No. 49.
Vierenzeventigste Jaargang
1872.
ZONDAG
8 DECEMBER.
©fficicel (Öcbccltc
De censuskwestie in de Tweede Kamer.
^Hckclijkgchc Berichten.
Ouftschland.
ltelgie.
Frankrijk.
A
A L k N A A II S II E C fs A N T.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar' op Zaterdag
avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f O,OS, franco per postf O,SO,
afzonderlijke nommers 5 Cents. -
Brieven franco aan de Uitgevers IIERM1. COSTER ZOON.
De Advertentiën kosten van 1—5 regels f 0,75, voor elke regel meer 15
Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR;
Gelet op art. 54 der wet van 29 Juaij 1851 (Staatsblad No. 85.)
Brengen ter algemeene kennisdat de Gemeenteraad in
zijne heden gehouden vergadering heeft benoemd, voor het
jaar 1873.
1°. tot leden der vaste commissie voor de verordeningen
tegen welker overtreding straf is bedreigd: de heeren
J. G. A. Verhoeff, Mr. D. F. van Leeuwen, Mr. ff. van
der RaayJhr. H. C. de Dieu Lontein f erschuir van
Heilovan welke commissie, ingevolge art. 166 der ge
meentewet, de Burgemeester voorzitter is.
2». tot leden der vaste commissie van finantiën, de heeren
G. A Vcrhoeff1'. Bruinvis de LangeJ. C. Koorn
H. van den Berg en J. Helling onder voorzitterschap van
den heer J. G. A. Verhoef.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
December 1872. J)e SecretarisT
NUHOUT VAN DEK VEEN.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR heeft
ter secretarie dier gemeentegedurende dertig dagenter
inzage van de belanghebbeuden nedergelegdeene opgave
van uitkomsten bedoeld in de art. 15. 23 en 43 der wet van
26 Mei 1870 Staatsblad n°. 82), betreffende de grondbelas
ting, waarvan ter voldoening aan art. 15, 2e. lid van gemelde
wetbij deze afkondiging geschiedt.
Alkmaar. He Burgemeester voornoemd
5 Hec. 1872. A. MA.CLAINE PONT.
Dat de Tweede Kamer in het algemeen en evenmin de
liberale of de conservatieve partij het recht heeft het Ministerie
er een verwijt van te makendat het een voorstel doet tot
verlaging van den census en dat voorstel zelfs eenigszins op
den voorgrond plaatst, moet blijken uit hetgeen omtrent dit
onderwerp reeds vroeger tusschen Regeering en Vertegen
woordiging is voorgevallen want hierin had de Minister van
Justitie ontegenzeggelijk gelijkdat de twistappel, zooals de
herziening van den census door den redenaar bij de algemeene
beraadslagingen genoemd werd, niet op eens uit de'lucht is
komen vallen. Wilde men de censuswet een appel noemen,
voegde hij er bijdie appel had een behoorlijken tijd aan den
boom gehangen en was tot volkomen rijpheid gekomen. Laat
ons zien wat daarvan is.
Bij het onderzoek van het wetsvoorstel tot herziening van
de tabel waarbij de verdeeling des rijks in kiesdistricten wordt
geregeld, in 1869, werd de verlaging van den census ernstig
ter sprake gebracht. Sommige leden wenschten daartoe reeds
bij dat wetsontwerp over te gaan. De meerderheid was daar
tegenen te rechtdoch de kwestie werd in de afdeelingen
uitvoerig behandeld. In het voorloopig verslag van 19 Maart
1869 lezen wij. dat door een zeer groot aantal leden
aanmerkelijke wijziging in den bij de wet van
1850 vastgestelden census werd verlangd. Dat verlangen
werd aldus nader verklaard en gerechtvaardigd.
«Men stelde daarbij op den voorgronddataangenomen
zelfs dat bij die vaststelling op de plaatselijke gesteldheid
en al wat verder hier in aanmerking komt, behoorlijk zij ge
let, eene regeling van dezen aard thans, na 18 of 19 jaren,
niet meer in allen opzigte voldoende kan werken. Gedurende
dien tijd is de plaatselijke gesteldheid niet overal dezelfde
gebleven. Sommige gemeenten of streken des lands hebben
zich veel meer ontwikkeld dan andere. Ten gevolge daarvan
is eene rangschikking die zich in 1850 verdedigen liet. thans
aan zeer gegronde bedenking onderhevig. Als een sprekend
voorbeeld beriep men zich op Arnhem. Die gemeente telde
in 1850 ruim 17000 zielen; doch heeft sedert eene buiten
gewoon hooge vlugt genomen, zoodat zij 30 a 31000 inwo
ners bevat en in menig opzigt.vooral ook ten aanzien der
hier zeer in aanmerking komende huurwaarde der woningen,
met onze voornaamste steden kan worden gelijk gesteld.
Desniettemin is het daar vereischt bedrag aan directe be
lasting voor het kiezerschap der Tweede Kamer nog altijd
f 40, dat is volkomen gelijk met den census voor het kleine
Purmerenddat niet in gelijke mate is vooruitgegaan. Be
wijst dit eene voorbeeld niet reeds, dat men niet onwrikbaar
aan den eenmaal aangenomen census kan blijven vasthouden,
en zelfs dat eene periodieke herziening van den census zich
aanbeveelt
"Bestaat er geene behoorlijke verhouding tusschen den
census in de eene gemeente en de andere, niet minder valt
bij het raadplegen van den door de Regering medegedeelden
staat in het oogdat er met opzigt tot de evenredigheid
tusschen het getal kiezers en de bevolking der gemeente een
overgroot, volgens velen niet te verdedigen verschil bestaat."
Om dit duidelijk te makenwerd een tabel overgelegd
waarbij voor een veertigtal gemeenten de verhouding van
het getal kiezers tot de bevolking werd opgegeven. Daaruit
bleek onder anderen, dat te Amsterdam één kiezer bestaat
op de 69 inwonerste Rotterdam één op de 57, te 's Gra-
venhage en te Schiedam één op de 50te Tilburg één op
de 43, te Gouda één op de 39, te Haarlem één op de 37,
te Alkmaar één op de 23 en te Eindhoven één op de 18.
"Bewijst dit overzigt niet" werd verder in het verslag
gevraagd „dat bij de bepaling van den census te groot
onderscheid is gemaakt tusschen het eene deel des lands en
het andere, en dat dien tengevolge hooggaande ongelijkheid be
staat tusschen het getal kiezers, naar gelang der bevolking, in de
onderscheidene gemeenten? Die ongelijkheidwerkt vooral nadee-
lig voor de groote steden. Amsterdam heeft den hoogsten census,
maar tevens, naar evenredigheid, het geringste aantal kiezers.
Laat het zich aannemendat te Boxmeer of te Eindhoven
omstreeks vier maal zooveel ingezetenen gevestigd zijntot
uitoefening van het kiesregt geschikt, als in de hoofdstad
des lands, het middelpunt van bedrijvigheid en beschaving?
Trad men in bijzonderhedendie niet uit de medegedeelde
statistieke opgaven kunnen blijkende zaak werd nog veel
erger. Men zou dan bevinden, dat hier de hoogleeraar van
het kiesregt is uitgesloten, omdat hij geen genoegzamen cen
sus betaaltginds de tapper, die aan een betrekkelijk hoog
patentregt, is onderworpen tot de verkiezing van leden der
Tweede Kamer medewerkt. Men deed echter opmerken, dat
men in zulke beschouwingen niet te ver moet gaan. De
Grondwet heeft geen volkomen evenredigheid tusschen het
getal kiezers en het cijfer der bevolking bevolen. Zonder
Grondwetsherziening is dit beginsel, dat dan toch wel niet
als het eenig ware is aan te merkenniet in ons kiesstelsel
op te nemen. Evenmin laat zij toedat de zoogenaamde
capaciteszooals gepromoveerden officieren ambtenaren en
dergelijke alleen op het vermoedendat hun maatschappe
lijke stand hen tot uitoefening van stemregt bevoegd maakt,
onder de kiezers worden opgenomen. Art. 76 der Grondwet
neemt het aan directe belasting te betalen bedragovereen
komstig met de plaatselijke gesteldheid, aan als maatstaf voor
de intellectuele ontwikkeling, tot het kiezerschap vereischt.
De vraag, die men zich bij de beoordeeling der werking van
den census te stellen hebbeis dus dezeis die census in
verband met de locale toestanden zoodanig bepaalddat
dezelfde kategorie van personen, die geacht wordt geschikt
heid tot kiezen te hebben in het eene gedeelte des lands,
ook als zoodanig wordt beschouwd in het andere? Die vraag
is niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. Om daarover een
juist oordeel te vellenis zeer naauwkeurige kennis van de
plaatselijke gesteldheidvan de huurwaarde der gebouwde
eigendommen enz. noodig. Ook bij het bezit dier kennis
hangt veel van subjective opvatting af. Er komt bij, dat
men ligt door het wegnemen der eene moeijelijkheid in eene
andere zou vervallen.
"Intusschen was men het in zoo ver eens, dat eene krach-
tige poging behoorde te worden beproefd tot het brengen van
verbetering in de bepaling van den census, en dat daarbij
niet naar vermeerdering, wel naar vermindering van dien cen
sus moest worden gestreefd. Die rigting ligt in den geest
van onzen tijd. In andere landen van Europa ontwaart men
groote neiging tot uitbreiding van het stemregt. Het alge
meen stemregt zelfs vindt toenemend voorstanders. Ofschoon
dit laatste hier te lande niet bepaald het geval is, heeft zich
toch reeds onder de arbeidende klassen hier en daar de wensch
tot uitbreiding van het stemregt geopenbaard. Het zou niet
staatkundig zijndie richting op den duur te wederstreven
en te wachten tot men daarin door een of anderen schok
werd voortgestuwd."
Uitbreiding van het stemregt kan voor zoo veel zich tot
dusver laat beoordeelen in ons land zonder wezenlijk gevaar
of merkbare ongelegenheid plaats hebben. Hoe veel aan de
ontwikkeling der Nederlandsehe ingezetenen tot Staatsburgers
nog moge ontbreken, zij zijn in dat opzigt sedert 1848 on
betwistbaar vooruitgegaan. Geweld, regtstreeksche dwang
en omkooping hebben bij de politieke verkiezingen in Neder
land niet of zeer zelden plaats. AYel, voegden sommigen er
bij, geven zij aanleiding tot bedrog en laster; maar'dit is
een punt, dat niet bij de regeling van het stemregt te huis
behoort en meer met de wetgeving op de drukpers zamenhangt.
Ook ontwaart men bij onze verkiezingen wel eens iets wat de
Engeischen agency noemen en dat volgens de Nederlandsehe
wet niet strafbaar is; maar zoowel het gebruik van verkie
zingsagenten als verboden beloften of ruggespraakzijn des
te moeijelijkernaarmate het kiezend personeel talrijker is.
Over 't geheel leert de ondervinding, dat in die gedeelten
van ons land waar de census op het minimum gebragt is en
het stemregt zich dien ten gevolge tot burgers uit de minder
gegoede standen uitstrekt, de verkiezingen niet minder orde
lijk plaats hebben dan elders. Zelfs is de opkomst der kiezers
daar, naar evenredigheid, wel eens sterker dan in gemeenten
waar de census hoog is."
Ziedaar een verslag van de beraadslaging in de afdeelin
gen over de herziening van den census. De meerderheid
blijkt een verlaging van den census in vele gemeenten nood
zakelijk te achten. De eisch door die meerderheid gesteld
is dezedat de census in verband met de locale toestanden
zoodanig moet bepaald wordendat dezelfde klasse van per
sonen die geacht wordt geschiktheid tot kiezen te hebben
het eene gedeelte des lands, in het andere gedeelte niet
ongeschikt wordt geacht. In zooverre was men het
eens, »dat een krachtige poging behoorde te worden be
proefd tot het brengen van verbetering in de bepaling van
den census en dat daarbij niet naar vermeerdering, wel naar
vermindering van dien census moest worden gestreefd."
In de Memorie van Beantwoording van den Minister van
Binnenl. Zaken las men omtrent dit punt het volgende
De ondergeteekende ontkent volstrekt nietdat in de
bepaling van den census verbetering te brengen is. Er be
staat werkelijk tusschen verschillende plaatsen eene min
juiste verhouding. Vooral schijnt het in de groote steden
overweging te verdienen om den census lager te stellen."
Zoo werd om van het voorstel van den heer Heemskerk
als van een enkel lidniet te sprekende censusverlaging
door de Kamer zelve aan de orde gesteld, en was het als in
voldoening aan haren wensch, dat de eerstvolgende troonrede
herziening aankondigde van de tabel in art. 1 der kieswet
bedoeldde som aanwijzendedie menom tot het kiezen
van leden der Tweede Kamer bevoegd te zijn, in de directe
belasting moet betalen. Het wetsontwerpeenigen tijd
later ingediend werd alleenin de afdeelingen behandeld
het Ministerie-Fock trad af, en de Minister Thorbecke ver
klaarde op 14 November van het jaar 1871 in de Tweede
Kamer, dat de uitkomsten van het ingestelde onderzoek
zouden worden medegedeeldniet "enkel om de Kamer met
statistieke données te verrijken. Het is mijn voornemen,"
luidde het verder, "daaruit conclusiën te trekken en die aan
de Kamer te onderwerpen. Ik ben van meening, dat de census
in sommige streken en plaatsen herziening behoeft, en de
I gronden voor die mijns inziens raadzame herziening wil ik
met en in die données aan de Kamer aanbieden. Wanneer
nu echter de geachte spreker (de heer Heemskerk) verder
vraagtzult gij een ontwerp van wet voorgedragen dan
zeg ik: Neen; ik kan dat niet doen. Op het tijdstip waarop
de vraag is gesteld: zal men volharden bij het tegenwoordig
systeem van directe belasting of zal men een ander aannemen
acht ik het redelijk te wachtentotdat over die vraag eene
beslissing zal gevallen zijn." Toen deze Minister later de
uitkomsten van zijn onderzoek aan de Kamer zond, voegde hij
er als zijne meening bij, dat er wel grond scheen te bestaan
om een aanmerkelijke verlaging van den census in overweging
te nemen. De beslissing waarop dat Ministerie wachtte
omtrent de vraag of men bij het tegenwoordig stelsel van
directe belasting zal volharden of een ander zal aannemen
is gevallen, en de vraag is thans: moet men, de waarschijnlijk
heid aannemendedat toch binnen korter of langer tijd een
belangrijke hervorming in ons belastingstelsel zal tot. stand
komen de censuskwestie tot zoo lang verdagen Zoo iemand,
al was het ook maar bij benadering, kon opgeven, hoe lang
het uitstel ongeveer zou zijn, dan kon men allicht de zaak
vooreerst laten rusten. Daar dit echter een bepaalde onmo
gelijkheid isvalt het bezwaarlijk te ontkennen dat erbij
den herhaalden aandrang van de zijde der Kamer, veel grond
bestaat voor de meening der Regeering, dat haar plicht mee
bracht de herziening van den census op haar programma te
zetten.
De weinige belangstelling die de tegenwoordige kiezers
in den regel voor hun gewichtig werk aan den dag leggen,
de vele halfbevoegden en onbevoegden die onder hen gevon
den worden, en het zekere vooruitzicht dat dit getal door
elke verlaging van den census zal worden vergrootzijn
redenen genoeg om de onverschilligheid te verklaren die bij
reien omtrent dezen maatregel heerscht, en den weerzin die
anderen er tegen vervult. Waarom toch, vragen zij, al die
beweging, waarom, terwijl zoovele belangrijke zaken op af
doening wachten, een zoo belangrijk deel van den nationalen
tijd opgeofferd, om het kiesrecht toe te kennen en te gelijk
den kiesplicht op te dragen aan zoovelen die er blijkbaar
geen belang in stellen en zich om de algemeene zaak niet
bekommeren, terwijl daarenboven de mogelijkheid ontbreekt
om erkende bevoegden zelfs door deze uitbreiding van het
kiezerspersoneel aan de verkiezingen te doen deelnemen
Laat ons zien, wat daarop is te antwoorden. W. v. d. K
De duitsche bisschoppen hebbennaar aanleiding hunner
uit Fulda gedagteekende memorieeen adres van adhaesie
der engelsche catholieke bisschoppen ontvangen.
Pruisen. De aartsbisschop van Posen, graaf Ledochowski,
heeft aan eenige geestelijken de vergunning geweigerd om
hunne betrekking als schoolopzieners neder te leggen. Enkele
geestelijken daarentegen in de poolsche provinciën die niet-
geestelijken als districts-schoolopzieners boven zich gekregen
haddenen schijnen verlof ontvangen te hebben om het hun
indertijd opgedragen plaatselijk schooltoezicht neder te leggen.
Bij de discussie in het Huis der Afgevaardigden overliet
vooTstel-Reichensperger ten aanzien van dr. Wollrpam is ge
blekendat van de 215 leerlingen van het gymnasium te
Braunsberg nog slechts 29 aan het godsdienst-onderwijs van
dien leeraar deel nemen.
Den 28 is het voorstel-Mallinckrodt, betreffende de uitsluiting
van leden van geestelijke orden van het onderwijs aan de openbare
scholen, met 242 tegen 83 st. verworpen. De minister van eere-
dienst heeft bij de over dat voorstel gevoerde discussie een mef.
stormachtige toejuichingen ontvangen rede gehouden en daarin
aangetoond, dat zijn besluit op 15 Juni waartegen het
vomstFi-Mallinckrodt gericht waszoowel door den geest
der constitutie als door de letter der wet gerechtvaardigd
was. Yoorts wees de minister op het steeds toenemende
aantal leden van geestelijke ordenwelke zich met het on
derwijs bezig houden en allen van Rome afhankelijk zijn,
en hij deed uitkomendat de Staat onderwerping aan de
wetten van den Staat moest eischen. De aan de regeering
opgedrongen strijd, zeide de minister, geldt niet de eer der
catholieke Kerk maar het recht en de belangen van den Staat,
en de regeering zal zegevierend uit dien strijd te voorschijn'
komenindien het volk achter haar staat.
De deenschgezinde minderheid van den sleeswijk-holstein-
schen provincialen Landdag heeft, tegenover het adres der
meerderheid om opheffing van art. 5 van het verdrag van
Praag, een tegen-adres aan den Keizer gezonden, waarin de
uitvoering van dat artikel verlangd en geprotesteerd wordt
tegen de woorden van het adres der meerderheid, dat „de
provipcie Sleeswijk-Holstein een even standvastig en getrouw
lid der monarchie vormt als eenige andere provincie." De
deensche bevolking van Noord-Sleeswijk gevoelt zich, en
stelt daar eer in, volstrekt niet als een getrouw gedeelte van
's Keizers onderdanen.
Aan de berlijnsche universiteit zijn thans 1890 studenten
ingeschreven, tegen 2600 in den vorigen winter. Deze ver
mindering wordt toegeschreven aan de hooge huurprijzen
der woningen en aan de steeds duurder wordende levenswijze
in de hoofdstad.
De Keizer heeft 10000 th. geschonken ten behoeve van
de bewoners der pommersche en sleeswijk-holsteinsche kusten,
die door den storm en de overstrooming van den 13 Nov.
schade hebben geleden met bepaling dat die som onder het
behoeftigste gedeelte der bevolking moet worden verdeeld.
De te Berlijn door Pruisen en Oostenrijk gehouden con
ferentie over het sociale vraagstuk is den 29 gesloten.
De Keizer heeft den 30 de benoeming van 25 nieuwe le
den van het Heerenhuis onderteekend, t.w.: Herwarth, Stein-
metzStosch en 2 andere generaalsde oud-ministers v. d.
Heydt en Patow, de opper-president Bardeleben, 3 diplomaten,
de opper-directeur van het belastingwezen, de presidenten van
de Bankde Seehandlung en het gerechtshofde auditeur-
generaal de advocaat-generaalde directeur van het post
wezen eenige aanzienlijke grondbezitters enz.
Ten gevolge van de stemming over de kreitswet is eene
scheuring ontstaan in de conservatieve fractie van het Huis
der Afgevaardigden. Zij die voor de wet gestemd hadden
o.a. de vice-president Krollerhebben zich afgescheiden en
eene nieuwe fractie onder den naam van „nationaal-conser-
vatieven" gevormd.
De wijnoogst in de Rijnprovincie is zeer slecht uitgevallen.
Vele wijnbouwers verkochten vau hunne bergen slechts en
kele ponden druiven. Slechts van een gemiddelden oogst
werd dit najaar gewonnen.
De streng-conservatieve Kreuz-Zeitung neemt afscheid van
het Heerenhuis, dewijl het, nu den weg der benoeming van
nieuwe Pairs betreden is, te gronde moet gaan en niet
langer een krachtige steunpilaar van den Staat b'ijven kan.
Kan het geen tegenstand meer biedendan zal elke met
het Huis van Afgevaardigden overeengekomen regeerings-
maatregel reeds als wet moeten beschouwd worden.
Beieren. Het protest van den pater-jezuiet Fugger-Glött
tegen het hem toegezonden bevel om Regensburg te veria-
tenis thans ook in hoogste instantiedoor den minister
van binn. zaken, van de hand gewezen. Te Regensburg be
vindt zich nu nog, met tijdelijk verlof der regeering, pater
Lof Ier, die tot dusver met de opvoeding van den jongen
prins v. Thurn und Taxis belast was. Een ander lid der
orde, pater Maschemoser, is aldaar, wegens terugkeer na zijne
verbanning, in heehtenis genomen en tot 3 dagen gevan
genisstraf veroordeeld.
De verkiezingen voor de gemeenteraden vallen in bijna alle
steden (Bamberg en Amberg maken eene uitzondering) ten
gunste der liberale partij uit.
Voor het hof van Brabant hebben terechtgestaan de ge
meente-secretaris van Diest en 4 leden van een liefdadigheids
genootschap aldaar, beschuldigd van, door het toezeggen
van betrekkingen en voordeelenpressie op dc verkiezingen,
ten gunste der liberale eandidaten, te hebben uitgeoefend!
Het openbaar ministerie heeft de aanklacht tegen eerstge
noemde reeds staande de zitting laten varen, en de 4 overige
zijn door de jury vrijgesproken.
De regeering heeft bij de Kamer eene voordracht inge
diend tot het buiten omloop stellen der in 1860, ter werin^
der fransche koperen munt, ingevoerde, maar door het pu
bliek niet gewilde pasmunt van nikkel.
De minister van oorlog heeft bij de Kamer een crediet
aangevraagd van nagenoeg 2 miljoen fr., grootendeels moe
tende dienen tot dekking van een tekort op de loopende
dienst, wegens de hooge prijzen van voedingsmiddelen en
fourage.
De Kamer heeft het wetsontwerp tot aanwijzing van 1
miljoen in 3 p. c. staatsschuld, als vergoeding der eigenaars
van met militaire servituten bezwaarde perceelen, met 53
tegen 17 st. aangenomen.
Den 3 heeft de Afgevaardigde Bergé de regeering geïn
terpelleerd over het bijzetten van het lijk van den bisschop
Labis in den grafkelder der hoofdkerk te Doornik. Door
vorige, liberale, ministeriën, die den schijn te vermijden hadden
van de gewetens der catholieken te willen kwetsen, was 2
malen een verzoek om op dergelijke wijze te handelen toe
gestaan, maar thans was geen verlof gevraagd en de fraude
eigenmachtig begaan. Meende de regeering, dat de bisschoppen
in de kerken mochten begraven worden, dan moest zij eene
uitzonderingswet indienen; zoolang deze niet bestond moesten
handelingen als die te Doornik gestraft worden. De minister
van justitie verklaarde, dat reeds eene gerechtelijke vervolging
was ingesteld meer kon niet gedaan worden. Er bestond
geene wet welke de regeering of de rechterlijke overheid
machtigde om de opgraving van het lijk te gelasten.
De bisschop van Gent heeft zichbij schrijven aan den
burgemeester, beklaagd over de begraving van wijlen den
liberalen hoogleeraar Allarddie zonder de hulp der Kerk
had verlangd te sterven, op het catholieke kerkhof.
Door den hoogen stand der Maas zijn vele wijken van
Luik en andere steden onder geloopenverscheidene fabrie
ken o.a. te beraing en te Jupille gesloten en een aantal
woningen verlaten geworden.
..!Re Darijsche Bank, de BrusselscheBank en andere finan-
ciëele instellingen hebben met de stad Brussel eene leening
van 40 miljoen fr. gesloten.
De door graaf <PHaussonville gepresideerde maatschappij
tot ondersteuning der geïmmigreerde elzassers en lotharingers
heeft beslotenvoorloopig 100000 fr. beschikbaar te stellen
voor hunne vestiging in Algiers, en tot het derwaarts zenden
van een harer bestuursledenten einde op de plaats zelve
te kunnen nagaanhoe de ondersteuning het doelmatigst
kan aangewend worden.
De regeering heeft aan het verzoek der Hervormde Synode
en der luthersche Kerkvergaderingom de theologische fa
culteit van Straatsburg en tevens de hoogeschool van Mon-
tauban naar Parijs te verplaatsen en aldaar tot eene pro-
testantsche academie te vereenigen, waarschijnlijk uit vrees
voor verval der stad Montauban niet voldaan althans het
Journal de Genève meldtdat alleen het luthersche semina
rium te Parijs zal worden gevestigd.
Het hof van assises der Seine en Oise heeft den aannemer
Loutreldie het vijandelijk leger om Parijs in de ruimste
mate van proviand en fourages voorzien en daarop groote
sommen verdiend hadtot 5 jaren gevangenisstraf veroor
deeld. Hij bediende zich van eene vrouw van duitsche af
komst als tusschenpersoontegen eene vergoeding van 2 p.c.
der aannemingssommenzijne weigering om haar op grond
hiervan 105,000 fr. te voldoen, heeft haar eene rechtsvorde
ring doen instellenwelke tot beider vervolgingmaar tot
hare vrijspraak heeft geleid.
De radicale kiezers van het departement van de Var heb
ben hunnen Afgevaardigde Laurier, wegens zijn „overloopen
naar het orleanistisehe kamp," hun hooggaand misnoegen