Vierënzeventigste Jaargang.
No. 29.
Z O i\ I) A G
21 JULI.
7-
[«m s
©fficiccl C5cbccltc.
Politiek #ocrzicht.
nr. j. at. i sao3im<;c iii:.
Alk II A
SO B E
0
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f 0,65, franco per post t tO,
afzonderlijke nommers Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMv COSTER ZOON.
-k'.
X.R Ia A
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR;
Gezien den brief van den distriets-veearts van 17 Julij 1872,
waarbij verzocht wordt naar aanleidinsr van liet feit, dat een
van dolheid verdachte hond zich te Alkmaar heeft vertoond,
uitvoering te geven aan 8 van art. 3 van het Kon. besluit
van 4 Dec. 1S70 (Staatsblad No. 190) in verband met art. 80
der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad No. 131) en in overweging
wordt gegeven den ingezetenen te veroorluven hunne honden,
mits goed gemuilbandof aan een kettingtouw of band
bevestigdeenige beweging te geven en hen uittenoodigen
hunne dieren van behoorlijk drinkwater te voorzien.
Gezien de zoo even aangehaalde artikelen.
Besluit:
1°. Te gebieden dat, met ingang van heden, tot nadere aan
kondiging, de honden moeten worden vastgelegd of vast
gehouden blijvende het geoorloofd de honden, mits goed
gemuilbandof aan een ketting, touw -of band bevestigd,
eenige beweging te geven.
2°. De ingezetenen uittenoodigen hunne dieren van behoorlijk
drinkwater te voorzien.
Alkmaar De Burgemeester van Alkmaar
18 Julij 1872. P. A. van deb DRIET, 1°. Burg.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ALK
MAAR, op Woensdag, 24 Julij 1872, des namiddags ten
1 ure. Namens den f oorzitter van den Raad
NU HOUT van der VEEN.
POLITIE.
Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie voor
handen eene portemonnaie met eenig geldeen haarnetje een
kindermofjeeen oorbelletje; een bloedkoralen kruisje, waaraan
bevestigd is een goud ringetjeeen bloedkoralen kettingje.
LATIJNSCHE SCHOOL TE ALKMAAR.
Ouders of voogden, die hunne zonen of pupillen het on
derwijs op de Latijnsche School met den aanvang van den
nieuwen cursus, Maandag 2 September 1872, verlangen te
doen volgen, worden uitgenoodigd naam en ouderdom hunner
zonen of pupillen uiterlijk vóór den 12 Augustus 1872 aan
den ondergeteekenden op te geven. Aan hen, die noch een
bewijs van vroegere toelating tot eenige Nederlandsehe La
tijnsche school of Gymnasium, noch een getuigschrift kunnen
overleggen dat zij ten minste het onderwijs op de laagste
klasse eener openbare Hoogere Burgerschool met voldoend
gevolg hebben afgeloopen zal de dag van het examen, ter toe
lating vereischt, later worden medegedeeld.
De Rector der Latijnsche School,
Dr. J. J. de GELDER.
niet toe bepaalt, den leden liet woord tc verleenen in de orde
waarin het gevraagd is en hen tot de orde te roepenwan
neer zij zich beleedigeiide uitdrukkingen veroorloven, de orde
storen of afwijken van liet, onderwerp dat in beiaadslag'ing
isbemerkt hij die gelegenheid heeft om een eeuigszins
onstuimige vergadering bij tc wonen of ook maar een getrouw
verslag van zulk een vergadering leest, al zeer spoedig. Niet
alleen dat de president bij liet te gelijk spreken van vele
leden en het roepen en gedruisch maken van nog vele andere,
de lichamelijk zeer vermoeiende plicht heeft te vervallen van
met aanmerkelijke verheffing van slem tot de orde te verma
nen en de leden te bezweren, toch de beraadslaging niet. on
mogelijk tc maken en de vrijheid van spreken niet tc belem
meren, niet alleen dat hij herhaaldelijk de geweldige bel heeft
te luiden en van tijd tot tijd den hoed heeft, op te zetten ten
tecken dat. de vergadering is gesloten, bovendien rust, op hem
Zoo is dan ook de wanorde onlangs door een enkel woord
van Thiers veroorzaaktzeer wel verklaarbaar. „Gij hebt
ons een regeeringsvorm gegeven dien men de republiek noemt,"
aldus begon de President na zy'Yi financiëele beschouwingen
een nieuw deel zijner redevoeringen als de republikeinen
zich nu zooveel hadden kunnen ol willen beheerschendat
zij deze woorden stilzwijgend hadden laten voorbijgaan, mis
schien was er van het geheele onstuimige tooneel dat nu volgde
niets gekomenmaar een zoo schoone gelegenheid om door
toejuiching van deze woorden in de Kamer een manifestatie
te verwekken ten gunste van de republiek, konden zij niet
ongebruikt laten voorbijgaan. Dat hun gejuich door heftige
tegenspraak van de pionarchalen werd gevolgdis duidelijk,
en evenzoo hoe zich daarop het tooneel van verwarring ont
wikkelde. waarvan verschillende bladen ons een beschrijving
hebben gegeven. De woorden van Thiers op zich zelf gaven
de plicht,zooveel mogelijk verstoring der orde te voor- inderdaad geen aanleiding tot zooveel hartstochtelijk getier
komen en den gang der beraadslaging te leiden. j immers dat Frankrijk op"dit oogenblik een republikeinschen
Bij voorbeeld. Een spreker heeft de tribune beklommen j regeeringsvorm heeft, zal wel niet ontkend kunnen worden;
en begint zijn toespraak met een kleine inleiding. Zijn mede- ivoorloopisr heeft de vergadering van Bordeaux de repu-
leden niet begeerig om bij deze gelegenheid een staaltje van i bliek gehandhaafd, zonder evenwel dien regeeringsvorm defi-
een goed gestelde en in een goeden vorm gegoten redevoé- j i.itief voor Frankrijk aan te nemen. Het. gevaar bestaat echter,
ring aan te honren, maar alleen bereid om de gronden van I dat, wat, voorloopig bestaat, zoo cr geen buitemrewonè
Voer een liefhebber van contrasten zou moeilijk iets merk
waardiger® kunnen worden uitgedacht dan het, bijwonen van
een zitting van onze Tweede Kamer in den Haag en van de
Nationale Vergadering te Parijs. Hoe rustig en ordelijk gaat.
toch alles toe onder onze Nederlandsehe Volksvertegenwoor
digers. „Geen lid voert het woord, dan na liet van den Voor
zitter verzocht en verkregen te hebben. De Voorzitter ver
leent het woord in de orde waarin het is gevraagd." Zoo
staat het in het Reglement van Ordeen, zoo geschiedt het
ook. En nu wordt er in onze Tweede Kamer veel gesproken,
leder lid dat er iust toe gevoelt, houdt op zijne wijze een
redevoering over het onderwerp dat, aan de orde is, dikwijls
alsof hij uitgenoodigd was om er een „spreekbeurt" over te
vervullenen met een uitvoerigheid en breedsprakigheid
met een stroom van woorden en een redenaarsomhaalalsof
de hoorders daar voor hun genoegen en tot tijdkorting bijeen
waren, gelijk men optrekt om een spreker in een nutsverga-
dering te hooren. Toen onlangsin de maand Maartover
het nieuwe ontwerp van een Reglement van Orde werd be
raadslaagd, maakte de heer Heemskerk Az. deze zeer juiste
opmerking„Het gebeurt somsdat in deze Kamer eeue
geheele zitting door sprekers in gelijken zin gesproken wordt,
en den dag daarop volgende door sprekers in tegenoverge-
stelden zin. Dat maakt het bijna onmogelijk om voortdurend
attent te zijn." Indien men een aanmerking op deze
woorden wilde makenzou zij hierin kunnen bestaandat
het woordje „bijna" aan de juistheid van uitdrukking te kort
doeten daarom behoort te vervallen. Neenhet moet in
derdaad onmogelijk zijnmet aandacht eenige redevoeringen
van gelijke strekking te volgenwaarin niet zelden vrij
wel hetzelfde wordt gezegdschoon dan ook met andere
woordenom den volgenden dag zich te verlustigen in het
aanhooren van een reeks oraties in tegenovergestelden zin,
Bezwaarlijk kan men onder zulke omstandigheden zich van
het opkomend vermoeden vrij houden, dat hier veel gesproken
wordt om te sprekenen men begrijpt hoe nu wijlen Thor
becke in ons Parlement kon verklaren„wat mij betreft
liever doen dan sprekenen zoo gesproker moet worden
dan dat spreken hetgeen onmiddelijk leidt te doen."
De Nederlander die een zitting van de Fransche Nationale
Vergadering bijwoont, zal het begrijpelijk vinden, dat, wat
ook het Reglement van Orde daar moge voorschrijven het
gebruik althans niet onze Nederlandsehe manier van beraad
slaging heeft ingevoerd. Men stelle zich een vergadering van
738 leden voor, waarvan een in verhouding gelijk aantal als
in onze Tweede Kamer gewoon was het woord te voeren 1
Doch wat een reglement daaromtrent ook mocht bepalen, de
praktijk zou er in Frankrijk spoedig een einde aan maken
en niet alleen de leden maar ook de Voorzitter, die geroepen
is om de orde te handhaven, zou daartoe medewerken. Want
dat de taak van den Voorzitter in deze vergadering er zich
den spreker vóór of tegen de zaak die in behandeling is te
vernemen geven teekenen van ongeduld. De voorzitter, dit
opmerkendegeeft den spreker op beleefde wijze in overwe
ging te bedenken dat, de tijd dringt, en de vergadering zijn
inleiding te schenken. De spreker begrijpt dien wenk te
moeten volgen, en komt zonder aanloopje ter zake. Een
ander spreker, het, woord opvattende na een hevige interpel
latie. bekKagt. zich dat zoo vele leden de vergaderzaal ver
laten, nu een zoo belangrijk wetsontwerp in behandeling komt.
D.' voorzitter treedt alweer als bemiddelaar op, spreekt een
woord van verontschuldiging voor de leden wier zenuwen na
zulke onstuimige tooneelen behoefte hebben aan eenige oogen-
blikkeu rust en maakt den spreker een compliment over het
betrekkelijk groot aantal dat- gebleven is, met uitnoodiging
om ter zake tc komen. Alweder is onnutte discussie voor
komen en lijd gewonnen. Maar dat is uitmuntend, zal
waarschijnlijk menigeen uitroepen; zoo wordt veel onnut
gepraat voorkomen cn kunnen er zaken afgedaan worden.
VA at, zouden op die wijze de discussies in onze Tweede Kamer
tot groote beknoptheid crebracht kunnen worden!
Het is er echter verre van daandat de leden de leiding
der vergadering uitsluitend aan clon president overlaten. Zij
gevoelen zich in den regel geroepen daartoe ook van hunne
zijde krachtig mede te werken, ofschoon de uitslag van die me
dewerking meestal in tegenwerking bestaat. Zij vallen den spre
ker in de rede, spreken hem tegen, protesteeren, juichen
hem toe, jouwen hem uit, toejuichers en uitjouwers wisselen
met elkander een kruisvuur van verwijten en beschuldigingen,
van onaangename en uittartende opmerkingenen het wordt
onmogelijk een woord meer te verstaan. Dat. zijn de oogen-
blikken waarin door den Voorzitter naar de bel, en, blijkt,
dit onvoldoende, naar zijn hoed gegrepen wordt. Niemand
zal zeker deze wijze van beraadslaging voor het ideaal van
parlementair debat houdenen de Nederlander die t,e Parijs
een zitting van dien aard bijwoontdenkt met een gevoel
van dankbaarheid aan zijn waardige Tweede Kamer. Maar
vraagt hem misschien een Parijzenaar zwijgt, men dan bij
u, als een spreker zulke teedere snaren aanroert, een onjuiste
voorstelling geeft van feitenof de zaken voorstelt geheel in
het voordeel van deze en in het- nadeel van gene partij
Neen -zal onze Nederlander antwoordenvoor-en tegen
standers zouden zich laten hooren maar ordelijk ieder op
zijn beurt. Tien tegen één, dat de Parijzenaar een beden
kelijk gezicht zet, bij de berekening, hoeveel tijd dat, in een
vergadering van 738 leden zou kosten, en nog niet,terstond
bereid gevonden zou worden de waardigheid der Kamer voor
zooveel verveling te koopen.
Wanneer wij dan, en met recht, op afkeurende wijze spre
ken van de wanorde die meermalen in de Nationale Verga
dering heerscht, en de geheel onwaardige handelingen waaraan
zich de leden overgeven mogen wij behalve de volslagen
ongeoefendheid van de Franschen in het parlementair debat,
en hun levendig karakterdaarenboven ook wel in rekening
brengen de buitengewone talrijkheid dezer vergaderingen
bedenken, dat, verreweg de groote meerderheid van dit, leden
tal nooit een andere gelegenheid heeft om van hun aanwezen
te doen blijken, dan deze onstuimige manifestation. In zulk
een talrijke vergadering kunnen uit den aard der zaak slechts
eenige weinige personen spreken; de groote meerderheid die
nooit bet, woord voertvervalt, daardoor van zeltbehalve
bij de stemmingentot de meer leidelijke rol van hoor
dersdie hun belangstelling, hun goed- of afkeuring al
leen kunnen doen blijken door toejuiching of uitjomving.
Aan dat gevaar staat elke groote vergadering bloot, wanneer
er snaren worden aangeroerd zoo gevoeligals die van het
Koningschaphet Keizerschap en de Republiek thans in Frank
rijk zijn. Men herinnere zich slechts het. gefluit, gejank,
gebalk en geloei onder de Engelsche lordstoen in het Hoo-
gerhuis van de republiek als van iets denkbaars in Engeland
werd gesproken. Nu schijnt dit de eigenaardigheid van het
verdrag van Bordeaux te zijn dnt geen der partijen in de
Fransche Kamer wil gedoogen dat een enkel woord wordt
gesproken of ook maar eenige toespeling wordt gemaakt,
waaraan een heteekenis zou kunnen worden gegeven in het
nadeel aan den regeeringsvorm dien zij voorstaat, hetzij dan
Republiek of Koningschap. Alleen de voorstanders van het
Keizerrijk zijn te weinig in getal om zich te kunnen verzet
ten tegen een hard woord aan hun adres. Maar nog minder
dan een woord ten nadeelekan een woord ten gunste van
eene der drie regeeringsvormen worden geduld. Wordt een
poging gewaagd om zelfs maar een verzachtende omstandig
heid voor het Keizerrijk aan te voeren, dan stuiven republie-
keinen en koningsgezinden in woede op, als om den verme
tele onder hun kreten 1e verpletteren; doch ook het minste
middelen worden aangewend om het door iets anders te ver
vangen zal b 1 ij wen bestaan. Daarom gedoogen de tnonar-
chalen nietdat het, woord republiek zelfs maar wordt, genoemd;
zij bestaat,, ja, maar men mag het niet zeggen, men mag
er geen erg in hebbenvoor hen beteekent „republiek"
„vacature van den troon." Zij zouden den heer Thiers ver
oorloven te spreken van den voorloopigen toestand; maarzoo
hij den werkelijken toestand noemt, met den werkelijken naam,
„de republiek," als hij verklaart dat het ongerijmd zou zijn
iets tegen die republiek te ondernemen, die thans door de Voor
zienigheid in Frankrijk is gevestigd, dan beschuldigt men
hemofschoon hij den naam draagt van President van de
Republiek, van schending van liet gegeven woord, van
ontrouw aan het verdrag van Bordeaux, van niet veel minder
dan landverraad. Thiers laat zich echter door dat rumoer
niet, uit het veld slaanen heeft beloofd een nauwkeurige
verklaring te geven van den toestand des lands. Bij die ge
legenheid zal cr waarschijnlijk wel eenig meer licht opgaan
over den staat der zaken; waarschijnlijk zal de Nationale Ver
gadering met de republiek genoegen moeten nemenen zal
de voorloopige toestand een blijvende en definitieve blijken
te zijntot zoolang hijgelijk trouwens met eiken toestand
het geval is, niet door een anderen vervangen wordt.
W. v. d. K.
Aan een opstel over Mr. J, R. Thorbecke in het jongste
nummer van de Economist onder redactie van Mr. J. L. de
Bruyn Kopsontleenen wij het volgende
Wanneer dit kort woord onze lezers bereikthebben zij
reeds meer dan een geschrift over hetzelfde onderwerp onder
de oogen gehadvan onderscheiden standpunt een dankbare
hulde brengende aan de nagedachtenis van hem, wiens vrucht
bare werkkring onlangs voor goed werd afgesloten. Kan het
ook wel anders? Allen die ons nog jeugdig constitutioneel
leven van harte zijn toegedaan gedenken met, dankbaarheid
zijn onversaagd aangrijpen van de moeijelijke taak, waarmede
hij, nu 30 jaren geleden, optrad; zijn onverstoorbaar dóór
zetten bij de ontginning van het moeilijke veldtoen hij
eenmaal de hand aan den ploeg had geslagen. Allen die
met onsde verspreiding van materieel welzijn ouder alle
deelen des volksals een hoofddoel van Staatsbestuur be
schouwen zijn erkentelijk voor het deel dat hij aan onzen
inwendigen economischen vooruitgang gehad heeft. Allen die
tijdens zijn hoogleeraarschap de Leidscheakademie bezochten,
gedenken den statigenkernvollenmethodischen leeraar,
die zoo onbetwistbaar de praeëminentie had in de toenmalige
regtskundige faculteit, en die aan de studie der staatsweten
schappen op ruimen prakt,ischen grondslag, den eersten stoot
heeft gegeven.
Zoo kunnen wij ook van dit Tijdschrift, dat zoo menig
maal sympathie en aanmoediging ondervond, de'eerste afleve
ring die na zijn overljjden verschijntniet afsluitenzonder
nog voor een oogenblik na te gaan wat hij voor ons vaderland
geweest, is. en tevens zijne ingrijpende persoonlijkheid met, onze
lezers te herdenkenzoo als die naar onze opvatting was
en met, zoo ais velen, die kwaliteiten en fouten volgens
hooren zeggen overnemen, hem zic'u welligt blijven voorstellen.
Wij zeiden, dat, onze economische vooruitgang veel aan hem
is verpligt; dat was echter meer middelijk dan wel directelijk.
Zijn werkkring lag niet aan Financiën, van waar. op
handel-, scheepvaart- en belastinggebied die maatregelen uit
gaan welke men bij voorkeur de economische pleegt te noe
men maar indien wij de zaken in het groot nemen, zal
men bij eenig nadenken moeten erkennendat het vestigen
van een zuiver constitutioneel staatsbestuur, dat wil zeggen,
de regeling der groote volksbelangen door het volk zelf, wel
degelijk een hoofdvoorwaarde is, ook voor materieelen voor
uitgang. Zijn langdurig strijden voor die volksregten die
eindelijk in de Grondwet zijn geformuleerddaarop zijne
organisering, door Kieswet, Gemeentewet en Provinciale wet,
behooren dus niet slechts van de staatkundige zijde beschouwd
te worden, als het geordend stel voorschriften gevende, om
de uitoefening van het gezag meer consequent te doen plaats
hebbenuoch men zie ook in dien algemeen-democratischen
grondslag, waarbij openbaarheid en verantwoordelijkheid van
bestuur overal als regel zijn gesteldde groote economische
aanwinst niet voorbij. Regering, vroeger meer beschouwd
als een van hoogcr afdalend regt, is thans in werkelijkheid
geworden een opdragt door belanghebbenden. De voortdurende
controle over de gezamenlijke belangen heeft niet, alleen het_
voordeel dat zij tot zuinigheid aanspoort en malversatie ver-"
liiudertdoch op den langen duur dwingt zij de burgerij
woord ten gunste van de republiek jaagt, de koningsvrienden j of althans spoedig ecnigen daarvan, zich het algemeen bestel
op en doet hen schreeuwen over landverraad. I van zaken eigen te maken; de concurrentie van opinien dwingt
gaandeweg iedereen opinie te hebben, die vroeger met blind
.vertrouwen alles aan de „heeren" overliet. Self-government,
de formule voor het ordelijk leven van een vrij volk, is het
free-trade beginsel op staatkundig gebied toegepast. Beide
steunen hierop dat. de vrije ontwikkeling der individueele
belangen van zelve zal voeren tot doelmatige algemeene re
geling, m. a. w. de concurrentie der verbruikers op de markt,
die der kiezers bij de stembusdie stelt op den langen duur
de wet, geeft althans, welbegrepen de richting aan, welke
men niet straffeloos zal kunnen tegenstreven.
Vooral moest dat, uitkomen zoodra het bestel der Gemeen
tezaken meer directelijk aan de handen der burgers zelve
werd toevertrouwd. Het belang spreekt daar inniger, men
ziet meer van nabijde gevolgen van goed of verkeerd be
stuur worden meer directelijk in ieders beurs gevoeld. Twee
meer direct economische belangenarmwezen en doelmatig
onderwijsnemen op de gemeentebudgetten verhoudingswijze
een veel grooter aandeel in dan bij het rijksbestuur; het.
voordeel bij goede regeling, het nadeel bij veronachtzaming,
ligt daar veel nader bij het, persoonlijk belang van kiezer
en raadsliddan bij de regeling dierzelfde zaken in de lands-
vergaderzaalen datzelfde kan gezegd u orden van publieke
werken en gemeentelijke accijnsen of belasting in 't algemeen.
Dat hoogê economische belang van het vrije gemeent eleven
heelt, Thorbecke allijd in sterke mate gevoeld, en met ver
wonderlijken spoed doch tevens met uiterst veel zorg in toe
passing gebragt,; de directe verkiezing voor de gemeenteraden,
de openbaarheid der zittingeneu deelneming der burgerij
aan hare begrooting, eigen uitgaven en eigen belasting, zie
daar de hoeksteen van bet, gebouw, en zoo is de vrije open
bare gemeenteraad niet alleen de oefenschool voor het publieke
even op hooger en ruimer veld-- die gemeente-inrigting
had tevens den prikkel die eiken kiezer dwingt de economi
sche belangen te behartigen. Met welk een overtuiging, welk
een kracht kon Thorbecke vóór 1848 die eenvoudige werking,
toen door velen als utopie beschouwdvoor oogen stellen!
De geheele studerende generatie van thans is geboren toen
die weldaad reeds verkregen regt was gewordenen velen
kunnen 2ich welligt moeijelijk voorstellen hoe zij die voor
18t8 eenvoudige vrije verkiezing, openbare discussie van de
gemeentehui gen ja ter visie legging der begrooting verlangden,
als onpractische theoristenals gevaarlijke revolutionairen
werden uitgekreten 1 Met welk een onverstoorbare kalmte
moesten toen dezelfde bezwarenaltijd met dezelfde argu
menten worden wederlegd Met welk een bewustzijn van
de toekoinslige overwinning kon hij dan die bezwaren ont
leden. Met welk eenesoms bijtendesoms goedhartige
satire kon hij dan de gemoedsbezwaren der verdedigers van
het oude stelsel ontvangen Lichtschuwwas dan meest het
resultaat der diagnose, de afkeurende uitspraak op datgene
wat u aanvankelijk zoo goedzoo heilzaam gematigd voor
uitgaand was toegeschenen.
Welnu, dat wij Nederlanders eindelijk hebben ingezien dat.
alle lichtschuwheid niet anders is dan verderfelijke struisvogel
politiek dat^de leuze „de publeke. zaak wil publiek behan
deld worden" thans bij den minsten burger een axioma is
gewordendie weldaad die politische en economische wel
daad hebben wij, zeker met G. K. v. Hogendorphoofd
zakelijk aan den doordringenden invloed van Thorbecke te
danken.
Veel is er in zijn leven dat ons aan v. H doet gedenken,
zoowel beider grondwettige studiën en aandeel in de geschre
ven Grondwet zelve, als hun denkwijze over de groote vraag
stukken van volksbelang, doch, gelukkiger dan van Hogen
dorp, mogt hij zijn werk vrucht "zien dragen. Terwijl deze
door omstandigheden en karakter tot stilstand was veroor
deeld en met hooghartige terugtrekking slechts waarschu
wingen kon doen hooren heeft, Thorbecke voorschrift-en en
levensbeginselen gesteld.
Werd door de ordening van het vrije volksleven eene alge
meene voorwaarde voor economischen vooruitgang gevestigd,
niet minder zien wij een economischen leidraad in de rigt mg
van Thorbecke's bestuur; hij wist dat, goede staatsinrigting
slechts een der voorwaarden is van volkswelvaart, het, gepast
en geordend kader voor den vrijen volksarbeid. Door studie
en uit overtuiging was hij free-trader, en voor de vrije wer
king der eoncurentiewet stond hij nagenoeg onwrikbaar pal;
en wanneer wij nu de voornaamste der maatregelen nagaan
onder zijn bestuur genomen, dan zien wij dat twee belang
rijke middelen waardoor de staat, aan economische vordering
Kan medewerken, namelijk: praktisch onderwijs en bevordering
der algemeene rerkecrmiddelenhem als bij voorkeur aan he°t
hart lagen. Voor het eerste zij het genoeg, behalve op
zijn aandeel in de beslechting der lager-onderwijs-kwestie,
op de wet op het middelbaar onderwijs te Verwijzeneen
krachtig systeem op onbekrompen schaaldat door de
gretigheid waarmede het door de gemeenten werd ontvangen
en de weldaden die het thans dag bij dag in ruime mate
afwerptwel toont, hoezeer door die moeijelijke regeling
inderdaad in eene volksbehoefte werd voorzien. Voorwaar,
wanneer men het onderwijs dat thans door de burgerij in
het algemeen kan worden genotenmet dat van vroeger
vergelijkt, dan kan de blijvende invloed van zulk eene wet,
niet ligt worden overschat.
Vrijemaar ook onbeschermde nijverheid was zijne vaste
leus van monopoliën in welken vorm ook, was hij afkeerig;
sedert lang een vijand der octrooijen van uitvindinghad hij
in I860 na ingewonnen advies tot hun opheffing besloten en
kort voor zijn aftreding de noodige voordragt doen opmaken.
Bij het nagaan onzer staatsinstellingen, en de economische
belangen daarbij betrokkenvergete men zijn systematische
regeling der waterschapsbelangen niet, zijn aanwakkeren van
den invloed der ingelanden op het bestuur; zijn onmedoogend
terug brengen der collcgicn binnen de grenzen van het pu
bliek regt, eene toen ontwakenden doch zeer bestreden rigting;
die taak was een minder sprekend doch niet minder gewich
tig deel der algemeene staatsinrigting als de regeling van bet
gemeenteleven. Voor velen welligt toont, zich die taak min
der als zijn werk. In wetten sprak die organisatie nog niet;