No. 25.
Vierenzeventigste Jaargang
1872.
ZONDAG
23 JUNI.
M aan dags* lie V coma r kt i< AI k maar.
De Schoolwet onvoldoende gebleken.
Sffilekcltjkscïtc ficrichtctt.
■ftuitsclilanri.
Belgie.
Luxemburg.
Frankrijk.
en
A i, h M A A It S G B E C O I! I! A Al T.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post t 0,8O,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers 11E R Mv COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
Aan belanghebbenden wordt berigt dat op eene
vergadering, met 11 H. Veehouders en Veekoopers
gehouden een van af 3 Junij e.k. steeds toene
mende aanvoer van vette koefjcn ter reeds
bloeijende wekelijksche veemarkt alhier is toegezegd.
J.l. Maandag werden aldaar o.a. 448 vette kalveren
en 104 vette varkens aangevoerd.
Voor koopers en verkoopers zijn premiën tot een
bedrag van f 500 aangeboden.
De Kamer van koophandel en
Fabrieken te Alkmaar,
Alkmaar, T. L. KOORN, Vice-President.
18 Mei 1872. J. P. KRAAKMAN, Secretaris
De KAMER van KOOPHANDEL eu EABRIEKEN te
ALKMAAR maakt bekenddat van Maandag 2 4 tot
Zaturdag 29 Junij 1872, van 's voormiddags 10 tot s na
middags 2 ure, in haar gewoon lokaal op het Stadhuis ter
lezing zullen liggen
1. Statistiek van het Koningrijk der Nederlanden, behelzende
de staten van de in- uit- en doorgevoerde voornaamste
handelsartikelen gedurende de maanden Maart en April
1872.
Verzameling van consulaire en andere berigten en ver
slagen over nijverheid, handel en scheepvaart 1871, deel
III. 3—6.
Verslag van den president en verslag van de commissaris
sen der Nederlandsche Bank, uitgebracht in de algemeene
vergadering van stemgeregtigde aandeelhouders op 15
Mei 1872.
Lijst van de Nederlandsche oorlog- en koopvaardijschepen
met hunne onderscheidings-scinen. Bijgewerkt tot 17
April 1872.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Alkmaar.
AlkmaarP. M. A CHINA Voorzitter.
22 Junij 1872. J. P. KRAAKMAN, Secretaris.
2.
4.
Lijst van brieven, waarvan de geadresseerden onbekend zijn,
verzonden gedurende de 2e. hell t der maand Mei 1872.
J. HILLE, Burgerdam; D. RISDEN, Haarlem; S. KOR,
den Helder; P. STRIJBES, Hrnsbroek; A. BULJS, Nieuwe-
brug; J. SCHUT, Ursem; J. BAKKER, Wieringerwaard
J. W. BEEKMAN Zierikzee.
Ons lager onderwijs en de wet van 1857, waarbij het is
geregeld hebben in den laatsten tijd stof gegeven tot velerlei
beschouwingendie in den regel voor beide even ongunstig
uitvielen. Het was nu eens niet over art. 23 en wat daarmee
in verband staat. Eindelijk heeft men ook eens op andere
zaken geleten zich afgevraagd, hoe de wet heeft gewerkt
welke vruchten de nieuwe regeling heeft afgeworpen en of
die vruchten een goede getuigenis geven van den boom
die ze droeg.
Onder de vele stemmen die zich in den laatsten tijd over
dit onderwerp hebben doen hoorenverdient in de eerste
plaats de officiëele genoemd te wordende stem van het
ministeriëel verslagdat de onderteekening draagt van den
staatsman, wiens dood ons nog steeds zijn machtigen indruk
doet gevoelen. Het bevat een overzicht van den toestand
van het lager onderwijs op 31 December 1869 vergeleken
met dien op 31 December 1857, alzoo over een tijdvak van
twaalf jaren. Uit dat overzicht blijkt het volgende
1°. Het schoolverzuim is niet belangrijk verminderdin
enkele opzichten zelfs toegenomen. In Januari 1869 gingen
er in ons land gemiddeld van de 100 jongens van 6, 7
en 8 jaar 21 en van de 10 1 meisjes van denzelfden leeftijd
24 in 't geheel niet op de dagschool; van de 100 jongens
van 9, 10 en 11 jaar was het getal dat geen dagschool be
zocht 20, en van de 100 meisjes van denzelfden leeftijd 26.
Nu bezochten ongetwijfeld sommige van deze kinderen de
avondschooldoch wat beteekent dat voor kinderen van 6
tot 11 jaren
2». De belangstelling in het herhalings-onderwijs is niet
toegenomen. Het aantal leerlingen der avondscholen was
van 1862 tot 1869 met 1884 jongeus verminderd. Hierbij
mag echter niet vergeten wordendat inmiddels de burger
avondscholen volgens de wet, op het Middelbaar onderwijs
zijn opgericht, die vele leerlingen der herhalingscholen tot
zich hebben getrokken; in 1869 werden deze avondscholen
bezocht door 2116 jongens, wat tegen het verlies van 1884
op de gewone lagere avondscholen zou kunnen opwegen
indien men kon vergeten, hoevelen van de 2116 leerlingen
der burgeravondscholen vroeger behoorden tot de bevolking
van andere inrichtingenteckenscholen of industriescholen
die ten gevolge van de oprichting der burgeravondscholen
zijn vervallenen hoevelen van de leerlingen dier vervallen
instellingen thans in 't geheel geen onderwijs ontvangen.
Maar wat te zeggen van de belangrijke vermindering van
het aantal meisjes onder de leerlingen der avond- of herha
lingscholen Van 1862 tot 1869 was het van 5482 tot op
3974 gedaald en dit verlies van 1508 meisjes wordt door
niets vergoed.
3°. Het onderwijzend personeel is in dc meeste ssholen
onvoldoende voor het aantal leerlingen. De Minister zegt
daaromtrent het volgende: „Niettegenstaande de aanzienlijke
toeneming van het hulppersoneelwerd dit toch bij het einde
van 1869, ofschoon meestal in overeenstemming met art 18,
bij een aantal scholen onvoldoende geacht voor de werkelijke
behoefte. Over 't geheel openbaarde zich dan ook volgens
de berigten bij de gemeentebesturen nog niet de zoozeer
wenschelijke gezindheid om dat artikel in een mildeu geest
toe te passen. Hierbij komt datalthans bij de meeste scho
len ten platten lande, het verschil tusschen het getal school
traande kinderen in den zomer en in den winter meesta'
zoo groot is. dat daardoor ook het middencijfer der leerlingen
uiterst laag wordt. Dientengevolge bleef bij zeer vele scho
len de hoofdonderwijzer belast met een taakdie zijn krach
ten te boven ging en waardoor zijn onderwijs meestal niet
veel vruchten kon opleveren.'- Later verklaart de Minister
zich omtrent de ontoereikende hulp nog nader. „Het, on
derwijzend personeel leest men in het „Overzigt"— in de
gewone lagere school is ook doorgaans te weinig talrijkom
aan zoovele onderscheiden vakken den noodigen tijd te kun
nen wijden; de onderwijzer, die gewoonlijk ten minste 70
leerlingen voor zijne rekening heeft,kan niet geregeld aan
het lezen schrijven en rel enen den noodigen tijd ontwoeke
ren tot behandeling van onderwerpendie soms vrij uitvoe
rige toelichting vorderen."
Ziedaar drie belangrijke zaken, die het genoegzaam be
grijpelijk maken, waarom het openbaar lager onderwijs niet aan
de v erwachting voldoet, die men daarvan meende te mogen koes
teren. De wet, heeft het lager onderwij» te veel overgelaten
aan de gemeentebesturen en de eischcn voor dat onderwijs te
laag gesteld, hopende dat de ijver der gemeenteraden het
ontbrekende zou aanvullen. Zij plaatste die besturen in den
moeilijken strijd tusschen de belangen der gemeentekas en
die van het onderwijs, en veroorloofde het onderwijs slecht
te zijn. In art. 18 b. v. bepaalde zij het minimum voor het
ouderwijzend personeel. Zoolang het getal leerlingen ineen
school niet meer dan 70 bedraagt, is de hoofdonderwijzer
alleen voldoende. Die leerlingen zullen echter altijd in ten
minste drie klassen verdeeld zijnen in de meeste geval
len zijn die klassen nog weer voor enkele vakken in afdeelin-
gen gesplitst. Toch zal één man die verschillende klassen en
afdeelingen moeten onderwijzen in lezenschrijven en reke
nen in de beginselen der vormleer, der Nederlandsche taal,
der 'aardrijkskundeder geschiedenis en der kennis van de
natuur en in het zingen. Hij zal tijd moeten vinden om
kinderen van 5 en 6 jaar de letters te leeren en tevens aan
zijn hoogste klasse iets van de aardrijkskunde van Neder
land mede te deelenterwijl de hoogste k.assc zich met
schrijven bezig houdt, zal hij de middeiste laten lezen, en zal de
laagste zich moeten oefenen in stilzittenop de lei mor
sen of slapen. Klimt het getal leerlingen boven de 70, dan
heeft de onderwijzer recht op een kweekelingen stijgt het
tot boven de 100, op een hulponderwijzer bij neen,
in plaats van den kweekeling. Zoo blijft hetzoolang het
o-etal leerlingen niet meer dan 150 bedraagt. Komt het
daarbovendan krijgt hij zijn kweekeling terugdie blijft
totdat het getal leerlingen over de 200 bedraagt, om dan
weer voor een tweeden hulponderwijzer plaats te maken. Ln
zoo gaat het voort. In een school met 340 kinderen b.v,
eischt de wet bij den hoofdonderwijzer drie hulponderwijzers,
in een school met 440 vier, in een school met 490 vier
hulponderwijzers en een kweekeling.
Maar dat is niet voldoendezegt ieder die eemg begrip
heeft van de eischen van goed onderwijs. Dat is niet vol
doende, roept schoolopziener of plaatselijke schoolcommissie;
maar het gemeentebestuur wijst op art. 18, en zegt: de wet
heeft deze zaak uitgemaakt; zij heeft bepaald wat voldoende is;
o-ij moogt haar eischen niet, uitbreiden. Maar daarin heeft
toch het gemeentebestuur ongelijkzal wellicht de een of an-
der hier opmerken. De wet zegt niet, dat een onderwijzend
personeel volgens de bepalingen van art. 18 voldoende is;
daarover laat zij zich in 't geheel niet uit. Zij eischt alleen
het door haar bepaalde getal hulponderwijzers met of zonder
een kweekeling daarenbovenmaar zegt nietdat een school
die aan de eischen van het artikel voldoet,ook een voldoend
onderwiizend personeel zal bezitten. Lees slechts de Memo
rie van Toelichting. „Het is te hopen staat daar geschre
ven dat, de gemeentebesturen het belang van voldoende
hulp bij het onderwijs zullen inzienen daarop niet te karig
zullen zijn door zich angstvallig aan het cijfer te houden
want dat een gemeentebestuur niet aan het als minimum
voorgeschreven getal gebonden iszal wel niet twij-
felachtig zijn." Zeker, dat staat in de iVlemorie van 1 oe-
licktino-niaar zouden de gemeentebesturen over het algemeen
zich veel met dersrelijke lectuur bezig houden In elk geval
o-eeft de bepaling "der wet aanleiding tot het vermoeden, dat
het onderwijzend personeel toereikend zal zijnals het aan
haar bepalingen voldoet; en beter ware het, geen eischen
bij de wet te stellen dan geheel onvoldoende.
Dat het hulppersoneel, voldoende aan de wet, daarom niet
voldoet aan de eischen van goed onderwijs wordt gelukkig
bijna niet meer betwist. Geen bijzonder onderwijzer, die prijs
stelt op den goeden naam zijner schoolzal zich dan ook
met dat minimum tevreden stellen. Amsterdamofschoon
meer dan eenige gemeente misschien achterblijver in de re-
gelin0* van zijn lager onderwijsheeft echter thans een goed
voorbeeld gegeven in het voorstel van Burgemeester en Wet
houders om voor elke 60 leerlingen een hulponderwijzer te
benoemen en de jaarwedden meer in overeenstemming te
brengen met den aard der betrekking. Ofschoon zijn werk ter
elfder ure verrichtende, schijnt het goed werk te willen leve
ren Op die wijze kan de hoofdstad haar plaats als de eerste ge
meente des rijks met eere vervullen en inderdaad worden de
hartader des lands, zonder de bekende, niet vleiende, maar
daarom destijds niet minder juiste en welverdiende toevoe
ging, dat zij „flauw klopt."
Waar de gebreken van de schoolwet en haar toepassing
worden genoemd, wordt, ook van het ontoereikende der jaar
wedden gesproken. Men gevoelt het verband tusschen de
betrekking en dc bezoldiging. Maar evenmin vergeet men
de opleiding en de hulp der kweekelingen. Wat hun hulp
in de school betreft, men wil haar behouden, omdat zijden
kweekelingen zeiven de gelegenheid biedt tot praktische oe
feningmaar niet langer" om hulponderwijzers uit te winnen.
AVat hun opleiding betreft, men ziet in, dat die opleiding-
niet de beste kan zijn die den aanstaanden onderwijzer bijna
den geheelen dag in de school bezig houdten hem alleen
de zeer vroege morgenuren enna het volbrengen van een
vermoeiende dagtaak, de avonduren overlaat, om zich in het
geheugen te prenten wat hij voor zijn examen noodig heeft,
zonder hem tijd te laten voor eenige vrije studie en lectuur,
voor kennisneming en overweging van de voorschriften en
lessen der opvoedkunde. Hier vooral zou de staat, tusschen-
beide moeten komen de staat, die voor het middelbaar on
derwijs met onbekrompen hand de beurs opentvoor de
hoogere burgerscholen namelijkwaar de kinderen der gegoeden
onderwijs ontvangen niet voor de burger-dag- en avondscholen
ten behoeve van de aanstaande ambachtslieden gesticht
de staat, die tot nog toe aan bet, lager onderwijs niet veel
meer dan een aalmoes heeft, toegeworpen, behoorde de zorg
voor die opleiding op zich te nemen, en zou dat wellicht op
gemakkelijke wijze kunnen doen door zijn hoogere burger
scholen voor de aanstaande onderwijzers open te zetten.
//Er wordt overal in het Rijk van overheidswege voldoend
openbaar lager onderwijs gegeven." gebiedt de Grondwet. In
1872 erkent de Regeering zelve, dat dit onderwijs, geregeld
bij de wet van 1857 niet overal voldoende is. Alzoo, die
regeling moet, worden herzienzij waarborgt ons geen vol
doend onderwijs. Omtrent het middelbaar onderwijs bestaat
zulk een grondwettig voorschrift nietmaar ook zonder dat
gebod is een wet tot regeling van dit onderwijs tot stand
gekomen, bij welker uitvoering de Regeering door eigen
stichting of krachtige ondersteuning hoogere Burgerscholen
deed verrijzen en in stand houdt, waarbij gelijk het be
hoort alleen werd en wordt gevraagd wat is voor het on
derwijs noodig, wat is daarvoor het beste? "Voor het lager
onderwijs mag niet minder worden gedaaneen wetdie
viertien jaren na haar inwerkingtreding niot heeft kunn#n
uitwerken dat het openbaar lager onderwijs inderdaad overal
voldoende is, zooals de Grondwet wilis reeds ge
oordeeld de wet op het lager onderwijs moet worden herzien.
W. v. d. K.
Een ofïiciëel telegram meldtdat de oorlogsbooten Vineta
en Gazelle den 11 Juni de regering van Haïti, die weigerde
een duitseh koopman schadevergoeding te gevendaartoe
gedwongen hebben door het wegnemen van twee korvetten
Er is niemand gewond.
Rijksdag. Volgens de door den Rijksdag genomen beslui
ten zullen de Rijksuitgaven voor 1873 bedragen 118,840.489
th., waarvan bijna 16 miljoen door buitengewone Rijks-in
komsten gedekt worden. Tot dekking der overblijvende
102,800,000 th. wijst de begrooting 56 miljoen uit de
gewone middeleu des Rijks aan, zoodat nog 46j miljoen
gevonden moet worden.
Den 12 is aangenomen een voorstel van den heer Acker-
manninhoudende den wensch naar schriftelijke mededeeling
der besluiten van den Bondsraad aangaande door den Rijks
dag aangenomen wetsontwerpen en mot.iën. De wurtemberg-
sche minister v. Mittnacht verzekerdedat het beginsel van
openbaarmaking door de regeeringen was goedgekeurd, maar
dat men het over den vorm nog niet eens was.
De eerste lezing van het wetsontwerp tegen de orde der
jezuieten heeft den 14 in den Rijksdag plaats gevonden.
De heer Vriedberg heeft namens de regeering verklaard, dat
de wet een voorloopig karakter draagt en niet meer dan eene
soort van noodwet is tegen de voor den Staat gevaarlijke
strekking van de orde der jezuietenmaar geenszins tegen
de catholieke kerkmet welke men de orde der jezuieten
niet wil identificeeren. Als met de orde der jezuieten verwante
congregatiën noemde de heer Friedberg de ligorianen en de
„frères ignorantins", alsmede twee orden van schoolbroeders
onder fransche en roomsche oversten. De Rijksdag was
zeer talrijk bezocht. Zeer vele Afgevaardigden die. uithoofde
van het gevorderde saizoen, Berlijn reeds verlaten hadden, waren
teruggekeerd om aan de beraadslagingen deel te nemen. De
Afgevaardigde Wagener, die te Varzin met prins Bismarck
over het, wetsontwerp geraadpleegd had, beriep zich op offi
ciëele stukken ten bewijze van het bestaan eener beweging
uitgaande van de jezuieten in Erankrijk, om, met hulp hunner
ordebroeders in ItaliëOostenrijk en Duitschland, de lagere
volksklassen „te fanatiseeren en te ontnationaliseeren.
Afgevaardigden uit alle fractiën van den Rijksdag, met
uitzondering van het clerikale centrum, hebben 's avonds
eene bijeenkomst gehouden en daarin een op aanneming door
eene groote meerderheid kans hebbend wetsvoorstel op
gesteld, 't welk zou moeten treden in de plaats van het
door de regeering ingediende wetsontwerp. Het bestaat uit
3 artikelen waarvan het eerste inhoudteen verbod van de
orde der jezuieten en van met haar verwante orden en con
gregatiën in dezer voegedat zoowel de bestaande neder
zettingen van de orde binnen een door den Bondsraad te
bepalen termijn, maar uiterlijk binnen 6 maanden opgeheven,
als de vestiging van nieuwe verboden zou moeten worden
het tweede artikel bepaalt, dat de leden van die orden en
congregatiën, indien zij vreemdelingen zijn, uit het Rijk
verwijderd kunnen worden enindien zij het duitsche bur
gerrecht bezittenuit enkele aantewijzen plaatsen verwijderd
of in andere geïnterneerd kunnen wordenhet derde artikel
houdt indat de verordeningen tot uitvoering dezer wet
welke aan de regeeringen der verschillende Staten, bij wijze
van politie-maatregel toekomtdoor den Bondsraad worden
uitgevaardigd. Den 17 is de wet in bovenstaanden vorm,
bij wijze van amendement, door 4 ledenondersteund door
74 anderen, voorgesteld, na eene discussie van 7 uren, met
183 tegen 101 st. bij tweede lezing aangenomen, tevens mat
eene motie van den beierschen Afgevaardigde kolk, waarbij
de Rijkskanselier verzocht werd om iu de volgende zitting
een wetsontwerp tot invoering van het verplichte huwelijk
iutedienen. De leden van de fortschntts-partij waren ten
aanzien dezer wet verdeeld. Van de zijde der regeering
sprak alleen de beiersche minister dr. Fausllewiens rede
het vermoeden bevestigdedat de Bondsraad zijne goedkeu
ring aan het gewijzigde ontwerp niet onthouden zou.
Den 18 is de overeenkomst betreffende de luxemburgsche
spoorwegen bij eerste en tweede lezing en den 19 bij derde
lezing goedgekeurd. Nadat op dien dag ook bij derde
lezing de wet op jezuieten met 181 tegen 93 en liet voor
stel- Vólk, aangaande de invoering van het verplicht burger
lijk huwelijk en het register van den burgerlijken stand, met
151 tegen 100 stemmen aangenomen waren, is de zitting
door den minister üelbriick in naam des Keizers voor ge
sloten verklaard.
Pruisen. In eene te Berlijn van gematigde zijde uit
geschreven volksvergadering om te raadplegen over de behoefte
aan woningenwaren de sociaal-democraten zoo talrijk op
gekomen aat de heer Hasenclever, voorzitter der Algemeene
Duitsche Arbeiders-Vereenigingtot president verkozen werd
en dat de voorstellen om wetgevende maatregelen van den
Rijksdag en onmiddelijke hulp van het stedelijk bestuur te
verzoeken, als het volk onwaardig verworpen werden, en men
zich bepaalde tot het aannemen eener motiewaarbij het
lidmaatschap van genoemde Vereeniging voor het beste middel
werd verklaard om tot oplossing der kwestie te geraken.
De geschorste catholieke veldproost A amszanoicskitegen
den 12" voor den auditeur-militair gedagvaard is niet ver
schenen „omdat hij de bevoegdheid der militaire overheid
in kerkelijke aangelegenheden niet erkent."
De Nordd. Zeitung meldt, dat, daar de bisschop van Er-
meland het schrijven van den minister van eeredienst van
21 Mei 11. aangaande de kwestie der excommunicatie tot nu
niet beantwoord heeftdie bisschop bij een schrijven van
den 11 Juni op nieuw is uitgenoodigd zich te verklaren.
Hem is daarbij tevens te kennen gegevendatzoo die
verklaring niet binnen eene week gegeven isde minister
van eeredienst zal handelen zoo als hij meent te behooren.
De werklieden in de machine-fabrieken te Berlijn dreigen
met eene werkstaking, een werkdag van 8 uren en verhooging
loon vorderende. De eigenaars van fabrieken hebben
beslotenindien eene gedeeltelijke strike mocht ontstaan, al
de werklieden op hunne fabrieken te ontslaan voordat zij
liet onderling eens geworden zijn. Zij willen een werkdag van
10 uren toestaan het loon bij vrijwillige overeenkomst bepa
len deelnemers aan strikes in geen 2 maanden werk geven en
geene nieuwe werklieden aannemen dan die een bewijs van
ontslag van kunnen vorigen patroon bezitten.
Te EssenDortmundOberhausen en Muhlheim is in
40 kolenmijnen door ruim 16000 werklieden de arbeid ge
staakt; zij onthouden zich daardoor dagelijks een loon van
ongeveer 20000 th.
Elzas-Lotiiaeingen. Bij de straatsburgsche universiteit
zijn tot dus ver 207 studenten ingeschreven en worden de
lessen nog door een 50tal andere hoorders bijgewoond. Van
de ingeschrevenen zijn 60 uit het Rijkstand, 7 uit Rusland,
12 uit Zwitserland Engeland en Americade overigen uit
de Rijnprovincie en Noord-Duitschland.
Op den dag der verkiezingen (11 Juni) zijn te Brussel 's avonds
troepen volkmeerendeels uit knapen bestaande onder het
aanheffen van anti-clerikale kreten, de stad doorgetrokken
bij den burgemeester en andere verkozen Vertegenwoordigers
ovatiën brengende en voor het locaal der catholieke kiesver-
eeniging en voor de woning van het catholiek gemeenteraadslid
Bochort samenscholende. Toen zij zich naar hetjezuietencol-
legie wilden begeven, werd de weg hun door de politie versperd.
De verkiezingen, den 11 voor de Kamer van Afgevaardig
den gehoudenzijn ten voordeele der clerikaal-fransche partij
uitgevallen.
De Koning-Groothertog isbij zijn bezoek met prins
Alexander aan de hoofdstadzeer luisterrijk en hartelijk
ontvangen. De huizen en straten waren met vlaggen, groen
en eerepoorten versierden aan het station hadden zich vele
corporatiën en eene talrijke menigte verzameld. Bij de eere
poort aan de Nieuwe-poort bevond zich eene schaar van
jonge meisjes, waarvan 2 den Groothertog den eerewijn aan
boden Z. M. ledigde den beker, drinkende op den onver
breekbaren band tusschen Luxemburg en het Huis van
Oranje-Nassau. Op het balcon van het regeeringsgebouw
vertoonde de Vorst zich aan de menigtedie hem herhaal
delijk toejuichte.
Tot sluiting der wedrennen in het Bosch van Boulogne
is den 9 de „groote prijs van Parijs" van 100000 fr. behaald
door het engelsche paard Cremornevan den heer Samle
denzelfde die in 1863toen de groote prijs het eerst is uit
geloofd dezen met de Fitz-Ranger behaalde Hij heeft dit
maal 10000 fr. van zijne winst aan de armen der hoofdstad
geschonken.
Den 10 is aan het Grand-Hótel te Parijs afgestapt Kame-
harneha P', Koning der Sandwich-Eilanden. Hij heeft vroeger
den leercursus op het Lyceum-Bonaparte te Parijs gevolgd
en later de stad meermalen bezocht.
De heeren Unceta en Ochoa, tot de carlistische partij be-
hoorende spaansche Afgevaardigdenzijn door de overheid
aan de grenzen in hechtenis genomen en zullen geïnterneerd
worden.
5 Legitimisten, de heeren de Rerdrel, de Dampierrede
Cumontde Mail/é en de Meaux hebben den graaf». Parijs
verzochthet door hem reeds zoolang uitgestelde bezoek
aan den graaf v. Chambord te brengen. Nu hij zich door
de verklaring van den hertog v. Aumale omtrent de drie-
kleurige vlag gebonden kon rekenenmeende mendat dit
bezoek hem met meer in ongelegenheid kon brengen. De
graaf heeft beloofd, het verzoek in overweging te zullen
nemen.
De gemeenteraad van Marseille heeftvermoedelijk uit
wrevel over het voorgevallene in de zaak der processiën, den
post van 60000 fr. geschrapt, die ten behoeve der eeredienst
op het stedelyk budjet stond uitgetrokken.