No. 49. Vierenzeventigste Jaargang 1872. ZONDAG 8 DECEMBER. ©fficicel (Öcbccltc De censuskwestie in de Tweede Kamer. ^Hckclijkgchc Berichten. Ouftschland. ltelgie. Frankrijk. A A L k N A A II S II E C fs A N T. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar' op Zaterdag avond te 7 uren. Prijs per kwartaal f O,OS, franco per postf O,SO, afzonderlijke nommers 5 Cents. - Brieven franco aan de Uitgevers IIERM1. COSTER ZOON. De Advertentiën kosten van 1—5 regels f 0,75, voor elke regel meer 15 Cents; groote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing in het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR; Gelet op art. 54 der wet van 29 Juaij 1851 (Staatsblad No. 85.) Brengen ter algemeene kennisdat de Gemeenteraad in zijne heden gehouden vergadering heeft benoemd, voor het jaar 1873. 1°. tot leden der vaste commissie voor de verordeningen tegen welker overtreding straf is bedreigd: de heeren J. G. A. Verhoeff, Mr. D. F. van Leeuwen, Mr. ff. van der RaayJhr. H. C. de Dieu Lontein f erschuir van Heilovan welke commissie, ingevolge art. 166 der ge meentewet, de Burgemeester voorzitter is. 2». tot leden der vaste commissie van finantiën, de heeren G. A Vcrhoeff1'. Bruinvis de LangeJ. C. Koorn H. van den Berg en J. Helling onder voorzitterschap van den heer J. G. A. Verhoef. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. December 1872. J)e SecretarisT NUHOUT VAN DEK VEEN. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR heeft ter secretarie dier gemeentegedurende dertig dagenter inzage van de belanghebbeuden nedergelegdeene opgave van uitkomsten bedoeld in de art. 15. 23 en 43 der wet van 26 Mei 1870 Staatsblad n°. 82), betreffende de grondbelas ting, waarvan ter voldoening aan art. 15, 2e. lid van gemelde wetbij deze afkondiging geschiedt. Alkmaar. He Burgemeester voornoemd 5 Hec. 1872. A. MA.CLAINE PONT. Dat de Tweede Kamer in het algemeen en evenmin de liberale of de conservatieve partij het recht heeft het Ministerie er een verwijt van te makendat het een voorstel doet tot verlaging van den census en dat voorstel zelfs eenigszins op den voorgrond plaatst, moet blijken uit hetgeen omtrent dit onderwerp reeds vroeger tusschen Regeering en Vertegen woordiging is voorgevallen want hierin had de Minister van Justitie ontegenzeggelijk gelijkdat de twistappel, zooals de herziening van den census door den redenaar bij de algemeene beraadslagingen genoemd werd, niet op eens uit de'lucht is komen vallen. Wilde men de censuswet een appel noemen, voegde hij er bijdie appel had een behoorlijken tijd aan den boom gehangen en was tot volkomen rijpheid gekomen. Laat ons zien wat daarvan is. Bij het onderzoek van het wetsvoorstel tot herziening van de tabel waarbij de verdeeling des rijks in kiesdistricten wordt geregeld, in 1869, werd de verlaging van den census ernstig ter sprake gebracht. Sommige leden wenschten daartoe reeds bij dat wetsontwerp over te gaan. De meerderheid was daar tegenen te rechtdoch de kwestie werd in de afdeelingen uitvoerig behandeld. In het voorloopig verslag van 19 Maart 1869 lezen wij. dat door een zeer groot aantal leden aanmerkelijke wijziging in den bij de wet van 1850 vastgestelden census werd verlangd. Dat verlangen werd aldus nader verklaard en gerechtvaardigd. «Men stelde daarbij op den voorgronddataangenomen zelfs dat bij die vaststelling op de plaatselijke gesteldheid en al wat verder hier in aanmerking komt, behoorlijk zij ge let, eene regeling van dezen aard thans, na 18 of 19 jaren, niet meer in allen opzigte voldoende kan werken. Gedurende dien tijd is de plaatselijke gesteldheid niet overal dezelfde gebleven. Sommige gemeenten of streken des lands hebben zich veel meer ontwikkeld dan andere. Ten gevolge daarvan is eene rangschikking die zich in 1850 verdedigen liet. thans aan zeer gegronde bedenking onderhevig. Als een sprekend voorbeeld beriep men zich op Arnhem. Die gemeente telde in 1850 ruim 17000 zielen; doch heeft sedert eene buiten gewoon hooge vlugt genomen, zoodat zij 30 a 31000 inwo ners bevat en in menig opzigt.vooral ook ten aanzien der hier zeer in aanmerking komende huurwaarde der woningen, met onze voornaamste steden kan worden gelijk gesteld. Desniettemin is het daar vereischt bedrag aan directe be lasting voor het kiezerschap der Tweede Kamer nog altijd f 40, dat is volkomen gelijk met den census voor het kleine Purmerenddat niet in gelijke mate is vooruitgegaan. Be wijst dit eene voorbeeld niet reeds, dat men niet onwrikbaar aan den eenmaal aangenomen census kan blijven vasthouden, en zelfs dat eene periodieke herziening van den census zich aanbeveelt "Bestaat er geene behoorlijke verhouding tusschen den census in de eene gemeente en de andere, niet minder valt bij het raadplegen van den door de Regering medegedeelden staat in het oogdat er met opzigt tot de evenredigheid tusschen het getal kiezers en de bevolking der gemeente een overgroot, volgens velen niet te verdedigen verschil bestaat." Om dit duidelijk te makenwerd een tabel overgelegd waarbij voor een veertigtal gemeenten de verhouding van het getal kiezers tot de bevolking werd opgegeven. Daaruit bleek onder anderen, dat te Amsterdam één kiezer bestaat op de 69 inwonerste Rotterdam één op de 57, te 's Gra- venhage en te Schiedam één op de 50te Tilburg één op de 43, te Gouda één op de 39, te Haarlem één op de 37, te Alkmaar één op de 23 en te Eindhoven één op de 18. "Bewijst dit overzigt niet" werd verder in het verslag gevraagd „dat bij de bepaling van den census te groot onderscheid is gemaakt tusschen het eene deel des lands en het andere, en dat dien tengevolge hooggaande ongelijkheid be staat tusschen het getal kiezers, naar gelang der bevolking, in de onderscheidene gemeenten? Die ongelijkheidwerkt vooral nadee- lig voor de groote steden. Amsterdam heeft den hoogsten census, maar tevens, naar evenredigheid, het geringste aantal kiezers. Laat het zich aannemendat te Boxmeer of te Eindhoven omstreeks vier maal zooveel ingezetenen gevestigd zijntot uitoefening van het kiesregt geschikt, als in de hoofdstad des lands, het middelpunt van bedrijvigheid en beschaving? Trad men in bijzonderhedendie niet uit de medegedeelde statistieke opgaven kunnen blijkende zaak werd nog veel erger. Men zou dan bevinden, dat hier de hoogleeraar van het kiesregt is uitgesloten, omdat hij geen genoegzamen cen sus betaaltginds de tapper, die aan een betrekkelijk hoog patentregt, is onderworpen tot de verkiezing van leden der Tweede Kamer medewerkt. Men deed echter opmerken, dat men in zulke beschouwingen niet te ver moet gaan. De Grondwet heeft geen volkomen evenredigheid tusschen het getal kiezers en het cijfer der bevolking bevolen. Zonder Grondwetsherziening is dit beginsel, dat dan toch wel niet als het eenig ware is aan te merkenniet in ons kiesstelsel op te nemen. Evenmin laat zij toedat de zoogenaamde capaciteszooals gepromoveerden officieren ambtenaren en dergelijke alleen op het vermoedendat hun maatschappe lijke stand hen tot uitoefening van stemregt bevoegd maakt, onder de kiezers worden opgenomen. Art. 76 der Grondwet neemt het aan directe belasting te betalen bedragovereen komstig met de plaatselijke gesteldheid, aan als maatstaf voor de intellectuele ontwikkeling, tot het kiezerschap vereischt. De vraag, die men zich bij de beoordeeling der werking van den census te stellen hebbeis dus dezeis die census in verband met de locale toestanden zoodanig bepaalddat dezelfde kategorie van personen, die geacht wordt geschikt heid tot kiezen te hebben in het eene gedeelte des lands, ook als zoodanig wordt beschouwd in het andere? Die vraag is niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. Om daarover een juist oordeel te vellenis zeer naauwkeurige kennis van de plaatselijke gesteldheidvan de huurwaarde der gebouwde eigendommen enz. noodig. Ook bij het bezit dier kennis hangt veel van subjective opvatting af. Er komt bij, dat men ligt door het wegnemen der eene moeijelijkheid in eene andere zou vervallen. "Intusschen was men het in zoo ver eens, dat eene krach- tige poging behoorde te worden beproefd tot het brengen van verbetering in de bepaling van den census, en dat daarbij niet naar vermeerdering, wel naar vermindering van dien cen sus moest worden gestreefd. Die rigting ligt in den geest van onzen tijd. In andere landen van Europa ontwaart men groote neiging tot uitbreiding van het stemregt. Het alge meen stemregt zelfs vindt toenemend voorstanders. Ofschoon dit laatste hier te lande niet bepaald het geval is, heeft zich toch reeds onder de arbeidende klassen hier en daar de wensch tot uitbreiding van het stemregt geopenbaard. Het zou niet staatkundig zijndie richting op den duur te wederstreven en te wachten tot men daarin door een of anderen schok werd voortgestuwd." Uitbreiding van het stemregt kan voor zoo veel zich tot dusver laat beoordeelen in ons land zonder wezenlijk gevaar of merkbare ongelegenheid plaats hebben. Hoe veel aan de ontwikkeling der Nederlandsehe ingezetenen tot Staatsburgers nog moge ontbreken, zij zijn in dat opzigt sedert 1848 on betwistbaar vooruitgegaan. Geweld, regtstreeksche dwang en omkooping hebben bij de politieke verkiezingen in Neder land niet of zeer zelden plaats. AYel, voegden sommigen er bij, geven zij aanleiding tot bedrog en laster; maar'dit is een punt, dat niet bij de regeling van het stemregt te huis behoort en meer met de wetgeving op de drukpers zamenhangt. Ook ontwaart men bij onze verkiezingen wel eens iets wat de Engeischen agency noemen en dat volgens de Nederlandsehe wet niet strafbaar is; maar zoowel het gebruik van verkie zingsagenten als verboden beloften of ruggespraakzijn des te moeijelijkernaarmate het kiezend personeel talrijker is. Over 't geheel leert de ondervinding, dat in die gedeelten van ons land waar de census op het minimum gebragt is en het stemregt zich dien ten gevolge tot burgers uit de minder gegoede standen uitstrekt, de verkiezingen niet minder orde lijk plaats hebben dan elders. Zelfs is de opkomst der kiezers daar, naar evenredigheid, wel eens sterker dan in gemeenten waar de census hoog is." Ziedaar een verslag van de beraadslaging in de afdeelin gen over de herziening van den census. De meerderheid blijkt een verlaging van den census in vele gemeenten nood zakelijk te achten. De eisch door die meerderheid gesteld is dezedat de census in verband met de locale toestanden zoodanig moet bepaald wordendat dezelfde klasse van per sonen die geacht wordt geschiktheid tot kiezen te hebben het eene gedeelte des lands, in het andere gedeelte niet ongeschikt wordt geacht. In zooverre was men het eens, »dat een krachtige poging behoorde te worden be proefd tot het brengen van verbetering in de bepaling van den census en dat daarbij niet naar vermeerdering, wel naar vermindering van dien census moest worden gestreefd." In de Memorie van Beantwoording van den Minister van Binnenl. Zaken las men omtrent dit punt het volgende De ondergeteekende ontkent volstrekt nietdat in de bepaling van den census verbetering te brengen is. Er be staat werkelijk tusschen verschillende plaatsen eene min juiste verhouding. Vooral schijnt het in de groote steden overweging te verdienen om den census lager te stellen." Zoo werd om van het voorstel van den heer Heemskerk als van een enkel lidniet te sprekende censusverlaging door de Kamer zelve aan de orde gesteld, en was het als in voldoening aan haren wensch, dat de eerstvolgende troonrede herziening aankondigde van de tabel in art. 1 der kieswet bedoeldde som aanwijzendedie menom tot het kiezen van leden der Tweede Kamer bevoegd te zijn, in de directe belasting moet betalen. Het wetsontwerpeenigen tijd later ingediend werd alleenin de afdeelingen behandeld het Ministerie-Fock trad af, en de Minister Thorbecke ver klaarde op 14 November van het jaar 1871 in de Tweede Kamer, dat de uitkomsten van het ingestelde onderzoek zouden worden medegedeeldniet "enkel om de Kamer met statistieke données te verrijken. Het is mijn voornemen," luidde het verder, "daaruit conclusiën te trekken en die aan de Kamer te onderwerpen. Ik ben van meening, dat de census in sommige streken en plaatsen herziening behoeft, en de I gronden voor die mijns inziens raadzame herziening wil ik met en in die données aan de Kamer aanbieden. Wanneer nu echter de geachte spreker (de heer Heemskerk) verder vraagtzult gij een ontwerp van wet voorgedragen dan zeg ik: Neen; ik kan dat niet doen. Op het tijdstip waarop de vraag is gesteld: zal men volharden bij het tegenwoordig systeem van directe belasting of zal men een ander aannemen acht ik het redelijk te wachtentotdat over die vraag eene beslissing zal gevallen zijn." Toen deze Minister later de uitkomsten van zijn onderzoek aan de Kamer zond, voegde hij er als zijne meening bij, dat er wel grond scheen te bestaan om een aanmerkelijke verlaging van den census in overweging te nemen. De beslissing waarop dat Ministerie wachtte omtrent de vraag of men bij het tegenwoordig stelsel van directe belasting zal volharden of een ander zal aannemen is gevallen, en de vraag is thans: moet men, de waarschijnlijk heid aannemendedat toch binnen korter of langer tijd een belangrijke hervorming in ons belastingstelsel zal tot. stand komen de censuskwestie tot zoo lang verdagen Zoo iemand, al was het ook maar bij benadering, kon opgeven, hoe lang het uitstel ongeveer zou zijn, dan kon men allicht de zaak vooreerst laten rusten. Daar dit echter een bepaalde onmo gelijkheid isvalt het bezwaarlijk te ontkennen dat erbij den herhaalden aandrang van de zijde der Kamer, veel grond bestaat voor de meening der Regeering, dat haar plicht mee bracht de herziening van den census op haar programma te zetten. De weinige belangstelling die de tegenwoordige kiezers in den regel voor hun gewichtig werk aan den dag leggen, de vele halfbevoegden en onbevoegden die onder hen gevon den worden, en het zekere vooruitzicht dat dit getal door elke verlaging van den census zal worden vergrootzijn redenen genoeg om de onverschilligheid te verklaren die bij reien omtrent dezen maatregel heerscht, en den weerzin die anderen er tegen vervult. Waarom toch, vragen zij, al die beweging, waarom, terwijl zoovele belangrijke zaken op af doening wachten, een zoo belangrijk deel van den nationalen tijd opgeofferd, om het kiesrecht toe te kennen en te gelijk den kiesplicht op te dragen aan zoovelen die er blijkbaar geen belang in stellen en zich om de algemeene zaak niet bekommeren, terwijl daarenboven de mogelijkheid ontbreekt om erkende bevoegden zelfs door deze uitbreiding van het kiezerspersoneel aan de verkiezingen te doen deelnemen Laat ons zien, wat daarop is te antwoorden. W. v. d. K De duitsche bisschoppen hebbennaar aanleiding hunner uit Fulda gedagteekende memorieeen adres van adhaesie der engelsche catholieke bisschoppen ontvangen. Pruisen. De aartsbisschop van Posen, graaf Ledochowski, heeft aan eenige geestelijken de vergunning geweigerd om hunne betrekking als schoolopzieners neder te leggen. Enkele geestelijken daarentegen in de poolsche provinciën die niet- geestelijken als districts-schoolopzieners boven zich gekregen haddenen schijnen verlof ontvangen te hebben om het hun indertijd opgedragen plaatselijk schooltoezicht neder te leggen. Bij de discussie in het Huis der Afgevaardigden overliet vooTstel-Reichensperger ten aanzien van dr. Wollrpam is ge blekendat van de 215 leerlingen van het gymnasium te Braunsberg nog slechts 29 aan het godsdienst-onderwijs van dien leeraar deel nemen. Den 28 is het voorstel-Mallinckrodt, betreffende de uitsluiting van leden van geestelijke orden van het onderwijs aan de openbare scholen, met 242 tegen 83 st. verworpen. De minister van eere- dienst heeft bij de over dat voorstel gevoerde discussie een mef. stormachtige toejuichingen ontvangen rede gehouden en daarin aangetoond, dat zijn besluit op 15 Juni waartegen het vomstFi-Mallinckrodt gericht waszoowel door den geest der constitutie als door de letter der wet gerechtvaardigd was. Yoorts wees de minister op het steeds toenemende aantal leden van geestelijke ordenwelke zich met het on derwijs bezig houden en allen van Rome afhankelijk zijn, en hij deed uitkomendat de Staat onderwerping aan de wetten van den Staat moest eischen. De aan de regeering opgedrongen strijd, zeide de minister, geldt niet de eer der catholieke Kerk maar het recht en de belangen van den Staat, en de regeering zal zegevierend uit dien strijd te voorschijn' komenindien het volk achter haar staat. De deenschgezinde minderheid van den sleeswijk-holstein- schen provincialen Landdag heeft, tegenover het adres der meerderheid om opheffing van art. 5 van het verdrag van Praag, een tegen-adres aan den Keizer gezonden, waarin de uitvoering van dat artikel verlangd en geprotesteerd wordt tegen de woorden van het adres der meerderheid, dat „de provipcie Sleeswijk-Holstein een even standvastig en getrouw lid der monarchie vormt als eenige andere provincie." De deensche bevolking van Noord-Sleeswijk gevoelt zich, en stelt daar eer in, volstrekt niet als een getrouw gedeelte van 's Keizers onderdanen. Aan de berlijnsche universiteit zijn thans 1890 studenten ingeschreven, tegen 2600 in den vorigen winter. Deze ver mindering wordt toegeschreven aan de hooge huurprijzen der woningen en aan de steeds duurder wordende levenswijze in de hoofdstad. De Keizer heeft 10000 th. geschonken ten behoeve van de bewoners der pommersche en sleeswijk-holsteinsche kusten, die door den storm en de overstrooming van den 13 Nov. schade hebben geleden met bepaling dat die som onder het behoeftigste gedeelte der bevolking moet worden verdeeld. De te Berlijn door Pruisen en Oostenrijk gehouden con ferentie over het sociale vraagstuk is den 29 gesloten. De Keizer heeft den 30 de benoeming van 25 nieuwe le den van het Heerenhuis onderteekend, t.w.: Herwarth, Stein- metzStosch en 2 andere generaalsde oud-ministers v. d. Heydt en Patow, de opper-president Bardeleben, 3 diplomaten, de opper-directeur van het belastingwezen, de presidenten van de Bankde Seehandlung en het gerechtshofde auditeur- generaal de advocaat-generaalde directeur van het post wezen eenige aanzienlijke grondbezitters enz. Ten gevolge van de stemming over de kreitswet is eene scheuring ontstaan in de conservatieve fractie van het Huis der Afgevaardigden. Zij die voor de wet gestemd hadden o.a. de vice-president Krollerhebben zich afgescheiden en eene nieuwe fractie onder den naam van „nationaal-conser- vatieven" gevormd. De wijnoogst in de Rijnprovincie is zeer slecht uitgevallen. Vele wijnbouwers verkochten vau hunne bergen slechts en kele ponden druiven. Slechts van een gemiddelden oogst werd dit najaar gewonnen. De streng-conservatieve Kreuz-Zeitung neemt afscheid van het Heerenhuis, dewijl het, nu den weg der benoeming van nieuwe Pairs betreden is, te gronde moet gaan en niet langer een krachtige steunpilaar van den Staat b'ijven kan. Kan het geen tegenstand meer biedendan zal elke met het Huis van Afgevaardigden overeengekomen regeerings- maatregel reeds als wet moeten beschouwd worden. Beieren. Het protest van den pater-jezuiet Fugger-Glött tegen het hem toegezonden bevel om Regensburg te veria- tenis thans ook in hoogste instantiedoor den minister van binn. zaken, van de hand gewezen. Te Regensburg be vindt zich nu nog, met tijdelijk verlof der regeering, pater Lof Ier, die tot dusver met de opvoeding van den jongen prins v. Thurn und Taxis belast was. Een ander lid der orde, pater Maschemoser, is aldaar, wegens terugkeer na zijne verbanning, in heehtenis genomen en tot 3 dagen gevan genisstraf veroordeeld. De verkiezingen voor de gemeenteraden vallen in bijna alle steden (Bamberg en Amberg maken eene uitzondering) ten gunste der liberale partij uit. Voor het hof van Brabant hebben terechtgestaan de ge meente-secretaris van Diest en 4 leden van een liefdadigheids genootschap aldaar, beschuldigd van, door het toezeggen van betrekkingen en voordeelenpressie op dc verkiezingen, ten gunste der liberale eandidaten, te hebben uitgeoefend! Het openbaar ministerie heeft de aanklacht tegen eerstge noemde reeds staande de zitting laten varen, en de 4 overige zijn door de jury vrijgesproken. De regeering heeft bij de Kamer eene voordracht inge diend tot het buiten omloop stellen der in 1860, ter werin^ der fransche koperen munt, ingevoerde, maar door het pu bliek niet gewilde pasmunt van nikkel. De minister van oorlog heeft bij de Kamer een crediet aangevraagd van nagenoeg 2 miljoen fr., grootendeels moe tende dienen tot dekking van een tekort op de loopende dienst, wegens de hooge prijzen van voedingsmiddelen en fourage. De Kamer heeft het wetsontwerp tot aanwijzing van 1 miljoen in 3 p. c. staatsschuld, als vergoeding der eigenaars van met militaire servituten bezwaarde perceelen, met 53 tegen 17 st. aangenomen. Den 3 heeft de Afgevaardigde Bergé de regeering geïn terpelleerd over het bijzetten van het lijk van den bisschop Labis in den grafkelder der hoofdkerk te Doornik. Door vorige, liberale, ministeriën, die den schijn te vermijden hadden van de gewetens der catholieken te willen kwetsen, was 2 malen een verzoek om op dergelijke wijze te handelen toe gestaan, maar thans was geen verlof gevraagd en de fraude eigenmachtig begaan. Meende de regeering, dat de bisschoppen in de kerken mochten begraven worden, dan moest zij eene uitzonderingswet indienen; zoolang deze niet bestond moesten handelingen als die te Doornik gestraft worden. De minister van justitie verklaarde, dat reeds eene gerechtelijke vervolging was ingesteld meer kon niet gedaan worden. Er bestond geene wet welke de regeering of de rechterlijke overheid machtigde om de opgraving van het lijk te gelasten. De bisschop van Gent heeft zichbij schrijven aan den burgemeester, beklaagd over de begraving van wijlen den liberalen hoogleeraar Allarddie zonder de hulp der Kerk had verlangd te sterven, op het catholieke kerkhof. Door den hoogen stand der Maas zijn vele wijken van Luik en andere steden onder geloopenverscheidene fabrie ken o.a. te beraing en te Jupille gesloten en een aantal woningen verlaten geworden. ..!Re Darijsche Bank, de BrusselscheBank en andere finan- ciëele instellingen hebben met de stad Brussel eene leening van 40 miljoen fr. gesloten. De door graaf <PHaussonville gepresideerde maatschappij tot ondersteuning der geïmmigreerde elzassers en lotharingers heeft beslotenvoorloopig 100000 fr. beschikbaar te stellen voor hunne vestiging in Algiers, en tot het derwaarts zenden van een harer bestuursledenten einde op de plaats zelve te kunnen nagaanhoe de ondersteuning het doelmatigst kan aangewend worden. De regeering heeft aan het verzoek der Hervormde Synode en der luthersche Kerkvergaderingom de theologische fa culteit van Straatsburg en tevens de hoogeschool van Mon- tauban naar Parijs te verplaatsen en aldaar tot eene pro- testantsche academie te vereenigen, waarschijnlijk uit vrees voor verval der stad Montauban niet voldaan althans het Journal de Genève meldtdat alleen het luthersche semina rium te Parijs zal worden gevestigd. Het hof van assises der Seine en Oise heeft den aannemer Loutreldie het vijandelijk leger om Parijs in de ruimste mate van proviand en fourages voorzien en daarop groote sommen verdiend hadtot 5 jaren gevangenisstraf veroor deeld. Hij bediende zich van eene vrouw van duitsche af komst als tusschenpersoontegen eene vergoeding van 2 p.c. der aannemingssommenzijne weigering om haar op grond hiervan 105,000 fr. te voldoen, heeft haar eene rechtsvorde ring doen instellenwelke tot beider vervolgingmaar tot hare vrijspraak heeft geleid. De radicale kiezers van het departement van de Var heb ben hunnen Afgevaardigde Laurier, wegens zijn „overloopen naar het orleanistisehe kamp," hun hooggaand misnoegen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1872 | | pagina 1