoegzaam be grijpelijk maken, waarom het openbaar lager onderwijs niet aan de v erwachting voldoet, die men daarvan meende te mogen koes teren. De wet, heeft het lager onderwij» te veel overgelaten aan de gemeentebesturen en de eischcn voor dat onderwijs te laag gesteld, hopende dat de ijver der gemeenteraden het ontbrekende zou aanvullen. Zij plaatste die besturen in den moeilijken strijd tusschen de belangen der gemeentekas en die van het onderwijs, en veroorloofde het onderwijs slecht te zijn. In art. 18 b. v. bepaalde zij het minimum voor het ouderwijzend personeel. Zoolang het getal leerlingen ineen school niet meer dan 70 bedraagt, is de hoofdonderwijzer alleen voldoende. Die leerlingen zullen echter altijd in ten minste drie klassen verdeeld zijnen in de meeste geval len zijn die klassen nog weer voor enkele vakken in afdeelin- gen gesplitst. Toch zal één man die verschillende klassen en afdeelingen moeten onderwijzen in lezenschrijven en reke nen in de beginselen der vormleer, der Nederlandsche taal, der 'aardrijkskundeder geschiedenis en der kennis van de natuur en in het zingen. Hij zal tijd moeten vinden om kinderen van 5 en 6 jaar de letters te leeren en tevens aan zijn hoogste klasse iets van de aardrijkskunde van Neder land mede te deelenterwijl de hoogste k.assc zich met schrijven bezig houdt, zal hij de middeiste laten lezen, en zal de laagste zich moeten oefenen in stilzittenop de lei mor sen of slapen. Klimt het getal leerlingen boven de 70, dan heeft de onderwijzer recht op een kweekelingen stijgt het tot boven de 100, op een hulponderwijzer bij neen, in plaats van den kweekeling. Zoo blijft hetzoolang het o-etal leerlingen niet meer dan 150 bedraagt. Komt het daarbovendan krijgt hij zijn kweekeling terugdie blijft totdat het getal leerlingen over de 200 bedraagt, om dan weer voor een tweeden hulponderwijzer plaats te maken. Ln zoo gaat het voort. In een school met 340 kinderen b.v, eischt de wet bij den hoofdonderwijzer drie hulponderwijzers, in een school met 440 vier, in een school met 490 vier hulponderwijzers en een kweekeling. Maar dat is niet voldoendezegt ieder die eemg begrip heeft van de eischen van goed onderwijs. Dat is niet vol doende, roept schoolopziener of plaatselijke schoolcommissie; maar het gemeentebestuur wijst op art. 18, en zegt: de wet heeft deze zaak uitgemaakt; zij heeft bepaald wat voldoende is; o-ij moogt haar eischen niet, uitbreiden. Maar daarin heeft toch het gemeentebestuur ongelijkzal wellicht de een of an- der hier opmerken. De wet zegt niet, dat een onderwijzend personeel volgens de bepalingen van art. 18 voldoende is; daarover laat zij zich in 't geheel niet uit. Zij eischt alleen het door haar bepaalde getal hulponderwijzers met of zonder een kweekeling daarenbovenmaar zegt nietdat een school die aan de eischen van het artikel voldoet,ook een voldoend onderwiizend personeel zal bezitten. Lees slechts de Memo rie van Toelichting. „Het is te hopen staat daar geschre ven dat, de gemeentebesturen het belang van voldoende hulp bij het onderwijs zullen inzienen daarop niet te karig zullen zijn door zich angstvallig aan het cijfer te houden want dat een gemeentebestuur niet aan het als minimum voorgeschreven getal gebonden iszal wel niet twij- felachtig zijn." Zeker, dat staat in de iVlemorie van 1 oe- licktino-niaar zouden de gemeentebesturen over het algemeen zich veel met dersrelijke lectuur bezig houden In elk geval o-eeft de bepaling "der wet aanleiding tot het vermoeden, dat het onderwijzend personeel toereikend zal zijnals het aan haar bepalingen voldoet; en beter ware het, geen eischen bij de wet te stellen dan geheel onvoldoende. Dat het hulppersoneel, voldoende aan de wet, daarom niet voldoet aan de eischen van goed onderwijs wordt gelukkig bijna niet meer betwist. Geen bijzonder onderwijzer, die prijs stelt op den goeden naam zijner schoolzal zich dan ook met dat minimum tevreden stellen. Amsterdamofschoon meer dan eenige gemeente misschien achterblijver in de re- gelin0* van zijn lager onderwijsheeft echter thans een goed voorbeeld gegeven in het voorstel van Burgemeester en Wet houders om voor elke 60 leerlingen een hulponderwijzer te benoemen en de jaarwedden meer in overeenstemming te brengen met den aard der betrekking. Ofschoon zijn werk ter elfder ure verrichtende, schijnt het goed werk te willen leve ren Op die wijze kan de hoofdstad haar plaats als de eerste ge meente des rijks met eere vervullen en inderdaad worden de hartader des lands, zonder de bekende, niet vleiende, maar daarom destijds niet minder juiste en welverdiende toevoe ging, dat zij „flauw klopt." Waar de gebreken van de schoolwet en haar toepassing worden genoemd, wordt, ook van het ontoereikende der jaar wedden gesproken. Men gevoelt het verband tusschen de betrekking en dc bezoldiging. Maar evenmin vergeet men de opleiding en de hulp der kweekelingen. Wat hun hulp in de school betreft, men wil haar behouden, omdat zijden kweekelingen zeiven de gelegenheid biedt tot praktische oe feningmaar niet langer" om hulponderwijzers uit te winnen. AVat hun opleiding betreft, men ziet in, dat die opleiding- niet de beste kan zijn die den aanstaanden onderwijzer bijna den geheelen dag in de school bezig houdten hem alleen de zeer vroege morgenuren enna het volbrengen van een vermoeiende dagtaak, de avonduren overlaat, om zich in het geheugen te prenten wat hij voor zijn examen noodig heeft, zonder hem tijd te laten voor eenige vrije studie en lectuur, voor kennisneming en overweging van de voorschriften en lessen der opvoedkunde. Hier vooral zou de staat, tusschen- beide moeten komen de staat, die voor het middelbaar on derwijs met onbekrompen hand de beurs opentvoor de hoogere burgerscholen namelijkwaar de kinderen der gegoeden onderwijs ontvangen niet voor de burger-dag- en avondscholen ten behoeve van de aanstaande ambachtslieden gesticht de staat, die tot nog toe aan bet, lager onderwijs niet veel meer dan een aalmoes heeft, toegeworpen, behoorde de zorg voor die opleiding op zich te nemen, en zou dat wellicht op gemakkelijke wijze kunnen doen door zijn hoogere burger scholen voor de aanstaande onderwijzers open te zetten. //Er wordt overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven." gebiedt de Grondwet. In 1872 erkent de Regeering zelve, dat dit onderwijs, geregeld bij de wet van 1857 niet overal voldoende is. Alzoo, die regeling moet, worden herzienzij waarborgt ons geen vol doend onderwijs. Omtrent het middelbaar onderwijs bestaat zulk een grondwettig voorschrift nietmaar ook zonder dat gebod is een wet tot regeling van dit onderwijs tot stand gekomen, bij welker uitvoering de Regeering door eigen stichting of krachtige ondersteuning hoogere Burgerscholen deed verrijzen en in stand houdt, waarbij gelijk het be hoort alleen werd en wordt gevraagd wat is voor het on derwijs noodig, wat is daarvoor het beste? "Voor het lager onderwijs mag niet minder worden gedaaneen wetdie viertien jaren na haar inwerkingtreding niot heeft kunn#n uitwerken dat het openbaar lager onderwijs inderdaad overal voldoende is, zooals de Grondwet wilis reeds ge oordeeld de wet op het lager onderwijs moet worden herzien. W. v. d. K. Een ofïiciëel telegram meldtdat de oorlogsbooten Vineta en Gazelle den 11 Juni de regering van Haïti, die weigerde een duitseh koopman schadevergoeding te gevendaartoe gedwongen hebben door het wegnemen van twee korvetten Er is niemand gewond. Rijksdag. Volgens de door den Rijksdag genomen beslui ten zullen de Rijksuitgaven voor 1873 bedragen 118,840.489 th., waarvan bijna 16 miljoen door buitengewone Rijks-in komsten gedekt worden. Tot dekking der overblijvende 102,800,000 th. wijst de begrooting 56 miljoen uit de gewone middeleu des Rijks aan, zoodat nog 46j miljoen gevonden moet worden. Den 12 is aangenomen een voorstel van den heer Acker- manninhoudende den wensch naar schriftelijke mededeeling der besluiten van den Bondsraad aangaande door den Rijks dag aangenomen wetsontwerpen en mot.iën. De wurtemberg- sche minister v. Mittnacht verzekerdedat het beginsel van openbaarmaking door de regeeringen was goedgekeurd, maar dat men het over den vorm nog niet eens was. De eerste lezing van het wetsontwerp tegen de orde der jezuieten heeft den 14 in den Rijksdag plaats gevonden. De heer Vriedberg heeft namens de regeering verklaard, dat de wet een voorloopig karakter draagt en niet meer dan eene soort van noodwet is tegen de voor den Staat gevaarlijke strekking van de orde der jezuietenmaar geenszins tegen de catholieke kerkmet welke men de orde der jezuieten niet wil identificeeren. Als met de orde der jezuieten verwante congregatiën noemde de heer Friedberg de ligorianen en de „frères ignorantins", alsmede twee orden van schoolbroeders onder fransche en roomsche oversten. De Rijksdag was zeer talrijk bezocht. Zeer vele Afgevaardigden die. uithoofde van het gevorderde saizoen, Berlijn reeds verlaten hadden, waren teruggekeerd om aan de beraadslagingen deel te nemen. De Afgevaardigde Wagener, die te Varzin met prins Bismarck over het, wetsontwerp geraadpleegd had, beriep zich op offi ciëele stukken ten bewijze van het bestaan eener beweging uitgaande van de jezuieten in Erankrijk, om, met hulp hunner ordebroeders in ItaliëOostenrijk en Duitschland, de lagere volksklassen „te fanatiseeren en te ontnationaliseeren. Afgevaardigden uit alle fractiën van den Rijksdag, met uitzondering van het clerikale centrum, hebben 's avonds eene bijeenkomst gehouden en daarin een op aanneming door eene groote meerderheid kans hebbend wetsvoorstel op gesteld, 't welk zou moeten treden in de plaats van het door de regeering ingediende wetsontwerp. Het bestaat uit 3 artikelen waarvan het eerste inhoudteen verbod van de orde der jezuieten en van met haar verwante orden en con gregatiën in dezer voegedat zoowel de bestaande neder zettingen van de orde binnen een door den Bondsraad te bepalen termijn, maar uiterlijk binnen 6 maanden opgeheven, als de vestiging van nieuwe verboden zou moeten worden het tweede artikel bepaalt, dat de leden van die orden en congregatiën, indien zij vreemdelingen zijn, uit het Rijk verwijderd kunnen worden enindien zij het duitsche bur gerrecht bezittenuit enkele aantewijzen plaatsen verwijderd of in andere geïnterneerd kunnen wordenhet derde artikel houdt indat de verordeningen tot uitvoering dezer wet welke aan de regeeringen der verschillende Staten, bij wijze van politie-maatregel toekomtdoor den Bondsraad worden uitgevaardigd. Den 17 is de wet in bovenstaanden vorm, bij wijze van amendement, door 4 ledenondersteund door 74 anderen, voorgesteld, na eene discussie van 7 uren, met 183 tegen 101 st. bij tweede lezing aangenomen, tevens mat eene motie van den beierschen Afgevaardigde kolk, waarbij de Rijkskanselier verzocht werd om iu de volgende zitting een wetsontwerp tot invoering van het verplichte huwelijk iutedienen. De leden van de fortschntts-partij waren ten aanzien dezer wet verdeeld. Van de zijde der regeering sprak alleen de beiersche minister dr. Fausllewiens rede het vermoeden bevestigdedat de Bondsraad zijne goedkeu ring aan het gewijzigde ontwerp niet onthouden zou. Den 18 is de overeenkomst betreffende de luxemburgsche spoorwegen bij eerste en tweede lezing en den 19 bij derde lezing goedgekeurd. Nadat op dien dag ook bij derde lezing de wet op jezuieten met 181 tegen 93 en liet voor stel- Vólk, aangaande de invoering van het verplicht burger lijk huwelijk en het register van den burgerlijken stand, met 151 tegen 100 stemmen aangenomen waren, is de zitting door den minister üelbriick in naam des Keizers voor ge sloten verklaard. Pruisen. In eene te Berlijn van gematigde zijde uit geschreven volksvergadering om te raadplegen over de behoefte aan woningenwaren de sociaal-democraten zoo talrijk op gekomen aat de heer Hasenclever, voorzitter der Algemeene Duitsche Arbeiders-Vereenigingtot president verkozen werd en dat de voorstellen om wetgevende maatregelen van den Rijksdag en onmiddelijke hulp van het stedelijk bestuur te verzoeken, als het volk onwaardig verworpen werden, en men zich bepaalde tot het aannemen eener motiewaarbij het lidmaatschap van genoemde Vereeniging voor het beste middel werd verklaard om tot oplossing der kwestie te geraken. De geschorste catholieke veldproost A amszanoicskitegen den 12" voor den auditeur-militair gedagvaard is niet ver schenen „omdat hij de bevoegdheid der militaire overheid in kerkelijke aangelegenheden niet erkent." De Nordd. Zeitung meldt, dat, daar de bisschop van Er- meland het schrijven van den minister van eeredienst van 21 Mei 11. aangaande de kwestie der excommunicatie tot nu niet beantwoord heeftdie bisschop bij een schrijven van den 11 Juni op nieuw is uitgenoodigd zich te verklaren. Hem is daarbij tevens te kennen gegevendatzoo die verklaring niet binnen eene week gegeven isde minister van eeredienst zal handelen zoo als hij meent te behooren. De werklieden in de machine-fabrieken te Berlijn dreigen met eene werkstaking, een werkdag van 8 uren en verhooging loon vorderende. De eigenaars van fabrieken hebben beslotenindien eene gedeeltelijke strike mocht ontstaan, al de werklieden op hunne fabrieken te ontslaan voordat zij liet onderling eens geworden zijn. Zij willen een werkdag van 10 uren toestaan het loon bij vrijwillige overeenkomst bepa len deelnemers aan strikes in geen 2 maanden werk geven en geene nieuwe werklieden aannemen dan die een bewijs van ontslag van kunnen vorigen patroon bezitten. Te EssenDortmundOberhausen en Muhlheim is in 40 kolenmijnen door ruim 16000 werklieden de arbeid ge staakt; zij onthouden zich daardoor dagelijks een loon van ongeveer 20000 th. Elzas-Lotiiaeingen. Bij de straatsburgsche universiteit zijn tot dus ver 207 studenten ingeschreven en worden de lessen nog door een 50tal andere hoorders bijgewoond. Van de ingeschrevenen zijn 60 uit het Rijkstand, 7 uit Rusland, 12 uit Zwitserland Engeland en Americade overigen uit de Rijnprovincie en Noord-Duitschland. Op den dag der verkiezingen (11 Juni) zijn te Brussel 's avonds troepen volkmeerendeels uit knapen bestaande onder het aanheffen van anti-clerikale kreten, de stad doorgetrokken bij den burgemeester en andere verkozen Vertegenwoordigers ovatiën brengende en voor het locaal der catholieke kiesver- eeniging en voor de woning van het catholiek gemeenteraadslid Bochort samenscholende. Toen zij zich naar hetjezuietencol- legie wilden begeven, werd de weg hun door de politie versperd. De verkiezingen, den 11 voor de Kamer van Afgevaardig den gehoudenzijn ten voordeele der clerikaal-fransche partij uitgevallen. De Koning-Groothertog isbij zijn bezoek met prins Alexander aan de hoofdstadzeer luisterrijk en hartelijk ontvangen. De huizen en straten waren met vlaggen, groen en eerepoorten versierden aan het station hadden zich vele corporatiën en eene talrijke menigte verzameld. Bij de eere poort aan de Nieuwe-poort bevond zich eene schaar van jonge meisjes, waarvan 2 den Groothertog den eerewijn aan boden Z. M. ledigde den beker, drinkende op den onver breekbaren band tusschen Luxemburg en het Huis van Oranje-Nassau. Op het balcon van het regeeringsgebouw vertoonde de Vorst zich aan de menigtedie hem herhaal delijk toejuichte. Tot sluiting der wedrennen in het Bosch van Boulogne is den 9 de „groote prijs van Parijs" van 100000 fr. behaald door het engelsche paard Cremornevan den heer Samle denzelfde die in 1863toen de groote prijs het eerst is uit geloofd dezen met de Fitz-Ranger behaalde Hij heeft dit maal 10000 fr. van zijne winst aan de armen der hoofdstad geschonken. Den 10 is aan het Grand-Hótel te Parijs afgestapt Kame- harneha P', Koning der Sandwich-Eilanden. Hij heeft vroeger den leercursus op het Lyceum-Bonaparte te Parijs gevolgd en later de stad meermalen bezocht. De heeren Unceta en Ochoa, tot de carlistische partij be- hoorende spaansche Afgevaardigdenzijn door de overheid aan de grenzen in hechtenis genomen en zullen geïnterneerd worden. 5 Legitimisten, de heeren de Rerdrel, de Dampierrede Cumontde Mail/é en de Meaux hebben den graaf». Parijs verzochthet door hem reeds zoolang uitgestelde bezoek aan den graaf v. Chambord te brengen. Nu hij zich door de verklaring van den hertog v. Aumale omtrent de drie- kleurige vlag gebonden kon rekenenmeende mendat dit bezoek hem met meer in ongelegenheid kon brengen. De graaf heeft beloofd, het verzoek in overweging te zullen nemen. De gemeenteraad van Marseille heeftvermoedelijk uit wrevel over het voorgevallene in de zaak der processiën, den post van 60000 fr. geschrapt, die ten behoeve der eeredienst op het stedelyk budjet stond uitgetrokken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1872 | | pagina 1