!\u. 18.
Vijfenzeventigste Jaargang.
1873.
ZONDAG
ti VI E I.
©fftctêcl (öcbccltc
Oorlog aan Atsjin!
cCAckclt jfcschc Berichten,
Iduitschland
ilk
A A
ANT.
Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag
avoud te 7 uren. Prjjs per kwartaal f O, ©5, franco per post 0,HO,
afzonderlijke nommers 5 Cents.
Brieven franco aan de Uitgevers HE KM'. COSTEK ZOON.
De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15
Centsgroote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag
1 uur, wordt voor de plaatsing io het eerstvolgend nommer ingestaan;
ingezonden berichten een dag vroeger.
HERIJK VAN MATEN. GEWIGTEN EN
WEEGWERKTUIGEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR
brengen ter kennis der belanghebbenden
1». dat de gemeenten AlkmaarAkersloot, HergenHeerhugo-
waard, Deiloo, Koedijk, Limmen, Uterleek, Oudorp, St. Pan
era s en Schoort voor den herijk der maten, gewigten en
weegwerktuigen zijn zamengevoegd
2". dat die herijk, weike kosteloos geschiedt, zal plaats hebben
IN DEN NIEUWEN DOELEN te ALKMAAR, van
5 tot en met 24 Mei a.s., op alle werkdagen van des
voormiddags 9 tot 12 uur en des namiddags van 1 tot
4 uur en wel de eerste VIER werkdagen der week voor
de ingezetenen van Alkmaar en de twee laatsle werk
dagen voor de overige gemeenten, doch alleen van des
voormiddags 9 tot des namiddags I uur, terwijl voor de
gewigten, bestemd tot het wegen van goud, zilver, ge
neesmiddelen enz., de herijk zal plaats hebben des Vriidags
namiddags van 2 tot 4 uur.
De belanghebbenden worden dringend verzocht om met tot de
laatste voor den herijk bepaalde dagen te trachten met de aan
bieding hunner maten, gewigten enz., ten einde den geregelden
loop van den herijk te bevorderen.
Burgemeester en TP ethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
29 April 1873. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR.
Gezien de beschikking van den Heer Commissaris des Ko-
nings in de Provincie Noord-Holland, van 19 en 21 April 1873
5" afdeelitig A. No. en (Prov. blad No. 27 eu 28).'
houdende bepaling omtrent den tijd der afgifte van de ver
klaringen van aangifte voor de Personelë Belasting en het
Regt van Patent, over de dienst van 1873/74 en art. 3') 2,
1' zinsnede der wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad No. 4).
Maken aan de Ingezetenen dezer Gemeente, onder herin
nering aan de wet van 9 April 1869 (Stbl. No. 59), bekend:
Dat de Ontvanger der Directe Belastingen alhier, aan
hunne woningen, te beginnen met Maandag 5 Mei aanstaande
zal doen bezorgen een Beschrijvings-biUet, hetwelk inhoudt
eene korte schets van de grondslagen der voornoemde be-
lasting, zijnde
1°. De Huurwaarde. 4°. Het Mobilair.
2°. Deuren en Vensters. 5°. De Dienst- en Werkboden.
3°. Haardsteden. 6». Paarden,
waarbij aan ieder ingezeten de noodige vragen dienaangaande
ter beantwoording worden voorgesteld en hetgeen ingevuld
binnen acht dagen na de uitreiking van wege den Ontvan
ger wordt teruggehaald.
Dat zij, welke bij het bezorgen der bilietten of ook bij
het terughalen daarvan moglen zijn overgeslagen, zich in
geen geval kunnen beroepen op zoodanig verzuim, maar in
tegendeel gehouden zijn om de vereischte en behoorlijk in
gevulde verklaring, vóór of op 16 Mei eerstkomende in te
menen ten kantore des Ontvangers, alwaar de bilietten ter
invulling steeds veskrijgbaar zijn.
Dat ieder gehouden is, de te doene aangifte te ondertee
kenen en ingeval iemand niet kan schrijven, invulling in
zijnen naam door den Ontvanger of zijnen gemagtigde te
doen bewerkstelligen, met vermelding der redenen waarom,
m tegenwoordigheid van een derden persoon, die de aan
gifte, na voorlezing met den Ontvanger of zijn gemagtigde,
zal onderteekenen.
Zij verwittigen voorts, dat als tegeuschatters ingevolge
bovenaangehaald wetsartikel zijn benoemd
Dirk Julsing, Jan Dekker, Jar, Metz Burkunk en J an Ringers,
dat de bevolking dezer gemeente, voer zooveel zij tot maat
staf van sommige grondslagen der belasting dienen moet,
bedraagt een getal van 11643 zielen, en dat
bezwaarschriften tegen de belasting op liet Personeel en
die op het Patent, ingevolge art. 1 der wet van 4 April 1870
(Staatsblad No. 60), aan Gedeputeerde Stalen van Noord-
Holland belmoren te worden ingediend, onder overlegging
van een dubbel van het aanslagbillet, (tegen betaling van
5 cents bij den Ontvanger verkrijgbaar), binnen drie maanden
na den dag der afkondiging van bet kohier, waarop de aan
slag voorkomt.
Burgemeester en Wethouders vermanen de Ingezetenen,
om met de meeste naauwkeurigheid binuen den bepaalden
termijn bunne beschrijvings-billetten intevullen ter bevorde
ring van den geregelden afloop der beschrijving en ter voor -
Koraing- vau de toepassing der boeten en straffen tegen
v&lscbbeid en onnaauwkeurigheid der invulling vastgesteld.
Burgemeester en PP ethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT
29 April 1873. f)e Secretaris,
NUHOUT van der VEEN.
ziekte voorkomt worden onmiddelijk en uiterlijk binnen 24
uren na de aangifte door de zorg van den Burgemeester
ten koste der gemeente voorzien van een van buiten dui
delijk zigtbaar kenmerk zoo noodig vau meer dan één de
woorden „besmettelijke zi :kle" en den naam der ziekte ver
meldende.
Het kenmerk moet aldaar verblijven, totdat door eene ver
klaring van eenen geneeskundige is gebleken, dat bet gevaar
van besrnettinsr geweken is.
Art. 31. Met eene boete van f 10,tot M00,en met
gevangenis van drie dagen tot eene maand, Ie zamen of af
zonderlijk. wordt gestraft.
1°. het verzet tegen de uitvoering van maatregelen krachtens
art. 20 voorgeschreven
2°. overtreding van art. 19
3°. liet. wegnemen, verplaatsen, onleesbaar of onzigtbaai-
maken van bet kenmerk in art. 20 vermeld.
Alkmaar, De Burgemeester voornoemd,
1 Mei 1873. A. MACLAINE PONT.
BURGEMEESTER eu WETHOUDERS vau ALKMAAR
brengen ter algemeene kennis
dat door den Gemeenteraad op 1 Mei j.l. benoemd is tot
stads-vroedvrouw: Mcj. C. C. Raisig, wed. F. Hagman, aan
wie wordt opgedragen, te beginnen met Maandag 5 Mei e.k.
de verloskundige bediening van de wijken C. D en P, terwijl
met gelijken datum, de bediening vau de wijken A B en E
is opgedragen aan Mej. M. M. de Roos geb. Roujjelaar.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, A. MACLAINE PONT.
2 Mei 1873. De Secretaris
NUHOUT van der VEEN.
Ter gemeente-secretarie is tegen betaling van 1,ver
krijgbaar bet beredeneerd verslag over den toestand der ge
meente in 1872, op 12 April 1873, aan den Gemeenteraad
ingediend.
POLITIE.
Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie voor
handen bet navolgende gevondene als een zilveren zijnaald,
een goud oorbelletie met rood steentje, een gouden oorbel (onder
stuk), een zijden dasje, een sleutel, een portemonnaieeen
vrouwenzak met portemonnaie.
De BURGEMEES IER van ALKMAAR vestigt bij deze
de aandacht op de navolgende bepalingen der wet van 4 De
cember 1872 (Staatsblad No. 134).
Art. 1. De besmettelijke ziekten waarop deze wet van
toepassing is, zijn
Aziatische cholera, roodvonk
typhus en febris typhoïdea. diphtheritis
pokken (variolae en varioloïdes), mazelen.
Art. 19. Het hoofd vau een gezin, de houder ofhoude-
res van eene slaapstede of een logement, de schipper van
een m eene gemeente vertoevend vaartuig, de bestuurders
van gestichten van weldadigheid in art. 1 en 2 der wet van
unij 1854 (Staatsblad No. 100) vermeld, van gevange
nissen van bedelaars- en krankzinnigengestichten, geven
wanneer daarin eene besmettelijke ziekte voorkomthiervan
tinnen 24 urennadat hun het feit ter kennis is gekomen
mededeelmg aan den Burgemeester.
Art. 20. Huizen en vaartuigen waarin eene besmettelijke
Hij zou geen Nederlander moeten zijn, zijn vaderland niet
moeten liefhebben en geen menschelijk gevoel moeten be
zitten, die anders dan met een pijnljjk getroffen gemoed over
onzen tocht naar Atsjin zou kunnen schrijven. Daar is
menschenbloed vergoten in verschillende hardnekkige, telkens
op nieuw hervatte gevechten; daar vond menig landgenoot
een ontijdig grafdaar viel de aanvoerder onzer troepen
daar daar week onze driekleur terug voor de macht
van den Sultan. En wat de smart over de offers van den
oorlog kan verzachten, wat alleen in staat is den juichkreet
te doen opstijgen yan het slagveld de zegepraaldie den
vrede afdwingt, die orde en veiligheid verzekert waar zij
sinds lang werden gemist, zij ontbreekt. De nederlaag,
het besef dat de overmoed van den Sultan en zijn laatdunkend
volk minstens is verdubbelddat zij zich tegen een her
nieuwden aanval met inspanning van alle krachten zullen uit
rusten en dat niet alleen onze eer, maar onze veiligheid in
Indië en allermeest het belang dier schoone eilanden en
hunner bevolking een tweeden krijgstocht met geduchte,
onbetwistbaar overwegende macht, alzoo eroote en nieuwe
offers gebiedend eiscben dat besef maakt de smart inderdaad
bitter.
Aan den naam Atsjin verbindt zich liet denkbeeld van
strand- en zeeroofvan wreedheid moord en slavenhandel.
Die mag Nederland binnen zijn gebied, aan de grenzen
zijner heerschappij, in de wateren vau den Indischen archipel
niet dulden. Ongetwijfeld, er kleeft bloed genoeg aan onze
bezittingen in liet verre oosten, aan onzen daar verworven
roem onze daar gevestigde grootheidonzen van daar ver
kregen rijkdom. Wie zou die bloedschuld willen vergrooten?
Geen verovering uit baatzucht of heerschzucht, uit ijdelheid of
gloriedorstmag in lndië het doel zijn van wapengeweld of
onderhandeling. Maar de bestaande toestand, ons feitelijk
beziteisebt van ons inspanning en offers in bet belang van
de welvaartvan de ontwikkeling en de vooruitgang dezer
volken. Hun lot is in onze hand gegeven. Wij zijn voor
hun heden en hunne toekomst verantwoordelijk. Voor vei
ligheid en orde hebben wij in de eerste plaats te zorgen;
daartoe verbonden wij ons in het belang van den handelaar
eu den zeevaarder reeds bij bet traetaat van 1824, daartoe
zijn wij steeds zedelijk verplicht, omdat die zorg de eerste voor
waarde is, waaronder de beschavende invloed van het westen,
in het gevolg van handel en verkeer, zich in liet oosten kan
doen gelden. De slachtoffers van wreedheid en bloeddorst
van zeeroof en menschenhandel hebben recht op onze krach
tigste hulp, op onze straffende hand niet alleen, maar vooral
op onze wakende en beveiligende bescherming. Nog altijd
geldt van henwat voor een kwart eeuw een Nederlandsch
dichter zong
Hün zaak is beter waardzou 'k zeggen,
Om 't zwaar musket voor aan te leggen
En 't, zwaard te wekken uit zijn rust,
Dan al die roem, waarvan zij spreken.
Of roof, waarlangs een bloedstraal gudst
En bittre wanhoopstranen leeken
'k Ben niet ten krijgsman opgevoed
Maar om één broeder te bevrijden
Uit dien ondraagbren hellegloed.
Wil 'k, trots den besten ridder, strijden
En waden enkeldiep door 't bloed 1 (1)
Was het doel van onzen tocht naar Atsjin van dien aard,
(1) H. A. Meijer, Heemskerk.
dan was de krachtige beteugeling van dit wreede, trouwe-
looze, roofzieke volk heilige plicht, dan zou zelfs van een
mislukte expeditie naar die onherbergzame kust het woord
kunnen gelden, waarmee een ander vaderlandsch dichter het
tafereel van een evenzeer mislukten, maar niettemin eeuwig
roemrijken tocht besluit, als hij van het „erkentlijk vader-
laud" getuigt:
Het r.'kent d'uitslag niet, maar telt het doel alleen.
Na de indiening der „nota over de betrekkingen van Ne
derland tot het rijk van Atsjin sinds 182 4" zijn er slechts
weinigen meer, die ons recht om dat rijk den oorlog te
verklaren blijven betwisten. Gezantschappen naar Atsjin,
tractaten met Atsjin, vermaningen aan Atsjin, bezoeken
van Nedcrlandsche oorlogschepen in de havens van Atsjin
hebben mets uitgewerkt. Goeden wil huichelende en vriend
schappelijke gevoelens veinzende, zocht het, terwijl het met
ons in onderhandeling washulp bij vreemde mogendheden.
Bij zooveel kwade trouw en misleiding werd het eindelijk
eens tijdden Sultan onder het oog te brengen dat wij
niet met ons laten spotten, en onmiddellijk ophelderingen té
vragen van zijn dubbelzinnig gedrag en waarborgen voor
de toekomst. Die ophelderingen eu waarborgen worden ge
weigerd. Is dan iets anders dan een oorlogsverklaring-
mogelijk P
Maar heeft meii daartegen aangevoerd Atsjin had
toch waarlijk geen ongelijk, toen het hulp en bescherming
tegen Nederland zocht. Van zijn standpunt handelde het.
daarin zeer verstandig, en wij kunnen er tegen dpzen staat
geen grief van maken, dat hij tot zelfbehoud deed wat ieder
audere staat in zulk een geval zou gedaan hebben hulp en
bescherming zoeken tegen een dreigenden en overmaehtigen
vijand. Deze bedenking is inderdaad geschikt o n op een
oppervlakkigen lezer eenigen indruk te maken, en toch is zij
de ondegelijks te van alle. Of Atsjin's hulp zoeken bij andere
mogendheden goed of af te keuren is, hangt, niet hiervan af,
dat het door Nederland werd lastig gevallen, en dat Ne
derland het vervolgde met dringende eiscben, die, zoo zij
niet werden ingewilligd vroeger of later tot een vredebreuk
moesteu leiden; maar dit doet alles af, welke eiscben Neder-
land aan Atsjiu deed wat het van dezen staat vorderde en
waarom het den Sultan lastig viel. Ongetwijfeld, Atsjin
was de vredelievendheid in persoon; het verlangde niets lie
ver dan met zijn naburen in vrede en vriendschap te leven;
maar daar komt nu het oorlogzuchtige Nederland dat zich
bemoeien gaat met dingen die net niet aangaan en begint
het dien onschuldigen Atsj ineezen lastig te maken. Het
eischt van den Sultan, dat hij den strandrool langs de kusten
van zijn rijk zal tegengaan, en voortaan zal beletten dat
vreemde schepen er worden overvallende bemanning ver
moord en de goederen geroofd. Het eischt, dat hij iets zal
doen om den zeeroof te verhinderen, waartoe zijne onderdanen
zich als geloovige zonen van Mohammed jegens de ongeloovige
itaI Ir/vm An 1^,1 nLjTT i 1 f
j O v J 5 AA O UU^VlUUV
christen-honden volkomen gerechtigd achten. Het eischt
dat zij geen menschen rooven van het onder Nederlands
rechtstreeksch gebied staande eiland Nias. En het geeft
daarbij niet onduidelijk t.e kenuen, dat het, als de Sultan
aan die eiscben geen gevolg wii geven, tot dwangmaatregelen
zal moeten overgaan. Had dan de Sultan op zijn standpunt
geen gelijk hij anderen hulp te zoeken tegen deze aanval
lende politiek? Een andere vraag: een schuldenaar wordt
lastig gevallen door zijn rechtmatigen schuldeischer, die om
betaling vraagt eu zelfs met dwangmaatregelen dreigtmet
dagvaarding en beslag; heeft nu die schuldenaar op zijn stand-
I punt geen gelijkals hij zich aan zijn vervolger zoekt te
onttrekken door zijn goederen te verduisteren of naar Ame
rika te vluchten r Een roover, een dief wordt lastig gevallen
door de politie; heeft hij geen gelijk, als hij bondgenooten
zoekt om zicb tegen haar te verdedigenof handlangers om
zich althans aan hare n&sporlngeu te onttrekken
Maar wat gaat Atsjin onze Regeering aan 't Is immers
een onafliaukelijke mogendheid, en wij zijn toch niet aan
sprakelijk voor de gedragingen van een' anderen Staat, üf
is Nederland misschien verplicht in Indië het werk van de
politie te verrichten Zoo zon men kunnen vragenen
sommige beschouwingen over onze betrekkingen tot Atsjin
schijnen tot die vragen aanleiding te geven. Het antwoord
mag niet twijfelachtig zijn. Ja, Nederland is tot die politie
m den Indischen archipel verplicht. Dat is de roeping van
elke beschaafde mogendheiddie zich onder wilde of half
beschaafde volksstammen heeft gevestigd. Wil Nederland
een koloniale mogendheid zijn en blijven, dan behoort het
die taakhoe zwaar ookte vervullendan mag liet dien
moeilijken plicht niet veronachtzamen. Wij moeten met de
lusten de lasten aanvaardenof tot boedelafstaud
overgaan. Het laatste begeeren wij nietbehoeven wij niet
en behooren wij niet te doen. Niet alleen ons eigen belang,
maar ook dat vau indië zelf en van zijn bevolking verbiedt
het ons. Veiligheid voor mensch en goed. veiligheid van
eigendom is de eerste voorwaarde van elke maatschappelijke
orde. Menscheuroofzeeroofstrandroof zijn daarvan de
hevigste stoornissen. Zij moeten tot eiken prijs worden he-
dwongen. Dat is onze taak. Wij zijn niet. alleen meesters
van deze schoone eilandenwereld om ons elk jaar een batig
slot t.e vergaderenom onze huishouding op een goeden
voet in te richten ten koste van lndiëom de Javanen
onze spoorwegen te laten betalen, maar ook om voor de
ontwikkeling en de welvaart van Indië zelf te zorgen.
Er moet meer geld voor lndië, ook voor zijn verdedi
ging en voor de handhaving der maatschappelijke orde.
voor de zekerheid des rechts onder den evenaar worden
besteed. En al zouden daarvoor al de Indische baten
en meer dan dat gevorderd worden, vooreerst zouden
debet en credit nog wel niet tegen elkander opwegen.
Urdeveiligheid recht in de eerste plaatszij maken han
del en ..verkeer mogelijk, en de invloed der westersche be
schaving zal niet uitblijven; welvaart, ontwikkeling, zachtere
zedenmenschelijkheid zullen zich ook in Nederlandsch In-
die openharen.
De Sultan had gelijk dat hij niet onder onze voogdij wilde
komen en geen stadskind wilde worden, heeft men beweerd.
Neen het onrecht heeft nooit gelijk. Wij hebben gelijk, als
wij in het belang van menscheiijke beschaving hem ons toe
zicht en onze leiding opdringen. Onze llegeering had gelijk
toen zij van den Sultan vorderde, dat hij ons dien gematig
den Europeesehen invloed zou toestaan, die in Indië onmis
baar istoen zij een goede verstandhouding met en een
nauwe aansluiting aan het Nederlandsehe gouvernement als
voorwaarde stelde voor de verdere onschendbaarheid zijns rijks.
Maar in elk geval was deze expeditie een roekelooze daad,
een onverdedigbareonverantwoordelijke handeling.
Waarom Omdat zij mislukt is Toch is menig roekeloos
waagstuk geslaagdeu evenzeer menige weldoordachte on
derneming mislukt. De Gouverneur-Generaal, de Raad van
Indië, de bevelhebber van het leger, de commandant van de
vloot, de aanvoerder der expeditie schijnen eenstemmig van
oordeel te zijn geweest, dat de naar Atsjin gezonden macht
zeer voldoende wasen de Indische bladendie ons
thans eerst bereikenprijzen de geheele uitrusting en twij
felen blijkbaar niet aan de overwinning. Op ons maakt dit
alles thans een vreemden indruk, omdat de telegraaf de tijds
orde heeft omgekeerd. Wij waren bekend met het mislukken
van dezen krijgstocht, eer wij iets omtrent de uitrustingen
de sterkte der expeditie vernamen. Nu zetlen wij wijze
gezichtenen meenen dat men roekeloos heeft gehandeld.
Hoeden wij ons, dat wij door deze verkeerde tijdsorde niet
tot een verkeerd oordeel gebracht worden. Hoe zou men
oordeelen over de macht die naar Atsjiu werd gezonden, als
wij nog niets van den uitslag wisten Maar in elk geval
weten wij nog niets van de uitvoering van den aanslag tegen
den kraton de? Sultans. VV ij weten niet, wat daar gebeurd
is. Wij hooren niet zonder verbazing het sneuvelen van den
aanvoerder. Men heelt reeds gesproken van een mogelijke
boete, grootscheeerbiedwekkende boete, voor overijling.
Dat was niets meer dan een gissingmisschien zelfs een
zeer gewaagde onbescheiden gissing. Maar hoevele gissingen
zijn aldus te maken Zou men niet beter doen met zijn
oordeel op te schorten, tot men daarvoor een zekerder grond
ll O/af f r]fin O T TT TT-
heeft dan gissingen
W. v. d. K.
De Keizer heeft aan de commissie voor den Willemstoren
te Dillenburg 3000 th. doen toekomen.
De Keizer is den 24, 's avonds, vergezeld van prins Bis
marck, graaf Moltke en een talrijk militair gevolg, naar Pe
tersburg vertrokkente Koningsbergen, waar bij den nacht
heeft doorgebracht, is hij zeer feestelijk ontvangen.
Rijksdag. In de commissie voor het van liberale zijde
ingediende drukpers-ontwerp is namens de regeering te ken
nen gegeven dat zij hare meening had opgegevenvolgens
welke het tot stand komen van een wetboek van strafvorde
ring aan de indiening eener drukperswet moest voorafgaan. De
Bondsraad hield zich met de zaak bezig, maar zou waarschijn
lijk gedurende het zittingjaar nog niet met een ontwerp
gereed komen.
Bij de voortzetting der beraadslaging over de muntwet zijn
de voorstellen aangenomen om het vijfmarkstuk de kleinste
gouden, in plaats vau de grootste zilveren munt te doen
zijnom naast de gouden ook zilveren vijfmarkstukken in
omloop te brengen, en om tweemarkstukken in de muntwet
op te nemen (het laatste met 98 tegen 94 st.). Verder is
besloten het I- en marksluk 50- en 20 penningstuk te noemen.
Den 23 is eene langdurige discussie gevoerd over het
voorstel-ölk betreffende de invoering van het burgerlijk
huwelijk, en besloten om het in handen eener commissie van
14 leden te stellen.
Den 24 ishij de verdere beraadslaging over de mnntwet,
een voorstel om de nikkelmunt te vervangen door pasmunt
van zilver met toevoeging van ander metaal verworpen; dit is
mede het geval geweest met de meeste andere amendementen,
zijnde slechts die welke van minderingrijpenden aard waren en
voor het meerendeel de goedkeuring der regeering wegdroe
gen, aangenomen. Daaronder behoort het voovs\et\-Bamberger
om het siaan van 20markstukken ook voor rekeniug van par-
tieulieien te vergunnen. Daarentegen kan de regeering zich
niet vereenigen met het door den Rijksdag aangenomen voor
stel van dezelfden Afgevaardigde om van de zilveren munt
stukken van 1 mark en lager het beeld van den Vorst des lands
WG|j if- n- an de voorstellen betreffende bet papieren
geld, die aan de behandeling der muntwet zijn vastgeknoopt
is aangenomen dat van den heer Barth c.s. om na 1 Januari
I 8/ü alleen bankbiljetten in mark en van geen kleiner bedrag
dan 1J mark in omloop te houden. De tweede lezing der
wet, is den 26 afgeloopen.
ij P^,r,ASE*T 'n de fabriek van Borsig te Berlijn
de oU00e. locomotief voltooid. De eigenaar der fabriek heeft
bit die gelegenheid 10000 th. geschonken aan het door zijne
arbeiders opgerichte fonds voor invalieden en ouden van dagen;
voorts 3 th. aan eiken arbeider, die bij de voltooiing der 1000'.
locomotief reeds bij hem werkzaam was, 2 th. aan eiken, die
de 2000®. had zien voltooien en aan de overigen elk I th.
Uit de koninglijke munt te Berlijn is dezer dagen voor
17000 th. aan 20 markstukken ontvreemd. Alle onderzoek
naar de wijzewaarop dit geschied kan zijn, bleef tot d-us
ver vruchteloos.
Het Heerenhuis heeft den 24, na eene discussie van bijna
6 uren, de algemeene beraadslagingen over het wetsontwerp
betreffende de opleiding en aanstelling van geestelijken ten
einde gebracht,. In antwoord, op veie ultra-conservatieve en
ultramontaansche sprekers deed de minister van eeredienst
de onschadelijkheid dezer wet voor de evangelische Kerk
uitkomen, en betoogde hij de verderfelijkheid der van 1848
dagteekende theorie der scheiding van Kerk en Staat, hetgeen
Beigie's voorbeeld leerde. Prins Bismarck, die herhaaldelijk
het woord voerde, deed opmerken, dat de plotselinge wending
in de kerkelijke staatkunde der regeering veroorzaakt was
door de vorming der centrums-fractie en toonde aan, dat de
regeering tot 1871 vredelievend jegens de catholieke Kerk