!\u. 18. Vijfenzeventigste Jaargang. 1873. ZONDAG ti VI E I. ©fftctêcl (öcbccltc Oorlog aan Atsjin! cCAckclt jfcschc Berichten, Iduitschland ilk A A ANT. Deze Courant wordt wekelijks uitgegeven en is verkrijgbaar op Zaterdag avoud te 7 uren. Prjjs per kwartaal f O, ©5, franco per post 0,HO, afzonderlijke nommers 5 Cents. Brieven franco aan de Uitgevers HE KM'. COSTEK ZOON. De Advertentiën kosten van 15 regels 0,75, voor elke regel meer 15 Centsgroote letters naar plaatsruimte. Bij inzending tot Zaterdag namiddag 1 uur, wordt voor de plaatsing io het eerstvolgend nommer ingestaan; ingezonden berichten een dag vroeger. HERIJK VAN MATEN. GEWIGTEN EN WEEGWERKTUIGEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR brengen ter kennis der belanghebbenden 1». dat de gemeenten AlkmaarAkersloot, HergenHeerhugo- waard, Deiloo, Koedijk, Limmen, Uterleek, Oudorp, St. Pan era s en Schoort voor den herijk der maten, gewigten en weegwerktuigen zijn zamengevoegd 2". dat die herijk, weike kosteloos geschiedt, zal plaats hebben IN DEN NIEUWEN DOELEN te ALKMAAR, van 5 tot en met 24 Mei a.s., op alle werkdagen van des voormiddags 9 tot 12 uur en des namiddags van 1 tot 4 uur en wel de eerste VIER werkdagen der week voor de ingezetenen van Alkmaar en de twee laatsle werk dagen voor de overige gemeenten, doch alleen van des voormiddags 9 tot des namiddags I uur, terwijl voor de gewigten, bestemd tot het wegen van goud, zilver, ge neesmiddelen enz., de herijk zal plaats hebben des Vriidags namiddags van 2 tot 4 uur. De belanghebbenden worden dringend verzocht om met tot de laatste voor den herijk bepaalde dagen te trachten met de aan bieding hunner maten, gewigten enz., ten einde den geregelden loop van den herijk te bevorderen. Burgemeester en TP ethouders voornoemd Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 29 April 1873. De Secretaris NUHOUT van der VEEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR. Gezien de beschikking van den Heer Commissaris des Ko- nings in de Provincie Noord-Holland, van 19 en 21 April 1873 5" afdeelitig A. No. en (Prov. blad No. 27 eu 28).' houdende bepaling omtrent den tijd der afgifte van de ver klaringen van aangifte voor de Personelë Belasting en het Regt van Patent, over de dienst van 1873/74 en art. 3') 2, 1' zinsnede der wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad No. 4). Maken aan de Ingezetenen dezer Gemeente, onder herin nering aan de wet van 9 April 1869 (Stbl. No. 59), bekend: Dat de Ontvanger der Directe Belastingen alhier, aan hunne woningen, te beginnen met Maandag 5 Mei aanstaande zal doen bezorgen een Beschrijvings-biUet, hetwelk inhoudt eene korte schets van de grondslagen der voornoemde be- lasting, zijnde 1°. De Huurwaarde. 4°. Het Mobilair. 2°. Deuren en Vensters. 5°. De Dienst- en Werkboden. 3°. Haardsteden. 6». Paarden, waarbij aan ieder ingezeten de noodige vragen dienaangaande ter beantwoording worden voorgesteld en hetgeen ingevuld binnen acht dagen na de uitreiking van wege den Ontvan ger wordt teruggehaald. Dat zij, welke bij het bezorgen der bilietten of ook bij het terughalen daarvan moglen zijn overgeslagen, zich in geen geval kunnen beroepen op zoodanig verzuim, maar in tegendeel gehouden zijn om de vereischte en behoorlijk in gevulde verklaring, vóór of op 16 Mei eerstkomende in te menen ten kantore des Ontvangers, alwaar de bilietten ter invulling steeds veskrijgbaar zijn. Dat ieder gehouden is, de te doene aangifte te ondertee kenen en ingeval iemand niet kan schrijven, invulling in zijnen naam door den Ontvanger of zijnen gemagtigde te doen bewerkstelligen, met vermelding der redenen waarom, m tegenwoordigheid van een derden persoon, die de aan gifte, na voorlezing met den Ontvanger of zijn gemagtigde, zal onderteekenen. Zij verwittigen voorts, dat als tegeuschatters ingevolge bovenaangehaald wetsartikel zijn benoemd Dirk Julsing, Jan Dekker, Jar, Metz Burkunk en J an Ringers, dat de bevolking dezer gemeente, voer zooveel zij tot maat staf van sommige grondslagen der belasting dienen moet, bedraagt een getal van 11643 zielen, en dat bezwaarschriften tegen de belasting op liet Personeel en die op het Patent, ingevolge art. 1 der wet van 4 April 1870 (Staatsblad No. 60), aan Gedeputeerde Stalen van Noord- Holland belmoren te worden ingediend, onder overlegging van een dubbel van het aanslagbillet, (tegen betaling van 5 cents bij den Ontvanger verkrijgbaar), binnen drie maanden na den dag der afkondiging van bet kohier, waarop de aan slag voorkomt. Burgemeester en Wethouders vermanen de Ingezetenen, om met de meeste naauwkeurigheid binuen den bepaalden termijn bunne beschrijvings-billetten intevullen ter bevorde ring van den geregelden afloop der beschrijving en ter voor - Koraing- vau de toepassing der boeten en straffen tegen v&lscbbeid en onnaauwkeurigheid der invulling vastgesteld. Burgemeester en PP ethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT 29 April 1873. f)e Secretaris, NUHOUT van der VEEN. ziekte voorkomt worden onmiddelijk en uiterlijk binnen 24 uren na de aangifte door de zorg van den Burgemeester ten koste der gemeente voorzien van een van buiten dui delijk zigtbaar kenmerk zoo noodig vau meer dan één de woorden „besmettelijke zi :kle" en den naam der ziekte ver meldende. Het kenmerk moet aldaar verblijven, totdat door eene ver klaring van eenen geneeskundige is gebleken, dat bet gevaar van besrnettinsr geweken is. Art. 31. Met eene boete van f 10,tot M00,en met gevangenis van drie dagen tot eene maand, Ie zamen of af zonderlijk. wordt gestraft. 1°. het verzet tegen de uitvoering van maatregelen krachtens art. 20 voorgeschreven 2°. overtreding van art. 19 3°. liet. wegnemen, verplaatsen, onleesbaar of onzigtbaai- maken van bet kenmerk in art. 20 vermeld. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 1 Mei 1873. A. MACLAINE PONT. BURGEMEESTER eu WETHOUDERS vau ALKMAAR brengen ter algemeene kennis dat door den Gemeenteraad op 1 Mei j.l. benoemd is tot stads-vroedvrouw: Mcj. C. C. Raisig, wed. F. Hagman, aan wie wordt opgedragen, te beginnen met Maandag 5 Mei e.k. de verloskundige bediening van de wijken C. D en P, terwijl met gelijken datum, de bediening vau de wijken A B en E is opgedragen aan Mej. M. M. de Roos geb. Roujjelaar. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT. 2 Mei 1873. De Secretaris NUHOUT van der VEEN. Ter gemeente-secretarie is tegen betaling van 1,ver krijgbaar bet beredeneerd verslag over den toestand der ge meente in 1872, op 12 April 1873, aan den Gemeenteraad ingediend. POLITIE. Ter terugbekoming aan het commissariaat van politie voor handen bet navolgende gevondene als een zilveren zijnaald, een goud oorbelletie met rood steentje, een gouden oorbel (onder stuk), een zijden dasje, een sleutel, een portemonnaieeen vrouwenzak met portemonnaie. De BURGEMEES IER van ALKMAAR vestigt bij deze de aandacht op de navolgende bepalingen der wet van 4 De cember 1872 (Staatsblad No. 134). Art. 1. De besmettelijke ziekten waarop deze wet van toepassing is, zijn Aziatische cholera, roodvonk typhus en febris typhoïdea. diphtheritis pokken (variolae en varioloïdes), mazelen. Art. 19. Het hoofd vau een gezin, de houder ofhoude- res van eene slaapstede of een logement, de schipper van een m eene gemeente vertoevend vaartuig, de bestuurders van gestichten van weldadigheid in art. 1 en 2 der wet van unij 1854 (Staatsblad No. 100) vermeld, van gevange nissen van bedelaars- en krankzinnigengestichten, geven wanneer daarin eene besmettelijke ziekte voorkomthiervan tinnen 24 urennadat hun het feit ter kennis is gekomen mededeelmg aan den Burgemeester. Art. 20. Huizen en vaartuigen waarin eene besmettelijke Hij zou geen Nederlander moeten zijn, zijn vaderland niet moeten liefhebben en geen menschelijk gevoel moeten be zitten, die anders dan met een pijnljjk getroffen gemoed over onzen tocht naar Atsjin zou kunnen schrijven. Daar is menschenbloed vergoten in verschillende hardnekkige, telkens op nieuw hervatte gevechten; daar vond menig landgenoot een ontijdig grafdaar viel de aanvoerder onzer troepen daar daar week onze driekleur terug voor de macht van den Sultan. En wat de smart over de offers van den oorlog kan verzachten, wat alleen in staat is den juichkreet te doen opstijgen yan het slagveld de zegepraaldie den vrede afdwingt, die orde en veiligheid verzekert waar zij sinds lang werden gemist, zij ontbreekt. De nederlaag, het besef dat de overmoed van den Sultan en zijn laatdunkend volk minstens is verdubbelddat zij zich tegen een her nieuwden aanval met inspanning van alle krachten zullen uit rusten en dat niet alleen onze eer, maar onze veiligheid in Indië en allermeest het belang dier schoone eilanden en hunner bevolking een tweeden krijgstocht met geduchte, onbetwistbaar overwegende macht, alzoo eroote en nieuwe offers gebiedend eiscben dat besef maakt de smart inderdaad bitter. Aan den naam Atsjin verbindt zich liet denkbeeld van strand- en zeeroofvan wreedheid moord en slavenhandel. Die mag Nederland binnen zijn gebied, aan de grenzen zijner heerschappij, in de wateren vau den Indischen archipel niet dulden. Ongetwijfeld, er kleeft bloed genoeg aan onze bezittingen in liet verre oosten, aan onzen daar verworven roem onze daar gevestigde grootheidonzen van daar ver kregen rijkdom. Wie zou die bloedschuld willen vergrooten? Geen verovering uit baatzucht of heerschzucht, uit ijdelheid of gloriedorstmag in lndië het doel zijn van wapengeweld of onderhandeling. Maar de bestaande toestand, ons feitelijk beziteisebt van ons inspanning en offers in bet belang van de welvaartvan de ontwikkeling en de vooruitgang dezer volken. Hun lot is in onze hand gegeven. Wij zijn voor hun heden en hunne toekomst verantwoordelijk. Voor vei ligheid en orde hebben wij in de eerste plaats te zorgen; daartoe verbonden wij ons in het belang van den handelaar eu den zeevaarder reeds bij bet traetaat van 1824, daartoe zijn wij steeds zedelijk verplicht, omdat die zorg de eerste voor waarde is, waaronder de beschavende invloed van het westen, in het gevolg van handel en verkeer, zich in liet oosten kan doen gelden. De slachtoffers van wreedheid en bloeddorst van zeeroof en menschenhandel hebben recht op onze krach tigste hulp, op onze straffende hand niet alleen, maar vooral op onze wakende en beveiligende bescherming. Nog altijd geldt van henwat voor een kwart eeuw een Nederlandsch dichter zong Hün zaak is beter waardzou 'k zeggen, Om 't zwaar musket voor aan te leggen En 't, zwaard te wekken uit zijn rust, Dan al die roem, waarvan zij spreken. Of roof, waarlangs een bloedstraal gudst En bittre wanhoopstranen leeken 'k Ben niet ten krijgsman opgevoed Maar om één broeder te bevrijden Uit dien ondraagbren hellegloed. Wil 'k, trots den besten ridder, strijden En waden enkeldiep door 't bloed 1 (1) Was het doel van onzen tocht naar Atsjin van dien aard, (1) H. A. Meijer, Heemskerk. dan was de krachtige beteugeling van dit wreede, trouwe- looze, roofzieke volk heilige plicht, dan zou zelfs van een mislukte expeditie naar die onherbergzame kust het woord kunnen gelden, waarmee een ander vaderlandsch dichter het tafereel van een evenzeer mislukten, maar niettemin eeuwig roemrijken tocht besluit, als hij van het „erkentlijk vader- laud" getuigt: Het r.'kent d'uitslag niet, maar telt het doel alleen. Na de indiening der „nota over de betrekkingen van Ne derland tot het rijk van Atsjin sinds 182 4" zijn er slechts weinigen meer, die ons recht om dat rijk den oorlog te verklaren blijven betwisten. Gezantschappen naar Atsjin, tractaten met Atsjin, vermaningen aan Atsjin, bezoeken van Nedcrlandsche oorlogschepen in de havens van Atsjin hebben mets uitgewerkt. Goeden wil huichelende en vriend schappelijke gevoelens veinzende, zocht het, terwijl het met ons in onderhandeling washulp bij vreemde mogendheden. Bij zooveel kwade trouw en misleiding werd het eindelijk eens tijdden Sultan onder het oog te brengen dat wij niet met ons laten spotten, en onmiddellijk ophelderingen té vragen van zijn dubbelzinnig gedrag en waarborgen voor de toekomst. Die ophelderingen eu waarborgen worden ge weigerd. Is dan iets anders dan een oorlogsverklaring- mogelijk P Maar heeft meii daartegen aangevoerd Atsjin had toch waarlijk geen ongelijk, toen het hulp en bescherming tegen Nederland zocht. Van zijn standpunt handelde het. daarin zeer verstandig, en wij kunnen er tegen dpzen staat geen grief van maken, dat hij tot zelfbehoud deed wat ieder audere staat in zulk een geval zou gedaan hebben hulp en bescherming zoeken tegen een dreigenden en overmaehtigen vijand. Deze bedenking is inderdaad geschikt o n op een oppervlakkigen lezer eenigen indruk te maken, en toch is zij de ondegelijks te van alle. Of Atsjin's hulp zoeken bij andere mogendheden goed of af te keuren is, hangt, niet hiervan af, dat het door Nederland werd lastig gevallen, en dat Ne derland het vervolgde met dringende eiscben, die, zoo zij niet werden ingewilligd vroeger of later tot een vredebreuk moesteu leiden; maar dit doet alles af, welke eiscben Neder- land aan Atsjiu deed wat het van dezen staat vorderde en waarom het den Sultan lastig viel. Ongetwijfeld, Atsjin was de vredelievendheid in persoon; het verlangde niets lie ver dan met zijn naburen in vrede en vriendschap te leven; maar daar komt nu het oorlogzuchtige Nederland dat zich bemoeien gaat met dingen die net niet aangaan en begint het dien onschuldigen Atsj ineezen lastig te maken. Het eischt van den Sultan, dat hij den strandrool langs de kusten van zijn rijk zal tegengaan, en voortaan zal beletten dat vreemde schepen er worden overvallende bemanning ver moord en de goederen geroofd. Het eischt, dat hij iets zal doen om den zeeroof te verhinderen, waartoe zijne onderdanen zich als geloovige zonen van Mohammed jegens de ongeloovige itaI Ir/vm An 1^,1 nLjTT i 1 f j O v J 5 AA O UU^VlUUV christen-honden volkomen gerechtigd achten. Het eischt dat zij geen menschen rooven van het onder Nederlands rechtstreeksch gebied staande eiland Nias. En het geeft daarbij niet onduidelijk t.e kenuen, dat het, als de Sultan aan die eiscben geen gevolg wii geven, tot dwangmaatregelen zal moeten overgaan. Had dan de Sultan op zijn standpunt geen gelijk hij anderen hulp te zoeken tegen deze aanval lende politiek? Een andere vraag: een schuldenaar wordt lastig gevallen door zijn rechtmatigen schuldeischer, die om betaling vraagt eu zelfs met dwangmaatregelen dreigtmet dagvaarding en beslag; heeft nu die schuldenaar op zijn stand- I punt geen gelijkals hij zich aan zijn vervolger zoekt te onttrekken door zijn goederen te verduisteren of naar Ame rika te vluchten r Een roover, een dief wordt lastig gevallen door de politie; heeft hij geen gelijk, als hij bondgenooten zoekt om zicb tegen haar te verdedigenof handlangers om zich althans aan hare n&sporlngeu te onttrekken Maar wat gaat Atsjin onze Regeering aan 't Is immers een onafliaukelijke mogendheid, en wij zijn toch niet aan sprakelijk voor de gedragingen van een' anderen Staat, üf is Nederland misschien verplicht in Indië het werk van de politie te verrichten Zoo zon men kunnen vragenen sommige beschouwingen over onze betrekkingen tot Atsjin schijnen tot die vragen aanleiding te geven. Het antwoord mag niet twijfelachtig zijn. Ja, Nederland is tot die politie m den Indischen archipel verplicht. Dat is de roeping van elke beschaafde mogendheiddie zich onder wilde of half beschaafde volksstammen heeft gevestigd. Wil Nederland een koloniale mogendheid zijn en blijven, dan behoort het die taakhoe zwaar ookte vervullendan mag liet dien moeilijken plicht niet veronachtzamen. Wij moeten met de lusten de lasten aanvaardenof tot boedelafstaud overgaan. Het laatste begeeren wij nietbehoeven wij niet en behooren wij niet te doen. Niet alleen ons eigen belang, maar ook dat vau indië zelf en van zijn bevolking verbiedt het ons. Veiligheid voor mensch en goed. veiligheid van eigendom is de eerste voorwaarde van elke maatschappelijke orde. Menscheuroofzeeroofstrandroof zijn daarvan de hevigste stoornissen. Zij moeten tot eiken prijs worden he- dwongen. Dat is onze taak. Wij zijn niet. alleen meesters van deze schoone eilandenwereld om ons elk jaar een batig slot t.e vergaderenom onze huishouding op een goeden voet in te richten ten koste van lndiëom de Javanen onze spoorwegen te laten betalen, maar ook om voor de ontwikkeling en de welvaart van Indië zelf te zorgen. Er moet meer geld voor lndië, ook voor zijn verdedi ging en voor de handhaving der maatschappelijke orde. voor de zekerheid des rechts onder den evenaar worden besteed. En al zouden daarvoor al de Indische baten en meer dan dat gevorderd worden, vooreerst zouden debet en credit nog wel niet tegen elkander opwegen. Urdeveiligheid recht in de eerste plaatszij maken han del en ..verkeer mogelijk, en de invloed der westersche be schaving zal niet uitblijven; welvaart, ontwikkeling, zachtere zedenmenschelijkheid zullen zich ook in Nederlandsch In- die openharen. De Sultan had gelijk dat hij niet onder onze voogdij wilde komen en geen stadskind wilde worden, heeft men beweerd. Neen het onrecht heeft nooit gelijk. Wij hebben gelijk, als wij in het belang van menscheiijke beschaving hem ons toe zicht en onze leiding opdringen. Onze llegeering had gelijk toen zij van den Sultan vorderde, dat hij ons dien gematig den Europeesehen invloed zou toestaan, die in Indië onmis baar istoen zij een goede verstandhouding met en een nauwe aansluiting aan het Nederlandsehe gouvernement als voorwaarde stelde voor de verdere onschendbaarheid zijns rijks. Maar in elk geval was deze expeditie een roekelooze daad, een onverdedigbareonverantwoordelijke handeling. Waarom Omdat zij mislukt is Toch is menig roekeloos waagstuk geslaagdeu evenzeer menige weldoordachte on derneming mislukt. De Gouverneur-Generaal, de Raad van Indië, de bevelhebber van het leger, de commandant van de vloot, de aanvoerder der expeditie schijnen eenstemmig van oordeel te zijn geweest, dat de naar Atsjin gezonden macht zeer voldoende wasen de Indische bladendie ons thans eerst bereikenprijzen de geheele uitrusting en twij felen blijkbaar niet aan de overwinning. Op ons maakt dit alles thans een vreemden indruk, omdat de telegraaf de tijds orde heeft omgekeerd. Wij waren bekend met het mislukken van dezen krijgstocht, eer wij iets omtrent de uitrustingen de sterkte der expeditie vernamen. Nu zetlen wij wijze gezichtenen meenen dat men roekeloos heeft gehandeld. Hoeden wij ons, dat wij door deze verkeerde tijdsorde niet tot een verkeerd oordeel gebracht worden. Hoe zou men oordeelen over de macht die naar Atsjiu werd gezonden, als wij nog niets van den uitslag wisten Maar in elk geval weten wij nog niets van de uitvoering van den aanslag tegen den kraton de? Sultans. VV ij weten niet, wat daar gebeurd is. Wij hooren niet zonder verbazing het sneuvelen van den aanvoerder. Men heelt reeds gesproken van een mogelijke boete, grootscheeerbiedwekkende boete, voor overijling. Dat was niets meer dan een gissingmisschien zelfs een zeer gewaagde onbescheiden gissing. Maar hoevele gissingen zijn aldus te maken Zou men niet beter doen met zijn oordeel op te schorten, tot men daarvoor een zekerder grond ll O/af f r]fin O T TT TT- heeft dan gissingen W. v. d. K. De Keizer heeft aan de commissie voor den Willemstoren te Dillenburg 3000 th. doen toekomen. De Keizer is den 24, 's avonds, vergezeld van prins Bis marck, graaf Moltke en een talrijk militair gevolg, naar Pe tersburg vertrokkente Koningsbergen, waar bij den nacht heeft doorgebracht, is hij zeer feestelijk ontvangen. Rijksdag. In de commissie voor het van liberale zijde ingediende drukpers-ontwerp is namens de regeering te ken nen gegeven dat zij hare meening had opgegevenvolgens welke het tot stand komen van een wetboek van strafvorde ring aan de indiening eener drukperswet moest voorafgaan. De Bondsraad hield zich met de zaak bezig, maar zou waarschijn lijk gedurende het zittingjaar nog niet met een ontwerp gereed komen. Bij de voortzetting der beraadslaging over de muntwet zijn de voorstellen aangenomen om het vijfmarkstuk de kleinste gouden, in plaats vau de grootste zilveren munt te doen zijnom naast de gouden ook zilveren vijfmarkstukken in omloop te brengen, en om tweemarkstukken in de muntwet op te nemen (het laatste met 98 tegen 94 st.). Verder is besloten het I- en marksluk 50- en 20 penningstuk te noemen. Den 23 is eene langdurige discussie gevoerd over het voorstel-ölk betreffende de invoering van het burgerlijk huwelijk, en besloten om het in handen eener commissie van 14 leden te stellen. Den 24 ishij de verdere beraadslaging over de mnntwet, een voorstel om de nikkelmunt te vervangen door pasmunt van zilver met toevoeging van ander metaal verworpen; dit is mede het geval geweest met de meeste andere amendementen, zijnde slechts die welke van minderingrijpenden aard waren en voor het meerendeel de goedkeuring der regeering wegdroe gen, aangenomen. Daaronder behoort het voovs\et\-Bamberger om het siaan van 20markstukken ook voor rekeniug van par- tieulieien te vergunnen. Daarentegen kan de regeering zich niet vereenigen met het door den Rijksdag aangenomen voor stel van dezelfden Afgevaardigde om van de zilveren munt stukken van 1 mark en lager het beeld van den Vorst des lands WG|j if- n- an de voorstellen betreffende bet papieren geld, die aan de behandeling der muntwet zijn vastgeknoopt is aangenomen dat van den heer Barth c.s. om na 1 Januari I 8/ü alleen bankbiljetten in mark en van geen kleiner bedrag dan 1J mark in omloop te houden. De tweede lezing der wet, is den 26 afgeloopen. ij P^,r,ASE*T 'n de fabriek van Borsig te Berlijn de oU00e. locomotief voltooid. De eigenaar der fabriek heeft bit die gelegenheid 10000 th. geschonken aan het door zijne arbeiders opgerichte fonds voor invalieden en ouden van dagen; voorts 3 th. aan eiken arbeider, die bij de voltooiing der 1000'. locomotief reeds bij hem werkzaam was, 2 th. aan eiken, die de 2000®. had zien voltooien en aan de overigen elk I th. Uit de koninglijke munt te Berlijn is dezer dagen voor 17000 th. aan 20 markstukken ontvreemd. Alle onderzoek naar de wijzewaarop dit geschied kan zijn, bleef tot d-us ver vruchteloos. Het Heerenhuis heeft den 24, na eene discussie van bijna 6 uren, de algemeene beraadslagingen over het wetsontwerp betreffende de opleiding en aanstelling van geestelijken ten einde gebracht,. In antwoord, op veie ultra-conservatieve en ultramontaansche sprekers deed de minister van eeredienst de onschadelijkheid dezer wet voor de evangelische Kerk uitkomen, en betoogde hij de verderfelijkheid der van 1848 dagteekende theorie der scheiding van Kerk en Staat, hetgeen Beigie's voorbeeld leerde. Prins Bismarck, die herhaaldelijk het woord voerde, deed opmerken, dat de plotselinge wending in de kerkelijke staatkunde der regeering veroorzaakt was door de vorming der centrums-fractie en toonde aan, dat de regeering tot 1871 vredelievend jegens de catholieke Kerk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1873 | | pagina 1